ECLI:NL:RBOVE:2024:5749

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
5 november 2024
Publicatiedatum
5 november 2024
Zaaknummer
11107112 \ CV EXPL 24-1126
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van spuit- en montagewerkzaamheden met geschil over de kwaliteit en kosten

In deze zaak heeft eiser spuitwerkzaamheden aan de bumper van een vrachtwagen uitgevoerd op mondelinge opdracht van gedaagde, waarbij een contante betaling van € 500,00 à € 600,00 was afgesproken. Later gaf gedaagde telefonisch opdracht voor montagewerkzaamheden, waarvoor eiser € 750,00 vroeg. Gedaagde weigerde te betalen, waarna eiser een factuur van € 1.573,58 verstuurde, die ook onbetaald bleef. Gedaagde diende een reconventionele vordering in van € 3.195,55, stellende dat de spuitwerkzaamheden niet goed waren uitgevoerd. De kantonrechter oordeelde dat gedaagde de vordering van eiser voor een deel moest toewijzen, en de reconventionele vordering van gedaagde werd afgewezen. Gedaagde werd veroordeeld tot betaling van de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Almelo
Zaaknummer: 11107112 \ CV EXPL 24-1126
Vonnis van 5 november 2024
in de zaak van
[eiser], handelend onder de naam [bedrijf] tevens handelend onder de naam [bedrijf],
te [woonplaats 1],
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser],
gemachtigde: T. Schell van Juristu,
tegen
[gedaagde] B.V.,
te [woonplaats 2],
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde],
procederend in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 7 mei 2024 met producties,
- de conclusie van antwoord tevens eis in reconventie van 28 mei 2024,
- de e-mail van [gedaagde] met onderbouwende stukken t.b.v. de reconventionele vordering van 1 juli 2024,
- de e-mail van 10 juli 2024 waarin een mondelinge behandeling is bepaald,
- de conclusie van repliek (tevens antwoord in reconventie) van 17 september 2024,
- de mondelinge behandeling van 8 oktober 2024, waarbij partijen in persoon zijn verschenen en waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.2. De zaak in het kort2.1. [eiser] heeft spuitwerkzaamheden aan de bumper van een vrachtwagen uitgevoerd in mondelinge opdracht van [gedaagde]. Volgens afspraak was [gedaagde] voor die werkzaamheden een contant te betalen bedrag van € 500,00 à € 600,00 zonder btw (‘zwart’) verschuldigd.Later heeft [gedaagde] [eiser] telefonisch de opdracht gegeven om ook montagewerkzaamheden te verrichten. [eiser] heeft de montagewerkzaamheden vervolgens uitgevoerd. [eiser] heeft [gedaagde] verzocht om € 750,00 contant te betalen, inclusief montagekosten. [gedaagde] is niet tot betaling overgegaan, omdat hij de montagekosten niet wil betalen. [eiser] heeft vervolgens een factuur gestuurd ter hoogte van € 1.573,58 inclusief btw conform het audatex-systeem. De factuur is (ook) onbetaald gebleven.

[gedaagde] heeft een reconventionele vordering ingediend ter hoogte van € 3.195,55 inclusief btw, omdat de spuitwerkzaamheden niet goed door [eiser] zouden zijn uitgevoerd. [eiser] betwist dat hij [gedaagde] geld moet betalen.
2.2.
De kantonrechter wijst de vordering in conventie van [eiser] voor een deel toe. De reconventionele vordering van [gedaagde] wijst de kantonrechter af. Omdat [gedaagde] voor het grootste deel in het ongelijk is gesteld, moet hij de proceskosten betalen. De motivering van deze beslissing volgt hierna.

