ECLI:NL:RBOVE:2024:5779

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
7 november 2024
Publicatiedatum
7 november 2024
Zaaknummer
08.275591.23 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een 24-jarige man voor openlijk geweld tegen een slachtoffer in Steenwijkerland

Op 7 november 2024 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in de zaak tegen een 24-jarige man, die werd beschuldigd van openlijk geweld tegen een slachtoffer op 8 augustus 2022 in Steenwijkerland. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 100 uren, een voorwaardelijke gevangenisstraf van 2 weken met een proeftijd van 2 jaren, en een schadevergoeding van € 500,00 aan het slachtoffer. De verdachte had samen met anderen openlijk geweld gepleegd tegen het slachtoffer, waarbij deze meerdere keren werd geslagen en getrapt. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte niet schuldig was aan poging tot zware mishandeling, omdat niet kon worden bewezen dat hij opzettelijk zwaar lichamelijk letsel wilde toebrengen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte wel schuldig was aan openlijk geweld, omdat de handelingen van de verdachte en zijn mededaders als zodanig konden worden aangemerkt. De rechtbank hield rekening met de ernst van het gepleegde feit en de gevolgen voor het slachtoffer, die lichamelijk letsel had opgelopen. De verdachte had eerder soortgelijke strafbare feiten gepleegd, wat meegewogen werd in de strafoplegging. De rechtbank wees de vordering van de benadeelde partij gedeeltelijk toe, waarbij de immateriële schadevergoeding werd vastgesteld op € 500,00, te vermeerderen met wettelijke rente.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08.275591.23 (P)
Datum vonnis: 7 november 2024
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 2000 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres 1] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 30 mei 2024 en van 24 oktober 2024.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van wat door verdachte en zijn raadsman mr. R.P. Snorn, advocaat in Heerenveen, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte al dan niet samen met anderen heeft geprobeerd om [slachtoffer] (hierna: [slachtoffer] ), opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen (
primair), dan wel dat verdachte al dan niet samen met anderen in het openbaar geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer] (
subsidiair).
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
hij op of omstreeks 8 augustus 2022 te [adres 2] , gemeente Steenwijkerland
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen
misdrijf om aan [slachtoffer]
opzettelijk
zwaar lichamelijk letsel toe te brengen,
- voornoemde [slachtoffer] een of meermalen tegen het hoofd, althans tegen het
lichaam, heeft geslagen en/of heeft gestompt en/of (met kracht) heeft geduwd en/of
heeft gestoot (ten gevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] ten val kwam) en/of
- voornoemde [slachtoffer] een of meermalen tegen het hoofd, althans tegen het
lichaam, heeft getrapt en/of heeft geschopt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 8 augustus 2022 te [adres 2] , gemeente Steenwijkerland openlijk,
te weten, op/aan de straat [adres 2] , in elk geval op of aan de openbare weg en/of
op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd
tegen een persoon te weten [slachtoffer] door:
- voornoemde [slachtoffer] een of meermalen tegen het hoofd, althans tegen het
lichaam, te slaan en/of te stompen en/of (met kracht) te duwen en/of te stoten (ten
gevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] ten val kwam) en/of
- voornoemde [slachtoffer] een of meermalen tegen het hoofd, althans tegen het
lichaam, te trappen en/of te schoppen.

