ECLI:NL:RBOVE:2024:5795

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
6 november 2024
Publicatiedatum
8 november 2024
Zaaknummer
C/08/311944 / HA ZA 24-104
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verdeling van een chalet in Zwitserland tussen broers en zus na overlijden van hun vader

In deze zaak vorderen zus en broers de verdeling van een chalet in Zwitserland, dat zij gezamenlijk hebben geërfd uit de nalatenschap van hun vader. De vader is overleden en de kinderen hebben de nalatenschap zuiver aanvaard, waarbij zij gezamenlijk eigenaar zijn geworden van het chalet. De eisende partij, aangeduid als [partij A], vraagt de rechtbank om [partij B] te verplichten zijn medewerking te verlenen aan de toedeling van het chalet aan hen, tegen betaling van een overbedelingssom van € 167.857,00. [partij B] verzet zich hiertegen en wil dat het chalet in gezamenlijke eigendom blijft. In reconventie vordert [partij B] dat het chalet in een stichting wordt ondergebracht, maar de rechtbank oordeelt dat er geen rechtsgrond is om [partij A] te dwingen mee te werken aan dit voorstel. De rechtbank concludeert dat de belangen van [partij A] zwaarder wegen en kent de toedeling van het chalet aan hen toe, met de verplichting om [partij B] een bedrag van € 167.857,00 te betalen. De rechtbank wijst de vorderingen van [partij B] af en compenseert de proceskosten, zodat iedere partij de eigen kosten draagt.

Uitspraak

RECHTBANK Overijssel

Civiel recht
Zittingsplaats Zwolle
Zaaknummer: C/08/311944 / HA ZA 24-104
Vonnis van 6 november 2024
in de zaak van

1.[partij A1] ,

te [woonplaats 1] ,
2.
[partij A2],
te [woonplaats 2] ,
eisende partijen in conventie, tevens verwerende partijen in reconventie,
hierna samen te noemen: [partij A] ,
advocaat: mr. M. van der Meulen,
tegen
[partij B],
te [woonplaats 3] ,
gedaagde partij in conventie, tevens eisende partij in reconventie,
hierna te noemen: [partij B] ,
advocaat: mr. L.D.M. Rubens-Snijders.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 13 maart 2024, met producties genummerd 1 t/m 9,
- de conclusie van antwoord, tevens voorwaardelijke conclusie van eis in reconventie,
- de conclusie van antwoord in voorwaardelijke reconventie,
- de brief waarin een mondelinge behandeling is bepaald,
- productie 1 van [partij B] ,
- de producties 10 t/m 19 van [partij A] ,
- de mondelinge behandeling van 23 september 2024, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.Inleiding / samenvatting

Partijen in deze procedure zijn zus en broers van elkaar. Uit de nalatenschap van hun vader hebben zij gezamenlijk de eigendom verkregen van een chalet in Zwitserland. In deze procedure is gevorderd de verdeling te gelasten van het chalet.

3.De feiten

Het geschil heeft de volgende feiten en omstandigheden als achtergrond.
3.1.
Partijen zijn familie van elkaar, namelijk zus en broers.
3.2.
De ouders van partijen zijn inmiddels overleden. Hun vader, [de vader] , is overleden op [overlijdensdatum 1] . Hun moeder, [de moeder] , is overleden op [overlijdensdatum 2] .
3.3.
Vader had bij testament beschikt over zijn nalatenschap. In zijn nalatenschap waren moeder en de drie kinderen gerechtigd ieder voor 1/4e deel en alle erfgenamen hebben de nalatenschap zuiver aanvaard.
3.4.
Tot de nalatenschap van vader behoorde een vakantiewoning in Zwitserland, namelijk het chalet genaamd ‘ [het chalet] ’ (hierna te noemen het chalet).
3.5.
Na het overlijden van vader is een verdelingsakte opgemaakt op 4 oktober 1999. In die akte is aan de kinderen gezamenlijk – nu de partijen in deze procedure – de eigendom overgedragen van het chalet in Zwitserland.
3.6.
Het chalet is op 20 maart 2023 getaxeerd door een lokale taxateur. Omgerekend naar euro’s en per datum van 27 juli 2023 bedraagt de waarde van het chalet € 503.572,00.
3.7.
In verband met een geschil van partijen over de inboedelgoederen uit de nalatenschap van moeder, waaronder sieraden, heeft op verzoek van [partij A] een voorlopig getuigenverhoor plaatsgevonden. Op 28 februari 2024 zijn in dat kader als getuigen gehoord [partij B] en zijn echtgenote.

