ECLI:NL:RBOVE:2024:5700

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
4 november 2024
Publicatiedatum
4 november 2024
Zaaknummer
08.245027.20, 08-172493-20, 08-165315-19, 08-073788-19 en 08-017944-19
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voortzetting van de tenuitvoerlegging van de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders

Op 4 november 2024 heeft de Rechtbank Overijssel, zittingsplaats Almelo, uitspraak gedaan in een zaak betreffende de voortzetting van de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders. De rechtbank heeft besloten dat de voortzetting van de tenuitvoerlegging van de maatregel noodzakelijk is en heeft het verzoek tot beëindiging van de maatregel afgewezen. De veroordeelde, geboren in 1971, is bijgestaan door zijn advocaat mr. V. Mes en heeft op de openbare zitting van 21 oktober 2024 zijn standpunt toegelicht. De rechtbank heeft kennisgenomen van eerdere vonnissen en arresten, waaronder een vonnis van 18 februari 2021 en een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 14 september 2022, waarin de maatregel voor de duur van twee jaren was opgelegd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de veroordeelde een lange verslavingsgeschiedenis heeft en dat eerdere behandelingen niet hebben geleid tot gedragsverandering. De rechtbank oordeelt dat de maatregel noodzakelijk is voor de beveiliging van de maatschappij, gezien het risico op recidive en de huidige stand van zaken in het behandeltraject. De rechtbank concludeert dat er voldoende tijd resteert binnen de maatregel om een zinvol behandeltraject te doorlopen, en dat de voortzetting van de maatregel op dit moment zinvol is.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Zittingsplaats: Almelo
Parketnummer: 08.245027.20, 08-172493-20, 08-165315-19, 08-073788-19 en
08-017944-19
Datum beslissing: 4 november 2024
Beslissing van de meervoudige kamer voor strafzaken op grond van artikel 6:6:14 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) in de zaak van:
[veroordeelde] ,
geboren op [geboortedatum] 1971 in [geboorteplaats] ,
nu verblijvende: [locatie 1] , te [plaats 1] ,
verder te noemen: de veroordeelde, bijgestaan door mr. V. Mes, advocaat te Hoorn.

1.Het verloop van de procedure

Door de rechtbank Overijssel is bij vonnis van 18 februari 2021 aan de veroordeelde de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (hierna: de maatregel) voor de duur van twee jaren opgelegd. Hiertegen is door de veroordeelde hoger beroep ingesteld.
Bij arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 14 september 2022 is aan de veroordeelde eveneens de maatregel voor de duur van twee jaren opgelegd.
Op 14 november 2023 is een tegen deze beslissing ingesteld cassatieberoep door de Hoge Raad verworpen.
Bij verzoekschrift van 23 juli 2024 heeft de raadsman van de veroordeelde verzocht om een tussentijdse beoordeling van de noodzaak van de voortzetting van de tenuitvoerlegging van de maatregel.
De rechtbank heeft kennis genomen van:
  • het vonnis van de rechtbank Overijssel van 18 februari 2021;
  • het arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 14 september 2022;
  • het arrest van de Hoge Raad van 14 november 2023;
  • het verzoekschrift van de raadsman van 23 juli 2024;
  • de op grond van artikel 6:6:14 Sv overgelegde verklaring van de directeur van de inrichting, van 8 oktober 2024 over de stand van uitvoering van het verblijfsplan van de veroordeelde, welke verklaring is ondertekend door [naam 1] plaatsvervangend vestigingsdirecteur [locatie 1] , en door [naam 2] , casemanager bij [locatie 1] .
De zaak is behandeld op de openbare terechtzitting van 21 oktober 2024. De veroordeelde, bijgestaan door zijn raadsman, mr. V. Mes, is op die zitting verschenen en gehoord. Ook zijn de officier van justitie en de deskundige [naam 2] , casemanager bij [locatie 1] gehoord.

2.De standpunten van de officier van justitie en de veroordeelde

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de ISD-maatregel dient te worden voortgezet.
Standpunt van de veroordeelde
Het standpunt van de veroordeelde en de raadsman houdt samengevat het volgende in.
Verzoeker meent dat opheffing van de maatregel niet zal leiden tot te verwachten onveiligheid, overlast en verloedering van het publieke domein. De voortzetting van de maatregel is niet langer noodzakelijk omdat het ISD-traject in het geheel niet van de grond komt. Er is sprake van een traag verloop van de maatregel. Een strak, langdurig, dwingend en vrijheidsbeperkend traject is nodig geacht maar er is geen perspectief op een effectieve behandeling en er is sprake van een kale detentie. Verdachte wil behandeling maar krijgt niet wat hij nodig heeft. Dat de maatregel niet zinvol meer is, is een omstandigheid die buiten de macht van verdachte ligt. Gezien het gebrek aan voortgang in het traject is de maatregel niet langer zinvol en noodzakelijk. Er is geen vertrouwen in de vruchtbaarheid van een verder verloop. Daarom wordt verzocht de maatregel te beëindigen.