3.De bewijsmotivering

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het primair aan verdachte ten laste gelegde feit wettig en overtuigend kan worden bewezen. De ten laste gelegde handelingen van verdachte moeten worden aangemerkt als zozeer te zijn gericht op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel dat hij bewust de aanmerkelijke kans daarop heeft aanvaard.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat verdachte moet worden vrijgesproken van het primair ten laste gelegde, nu het dossier onvoldoende duidelijkheid bevat dat sprake was van een aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel. De raadsman heeft gesteld dat het subsidiair ten laste gelegde bewezen kan worden verklaard, maar dat sprake was van een noodweersituatie waardoor verdachte dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
De redengevende bewijsmiddelen [1]
[slachtoffer] heeft verklaard dat hij op 8 augustus 2022 naar de [adres 2] is gegaan naar aanleiding van een telefoontje van verdachte om daar aan medeverdachte [medeverdachte 1] (hierna: [medeverdachte 1] ), zijnde de buurman van verdachte, twintig euro terug te betalen die hij hem nog verschuldigd was. [slachtoffer] stond op de oprit van de woning van verdachte, toen [medeverdachte 1] samen met verdachte uit de garage kwam. Uit de voordeur kwamen medeverdachte [medeverdachte 2] (hierna: [medeverdachte 2] ), zijnde de vader van verdachte en een andere persoon. [slachtoffer] heeft vervolgens verklaard dat ze hem insloten, dat [medeverdachte 2] zei dat hij al om 12:00 uur moest betalen en dat [medeverdachte 2] hem zachtjes en uitdagend begon te duwen waarna verdachte tegen hem zei dat hij van zijn vader af moest blijven. [slachtoffer] heeft verklaard dat hij van verdachte toen ineens een klap in zijn gezicht, tegen zijn rechterslaap, kreeg en dat hij ook direct van [medeverdachte 2] een klap tegen de linkerkant van zijn gezicht kreeg. [slachtoffer] probeerde vanaf dat moment weg te komen, maar werd door verdachte bij zijn nek gegrepen waarna hij wel dertig slagen op zijn rug en hoofd voelde. [slachtoffer] kon uiteindelijk wegkomen, maar ze lieten hem struikelen en hij viel op straat. [slachtoffer] heeft verklaard dat hij toen door verdachte, [medeverdachte 2] en een andere persoon is getrapt en geslagen op zijn hoofd en rug. Hij is vervolgens naar de huisarts gegaan en als gevolg van de mishandeling heeft hij meerdere bulten op zijn hoofd, drukpijn op zijn rug, een blauwe plek onder zijn linkeroog opgelopen en door de val een kapotte rechterknie. [2]
Getuige [getuige] (hierna: [getuige] ) heeft verklaard dat zij zag dat er een ruzie op straat – voor huisnummer [huisnummer] – was, dat zij zag dat er verschillende mannen aan het vechten waren en dat er vier personen op één persoon aan het inslaan waren. [getuige] heeft verklaard dat de personen die aan het slaan waren: de [alias] , [naam] en de vader van [naam] van huisnummer [huisnummer] waren. Ze zag dat de mannen echt met vuisten op de onbekende persoon aan het inslaan waren en dat de onbekende persoon door het slaan op de grond terecht kwam en dat de [alias] tegen het hoofd van de onbekende persoon intrapte. Ook [naam] en zijn vader waren op de persoon aan het intrappen. [3] [getuige] heeft later verklaard dat zij met ‘ [naam] en zijn vader’ verdachte en zijn vader bedoelde en dat zij wonen aan de [adres 3] . [4]
Overwegingen en conclusies
Poging tot zware mishandeling (primair)
De rechtbank is van oordeel dat de ten laste gelegde geweldshandelingen zoals deze primair ten laste zijn gelegd niet aangemerkt kunnen worden als een poging tot zware mishandeling en spreekt verdachte daarvan vrij. Daartoe overweegt de rechtbank als volgt.
Op basis van het dossier en van wat op de terechtzitting is besproken kan niet worden vastgesteld dat verdachte en zijn mededaders [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel wilden toebrengen. Het dossier biedt ook onvoldoende aanknopingspunten om te kunnen vaststellen dat zij voorwaardelijk opzet hadden op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. Voor voorwaardelijk opzet is immers vereist dat kan worden vastgesteld dat het handelen van de verdachten een aanmerkelijke kans in het leven heeft geroepen dat [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel op zou lopen, en dat de verdachten die kans ook bewust hebben aanvaard. De beantwoording van de vraag of een gedraging de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval, waarbij betekenis toekomt aan de aard van de gedraging, al dan niet beoordeeld naar de uiterlijke verschijningsvorm, en aan de omstandigheden waaronder deze is verricht. Er is geen grond de inhoud van het begrip 'aanmerkelijke kans' afhankelijk te stellen van de aard van het gevolg. Het moet gaan om een kans die naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk is te achten. Onder 'de naar algemene ervaringsregels aanmerkelijke kans' dient te worden verstaan de in de gegeven omstandigheden reële, niet onwaarschijnlijke mogelijkheid. Naar het oordeel van de rechtbank kan uit het dossier niet zonder meer volgen dat er met het enkele ‘slaan en schoppen’ tegen het hoofd van [slachtoffer] – zonder bijvoorbeeld een nadere omschrijving van de kracht en het voorwerp waarmee, de wijze waarop en de specifiek relevante omstandigheden waaronder werd geslagen en geschopt – reeds een aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel in het leven is geroepen. De rechtbank spreekt verdachte daarom vrij van het primair ten laste gelegde.
Openlijk geweld (subsidiair)
De rechtbank acht op grond van de hierboven aangehaalde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte openlijk geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer] , zoals subsidiair ten laste is gelegd.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de opgegeven bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het subsidiair ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 8 augustus 2022 te [adres 2] , openlijk, te weten aan de [adres 2] , in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon te weten [slachtoffer] door:
- voornoemde [slachtoffer] meermalen tegen het hoofd te slaan en
- voornoemde [slachtoffer] meermalen tegen het hoofd te trappen.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

