6.3Het oordeel van de rechtbank
De aard en ernst van de feiten en relevante omstandigheden
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte, zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
In de meivakantie (omstreeks 29 april 2023) heeft verdachte zijn vrouw [slachtoffer] (hierna: [slachtoffer] ) in vrij concrete bewoordingen gedreigd om haar en hun kinderen van het leven te beroven als zij hem zou verlaten.
Op 23 september 2023 heeft verdachte geprobeerd om zijn woning in brand te steken nadat [slachtoffer] die middag te kennen had gegeven dat zij de scheiding in gang wilde zetten. Verdachte heeft eerst wederom gedreigd [slachtoffer] en de kinderen iets aan te zullen doen. [slachtoffer] heeft daarop met de kinderen de woning verlaten en is naar haar ouders vertrokken. Verdachte heeft later die dag meer dan tweehonderd liter benzine gekocht. Vervolgens heeft hij eerst verspreid in de woning blikken met daarin benzine neergezet. Hierna is hij op zolder begonnen met het uitgieten van de benzine en hij was van plan om dit op elke verdieping te doen. Toen hij bezig was om de benzine op de eerste verdieping uit te gieten, is hij door benzinedampen buiten bewustzijn geraakt. Op dat moment was voor de naastgelegen woning een buurtbarbecue aan de gang waaraan ongeveer dertig personen, waaronder 10 tot12 kinderen, deelnamen.
Volgens de metingen van de brandweer was door het uitgieten van de benzine sprake van een zodanige vermenging tussen brandstof en zuurstof dat al bij een vonkje een explosieve verbranding had kunnen optreden en vervolgens had de brand zich tot een inferno kunnen ontwikkelen, met alle gevolgen van dien voor de personen die zich in de nabijheid van de woning bevonden en belendende woningen. Een vonkje was daarbij al snel gemaakt, door bijvoorbeeld een lichtschakelaar in de woning om te zetten.
Bezorgde vrienden hebben verdachte op tijd in de woning gevonden, verdachte uit de woning gehaald en de nooddiensten gealarmeerd. Ook deze vrienden hadden gewond kunnen raken, of erger. Al met al heeft verdachte door zijn handelen een levensgevaarlijke situatie voor anderen doen ontstaan.
Verdachte wilde, nadat hij de woning in brand had gestoken, met zijn bus naar het huis van zijn schoonouders rijden, waar op dat moment zijn vrouw en kinderen verbleven. Verdachte wilde daar de bus met zichzelf daarin in brand steken. De voorbereidingen daartoe had hij al getroffen door vaten met benzine in de bus te laden.
Er heeft uiteindelijk geen brand plaatsgevonden, maar dat is niet door toedoen van verdachte. Het hoeft verder geen betoog dat een dergelijke afschuwelijke gebeurtenis een enorme impact heeft gehad op iedereen die hierbij betrokken is geweest, zoals ook blijkt uit de ter terechtzitting door [slachtoffer] voorgelezen slachtofferverklaring. Zij is nog steeds bang dat verdachte zijn bedreigingen om haar en de kinderen iets aan te doen alsnog ten uitvoer gaat brengen.
De persoon van verdachte
De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de justitiële documentatie van verdachte van 23 september 2024, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor een strafbaar feit.
Het dossier bevat diverse rapportages over verdachte, waaronder een pro Justitia rapportage van gezondheidspsycholoog dr. R.W. Blaauw van 13 december 2023 en een pro Justitia rapportage van psychiater dr. T.W.D.P. van Os van 9 juli 2024.
Beide deskundigen hebben geconcludeerd dat verdachte lijdende is aan een ziekelijke stoornis van de geestvermogens en/of een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens.
Blaauw heeft geconcludeerd dat bij verdachte sprake is van een ernstige, recidiverende depressieve stoornis en een stoornis in het gebruik van een amfetamineachtig middel.
Van Os heeft geconcludeerd dat bij verdachte sprake is van een narcistische persoonlijkheidsstoornis met borderline trekken, een stoornis in het gebruik van een amfetamineachtig middel en een dysthyme stoornis (een chronisch depressief gevoel).
Deze stoornissen waren ook aanwezig ten tijde van de ten laste gelegde feiten.
