ECLI:NL:RBOVE:2024:5748

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
5 november 2024
Publicatiedatum
5 november 2024
Zaaknummer
11146455 \ CV EXPL 24-1253
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot schadevergoeding door werkgever wegens onrechtmatig handelen ex-werknemer en beroep op kwijting

In deze zaak vordert Coulisse B.V. een schadevergoeding van € 5.789,76 van haar ex-werknemer, omdat deze onrechtmatig heeft gehandeld. De ex-werknemer, aangeduid als [partij], beroept zich op kwijting die hij heeft verkregen bij het aangaan van een vaststellingsovereenkomst na zijn ontslag op staande voet. De kantonrechter oordeelt dat de vorderingen van Coulisse in conventie worden afgewezen, omdat het beroep op kwijting slaagt. De vordering in reconventie van [partij] tot veroordeling van Coulisse in de werkelijke proceskosten wordt eveneens afgewezen, omdat de hoge drempel daarvoor niet wordt gehaald. De procedure omvatte een mondelinge behandeling op 9 oktober 2024, waarna het vonnis op 5 november 2024 werd uitgesproken. De kantonrechter concludeert dat Coulisse niet meer kan terugkomen op de kwesties die in de vaststellingsovereenkomst zijn geregeld, en dat er onvoldoende bewijs is voor onrechtmatig handelen door [partij].

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Almelo
Zaaknummer : 11146455 \ CV EXPL 24-1253
Vonnis van 5 november 2024
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
COULISSE B.V.,
gevestigd en kantoorhoudende te Enter,
eisende partij in conventie tevens verwerende partij in reconventie,
hierna te noemen Coulisse,
gemachtigde: mr. K.C. Adam en mr. I. Ekkel,
tegen
[partij],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde partij in conventie tevens eisende partij in reconventie,
hierna te noemen [partij] ,
gemachtigde: mr. S.L. Geeraths.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding,
- de conclusie van antwoord tevens eis in reconventie,
- de conclusie van antwoord in reconventie met producties,
- de mondelinge behandeling van de zaak op 9 oktober 2024.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.Samenvatting

In deze zaak vordert Coulisse een schadevergoeding van € 5.789,76 van haar ex-werknemer [partij] omdat deze jegens Coulisse, onder meer, onrechtmatig heeft gehandeld. [partij] doet, onder meer, een beroep op kwijting ten tijde van het aangaan van de vaststellingsovereenkomst die partijen sloten ter beëindiging van de arbeidsovereenkomst en dat beroep slaagt. De vorderingen in conventie van Coulisse worden daarom afgewezen en de vordering in reconventie, strekkende tot de veroordeling van Coulisse in de werkelijke proceskosten van [partij] , wordt ook afgewezen omdat de hoge drempel daarvoor niet wordt gehaald.