4.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte heeft gehandeld uit noodweer.
De rechtbank is van oordeel dat de gestelde wederrechtelijke aanranding niet aannemelijk is geworden, waardoor er geen sprake was van een noodweersituatie. De rechtbank verwerpt het noodweerverweer.
Er zijn geen andere feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezen verklaarde is strafbaar gesteld in artikel 141 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Het bewezen verklaarde levert op:
subsidiair
het misdrijf:
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen.

5.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezen verklaarde feit.

6.De op te leggen straf of maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van honderdvijftig uren waarvan vijftig uren voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft geen inhoudelijk standpunt ingenomen over een op te leggen straf of maatregel.
6.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan openlijk geweld tegen [slachtoffer] . Hij heeft samen met zijn mededader(s) [slachtoffer] op zijn erf en op straat meerdere malen tegen het lichaam en hoofd geslagen en getrapt. Het geweld ging ook nog door op het moment dat [slachtoffer] probeerde weg te komen. Door deze gewelddadige handelingen heeft [slachtoffer] kneuzingen aan zijn rug en borstkas en blauwe plekken op zijn hoofd opgelopen. Door zijn handelen heeft verdachte op grove wijze inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van [slachtoffer] waarvoor hij geen enkele verantwoordelijkheid heeft willen nemen. De ervaring leert dat slachtoffers van een dergelijk misdrijf hiervan nog lang de nadelige gevolgen kunnen ondervinden. Daarnaast zorgt een dergelijk feit voor maatschappelijke onrust en versterkt het de gevoelens van onveiligheid in de samenleving, met name nu het geweld van verdachte in een woonwijk en op straat heeft plaatsgevonden waar meerdere omstanders getuige van zijn geweest. Dit alles rekent de rechtbank verdachte aan. De rechtbank weegt verder bij het opleggen van de straf in strafverzwarende zin mee dat verdachte de confrontatie met het slachtoffer heeft opgezocht, terwijl hij geen partij was bij het conflict.
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met het strafblad van verdachte van 10 september 2024. Hieruit blijkt dat verdachte na de pleegdatum van dit feit is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten, namelijk mishandeling. De rechtbank zal, op de voet van het bepaalde in artikel 63 Sr, rekening houden met de eerdere veroordeling van verdachte.
Bij de keuze voor de op te leggen straf en het bepalen van de hoogte daarvan heeft de rechtbank acht geslagen op de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) en op straffen die in soortgelijke gevallen zijn opgelegd.
Alles afwegende zal de rechtbank aan verdachte een taakstraf voor de duur van honderd uren opleggen, te vervangen door vijftig dagen hechtenis indien deze niet naar behoren wordt verricht. Vanwege de ernst van het gepleegde feit, maar ook om verdachte een waarschuwing te geven voor de toekomst, acht de rechtbank het noodzakelijk om aan verdachte daarnaast ook een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twee weken met een proeftijd van twee jaar op te leggen als stok achter de deur om herhaling te voorkomen.