4.Het geschil

In conventie
4.1.
[partij A] vorderen in deze procedure om bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad,
4.1.1.
Primair,
[partij B] te verplichten zijn medewerking te verlenen aan de toedeling van het chalet aan [partij A] tegen betaling van een overbedelingsom van € 167.857,00 aan [partij B] , dan wel tegen betaling van een door de rechtbank te bepalen overbedelingssom, op verbeurte van een dwangsom van € 1.000,00 per dag voor zover [partij B] niet binnen twee weken na betekening van het te wijzen vonnis aan de inhoud van dat vonnis voldoet;
4.1.2.
Subsidiair,
Te bepalen dat het te wijzen vonnis in de plaats komt van de noodzakelijke toestemming en/of wilsverklaring van [partij B] tot de toedeling van het chalet aan [partij A] , en daarbij ook te bepalen dat het te wijzen vonnis in de plaats komt van de voor de bedoelde toedeling en voor de levering van het registergoed noodzakelijke toestemming en/of wilsverklaring en/of handtekening van [partij B] ;
4.1.3.
Meer subsidiair,
De wijze van verdeling van het chalet te gelasten of de verdeling vast te stellen op een wijze die de rechtbank in goede justitie juist vindt en daartoe aan [partij B] de bevelen te geven als de rechtbank in goede justitie nodig vindt;
4.1.4.
En in alle gevallen, [partij B] te veroordelen in de kosten van deze procedure, te vermeerderen met wettelijke rente en nakosten.
4.2.
[partij B] voert verweer. [partij B] wil dat het chalet in gezamenlijke eigendom van partijen blijft. [partij B] concludeert daarom tot afwijzing van de vorderingen van [partij A] , met veroordeling van hen in de kosten van deze procedure.
In voorwaardelijke reconventie
4.3.
Voor het geval de rechtbank van oordeel is dat het niet mogelijk is dat partijen het chalet in gezamenlijke eigendom behouden, heeft [partij B] een tegenvordering ingesteld.
[partij B] vordert in voorwaardelijke reconventie en bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis:
4.3.1.
Primair,
[partij A] te verplichten hun medewerking te verlenen aan het onderbrengen van het chalet in een stichting, waaraan [partij A] en hun nazaten zullen deelnemen en waarbij de zeggenschap over het beheer en onderhoud zal komen te liggen bij de nazaten van partijen,
4.3.2.
Subsidiair,
De aandelen van [partij A] in het chalet toe te delen aan [partij B] en [partij A] te verplichten hun medewerking te verlenen aan de eigendomsoverdracht van hun aandeel in het chalet aan [partij B] , tegen betaling door [partij B] van een bedrag van € 167.857,00 per persoon aan ieder van hen, onder verbeurte van een dwangsom van € 1.000,00 per dag voor het geval [partij A] in gebreke blijven hun medewerking hieraan te verlenen binnen een termijn van 2 weken na betekening van het te wijzen vonnis.
4.3.3.
Ten aanzien van de proceskosten vordert [partij B] primair compensatie van de proceskosten, aldus dat ieder de eigen kosten draagt, en subsidiair veroordeling van [partij A] in de kosten van deze procedure.
4.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover dat voor de beoordeling van het geschil van belang is, nader ingegaan.