3.De feiten

3.1.
[partij] is van 1 mei 2019 tot 1 april 2022 in dienst geweest van Coulisse, eerst als Projectmanager Contract, later als Internal Accountmanager. Hij verzorgde met name de inkoop van Coulisse. Coulisse is een onderneming die zich gespecialiseerd heeft in het aanbieden van raamdecoratie en raambekleding, waaronder (rol)gordijnen en jaloezieën.
3.2.
In maart 2022 heeft zich een incident voorgedaan. Op 19 maart 2022 had mede-eigenaar van Coulisse, [naam 1] , contact met één van de opdrachtnemers van Coulisse, [bedrijf] B.V. (hierna: [bedrijf] ). Van haar hoorde [naam 1] dat [partij] met [bedrijf] een bijzondere afspraak had gemaakt. Die afspraak hield in dat de waarde van bepaalde goederen van Coulisse die door [partij] aan [bedrijf] geleverd waren, en die administratief buiten de systemen van Coulisse waren gehouden, verrekend kon worden met een factuur van [bedrijf] aan [partij] privé. Die factuur betrof een door [bedrijf] aan [partij] in privé geleverde vloer. [bedrijf] heeft over de gang van zaken later die dag nog schriftelijk verklaard richting Coulisse.
3.3.
Op 21 maart 2022 heeft Coulisse vervolgens met [partij] gesproken en gevraagd naar zijn kant van het verhaal. Na dit gesprek is [partij] op staande voet ontslagen.
Na schriftelijk protest tegen dit ontslag door de gemachtigde van [partij] heeft de gemachtigde van Coulisse op 25 maart 2022 onder meer aan de gemachtigde van [partij] geschreven dat de zaak niet zo genuanceerd ligt als [partij] voorstelt, onder verwijzing naar de verklaring van [bedrijf] over de afspraak met [partij] . Verder staat in de brief:
“U stelt voorts dat Coulisse geen nadeel heeft ondervonden van deze constructie. Dit is op zichzelf juist, dat is echter niet te danken aan de handelwijze van de heer [partij] , maar aan het feit dat cliënte deze buitengewoon laakbare en kwalijke handelwijze tijdig heeft ontdekt doordat [bedrijf] contact zocht met cliënte.”
3.4.
Coulisse biedt [partij] in dezelfde brief het sluiten van een vaststellingsovereenkomst aan, die als bijlage bij de brief werd gevoegd. De brief van 25 maart 2022 vermeldt daarover onder meer:
“… Coulisse biedt de heer [partij] deze vaststellingsovereenkomst uitsluitend aan om de gevolgen van het ontslag op staande voet te verzachten.
Het ontslag op staande voet wordt pas ingetrokken nadat de bedenktermijn als vermeld onder K en artikel 12.2 van de overeenkomst, ongebruikt verstreken is. Coulisse zal wanneer de voornoemde bedenktermijn ongebruikt verstrijkt, de schadevergoeding die de heer [partij] aan Coulisse is verschuldigd op grond van artikel 7:677 lid 2 BW niet van de heer [partij] vorderen. Wel zal Coulisse de vordering die zij nog heeft op de heer [partij] verrekenen met de eindafrekening.
Voor de goede orde merken ik nog op dat Coulisse nog nader onderzoek verrichten naar het handelen van de heer [partij] gedurende zijn dienstverband bij Coulisse. Mochten er nog andere onoirbare zaken boven tafel komen die voor Coulisse schade ten gevolge hebben, dan behoudt zij zich het recht voor deze schade op de heer [partij] te verhalen. In zoverre wenst Coulisse een eenzijdige finale kwijting te bedingen.
…”
3.5.
[partij] is akkoord gegaan en heeft de vaststellingsovereenkomst getekend. In de tekst van de vaststellingsovereenkomst staat onder meer dat [partij] Coulisse finale kwijting verleent (en niet tevens andersom).
3.6.
Op 20 mei 2022 stelt Coulisse [partij] per brief aansprakelijk voor de schade die Coulisse heeft geleden door het handelen van [partij] . Het gaat daarbij om twee gedragingen: 1) de aan [bedrijf] geleverde goederen met een marktwaarde van € 4.734,73 incl. btw, en 2) heimelijk declaratiegedrag ten bedrage van € 1.055,03 incl. btw. In de brief van 20 mei 2022 staat onder meer:
“Heimelijk declaratiegedrag
In de periode 17 januari tot en met 14 februari 2022 heeft u meerdere keren boekingen gefaciliteerd en bevestigd voor [naam 2] en de heer [naam 3] in het hotel van der Valk te Schiedam (logies en maaltijden).
Zoals bekend zijn in het personeelshandboek de voorwaarden opgenomen met betrekking tot het declaratiebeleid van Coulisse. Zakelijke uitgaven door een werknemer kunnen slechts worden gedaan na overleg met de manager. In dit specifieke geval heeft u bewerkstelligd dat kosten van derden ten bedrage van
€ 1.055,03 (inclusief btw) door Coulisse zijn betaald zonder voorafgaande goedkeuring van de manager. Dit is niet alleen in strijd met het personeelshandboek maar ook onrechtmatig. Coulisse zal deze schade op u verhalen.”

