ECLI:NL:RBOVE:2024:5606

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
29 oktober 2024
Publicatiedatum
29 oktober 2024
Zaaknummer
08.142208.24 + 08.056177.23 (vtvv) + 08-173394-21 (vtvv) (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal in woning en op besloten erf met gebruik van braak en verduistering van poststukken

Op 29 oktober 2024 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van diefstal in een woning en van het stelen van poststukken. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan diefstal en veroordeeld tot een gevangenisstraf van 120 dagen. De feiten vonden plaats op 25 april 2024, toen de verdachte zonder toestemming in de woning van [slachtoffer 1] was en daar water had gestolen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich buiten de wil van de rechthebbende in de woning bevond en dat hij water had weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen. Daarnaast heeft de verdachte in de periode van 17 tot en met 25 april 2024 meerdere poststukken en een mobiele telefoon van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] gestolen. De rechtbank heeft de bewijsvoering van de officier van justitie gevolgd en de verdachte veroordeeld voor de bewezen feiten. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn eerdere veroordelingen en psychische problemen. De vordering van de benadeelde partij werd niet-ontvankelijk verklaard, omdat de vertegenwoordiger niet bevoegd was om de vordering in te dienen. De rechtbank heeft de vordering tot tenuitvoerlegging van een voorwaardelijke straf afgewezen, gezien de omstandigheden van de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummers: 08.142208.24 + 08.056177.23 (vtvv) + 08-173394-21 (vtvv) (P)
Datum vonnis: 29 oktober 2024
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1981 in [geboorteplaats],
verblijvende in het Behandelcentrum [locatie].

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 30 juli 2024 en 15 oktober 2024.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie en van wat door verdachte en zijn raadsvrouw mr. M. Mulderij-Anker, advocaat in Zwolle, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1:op 25 april 2024 in [plaats 1]
primairzich tegen de wil van [slachtoffer 1] in diens woning heeft bevonden en daar water heeft gestolen door middel van braak, verbreking en/of inklimming
subsidiairwederrechtelijk is binnendrongen in de woning van [slachtoffer 1];
feit 2:in de periode van 17 april 2024 tot en met 25 april 2024 in [plaats 1] brieven en/of een mobiele telefoon van [slachtoffer 2] en/of [bedrijf] heeft gestolen;
feit 3 primair:in de periode van 19 april tot en met 25 april 2024 in [plaats 1] brieven van [slachtoffer 3] heeft gestolen,
subsidiairdeze brieven heeft geheeld.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1.
hij op of omstreeks 25 april 2024 te [plaats 1], in een woning en/of op een besloten erf waarop een woning stond, te weten aan de [adres 1], alwaar hij, verdachte, zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond,
een hoeveelheid water, in elk geval enig goed, die geheel of ten dele aan [slachtoffer 1], in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl hij, verdachte, zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of die weg te nemen hoeveelheid water onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 25 april 2024 te [plaats 1] in de woning, het besloten lokaal en/of het besloten erf, [adres 1] bij een ander, te weten bij [slachtoffer 1], althans
bij een ander of anderen dan bij verdachte, in gebruik wederrechtelijk is binnengedrongen;
2.
hij in of omstreeks de periode van 17 april 2024 tot en met 25 april 2024 te [plaats 1] een of meerdere poststukken en/of een mobiele telefoon, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 2] en/of [bedrijf], in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
3.
hij in of omstreeks de periode van 19 april 2024 tot en met 25 april 2024 te [plaats 1] een of meerdere poststukken, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 3], in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft\ weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode van 19 april 2024 tot en met 25 april 2024 te [plaats 1], een of meerdere poststukken, althans een goed heeft verworven, voorhanden heeft gehad, en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof.