5.De beoordeling

In conventie en in reconventie
De bevoegdheid van de Nederlandse rechter en het toepasselijke recht
5.1.
Partijen zijn gezamenlijk eigenaren van het chalet in Zwitserland. De vordering in conventie, evenals de vordering in reconventie, heeft betrekking op deze eenvoudige gemeenschap en in het bijzonder op de verdeling van het chalet. De rechtbank begrijpt de vordering van [partij A] zo dat zij vorderen de wijze van verdeling te gelasten. Zij vragen namelijk om [partij B] te veroordelen zijn medewerking te verlenen aan de door hen voorgestelde en door de rechtbank te bepalen wijze van verdeling.
5.2.
Ten aanzien van de bevoegdheid van de Nederlandse rechter is het volgende van belang. De partijen in dit geschil zijn allen woonachtig in Nederland (een EU lidstaat) en het chalet, waarop hun geschil betrekking heeft, is gelegen in Zwitserland (geen EU lidstaat). In verordening 1215/2012 (Brussel Ibis-Verordening, die van toepassing is op burgerlijke en handelszaken) zijn voorschriften neergelegd om te bepalen welke EU-lidstaat bevoegd is om te oordelen in een internationale burgerlijke of handelszaak. Een geschil over een eenvoudige gemeenschap is een burgerlijke en handelszaak omdat het geschil zijn oorsprong vindt in het algemeen vermogensrecht. De rechtbank gaat er in dit kader van uit dat de vordering betrekking heeft op een persoonlijk recht. Partijen vorderen over en weer dat de andere partij moet meewerken aan de verdeling. Als zich het geval voordoet dat de vordering van [partij A] wordt toegewezen, dan verkrijgen zij ten opzichte van [partij A2] een persoonlijk recht om op een bepaalde manier de verdeling van het chalet tot stand te brengen. In reconventie heeft [partij B] op zijn beurt de medewerking van [partij A] gevorderd aan de door hem voorgestane manier van verdelen.
5.3.
Geschillen over persoonlijke rechten vallen alleen onder de werking van de Brussel Ibis Vo als de gedaagde woonplaats heeft op het grondgebied van een EU-lidstaat. De Nederlandse rechter is ten aanzien van persoonlijke rechten bevoegd als de gedaagde woonplaats heeft binnen Nederland, ongeacht de ligging van de woning waar het geschil betrekking op heeft. Dat laatste is in deze procedure het geval. De Nederlandse rechter acht zich daarom bevoegd om van het geschil kennis te nemen. De relatieve bevoegdheid van de rechtbank Overijssel, locatie Zwolle, volgt uit het feit dat [partij B] als gedaagde partij woonplaats heeft in [woonplaats 3].
5.4.
In artikel 3 van Boek 10 van het Burgerlijk Wetboek (artikel 10:3 BW) is bepaald dat op de wijze van procederen ten overstaan van de Nederlandse rechter het Nederlands recht van toepassing is. De rechtbank zal het onderhavige geschil daarom beoordelen op basis van het Nederlandse recht.
Het chalet
5.5.
Partijen hebben te maken met een onverdeeldheid, namelijk ten aanzien van de eigendom van het chalet in Zwitserland waarvan zij gezamenlijk eigenaar zijn. Zij hebben die eigendom geleverd gekregen bij de akte van verdeling ter zake van de nalatenschap van hun vader. Van deelgenoten kan niet worden verlangd dat zij voor altijd deelgenoot in een gemeenschap blijven. Zij kunnen op grond van artikel 3:185 BW vorderen dat de rechtbank de wijze van verdeling vaststelt, zoals [partij A] in deze procedure hebben gedaan. Partijen hebben al geprobeerd buiten rechte overeenstemming te bereiken over de verdeling, maar dat is niet gelukt.
Een stichting?
5.6.
[partij B] heeft tegen de vordering van [partij A] het verweer gevoerd dat hij geen verdeling wenst. Hij heeft in verband daarmee in reconventie gevorderd dat het chalet wordt ondergebracht in een stichting, die wordt beheerd door de familie. Hij wil daarmee bereiken dat het chalet beschikbaar blijft voor de familie, niet alleen voor partijen maar ook voor de kinderen van partijen. Volgens [partij B] was het de wens van de ouders dat het chalet voor de familie behouden zou blijven. Zelfs als dit de feitelijke wens van ouders was, is dat geen grond om partijen te laten deelnemen in een stichting. Allereerst is namelijk niet gebleken dat hun ouders op enig moment uitdrukkelijk hebben bepaald dat het chalet voor altijd in de familie moet blijven, of dat daarvoor een stichting zou moeten worden opgericht. Verder hebben [partij A] uitdrukkelijk te kennen gegeven dat zij niet willen meewerken aan het voorstel van [partij B] om het chalet in een stichting onder te brengen. Zij hebben toegelicht dat zij niet verwachten dat de moeizame communicatie tussen hen en [partij B] daarmee verholpen wordt, aangezien dat in de afgelopen periode zelfs na tussenkomst van een mediator niet is gelukt. Zij zien daarom geen heil in het voorstel van [partij B] . De rechtbank is van oordeel dat er geen rechtsgrond bestaat om [partij A] te dwingen om mee te werken aan het onderbrengen van het gemeenschappelijke eigendom in een stichting. De primaire tegenvordering van [partij B] moet daarom worden afgewezen.