3.De feiten in conventie en in reconventie

3.1.
[eiser] heeft spuitwerkzaamheden uitgevoerd in mondelinge opdracht van [gedaagde]. Tussen partijen is een contant (‘zwart’) te betalen prijs afgesproken van € 500,00 à € 600,00.
3.2.
Op 27 oktober 2023 heeft [eiser] een foto verstuurd via whatsapp met de tekst dat de onderdelen klaar staan. [gedaagde] heeft daarop gereageerd met de woorden: ‘
Ziet er echt super uit!!’.
3.3.
Op of omstreeks 27 oktober 2023 heeft [gedaagde] telefonisch opdracht gegeven aan [eiser] om de onderdelen te monteren. [eiser] heeft de montagewerkzaamheden uitgevoerd.
3.4.
[eiser] heeft [gedaagde] verzocht € 750,00 contant te betalen, omdat hij ook de montagewerkzaamheden heeft uitgevoerd. [gedaagde] is het met dat bedrag oneens en heeft niets betaald.
3.5.
Bij e-mail van 15 november 2023 heeft [eiser] een factuur verstuurd ter hoogte van
€ 1.573,58 inclusief btw. In de begeleidende e-mail heeft [eiser] aan [gedaagde] laten weten, voor zover van belang:
‘(…)
Helaas heeft u de betaling van de mondelinge afspraak niet nagekomen voor maandag13 November, zoals per whats app verstuurd naar [naam 1](…)
Omdat u de afspraak niet na bent gekomen, ben ik genoodzaakt u een factuur te sturen zoals de werkzaamheden door ons zijn uitgevoerd. Factuur is dan ook opgemaakt volgens ons audatex systeem met de daarbij behorende tijden en uurtarieven.(…)’
3.6.
Bij e-mail van 15 november 2024 heeft [gedaagde] de factuur betwist. Samengevat staat in de e-mail dat [gedaagde] het niet eens is met de montagekosten die door [eiser] in rekening zijn gebracht. [gedaagde] heeft ook aangegeven dat de bumper niet correct gespoten is. [naam 2] heeft op dezelfde datum gereageerd en schrijft -samengevat weergegeven- dat er een telefonische opdracht is gegeven om de onderdelen te monteren, waarvoor [eiser] diverse handelingen heeft uit moeten voeren. Toen de onderdelen gemonteerd werden, is er niets gezegd over ontevredenheid omtrent het spuitwerk.
Ook is er geen mogelijkheid gegeven om het op te lossen. Hierop reageert [gedaagde] en schrijft, voor zover van belang:
‘(…)
Montage hebben jullie zo gedaan “is nog geen minuut werk” mijn schoonzoon was erbij en kan dit bevestigen, hij heeft zelfs meegeholpen(…)
De gespoten zilveren lijn/schaduw is aan de ene kant veel meer dan de andere kant. Zoals gezegd: factuur erkennen wij niet en willen daarvan een credit, geld kun je ophalen hier in [plaats] en misgespoten bumper zilveren lijn is helaas ons risico omdat het zwart zou worden betaald.(…)’.
3.7.
[eiser] heeft aanmaningen verstuurd en [gedaagde] is niet tot betaling overgegaan.

