Dit eindvonnis volgt op het tussenvonnis van 9 juli 2024. In het tussenvonnis had de kantonrechter geoordeeld dat het deel van de vordering dat ziet op de woning wordt afgewezen. In dit eindvonnis oordeelt de kantonrechter dat het deel van de vordering dat betrekking heeft op de berging/carport wordt toegewezen, omdat gedaagde toerekenbaar tekortgeschoten is in de nakoming van de aannemingsovereenkomst. De procedure omvatte verschillende aktes van beide partijen, waarin zij hun standpunten en bewijsstukken hebben gepresenteerd. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de lekkage aan de carport/berging is ontstaan door ondeugdelijk werk van gedaagde, die niet heeft aangetoond dat de schade het gevolg was van onvoldoende onderhoud door eisers. De kantonrechter heeft gedaagde veroordeeld tot betaling van de schadevergoeding van € 8.860,00 en € 989,78 voor buitengerechtelijke incassokosten. De proceskosten worden gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt. Dit vonnis is uitgesproken op 29 oktober 2024.