Uitspraak
RECHTBANK OVERIJSSEL
1.Het onderzoek op de terechtzitting
2.De tenlastelegging
primair), dan wel dat verdachte al dan niet samen met anderen in het openbaar geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer] (
subsidiair).
Rechtbank Overijssel
Op 7 november 2024 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die was beschuldigd van openlijk in vereniging geweld plegen tegen een persoon. De tenlastelegging betrof een incident dat plaatsvond op 8 augustus 2022 in Steenwijkerland, waarbij de verdachte samen met anderen zou hebben geprobeerd om [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen. Tijdens de openbare terechtzittingen op 30 mei 2024 en 24 oktober 2024 heeft de rechtbank de vordering van de officier van justitie en de verdediging van de verdachte, vertegenwoordigd door mr. R.F. Klunder, gehoord.
De rechtbank heeft vastgesteld dat er op de betreffende datum geweld is gebruikt tegen [slachtoffer], maar kon niet wettig en overtuigend bewijzen dat de verdachte hierbij betrokken was. Gezien het gebrek aan bewijs heeft de rechtbank geoordeeld dat de verdachte moet worden vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten. De vordering van de benadeelde partij, [slachtoffer], werd eveneens niet-ontvankelijk verklaard, aangezien de verdachte van het feit is vrijgesproken. De rechtbank heeft bepaald dat de kosten voor zowel de benadeelde partij als de verdachte voor eigen rekening komen.
De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit voorzitter mr. J.G.M. Fluttert en de rechters mr. J. de Ruiter en mr. N.J.C. Monincx, en is openbaar uitgesproken in Zwolle.