ECLI:NL:RBOVE:2024:5683

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
29 oktober 2024
Publicatiedatum
1 november 2024
Zaaknummer
10969832 \ CV EXPL 24-918
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid voor schade door lekkage aan carport/berging na tekortkoming in aannemingsovereenkomst

Dit eindvonnis volgt op het tussenvonnis van 9 juli 2024. In het tussenvonnis had de kantonrechter geoordeeld dat het deel van de vordering dat ziet op de woning wordt afgewezen. In dit eindvonnis oordeelt de kantonrechter dat het deel van de vordering dat betrekking heeft op de berging/carport wordt toegewezen, omdat gedaagde toerekenbaar tekortgeschoten is in de nakoming van de aannemingsovereenkomst. De procedure omvatte verschillende aktes van beide partijen, waarin zij hun standpunten en bewijsstukken hebben gepresenteerd. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de lekkage aan de carport/berging is ontstaan door ondeugdelijk werk van gedaagde, die niet heeft aangetoond dat de schade het gevolg was van onvoldoende onderhoud door eisers. De kantonrechter heeft gedaagde veroordeeld tot betaling van de schadevergoeding van € 8.860,00 en € 989,78 voor buitengerechtelijke incassokosten. De proceskosten worden gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt. Dit vonnis is uitgesproken op 29 oktober 2024.

Uitspraak

RECHTBANKOVERIJSSEL
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Zwolle
Zaaknummer: 10969832 \ CV EXPL 24-918
Vonnis van 29 oktober 2024
in de zaak van

1.[eiser] ,

te [woonplaats 1] ,
2.
[eiseres],
te [woonplaats 2] ,
eisende partijen,
hierna samen te noemen: [eisers] ,
gemachtigde: E.J. Hagen,
tegen
[gedaagde],
te [vestigingsplaats],
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde],
procederend in persoon.
Samenvatting
Dit eindvonnis volgt op het tussenvonnis van 9 juli 2024. In het tussenvonnis had de kantonrechter geoordeeld dat het deel van de vordering dat ziet op de woning wordt afgewezen. In dit eindvonnis oordeelt de kantonrechter dat het deel van de vordering dat betrekking heeft op de berging/carport wordt toegewezen, omdat [gedaagde] toerekenbaar tekortgeschoten is in de nakoming van de aannemingsovereenkomst.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 9 juli 2024
- de akte van [eisers] van 5 augustus 2024
- de akte van [gedaagde] van 7 augustus 2024
- de akte van 3 september 2024 van [eisers]
- de akte van 27 september 2024 van [gedaagde].
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De verdere beoordeling