4.Het geschil in conventie en in reconventie

in conventie4.1. [eiser] vordert in conventie – samengevat – om [gedaagde] te veroordelen te betalen een bedrag van € 1.573,58, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf
29 november 2023 tot de dag van volledige betaling. Tevens vordert [eiser] betaling van [gedaagde] van de incassokosten van € 194,95. Ten slotte vordert [eiser] dat [gedaagde] wordt veroordeeld in de proces- en nakosten.
4.2.
[gedaagde] heeft verweer gevoerd.
in reconventie4.3. [gedaagde] vordert in reconventie betaling van [eiser] voor een bedrag van € 3.195,55.
4.4.
[eiser] heeft verweer gevoerd.
in conventie en in reconventie
4.5.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.
5. De standpunten van partijen en de beoordeling daarvan in conventie en in reconventie
De vordering in conventie
Spuitwerkzaamheden
5.1.
Tussen partijen staat vast dat [gedaagde] aan [eiser] een mondelinge opdracht heeft gegeven voor het spuiten van een bumper tegen een contante betaling van € 500,00 a
€ 600,00. Tussen partijen is ook niet in geschil dat het spuitwerk door [eiser] is uitgevoerd en dat betekent dat [gedaagde] de betalingsverplichting tot € 600,00 in beginsel na moet komen.
Aanvullende montagewerkzaamheden
5.2.
[gedaagde] heeft, nadat [eiser] had bericht dat de bumper klaar lag, telefonisch opdracht gegeven aan [eiser] om montagewerkzaamheden uit te voeren. Tussen partijen is niet in geschil dat [eiser] die werkzaamheden heeft uitgevoerd. Partijen verschillen echter wel van mening over hoeveel werk [eiser] daarmee heeft gehad en daardoor ook over de hoogte van het door [gedaagde] verschuldigde bedrag.
[eiser] vindt namelijk dat hij in totaal € 750,00 contant betaald moet krijgen vanwege de extra montagewerkzaamheden en wat materiaal dat bij de montage is gebruikt. [gedaagde] is het niet eens met die montagekosten, omdat het volgens hem nauwelijks extra werk zou zijn geweest. [gedaagde] stelt dat sprake was van een simpel kliksysteem en dat zijn schoonzoon heeft geholpen met monteren. Omdat [gedaagde] niet betaalde, heeft [eiser] vervolgens een factuur verstuurd van € 1.573,58 voor zowel de spuitwerkzaamheden als de montagewerkzaamheden. Ook de factuur is door [gedaagde] niet betaald en daarom vordert [eiser] in deze procedure betaling van de factuur.
5.3.
De kantonrechter stelt voorop dat de afspraken tussen partijen juridisch aangemerkt moeten worden als een overeenkomst van aanneming (in de zin van artikel 7:750 Burgerlijk Wetboek (BW)). Partijen zijn het er over eens dat zij alleen een prijs hebben afgesproken voor de spuitwerkzaamheden en niet voor de nadien opgedragen montagewerkzaamheden. Artikel 7:752 BW bepaalt (kort gezegd) dat, als partijen geen prijs voor werkzaamheden hebben afgesproken, de opdrachtgever ([gedaagde]) een redelijke prijs verschuldigd is. [gedaagde] moet [eiser] dus een redelijke prijs betalen voor de montagewerkzaamheden. De vraag is daarom: wat is een redelijke prijs voor de montagewerkzaamheden? Daarover overweegt de kantonrechter als volgt.
Redelijke prijs5.4. Bij de bepaling van de prijs moet rekening worden gehouden met de door de aannemer ([eiser]) ten tijde van het sluiten van de overeenkomst gewoonlijk bedongen prijzen en met de door hem ter zake van de vermoedelijke prijs gewekte verwachtingen. Hoewel partijen zelf ten aanzien van de spuitwerkzaamheden de afspraak hebben gemaakt om die kosten buiten de btw te houden (‘zwart’ te betalen), zal de kantonrechter daarmee ten aanzien van de montagewerkzaamheden uiteraard geen rekening houden en aansluiting zoeken bij marktconforme prijzen. [eiser] heeft gesteld dat haar officiële factuur (productie 3) is gebaseerd op het zogenaamde Audatex systeem. Dat is een internationaal schadecalculatiesysteem, bedoelt voor het begroten van voertuigschades op basis van specifieke onderdelen, arbeidsloon, materialen en bijbehorende prijzen. De kantonrechter constateert dat in die factuur, naast de spuitwerkzaamheden, een bedrag van € 45,00 exclusief btw / € 54,45 inclusief 21% btw aan ‘bijkomende kosten’ in rekening is gebracht en welke door [gedaagde] moeten worden voldaan. Ten aanzien van het arbeidsloon geldt, gelet op de door [gedaagde] ingebrachte Audatex calculatie, een gemiddeld uurtarief van