7.De schade van benadeelde

7.1
De vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van
€ 4.000,00 (vierduizend euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop de schade is ontstaan. De gevorderde schadevergoeding betreft immateriële schade.
7.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij hoofdelijk kan worden toegewezen tot een bedrag van € 1.000,00, te vermeerderen met de wettelijke rente. Voor het overige bedrag dient de benadeelde partij in zijn vordering niet-ontvankelijk te worden verklaard.
7.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft primair verzocht de vordering van de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren, nu de verdachte vrijgesproken dient te worden. Subsidiair heeft hij verzocht, indien de rechtbank tot een bewezenverklaring komt, de vordering niet-ontvankelijk te verklaren, omdat de vordering niet is onderbouwd.
7.4
Het oordeel van de rechtbank
Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat verdachte door het bewezen verklaarde feit rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de benadeelde partij.
Op grond van artikel 6:106, aanhef en sub b, van het Burgerlijk Wetboek heeft de benadeelde recht op een naar billijkheid vast te stellen schadevergoeding anders dan vermogensschade als de benadeelde lichamelijk letsel heeft opgelopen, in zijn eer of goede naam is geschaad of op andere wijze in zijn persoon is aangetast.
De rechtbank stelt vast dat de benadeelde partij immateriële schade heeft geleden: hij heeft lichamelijk letsel opgelopen door het tegen hem gepleegde openlijke geweld. Uit het dossier volgt dat [slachtoffer] blauwe plekken en zwellingen op zijn hoofd en kneuzing aan zijn rug en borstkas heeft opgelopen. De fysieke klachten ten gevolge van het ontstane letsel hielden een aantal weken aan. De rechtbank stelt op basis hiervan de immateriële schade naar billijkheid vast op een bedrag van € 500,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 8 augustus 2022. Het gevorderde bedrag zal dan ook voor dit bedrag worden toegewezen. De rechtbank zal de benadeelde partij ten aanzien van de gevorderde immateriële schadevergoeding voor het overige deel niet-ontvankelijk verklaren.
De verdachte is voor de schade naar burgerlijk recht met zijn mededader(s) hoofdelijk aansprakelijk. Dit betekent dat de verdachte tegenover de benadeelde partij voor het hele bedrag aansprakelijk is.
7.5
De schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij heeft verzocht en de officier van justitie heeft gevorderd de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De rechtbank zal de maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr opleggen, aangezien verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht (mede) aansprakelijk is voor de schade die door het feit is toegebracht.
Als door de verdachte niet volledig wordt betaald, kan deze verplichting worden aangevuld met 10 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.

8.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c en 22d Sr.

9.De beslissing

De rechtbank:
vrijspraak
- verklaart niet bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het subsidiair ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
subsidiair
het misdrijf:
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het subsidiair bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
2 (twee) weken;
- bepaalt dat deze gevangenisstraf
in zijn geheel niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien de verdachte voor het einde van de
proeftijd van 2 (twee) jarende navolgende algemene voorwaarde niet is nagekomen:
- stelt als
algemene voorwaardedat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- veroordeelt de verdachte tot een
taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid voor de duur van
100 (honderd) uren;
- beveelt, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, dat
vervangende hechteniszal worden toegepast voor de duur van
50 (vijftig) dagen;
schadevergoeding
- wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] toe tot een bedrag van € 500,00 (bestaande uit immateriële schade);
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer] : van een bedrag van € 500,00 (te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 8 augustus 2022) met dien verstande dat als en voor zover al door een ander (gedeeltelijk) is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
- veroordeelt de verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat de verdachte verplicht is ter zake van het bewezen verklaarde feit tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 500,00, (zegge: vijfhonderd euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 8 augustus 2022 ten behoeve van de benadeelde, en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat gijzeling voor de duur van 10 dagen kan worden toegepast, een en ander voor zover dit bedrag niet door een mededader zal zijn voldaan. Tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van de verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als de verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
- bepaalt dat de benadeelde partij: [slachtoffer] , voor het overige niet-ontvankelijk is in de vordering, en dat de benadeelde partij de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.G.M. Fluttert, voorzitter, mr. J. de Ruiter en
mr. N.J.C. Monincx, rechters, in tegenwoordigheid van mr. R. van der Hulst, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 7 november 2024
Buiten staat
Mr. J.G.M. Fluttert en mr. N.J.C. Monincx zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de politie eenheid Oost-Nederland met nummer PL0600-2022366216. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
2.Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] van 15 augustus 2022 (pagina’s 7 en 8).
3.Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige] van 26 augustus 2022 (pagina 21, tweede alinea).
4.Het proces-verbaal van bevindingen van 8 december 2022 (pagina 14).