3.De bewijsmotivering

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het onder 1 primair, 2 en 3 subsidiair ten laste gelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen. Hij heeft vrijspraak gevorderd van de onder 3 primair ten laste gelegde diefstal.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft – overeenkomstig een aan de rechtbank overgelegde pleitnota –vrijspraak bepleit van het onder 1 primair ten laste gelegde. Wat betreft het onder 1 subsidiair ten laste gelegde heeft de raadsvrouw zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Verder heeft de raadsvrouw vrijspraak bepleit van het onder 2 en 3 primair ten laste gelegde. Het onder 3 subsidiair ten laste gelegde kan volgens de raadsvrouw worden bewezen.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van de onder 1 primair, 2 en 3 primair ten laste gelegde feiten
Op 25 april 2024 deed [slachtoffer 1] (hierna: [slachtoffer 1]) aangifte van diefstal dan wel vernieling. Hij verklaarde dat hij op deze dag op één van de beeldschermen, verbonden met de camera’s die hij rondom zijn woning aan de [adres 1] in [plaats 1] heeft hangen, zag dat er iemand op zijn terrein liep. Hij schrok daarvan en heeft 112 gebeld. De politie kwam ter plaatse en heeft verdachte aangehouden. [1] In de woning boven de garage zag [slachtoffer 1] dat de badkamer gebruikt was. Iemand had daar gedoucht. [slachtoffer 1] verklaarde dat hij niemand toestemming had gegeven om op zijn terrein te komen, om de woning boven zijn garage binnen te treden en om daar te douchen. [2] Op de door [slachtoffer 1] verstrekte camerabeelden zag verbalisant [verbalisant] dat op 25 april 2024 om 11:08.12 uur een man uit de toegangsdeur uit de garage kwam. De verbalisant herkende deze man ambtshalve als verdachte. [3]
Verdachte had tijdens zijn aanhouding een rugtas bij zich. In deze rugtas werden onder meer een mobiele telefoon, drie geopende brieven gericht aan [bedrijf] [adres 2] en twee geopende brieven gericht aan [slachtoffer 3] (hierna: [slachtoffer 3]) en/of [naam], [adres 3] aangetroffen. [4] De geopende brieven met dagtekening 17 april 2024 gericht aan [bedrijf] zijn getoond aan [slachtoffer 2] (hierna: [slachtoffer 2]). Hij herkende het adres op de brieven als zijn eigen adres en vermoedde dat de brieven zijn gestolen uit de brievenbus aan de openbare weg. Van deze diefstal heeft hij aangifte gedaan. [5] Later meldde [slachtoffer 2] dat er ook een mobiele telefoon uit de receptie van [bedrijf] was weggenomen. Deze mobiele telefoon was aangetroffen in de rugtas van verdachte. [6] Door verbalisant [verbalisant] zijn camera/videobeelden van [bedrijf] van 21 april 2024 bekeken. Op deze beelden is verdachte te zien aan de openbare weg die in zijn handen iets heeft dat licht van kleur en rechthoekig is. Verdachte vouwde dit dubbel en pakte dit in zijn rechterhand. Te zien is dat verdachte zijn linkerhand naar voren stak naar iets dat buiten het beeld is. Aan de beweging is te zien dat hij iets in zijn hand heeft. Vervolgens beweegt verdachte zijn hand iets en probeert hij datgene wat hij in zijn hand heeft ergens in te doen. [7] De geopende brieven met dagtekening 19 april 2024 gericht aan [slachtoffer 3] zijn aan hem getoond. [slachtoffer 3] herkende het adres op de brieven als zijn adres op een recreatiepark en vermoedde dat de brieven zijn gestolen uit de brievenbus die zich in de receptie bevindt. Van deze diefstal heeft hij aangifte gedaan. [8]