€ 80,00 exclusief btw voor garagebedrijven. De kantonrechter neemt dat uurtarief over. De Audatex calculatie geeft geen duidelijke hoeveelheid tijd die gemoeid gaat met het in- of uitbouwen van de bumper. Ten aanzien van de hoeveelheid besteedde tijd, heeft [eiser] gesteld dat hij zijn werkplaats deels moest ontruimen en gereed maken voor de montagewerkzaamheden. [gedaagde] heeft anderzijds gesteld dat het monteren zelf een kwestie van enkele minuten was. De kantonrechter schat redelijkerwijs (‘ex aequo et bono’) de met de montage gemoeide tijd op 20 minuten. Het voorgaande brengt mee dat [gedaagde] € 26,67 exclusief btw / € 32,27 inclusief 21% btw aan kosten voor de montagewerkzaamheden verschuldigd is.
5.5.
Gelet op het bovenstaande is de conclusie dat [gedaagde] aan [eiser] moet betalen een bedrag van € 600,00 (de maximale afgesproken prijs) + € 54,45 + € 32,27 = € 686,72. Dit bedrag zal de kantonrechter toewijzen. Het meer door [eiser] gevorderde, is door [gedaagde] niet verschuldigd.
Wettelijke (handels)rente5.6. [eiser] vordert de wettelijke rente vanaf 29 november 2023 tot de dag van volledige betaling, althans de wettelijke (handels-)rente vanaf de dag van dagvaarding tot volledige betaling. [gedaagde] heeft de rente niet weersproken en deze zal daarom worden toegewezen.
Buitengerechtelijke incassokosten
5.7.
[eiser] vordert € 194,95 aan buitengerechtelijke incassokosten. De incassokosten zijn niet weersproken en zullen worden gematigd en gebaseerd op het toegewezen bedrag van
€ 686,72. Dit betekent dat aan buitengerechtelijke incassokosten wordt toegewezen een bedrag van € 103,01.
De vordering in reconventie
5.8.
[gedaagde] heeft in reconventie een bedrag van € 3.195,55 inclusief btw gevorderd voor het overspuiten van de bumper. [gedaagde] heeft daaraan ten grondslag gelegd dat [eiser] tekort is geschoten in de nakoming van zijn verplichting om het spuitwerk deugdelijk uit te voeren. [gedaagde] heeft daardoor schade geleden, omdat hij de bumper opnieuw moet laten spuiten. Hoewel [eiser] tijdens de mondelinge behandeling heeft toegegeven dat er een kleine afwijking zit in het spuitwerk van de bumper, leidt dat niet tot schadeplichtigheid. [gedaagde] heeft ter zitting namelijk toegelicht dat de afspraak tussen partijen was dat als de werkzaamheden zonder bon/factuur (‘zwart’) uitgevoerd zouden worden, hij dan geen garantie heeft op de werkzaamheden zoals hij deze garantie wel zou hebben wanneer er wel een officiële facturatie zou zijn afgesproken. Deze afspraak wordt ondersteund door de e-mail van [gedaagde], overgelegd achter productie 6 bij dagvaarding. In dit e-mailbericht schrijft [gedaagde]: ‘
Zoals gezegd: factuur erkennen wij niet en willen daarvan een credit, geld kun je ophalen hier in [plaats] en het misgespoten bumper zilveren lijn is helaas ons risico omdat het zwart zou worden betaald’. Nu uit de beoordeling in conventie blijkt dat wordt uitgegaan van de betaling volgens deze contante afspraak, heeft [gedaagde] geen recht op garantie. Bovendien is het werk opgeleverd en heeft [gedaagde] dat vanaf een foto via whatsapp goedgekeurd en geaccepteerd zonder enig voorbehoud te maken. Dat betekent dat op grond van de wet (artikel 7:758 BW) het risico van mogelijk niet deugdelijk werk is verschoven naar [gedaagde]. Gelet op het bovenstaande wijst de kantonrechter de vordering in reconventie af.
Proceskosten in conventie en in reconventie5.9. [gedaagde] heeft grotendeels ongelijk gekregen. Daarom moet [gedaagde] de proceskosten inclusief de nakosten van [eiser] betalen. Omdat een deel van de vordering wordt afgewezen, dient het griffierecht als nodeloos veroorzaakt voor rekening van de eisende partij te blijven voor zover dit een bedrag van € 218,00 te boven gaat. Het salaris is afgestemd op de toewijsbare hoofdsom.
De kosten van [eiser] worden begroot op:
-
dagvaarding € 115,22
- griffierecht € 218,00
- salaris gemachtigde € 405,00 (3 punt x tarief van € 135,00)
- nakosten
€ 67,50
Totaal € 805,72
6. De beslissing
in conventie6.1. veroordeelt [gedaagde] om aan [eiser] te betalen een bedrag van € 686,72, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 29 november 2023 tot de dag van volledige betaling;
6.2.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiser] te betalen een bedrag van € 103,01 aan buitengerechtelijke incassokosten;
6.3.
wijst het meer of anders gevorderde af;
in reconventie
6.4.
wijst de vordering af;
in conventie en in reconventie6.5. veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van € 805,72 te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Als [gedaagde] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis wordt daarna betekend, dan moet [gedaagde] ook de kosten van betekening betalen;
6.6.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. drs. A.M. van Diggele en in het openbaar uitgesproken op 5 november 2024.