2.1.
In het tussenvonnis van 9 juli 2024 heeft de kantonrechter geoordeeld dat het gedeelte van de vordering dat betrekking heeft op de woning niet toewijsbaar is. Voor het deel van de vordering dat ziet op de lekkage aan de carport/berging heeft de kantonrechter overwogen dat hiervoor geen garantie geldt, maar dat dit niet uitsluit dat [gedaagde] op grond van artikel 6:74 BW aansprakelijk kan zijn voor de door [eisers] gestelde schade. Voorafgaand aan de beoordeling hiervan heeft de kantonrechter partijen in de gelegenheid gesteld om nadere stukken te overleggen: [eisers] de stukken die hij stelde te hebben van de verklaringen van twee loodgieters over de lekkage bij de carport/berging en [gedaagde] de door haar ter zitting aangehaalde foto waarop te zien zou zijn dat de dakbedekking is losgetrapt. Vervolgens mochten beide partijen op elkaars akte reageren.
Aktes
2.2.
[eisers] heeft een akte overgelegd met daarin een rapport/verklaring van
[bedrijf] B.V. van 30 juli 2024. Hierin staat onder andere:
“Het epdm is slecht gemonteerd in de hoeken, dit geeft geen reden tot lekkage maar is niet naar ons inziens gedaan door professional. De EPDM is naar ons inziens met verkeerde kit geplakt. Het doek had uit 1 stuk moeten zijn om zo min mogelijk kans op lekkage te maken. Dit is niet gebeurd en er zit een naad op 1 meter uit de rechterkant ong. Deze is terug te vinden in de schuur aangezien het daar is gaan lekken.
(…)
Hierdoor zijn wij van mening dat de schuur zijn lekkage verdiend heeft aan het slecht monteren van de epdm aan de voorhand. Ook is een verkeerde dak doorvoer gebruikt voor de zonnepanelen draden. Dit is ook niet lekker gemonteerd maar gaf volgens de klant geen reden tot lekkage. Dit zal wel in de toekomst gebeuren naar onze mening.”
Bij deze verklaring zijn foto’s gevoegd. Daarnaast heeft [eisers] een offerte van [naam 1] overgelegd van 1 augustus 2024, ter hoogte van € 8.860,00. In de aanhef van de offerte staat onder meer:
“Naar aanleiding van het bezoek van onze dakdekker doen wij u een offerte toekomen voor het vervangen van de bestaande dakbedekking van de carport en berging op perceel [adres] .
Tijdens het bezoek heeft de dakdekker geconstateerd dat de lekkage is ontstaan door het niet goed verlijmen van de EPDM laag waardoor de naden zijn geopend. De gevolgschade is hierdoor dusdanig groot dat een reparatie niet volstaan en wij u adviseren de gehele EPDM bedekking te verwijderen en af te voeren. (…)”
2.3.
[gedaagde] heeft een WhatsApp-gesprek overgelegd tussen [gedaagde] en de eerder door haar ingehuurde persoon die ter plaatse naar de dakbedekking heeft gekeken. Naast foto’s bevat dit WhatsApp-gesprek de volgende tekst:
“ [naam 2] , had jij ook nog naar dakbedekking carport gekeken [eiser] ?
“Klopt, daar heb ik nog naar gekeken. Ik had nog geen tijd om daar verslag van uit te brengen. het is een epdm bedekking, er zit een lijmnaad los, ik denk beschadigd met leggen PV panelen, evenals de manchet van de dakdoorvoer. aangezien het dak een aantal jaar oud is en er niet veel onderhoud is gepleegd zal het geen garantie meer zijn?”
“er is ook niet veel onderhoud gepleegd aan het dak, op de foto zie je veel vuil in de hoek en onder de PV panelen.”
2.4.
Partijen hebben vervolgens tegelijk op elkaars akte mogen reageren. [eisers] heeft dit gedaan vóór de hiervoor bepaalde roldatum van 6 september 2024, namelijk op 3 september 2024. [gedaagde] heeft voor haar reactie uitstel gevraagd en gekregen en die reactie vervolgens gegeven op 27 september 2024. Hierin heeft [gedaagde] echter ook gereageerd op de akte van [eisers] van 3 september 2024. Dit was uitdrukkelijk niet de bedoeling. Voor zover de reactie van [gedaagde] betrekking heeft op de laatste akte van [eisers] , zal die reactie buiten beschouwing worden gelaten.
2.5.
In zijn akte van 3 september 2024 heeft [eisers] onder andere betoogd dat de weergave in het WhatsApp-gesprek van degene die namens [gedaagde] naar de dakbedekking had gekeken niet strookt met wat diegene ter plaatse aan [eisers] heeft verklaard. Destijds zou deze persoon volgens [eisers] hebben verklaard dat de dakbedekking bij aanvang al niet goed was, omdat deze niet uit één stuk bestond en op zijn minst beter verlijmd had moeten worden. Wat [eisers] betreft zal deze persoon als getuige opgeroepen moeten worden vanwege tegenstrijdige informatieverstrekking. Tenslotte betwist [eisers] dat weinig of geen onderhoud aan het dak wordt gepleegd, waarbij hij een factuur heeft overlegd van een glazenwasser.
2.6.
De kantonrechter constateert dat [gedaagde] in haar akte van 27 september 2024 geen reactie heeft gegeven op de inhoud van en de producties bij de akte van [eisers] van
5 augustus 2024.
Gebrekkig dak carport/berging
2.7.