Verdachte heeft op 30 april 2024 bij de rechter-commissaris onder meer verklaard:
“Ik heb daar in dat verblijf wel gedoucht”. [9]
Bewijsoverweging ten aanzien van het onder 1 primair ten laste gelegde
De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte op 25 april 2024 tegen de wil van [slachtoffer 1] zich heeft begeven in een woning aan de [adres 1] in [plaats 1] en daar water heeft gestolen. De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
Zoals hiervoor is opgesomd, blijkt dat verdachte de persoon is geweest die te zien is op de camerabeelden terwijl hij uit de woning boven de garage van [slachtoffer 1] komt. Verdachte had geen toestemming van [slachtoffer 1] om daar te zijn. Er is voorts geconstateerd dat water is verbruikt door te douchen. Verdachte bekent op 30 april 2024 bij de RC dat hij gedoucht heeft in de woning. Of het verbruikte water (al) toebehoorde aan [slachtoffer 1] kan in het midden blijven. Het behoorde in ieder geval toe aan een ander dan aan verdachte zelf. Gelet hierop is sprake van diefstal van water. De rechtbank zal verdachte vrijspreken van de ten laste gelegde braak, verbreking en/of inklimming. Niet is vast te stellen dat verdachte de woning boven de garage is binnengegaan door middel van braak, verbreking en/of inklimming.
Bewijsoverweging ten aanzien van het onder 2 en 3 primair ten laste gelegde
De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte meerdere poststukken en een mobiele telefoon van [slachtoffer 2] en/of [bedrijf] en meerdere poststukken van [slachtoffer 3] heeft weggenomen.
Tijdens de aanhouding van verdachte op 25 april 2024 zijn in zijn rugtas vijf geopende poststukken en een mobiele telefoon aangetroffen, die door aangevers [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] zijn herkend als hun eigendom. Op de camerabeelden van [bedrijf] (gelegen aan de [adres 2]) van 21 april 2024 is verdachte te zien aan de openbare weg, terwijl hij iets in zijn handen heeft dat licht van kleur en rechthoekig is. Verdachte vouwt dit dubbel en probeert het ergens in te doen.
Gelet op de aanwezigheid van verdachte op 21 april 2024 bij [bedrijf], de op de camerabeelden zichtbare handelingen en het aantreffen van de poststukken en mobiele telefoon van [slachtoffer 2]/[bedrijf] en [slachtoffer 3] bij verdachte, kan het naar het oordeel van de rechtbank niet anders zijn dan dat verdachte op 21 april 2024 deze goederen heeft weggenomen uit de brievenbus aan de openbare weg en in de receptie van [bedrijf] in [plaats 2].
De tenlastelegging vermeldt in beide gevallen als pleegplaats [plaats 1]. [plaats 2] ligt in de gemeente [plaats 1]. De rechtbank zal de tenlastelegging daarom verbeterd lezen als “in de gemeente [plaats 1]”.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de hiervoor opgegeven bewijsmiddelen waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
1. primair
hij op 25 april 2024 te [plaats 1], in een woning aan de [adres 1], alwaar hij, verdachte, zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond, een hoeveelheid water die aan een ander toebehoorde, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
2.
hij op 21 april 2024 in de gemeente [plaats 1], meerdere poststukken en een mobiele telefoon, die aan [slachtoffer 2] en/of [bedrijf], toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
3. primair
hij op 21 april 2024 in de gemeente [plaats 1] meerdere poststukken die aan [slachtoffer 3] toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