3.De beoordeling

Toetsingskader
De rechtbank dient te beoordelen of voortzetting van de tenuitvoerlegging van de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders noodzakelijk is. In dat kader dient eerst vastgesteld te worden of opheffing van de maatregel zal leiden tot te verwachten onveiligheid, overlast en verloedering van het publieke domein. Daarna moet worden bezien of verdere voortzetting van de maatregel niet zinvol is door een omstandigheid die buiten de macht van de veroordeelde ligt.
Verloop van het ISD traject
Uit de verklaring omtrent de stand van uitvoering van het verblijfsplan van 8 oktober 2024 blijkt onder meer het volgende.
De veroordeelde verblijft sinds 23 november 2023 in het kader van de maatregel in [locatie 1] . Hij heeft een fors recidiveverleden en eerdere hulp en begeleiding in het voorwaardelijk kader zijn, door de opstelling van de veroordeelde, onvoldoende van de grond gekomen.
De veroordeelde is bekend met harddrugsverslavingsproblematiek en heeft een onderhoudsdosis methadon. Ook is sprake van ADHD en is hij onder de aandacht van de psychiater en het Psycho Medisch Overleg.
Tijdens een trajectbepalingsoverleg op 22 maart 2024 is besloten tot een psychologisch onderzoek, ter bepaling van wat nodig is ter voorkoming van recidive. De onderzoeken zijn op 17 april 2024 gestart en inmiddels afgerond. Uit de afgenomen diagnostiek volgt een behandel/trajectadvies. Omdat de verslavingsproblematiek reeds bekend was, is de veroordeelde in mei 2024 aangemeld en vervolgens ook gestart met therapie bij [locatie 2] verslavingszorg. De veroordeelde gaf aan het contact prettig te vinden. Zodra het contact meer therapiegericht werd, haakte hij af. In september 2024 heeft de veroordeelde gezegd geen gebruik meer te willen maken van deze begeleiding. De veroordeelde is huiverig naar hulpverlening en weert die ook af.
De veroordeelde lijkt een laag verstandelijk beperkte, zichzelf overschattende man. Hij toont weinig zelfinzicht, externaliseert en lijkt nauwelijks leerbaar. Het is hem nog niet gelukt zijn leven op orde te brengen en te houden, zonder te recidiveren. De veroordeelde lijkt vast te zitten in zaken uit het verleden en negatief denken over hulpverlening. Hij neemt leiding in gesprekken en is daarin nauwelijks te begrenzen. De veroordeelde wil bij zijn partner in een hostel in [plaats 2] gaan wonen.
Het reguliere dagprogramma binnen de ISD bestaat uit arbeid, lucht, sport en recreatie. De veroordeelde komt niet tot arbeid en sporten. Wel schildert hij creatief op zijn kamer. In januari en februari 2024 heeft de veroordeelde twee maal een positieve urinecontrole uitslag gehad op cannabis. Er zijn geen problemen in contact met medegedetineerden, al sluit verdachte zich vaak af van de groep. Hij houdt zich aan de huisregels, maar gaat vaak in discussie met het personeel.
Het advies is voortzetting van de maatregel om de volledige twee jaren van de maatregel in te zetten voor het creëren van stabiliteit en acceptatie van begeleiding/bemoeizorg en ter bescherming van de maatschappij.
Advies van de deskundige
De deskundige [naam 2] heeft ter zitting van 21 oktober 2024 gepersisteerd bij de bevindingen in voornoemd rapport en heeft aanvullend, zakelijk weergegeven, het volgende verklaard.
Het traject verloopt moeizaam en dat heeft grotendeels te maken met de lastige communicatie. In gesprekken dient de veroordeelde telkens te worden afgeremd. Dit maakte ook het diagnostiektraject lastiger. De resultaten van het psychologisch onderzoek zijn nog niet bekend bij de casemanager. De veroordeelde heeft inmiddels een concept ontvangen, maar de resultaten kunnen alleen met toestemming van de veroordeelde worden gedeeld. Dat is tot op heden niet gebeurd. De casemanager zal slechts het advies ten aanzien van het vervolgtraject ontvangen. Op basis daarvan zal een vervolg worden bepaald. De laatste tijd zijn er geen incidenten meer geweest.