De vraag die hier beantwoord moet worden is of [gedaagde] aansprakelijk is voor de schade die [eisers] stelt te lijden door de lekkage aan de carport/berging. [eisers] stelt dat [gedaagde] tekortgeschoten is in de nakoming van de aannemingsovereenkomst tussen partijen doordat de dakbedekking ondeugdelijk is, waardoor lekkage is opgetreden. [gedaagde] betwist de tekortkoming. Volgens hem is de lekkage ontstaan doordat [eisers] zonnepanelen op het dak heeft laten leggen en komt die schade op grond van artikel 4.4 van de AVA 1992 voor rekening van [eisers] . In die bepaling staat:
De opdrachtgever is aansprakelijk voor schade aan het werk als gevolg van door hem of in zijn opdracht door derden uitgevoerde werkzaamheden of verrichte leveringen.”Daarnaast heeft zij tegengeworpen dat [eisers] niet dan wel onvoldoende onderhoud aan het dak heeft gepleegd.
2.8.
Uit zowel de akte van [eisers] van 5 augustus 2024 als de akte van [gedaagde] van 7 augustus 2024 volgt dat de lekkage aan de carport/berging is opgetreden op een naad van twee EPDM-stroken bij de punten waar de naad geopend is. Op foto’s bij beide aktes zijn de openingen in de naad duidelijk te zien. Volgens de door [eisers] aangehaalde [bedrijf] BV komt dit doordat “met verkeerde kit” is geplakt en volgens [naam 1] door “het niet goed verlijmen van de EPDM laag”. De door [gedaagde] ingeschakelde persoon denkt dat de naad beschadigd is bij het leggen van de zonnepanelen. Hij licht echter niet toe waar hij die gedachte op baseert. Ook [gedaagde] heeft dat niet gedaan. Bij de mondelinge behandeling heeft [gedaagde] betoogd dat zij een foto had ontvangen waarop te zien is dat de dakbedekking vertrapt is. De kantonrechter ziet dat niet op de foto’s die [gedaagde] bij de akte van 7 augustus 2024 heeft overgelegd. Daarop ziet de kantonrechter naden die op meerdere punten losgelaten hebben. De kantonrechter kan hieruit niet opmaken dat de dakbedekking vertrapt is of dat de naden anderszins zijn losgelaten doordat er zonnepanelen op het dak zijn gelegd.
2.9.
[gedaagde] heeft onvoldoende gemotiveerd verweer gevoerd op de onderbouwde stelling van [eisers] dat de openingen bij de naad tussen de EPDM-stroken is veroorzaakt is doordat de stroken niet goed verlijmd zijn en dat hierdoor de lekkage is ontstaan. Dat de naden losgelaten hebben doordat onvoldoende onderhoud zou zijn gepleegd aan het dak heeft, heeft [gedaagde] niet toegelicht en volgt naar het oordeel van de kantonrechter niet uit de door [gedaagde] overgelegde foto’s. De kantonrechter gaat er daarom vanuit dat de lekkage in de carport/berging is ontstaan doordat de dakbedekking niet goed verlijmd is. Dit is aan te merken als een toerekenbare tekortkoming van [gedaagde] in de nakoming van de aannemingsovereenkomst. [eisers] heeft [gedaagde] hiervoor in ieder geval op november 2023 in gebreke gesteld (productie 11 bij de dagvaarding). [gedaagde] heeft geen gehoor gegeven aan de ingebrekestelling, waardoor zij in verzuim is komen te verkeren. [gedaagde] moet daarom op grond van artikel 6:74 BW de schade die
[eisers] door de lekkage lijdt vergoeden. In de offerte die [eisers] bij de akte van 5 augustus 2024 heeft overlegd, is toegelicht dat de gevolgschade door de lekkage zodanig is dat een reparatie niet volstaat en dat daarom wordt geadviseerd om de gehele EPDM-bedekking af te voeren en te verwijderen. [gedaagde] heeft hierop geen verweer gevoerd. Ook op de in de offerte opgenomen bedragen, die overeenkomen met de bedragen die [naam 1] eerder heeft begroot (productie 15 bij de dagvaarding), heeft [gedaagde] onvoldoende gemotiveerd verweer gevoerd. Het hiervoor gevorderde bedrag van € 8.860,00 zal daarom worden toegewezen.
Buitengerechtelijke incassokosten
2.10.
[eisers] vordert vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. Het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) is hier van toepassing. De kantonrechter stelt vast dat [eisers] voldoende heeft gesteld en onderbouwd dat buitengerechtelijke incassowerkzaamheden zijn verricht. Het gevorderde bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten is hoger dan het in het Besluit bepaalde tarief. De kantonrechter zal daarom het bedrag toewijzen tot het wettelijke tarief, te weten
€ 989,78 (inclusief BTW).
Proceskosten
2.11.
Omdat beide partijen gedeeltelijk ongelijk krijgen, zullen de proceskosten tussen hen worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

3.De beslissing

De kantonrechter
3.1.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan [eisers] van een bedrag van € 8.860,00,
3.2.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan [eisers] van een bedrag van € 989,78 voor buitengerechtelijke kosten,
3.3.
compenseert de kosten van de procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
3.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
3.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door G.W.G. Wijnands en in het openbaar uitgesproken op 29 oktober 2024.