Blaauw adviseert verdachte de feiten 1 en 3 in (licht) verminderde mate toe te rekenen. Blaauw geeft geen advies over het toerekenen van feit 2 en schat het recidiverisico in als matig indien verdachte niet wordt behandeld.
Blaauw adviseert een klinische behandeling in het kader van een deels voorwaardelijke gevangenisstraf. Indien de strafoplegging dit niet zou toelaten, adviseert Blaauw om dit op te leggen in het kader van TBS met voorwaarden.
Van Os adviseert verdachte als verminderd toerekeningsvatbaar te beschouwen en schrijft dat verdachtes' narcistische persoonlijkheidsstoornis met borderline trekken ertoe leidt dat
afhankelijkheidsrelaties onder druk komen te staan, omdat deze niet zullen voldoen aan de eisen die verdachte hieraan stelt ten behoeve van het handhaven van de illusie van perfectie. Breuken in relaties leiden bij verdachte tot krenking, teleurstelling, verlatingsangst en inadequate reparaties met acting-out van narcistische woede (agressie naar anderen) of depressie (zelfmoord(poging)). Het middelengebruik (inadequate coping) faciliteert de destructieve acting out. Van Os schat het recidiverisico op gewelddadig gedrag in de toekomst in als hoog indien verdachte niet wordt behandeld.
Van Os adviseert om een gedwongen klinische behandeling op te leggen in een gespecialiseerde gesloten forensische setting met een beveiligingsniveau van een FPK. Hij adviseert dat deze klinische behandeling in het kader van een TBS maatregel plaatsvindt, omdat alleen deze vergaande juridische maatregel voldoende garanties lijkt te geven om het gevaar terug te dringen en behandeling en resocialisatie te realiseren.
Van Os is van mening dat indien verdachte zich aan de voorwaarden conformeert een TBS
met voorwaarden voldoende garanties en behandelmogelijkheden biedt.
De rechtbank heeft verder acht geslagen op een door reclasseringswerker [reclasseringswerker 1] opgemaakt reclasseringsrapport van 5 maart 2024 en de daarop door reclasseringswerker
[reclasseringswerker 2] ter zitting van 19 maart 2024 gegeven toelichting.
Ook heeft de rechtbank acht geslagen op een door reclasseringswerker [reclasseringswerker 2] opgemaakt maatregelrapport van 15 oktober 2024 waarin de reclassering adviseert om aan verdachte TBS met voorwaarden op te leggen.
Volgens de reclassering maken het hoge recidiverisico en de vastgestelde (complexe) psychiatrische problematiek van verdachte dat een gegarandeerde (bij aanvang klinische) behandeling noodzakelijk wordt geacht. Het kader van bijzondere voorwaarden bij een voorwaardelijke veroordeling biedt volgens de reclassering onvoldoende borging voor de benodigde behandeling.
De reclassering adviseert de voorwaarden dadelijk uitvoerbaar te verklaren en daarnaast de gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel op te leggen.
Toerekenbaarheid en op te leggen gevangenisstraf
Voor wat betreft de verminderde toerekeningsvatbaarheid van verdachte neemt de rechtbank voormelde conclusies op de in de rapportages daarvoor uiteengezette gronden over en maakt zij het oordeel van de gedragsdeskundigen tot het hare. De rechtbank acht verdachte ten aanzien van de bewezen verklaarde feiten verminderd toerekeningsvatbaar.
De rechtbank is van oordeel dat aan verdachte zonder meer een onvoorwaardelijke gevangenisstraf moet worden opgelegd.
De aard en ernst van de bewezen en strafbaar verklaarde feiten zouden door een lichtere strafrechtelijke afdoening van de zaak miskend worden.
Rekening houdend met de verminderde toerekeningsvatbaarheid van verdachte acht de rechtbank een gevangenisstraf zoals die door de officier van justitie is geëist passend en geboden. De rechtbank zal verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van drie jaren op te leggen.
De rechtbank stelt vast dat de deskundigen het erover eens zijn dat verdachte behandeling nodig heeft. De deskundige Van Os adviseert dat dit in het kader van TBS met voorwaarden kan plaatsvinden, indien verdacht zich aan de voorwaarden conformeert.