Het tijdsverloop tussen de start van de maatregel en het trajectoverleg, heeft te maken met de observatieperiode aan het begin van de maatregel. Bij het tijdsverloop van de diagnostiek speelde, naast de moeizame communicatie, ook de beschikbaarheid van psychologen een rol.
Na de observatieperiode is de veroordeelde gestart met de vaktherapie bij [locatie 2]. Deze therapie werd bij hem, gelet op de informatie die op dat moment bekend was, het meest passend geacht. Het lukte niet om tot de kern te komen en daarmee te werken aan de verslavingsproblematiek. Uiteindelijk is de veroordeelde zelf gestopt met de therapie.
Als de maatregel nu wegvalt, is er sprake van een hoog recidiverisico gezien zijn geschiedenis, vooral nu er geen gedragsverandering heeft plaatsgevonden.
Het oordeel van de rechtbank
Op grond van de stukken en de behandeling ter zitting stelt de rechtbank het volgende vast.
De veroordeelde kent een lange verslavingsgeschiedenis en is herhaaldelijk met politie en justitie in aanraking gekomen. Eerdere veroordelingen, toezichten en behandelingen hebben niet geleid tot een gedragsverandering en vermindering van recidive. De veroordeelde heeft beperkt zelfinzicht en komt moeilijk tot leren en gedragsverandering. De psychologische onderzoeken, die meer duidelijkheid moeten geven over de problematiek van de veroordeelde, zijn inmiddels afgerond en de conceptrapportage is gereed. Zodra de rapportage definitief is, zal ook een behandel- en/of begeleidingsadvies bekend zijn om zo het vervolgtraject te kunnen bepalen. Als de maatregel op dit moment zou worden beëindigd, komt de veroordeelde zonder dat zijn problematiek en behandel- en/of begeleidingstraject geheel in beeld is, terug in de maatschappij. Het risico dat de veroordeelde bij beëindiging van de maatregel terugvalt in problematisch middelengebruik en in het plegen van delicten, acht de rechtbank gelet op de rapportage van de deskundige aanzienlijk. De veroordeelde kan dan opnieuw voor ernstige overlast en onveiligheid in de samenleving zorgen. De verdere tenuitvoerlegging van de maatregel is noodzakelijk voor de beveiliging van de maatschappij.
Vervolgens moet worden bezien of verdere voortzetting van de maatregel niet zinvol is door een omstandigheid die buiten de macht van de veroordeelde ligt.
Daarvan is naar het oordeel van de rechtbank geen sprake. De rechtbank constateert dat de PI, vooruitlopend op de uitkomsten van de psychologische onderzoeken, verslavingsbegeleiding van [locatie 2] heeft ingezet, maar dat deze interventie op initiatief van de veroordeelde zelf is beëindigd op het moment dat gepoogd werd inhoudelijk in te gaan op de verslavingsproblematiek. Hierdoor is hulp ten aanzien van de verslavingsproblematiek nog niet van de grond gekomen. De rechtbank heeft oog voor het feit dat begeleiding of behandeling op momenten als zwaar kunnen worden ervaren, maar benadrukt - in navolging van de deskundige - dat stabiliteit en inzicht in de problematiek en behandeling/begeleiding nodig is voor gedragsverandering, zodat de veroordeelde een goede en delictvrije toekomst kan opbouwen. Binnen de huidige maatregel resteert voldoende tijd en die tijd is ook noodzakelijk, om de veroordeelde een zinvol behandel- en/of begeleidingstraject te laten doorlopen. De rechtbank concludeert dan ook dat er momenteel op zinvolle wijze invulling wordt gegeven aan de maatregel.
Conclusie
Op basis van het vorenstaande acht de rechtbank voortzetting van de maatregel noodzakelijk. Het verzoek om de maatregel te beëindigen zal daarom worden afgewezen.

4.De beslissing

De rechtbank:
  • beslist dat de voortzetting van de tenuitvoerlegging van de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders is vereist;
  • wijst af het verzoek tot beëindiging van de maatregel.
Deze beslissing is gegeven door mr. I. Piksen, voorzitter, mr. E.J.M. Bos en
mr. R.G.J. Gehring, rechters, in tegenwoordigheid van D.A.C. Brockötter, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 4 november 2024.
Buiten staat
Mr. E.J.M. Bos is niet in de gelegenheid deze beslissing mede te ondertekenen.