4.Het geschil, in conventie en in reconventie

4.1.
Coulisse vordert in conventie de veroordeling van [partij] tot betaling van de twee schadeposten, samen € 5.789,76, te vermeerderen met rente en kosten. Coulisse heeft inmiddels conservatoir beslag gelegd en [partij] dient ook de beslagkosten daarvan te voldoen. Coulisse stelt kort samengevat dat er diverse grondslagen voor deze vordering zijn (onrechtmatige daad, ongerechtvaardigde verrijking dan wel in strijd handelen met de arbeidsovereenkomst) en stelt dat [partij] Coulisse schadeloos moet stellen.
Het standpunt van [partij] , kort samengevat, dat geen schade is geleden, dat hem finale kwijting is verleend en dat Coulisse schadebeperkend had moeten optreden, wordt door Coulisse weersproken.
4.2.
[partij] heeft in conventie geconcludeerd tot afwijzing van de vordering van Coulisse. [partij] heeft destijds verweer gevoerd tegen het gegeven ontslag op staande voet. [partij] stelt dat de situatie met betrekking tot de afspraak met [bedrijf] , over de geleverde goederen, genuanceerder lag en met betrekking tot de declaraties van Van der Valk stelt [partij] onder meer dat het toen om een gewone zakelijke opdracht ging en dat hij binnen zijn functie een dergelijke bevoegdheid had om boekingen te accepteren, althans dat dat te doen gebruikelijk was. Teneinde tot een minnelijke regeling te komen na het ontslag op staande voet is door de (destijds) gemachtigde van Coulisse een voorstel gedaan in de brief van 25 maart 2022, welk voorstel is aanvaard. In die brief staat dat Coulisse geen schade heeft geleden in de kwestie van het leveren van goederen aan [bedrijf] . Bovendien bevat de brief voorwaarden waaronder de vaststellingsovereenkomst, die in concept bijgesloten werd, zou worden gesloten. Het bevat bepalingen over verrekening en verder stelt de gemachtigde van Coulisse in die brief dat indien er
andereonoirbare zaken boven tafel zouden komen, Coulisse het recht voorbehoudt om deze op [partij] te verhalen. Om die reden werd een eenzijdige finale kwijting overeengekomen. Andere zaken dan de aan [bedrijf] geleverde zaken en het heimelijk declaratiegedrag zijn niet gesteld. Gelet op de correspondentie, die onlosmakelijk is verbonden met de vaststellingsovereenkomst is een kwijting aan [partij] verleend voor de twee toen reeds bekende kwesties, zodat Coulisse niets meer van [partij] te vorderen heeft. Coulisse heeft bovendien in beide kwesties niet schadebeperkend opgetreden: zij had alsnog facturen kunnen sturen naar [bedrijf] voor de geleverde goederen (waar [bedrijf] nota bene zelf nog om heeft gevraagd), en had de kosten van de boekingen in het Van der Valk hotel gewoon door kunnen belasten aan de opdrachtgever van Coulisse.
In reconventie stelt [partij] dat Coulisse de kantonrechter niet correct en volledig heeft geïnformeerd, dat het beslag onterecht is gelegd en dat hij ten onrechte in rechte is betrokken, reden voor het vorderen van een werkelijke proceskostenveroordeling ten laste van Coulisse, in de conclusie becijferd op een bedrag van € 3.641,34.
4.3.
Coulisse heeft het in reconventie door [partij] gestelde gemotiveerd betwist.

