ECLI:NL:RBOVE:2024:5702
Rechtbank Overijssel
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Vrijspraak van verdachte in brandstichtingszaak met onvoldoende bewijs
Op 4 november 2024 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van brandstichting in haar woning. De rechtbank oordeelde dat niet wettig en overtuigend kon worden bewezen dat de verdachte de brand had gesticht en sprak haar vrij. De zaak kwam voor de rechtbank na een openbare terechtzitting op 21 oktober 2024, waar de officier van justitie en de verdediging hun standpunten naar voren brachten. De tenlastelegging betrof het opzettelijk in brand steken van textiel en kleding met motorbenzine, wat gevaar voor goederen en levensgevaar zou hebben veroorzaakt.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op het moment van de brand in de woning aanwezig was, maar er waren ook andere personen in de buurt geregistreerd door camera's. De getuigenverklaringen waren niet overtuigend genoeg om de verdachte als dader aan te wijzen. De rechtbank concludeerde dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte te veroordelen voor de brandstichting, ondanks de bijzondere omstandigheden van een huurconflict met de benadeelde partij.
De benadeelde partij had een schadevergoeding gevorderd, maar omdat de verdachte werd vrijgesproken, verklaarde de rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering. De rechtbank besloot dat de kosten voor beide partijen voor eigen rekening komen. Het vonnis werd uitgesproken door een meervoudige kamer, met mr. R.G.J. Gehring als voorzitter.