Ook door de reclassering wordt dit kader geadviseerd.
Vooropgesteld dient te worden dat aan vier voorwaarden moet zijn voldaan, wil aan een verdachte op grond van 37a Sr de maatregel TBS kunnen worden opgelegd.
Bij de verdachte dient ten tijde van het begaan van het strafbare feit sprake te zijn van een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens. Het betreffende feit dient voorts een misdrijf te betreffen waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaren of meer is gesteld, dan wel te behoren tot een van de misdrijven zoals specifiek in de wet (artikel 37a, eerste lid, onder 2, Sr) vermeld. Verder dient de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen het opleggen van de maatregel te eisen. Ten slotte kan een dergelijke maatregel enkel worden opgelegd nadat de strafrechter zich een met redenen omkleed, gedagtekend en ondertekend advies heeft doen overleggen van ten minste twee gedragsdeskundigen van verschillende disciplines, waaronder een psychiater, die de verdachte hebben onderzocht.
Aan deze voorwaarden is in de onderhavige zaak voldaan. De rechtbank stelt op basis van de pro Justitia rapportage van Van Os en de rapportage van de reclassering vast dat verdachte behandeld dient te worden binnen een TBS-kader en dat de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen oplegging van die maatregel ook eist.
De rechtbank volgt Van Os en de reclassering echter niet in hun adviezen om de maatregel TBS met voorwaarden op te leggen. De rechtbank acht het noodzakelijk dat verdachte van overheidswege zal worden verpleegd, omdat de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen die verpleging eist.
Daartoe overweegt de rechtbank dat het om zeer ernstige delicten gaat die verdachte uit het niets heeft gepleegd en waarbij verdachte voorafgaand en na afloop van de feiten zeer zorgwekkende uitspraken heeft gedaan waarbij hij heeft gedreigd zijn vrouw en kinderen iets aan te zullen doen. Ook lijkt verdachte berekenend te werk te zijn gegaan en blijkt uit de rapportages dat hij slechts beperkt probleeminzicht heeft. Bovendien schatten de psychiater en de reclassering het recidiverisico als hoog in en zijn zij het erover eens dat een klinische behandeling in een gedwongen kader noodzakelijk is om een herhaling van dit gewelddadige gedrag van verdachte in de toekomst te voorkomen.
De rechtbank heeft niet het vertrouwen dat verdachte zich aan de geadviseerde voorwaarden zal houden. Verdachte heeft zich weliswaar bereid getoond om mee te werken, maar naar het oordeel van de rechtbank is deze bereidheid onvoldoende betrouwbaar en duurzaam. Hierbij neemt de rechtbank in aanmerking dat verdachte bij de reclassering veel op- en aanmerkingen op deze voorwaarden had en ook op de zitting van 22 oktober 2024 nog de nodige opmerkingen had ten aanzien van de op te leggen voorwaarden.
Alles afwegend is de rechtbank van oordeel dat de nodige terugdringing van het recidiverisico en de bescherming van de maatschappij niet anders kan plaatsvinden dan door middel van het opleggen van TBS met dwangverpleging. Deze maatregel biedt in dit geval de meeste waarborgen voor risicoreductie.
Ongemaximeerde TBS maatregel
Nu de onder 1 primair en 3 bewezenverklaarde feiten misdrijven betreffen die gericht zijn tegen of gevaar veroorzaken voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen zal de rechtbank de TBS maatregel ongemaximeerd opleggen.
Maatregel strekkende tot gedragsbeïnvloeding en vrijheidsbeperking
Voorts ziet de rechtbank aanleiding om aan verdachte een gedragsbeïnvloedende- en vrijheidsbeperkende maatregel als bedoeld in artikel 38z Sr op te leggen zoals door de reclassering is geadviseerd.
Aan de wettelijke vereisten voor de oplegging van een dergelijke maatregel is voldaan. De rechtbank gelast immers de terbeschikkingstelling van verdachte.
Door het opleggen van deze maatregel wordt de mogelijkheid gecreëerd om verdachte ook na afloop van de TBS-maatregel onder toezicht te stellen indien dat noodzakelijk is in verband met de op dat moment bestaande risico’s.