5.De beoordeling, in conventie en in reconventie

5.1.
[partij] heeft meerdere redenen aangevoerd op grond waarvan de vordering van Coulisse in conventie moet worden afgewezen. Inhoudelijk heeft hij het verweer gevoerd dat de kwestie over het leveren van goederen genuanceerder lag dan Coulisse heeft gesteld (de vloer van [bedrijf] zou ook retour zijn gegaan) en dat hij in de kwestie van het goedkeuren van boekingen in het Van der Valk hotel niet buiten de bevoegdheden van zijn functie is getreden, dan wel niet onrechtmatig heeft gehandeld. Ook stelt hij dat hem finale kwijting zou zijn verleend voor beide kwesties en dat Coulisse niet schadebeperkend heeft opgetreden door geen facturen te sturen aan [bedrijf] dan wel de opdrachtgever van Coulisse. De kantonrechter volstaat met het bespreken van het beroep van [partij] op finale kwijting omdat dat beroep slaagt.
5.2.
Partijen hebben eind maart 2022 een vaststellingsovereenkomst gesloten waarbij de arbeidsovereenkomst is beëindigd. In de overeenkomst staat onder meer dat [partij] Coulisse algehele finale kwijting verleent ter zake van alle aangelegenheden voor nu en in de toekomst die de arbeidsovereenkomst en/of de beëindiging daarvan betreffen en dat [partij] verklaart niets meer van Coulisse te vorderen te hebben. Dat is andersom niet overeengekomen zodat het Coulisse in beginsel vrij staat om van [partij] beide bedragen te vorderen zoals Coulisse heeft gedaan. Daarover is ook gesproken door de gemachtigden van partijen: bewust is een eenzijdige finale kwijting overeengekomen.
5.3.
Het feit dat slechts een eenzijdige finale kwijting is overeengekomen betekent niet dat aan de inhoud van de daaraan voorafgaande brief van 25 maart 2022 geen betekenis (meer) toekomt. Ook die begeleidende brief van Coulisse gaat over kwijting, met name de laatste alinea zoals opgenomen onder 2.4. Partijen wisten ten tijde van het sluiten van de overeenkomst van het bestaan van beide kwesties, althans van de kwestie van de aan [bedrijf] geleverde goederen. Of Coulisse op dat moment al wist van de boekingen bij Van der Valk is niet zeker. [partij] heeft in de conclusie van antwoord gesteld dat ook de kwestie van het betalen van hotelboekingen bij Van der Valk ten grondslag is gelegd aan het eerder gegeven ontslag op staande voet en dat is niet expliciet betwist, maar anderzijds blijkt uit de producties (de brief van 20 mei 2022) dat de kwestie van de boekingen bij Van der Valk pas later bekend is geworden bij Coulisse.
5.4.
De brief van Coulisse van 25 maart 2022 vermeldt onder meer dat volgens haar geen schade is geleden in de kwestie van het leveren van goederen aan [bedrijf] , dat Coulisse nog
naderonderzoek zou doen naar het handelen van [partij] en voor het geval er
andereonoirbare zaken boven tafel zouden komen zij zich het recht voorbehoudt
dezeschade op [partij] te verhalen.
In zoverrewenste Coulisse een eenzijdige finale kwijting overeen te komen. Volgens (de gemachtigde van) [partij] is dat zo ook expliciet besproken ten tijde van het aangaan van de vaststellingsovereenkomst en is mede daarom door [partij] ingestemd met deze vaststellingsovereenkomst.
5.5.
De kantonrechter is van oordeel dat [partij] het voorstel in de brief in elk geval zo mocht begrijpen dat Coulisse na het sluiten van de vaststellingsovereenkomst qua aanspraken niet terug zou komen op beide al bekende kwesties, althans op de kwestie van de aan [bedrijf] geleverde goederen, maar alleen op
nieuweaangelegenheden. Die toezegging is daarmee onderdeel geworden van de vaststellingsovereenkomst. De kantonrechter overweegt daarbij dat onduidelijkheid over deze alinea voor rekening en risico van Coulisse komt, als werkgever en opstellende partij. Dat Coulisse bij nader inzien toen al wel schade had geleden (de geleverde goederen waren blijkbaar al door [bedrijf] gemonteerd en konden niet meer terug) neemt niet weg dat [partij] mocht begrijpen dat Coulisse niet meer terug zou komen op beide kwesties.