Belangenafweging
5.7.
Voor het overige staan de vorderingen van partijen lijnrecht tegenover elkaar. [partij A] willen dat het chalet aan hen beiden wordt toebedeeld en dat [partij B] wordt veroordeeld om daaraan zijn medewerking te verlenen en [partij B] wil het omgekeerde. Het chalet moet dus worden verdeeld en de rechtbank zal op die vordering beslissen. Dat betekent dat toedeling ervan moet plaatsvinden aan één van beide partijen. Die toedeling komt aan op een belangenafweging.
5.8.
Wanneer de rechtbank de belangen van beide partijen tegen elkaar afweegt leidt dat niet tot het oordeel dat er één partij is aan wie een meer zwaarwegend belang voor toedeling toekomt. Er zou een doorslaggevend belang kunnen zijn als één van partijen niet in staat zou zijn om de andere partij uit te kopen met betrekking tot het chalet, maar die situatie doet zich niet voor. Beide partijen hebben namelijk verklaard dat zij tot uitkopen in staat zijn en hebben toegezegd dat zij de andere partij zullen uitkopen als het chalet aan één van partijen wordt toebedeeld. Er is ook geen doorslaggevend belang gelegen in de mate waarin partijen zich verbonden voelen met het chalet. Zij hebben alle drie gesteld dat zij emotionele herinneringen hebben aan familievakanties in het chalet. Ook hebben partijen over en weer gesteld dat zij nog steeds graag in het chalet verblijven. Met name de broers komen er regelmatig. Dat [partij A1] er de afgelopen jaren in verband met fysieke beperkingen minder is geweest, is in de belangenafweging minder relevant. Zij heeft zich immers aan de zijde van één van de broers gevoegd. De rechtbank weegt niet mee dat [partij B] op enig moment heeft gezegd dat hij afstand van het chalet wilde doen. [partij B] heeft namelijk toegelicht dat hij dat alleen heeft gezegd in het kader van mediation en schikkingsonderhandelingen. Helaas is het onderling bereiken van een oplossing niet gelukt.
5.9.
Om toch tot een toedeling te komen gaat de rechtbank uit van het meerderheidsbelang. Dat belang is gelegen aan de kant van [partij A] . De rechtbank zal het chalet daarom aan hen toedelen. Door toedeling aan hen kan het chalet toch in (een deel van) de familie blijven.
De waarde van het chalet
5.10.
In verband met de hiervoor genoemde toedeling moet worden vastgesteld tegen welke waarde die toedeling plaatsvindt. Partijen zijn in hun conclusies over en weer uitgegaan van de taxatie van het chalet die op 20 maart 2023 heeft plaatsgevonden en van de waarde die daarna is omgerekend per datum van 27 juli 2023. Op de mondelinge behandeling hebben partijen desgevraagd bevestigd dat van deze waarde moet worden uitgegaan. In het kader van deze toedeling wordt de waarde van het chalet daarom vastgesteld op € 503.572,00. Dat betekent dat [partij A] in verband met de toedeling aan hen, aan [partij B] zoals gevorderd afgerond een bedrag van € 167.857,00 moeten betalen.
Slotsom
5.11.
Uit het voorgaande volgt dat de rechtbank de verdeling van het chalet als volgt zal gelasten. Het chalet wordt toebedeeld aan [partij A] , waarbij op hen in verband met overbedeling de verplichting rust om aan [partij B] een bedrag van € 167.857,00 te betalen. Die beslissing houdt in dat de primaire vordering van [partij A] wordt toegewezen en dat de vorderingen van [partij B] worden afgewezen.
Geen dwangsom
5.12.
[partij A] hebben om het opleggen van een dwangsom gevraagd, voor het geval dat [partij B] niet binnen twee weken na betekening van het vonnis meewerkt aan de verdeling. Allereerst is relevant dat [partij B] gelet op de veroordeling in deze uitspraak, verplicht is mee te werken aan de verdeling. De rechtbank zal de gevorderde dwangsom echter niet toewijzen op grond van de volgende overweging. In deze procedure gelast de rechtbank de wijze van verdeling in de zin van artikel 3:185 BW. Het gelasten van de wijze van verdeling brengt mee dat er na het wijzen van dit vonnis nog rechtshandelingen moeten plaatsvinden om tot een feitelijke verdeling te komen, waaronder mogelijk ook in Zwitserland. Het is daarom te onbepaald wanneer [partij B] de door [partij A] gevorderde dwangsom verschuldigd zou zijn.
Proceskosten
5.13.
In de omstandigheid dat de partijen in deze procedure familie van elkaar zijn, ziet de rechtbank aanleiding om de kosten van de procedure te compenseren in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

6.De beslissing

De rechtbank,
In conventie,
6.1.
gelast de verdeling van het chalet aldus dat [partij B] wordt verplicht om zijn medewerking te verlenen aan de toedeling van het chalet aan [partij A] tegen betaling van een overbedelingsom van € 167.857,00 aan [partij B] waartoe [partij A] hoofdelijk gehouden zijn;
6.2.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
In conventie en in reconventie,
6.3.
wijst het meer of anders gevorderde af;
6.4.
bepaalt dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. D.N.R. Wegerif en in het openbaar uitgesproken op 6 november 2024. (ap)