Voor zover de kwestie van de boekingen bij Van der Valk toen nog niet bekend was bij Coulisse, en zou moeten vallen onder “nieuwe” zaken, is de kantonrechter van oordeel dat ook dan deze post niet toewijsbaar is. Tegenover het standpunt van [partij] dat hij niet onrechtmatig heeft gehandeld, dat het hier om een gewone zakelijke opdracht zou gaan en hij de bevoegdheid had boekingen als deze goed te keuren, althans dat dat te doen gebruikelijk was, heeft Coulisse gesuggereerd dat [partij] dit bewust onrechtmatig zou hebben goedgekeurd, om de waarde hiervan nog te kunnen gebruiken ter verrekening van de door [bedrijf] bij hem privé te leggen vloer. De vloer was immers duurder dan de aan [bedrijf] geleverde goederen. De kantonrechter vindt in het dossier onvoldoende aanknopingspunten om van die suggestie uit te gaan en om te concluderen dat [partij] niet bevoegd was dergelijke boekingen goed te keuren en hij
opzettelijkde boekingen heeft goedgekeurd om de waarde te gebruiken voor verrekening met zijn privévloer. Coulisse heeft dat, in het licht van de betwisting daarvan door [partij] , onvoldoende onderbouwd. Bovendien is het wettelijk uitgangspunt voor dergelijke schadevergoedingen dat een werknemer die bij de uitvoering van de arbeidsovereenkomst schade toebrengt, slechts aansprakelijk is voor die door de werkgever geleden schade indien sprake is van opzet of bewuste roekeloosheid (art. 7:661 BW). Ook daarvan is niet gebleken.
5.6.
De kantonrechter komt daarom tot de conclusie dat Coulisse [partij] niet meer kan aanspreken voor beide kwesties en de vordering in conventie dus moet worden afgewezen.
5.7.
En ook de vordering in reconventie zal worden afgewezen. [partij] wenst dat bij het bepalen van de proceskostenvergoeding wordt afgeweken van het gebruikelijke liquidatietarief. Op grond van vaste rechtspraak is een uitzondering op het liquidatietarief alleen mogelijk onder buitengewone omstandigheden, zoals wanneer sprake is van misbruik van procesrecht of het onrechtmatig instellen van een procedure. Daarom moet voor een volledige proceskostenvergoeding worden voldaan aan de maatstaf voor misbruik van procesbevoegdheid. Daar is sprake van als het instellen van een vordering, gelet op de evidente ongegrondheid ervan, in verband met de betrokken belangen van de wederpartij, achterwege had moeten blijven. Daarvan kan sprake zijn als eiser zijn vordering baseert op feiten en omstandigheden waarvan hij de onjuistheid kende of behoorde te kennen, of op stellingen waarvan hij op voorhand moest begrijpen dat deze geen kans van slagen hadden. Daarbij past terughoudendheid gelet op het recht tot toegang tot de rechter, dat mede is gewaarborgd door artikel 6 EVRM (ECLI:NL:HR:2017:2366).
5.8.
Naar het oordeel van de kantonrechter is van evidente ongegrondheid of misbruik van procesbevoegdheid in deze zaak, gelet op de gemotiveerde standpunten van Coulisse, geen sprake. Coulisse zal in conventie worden veroordeeld in de proceskosten aan de zijde van [partij] , bepaald volgens het liquidatietarief (in dit geval twee punten van € 339,00, aldus
€ 678,00 voor salaris gemachtigde, vermeerderd met nakosten) en in reconventie zal [partij] worden veroordeeld in de proceskosten, aan de zijde van Coulisse begroot op twee punten van € 238,00, samen € 476,00, met nakosten.

6.De beslissing

De kantonrechter
in conventie
6.1.
wijst de vorderingen in conventie af,
6.2.
veroordeelt Coulisse in de kosten van de procedure, aan de zijde van [partij] begroot op € 678,00 voor salaris gemachtigde en € 135,00 nakosten,
in reconventie
6.3.
wijst de vordering in reconventie af,
6.4.
veroordeelt [partij] in de kosten van de procedure in reconventie, aan de zijde van Coulisse begroot op € 476,00 voor salaris gemachtigde en € 119,00 nakosten.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.W. van Tol, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 5 november 2024.