4.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 310 en 311 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezen verklaarde levert op:
feit 1 primair
het misdrijf:
diefstal in een woning, door iemand die zich aldaar buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevindt;
feit 2 en feit 3 primair, telkens
het misdrijf:
diefstal.

5.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezen verklaarde feiten.

6.De op te leggen straf of maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 120 dagen, gelijk aan de duur van het ondergane voorarrest, op te leggen.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht rekening te houden met het feit dat het “lichte” strafbare feiten betreffen. Ook heeft zij verzocht deze feiten, gelet op de QuickScan van het NIFP en het reclasseringsrapport van 6 (de rechtbank begrijpt: 10) juni 2024, in verminderde mate aan verdachte toe te rekenen.
6.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte, zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
Ernst van de strafbare feiten
Verdachte is op 25 april 2024 zonder toestemming van de bewoner in diens gastenverblijf geweest en heeft daar gebruik gemaakt van de douche. Een aantal dagen daarvoor heeft verdachte meerdere brieven en een mobiele telefoon gestolen van/bij een recreatiepark. Dit soort feiten veroorzaakt niet alleen schade, maar is ook een forse inbreuk op de privacy en de veiligheidsgevoelens van de eigenaren. Het is voor slachtoffers van dit soort feiten erg onaangenaam om te weten dat er een onbekend persoon in hun woning of bedrijf is geweest.
Persoon van verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie over verdachte van 15 juli 2024. Hieruit blijkt dat verdachte eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
Uit het reclasseringsrapport van 10 juni 2024 komt naar voren dat verdachte een 43-jarige man is die veelvuldig overlast gevend gedrag vertoont. Vanwege dit gedrag wordt hij besproken in het Zorg- en Veiligheidshuis IJsselland. Hij is al jaren in beeld binnen de GGZ en bij politie en justitie. Er is sprake van problemen op vrijwel alle leefgebieden, die zijn ontstaan door een combinatie van psychiatrische problematiek, een licht verstandelijke beperking en middelengebruik. Op het moment van schrijven van de rapportage leek het realiteitsbesef van verdachte fors verstoord en had hij geen probleembesef. Dit wordt bevestigd door de sociaalpsychiatrisch verpleegkundige van de GGD IJsselland.
Het voorgeleidingsconsult van het NIFP van 30 april 2024 bevestigt dit beeld ook. Hieruit komt naar voren dat verdachte een stoornis heeft in het gebruik van amfetaminen (speed). Ook zijn er sterke aanwijzingen voor een licht verstandelijke beperking en aanwijzingen voor problemen in de realiteitstoetsing. Er lijkt sprake van overwaardige denkbeelden met paranoïde kenmerken en grootheidskenmerken.
Inmiddels verblijft verdachte met een rechterlijke machtiging sinds 22 augustus 2024 in een behandelcentrum van Ipse de Bruggen.
Strafoplegging
De rechtbank zal gelet op de ernst van de gepleegde strafbare feiten en de persoonlijke omstandigheden van verdachte een gevangenisstraf opleggen gelijk aan de duur van het voorarrest. Er is geen enkel strafvorderlijk belang om verdachte een hogere of daarnaast nog andere straf op te leggen. Bij het opleggen van de gevangenisstraf voor de duur van 120 dagen zal de rechtbank bepalen dat het aantal dagen dat verdachte in voorarrest heeft doorgebracht daarop in mindering moet worden gebracht.

7.De schade van benadeelde

7.1
De vordering van de benadeelde partij
[bedrijf] B.V. heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van € 256,09 [zegge: tweehonderdzesenvijftig euro en negen eurocent], te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop de schade is ontstaan.
De gevorderde materiële schade bestaat uit de volgende posten:
- Samsung A04e, mobiele telefoon € 136,36;
- sloten € 59,73;
- arbeid sloten vervangen, 1 uur € 60,00.
7.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij in de vordering niet-ontvankelijk moet worden verklaard, omdat de mobiele telefoon is geretourneerd en er geen rechtstreeks verband bestaat tussen de andere opgevoerde schadeposten en het ten laste gelegde.
7.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk moet worden verklaard in de vordering vanwege de bepleite vrijspraak. Subsidiair heeft zij eveneens niet-ontvankelijkheid betoogd en zich aangesloten bij het standpunt van de officier van justitie.
7.4
Het oordeel van de rechtbank
De vordering van de benadeelde partij is ingediend door de heer [slachtoffer 2], als vertegenwoordiger van [bedrijf] B.V. Echter ontbreekt bij het voegingsformulier een uittreksel van de Kamer van Koophandel en een volmacht van de directie/bestuurder, waaruit blijkt dat de heer [slachtoffer 2] deze rechtspersoon mag vertegenwoordigen. Uit het procesdossier (bijvoorbeeld de aangifte) kan ook niet worden afgeleid dat [slachtoffer 2] bevoegd is namens de rechtspersoon de vordering in te dienen. De rechtbank zal de benadeelde partij daarom in de vordering niet-ontvankelijk verklaren en bepalen dat de benadeelde partij de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.

8.De vordering tenuitvoerlegging

8.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering na voorwaardelijke veroordeling van de zaak met parketnummer 08-056177-23 af te wijzen.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft om afwijzing van de vordering verzocht, omdat een tenuitvoerlegging geen enkel belang dient nu verdachte met een rechterlijke machtiging in zorg zit.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is ten aanzien van parketnummer 08-056177-23 van oordeel dat het, gelet op de rechterlijke machtiging en de in deze strafzaak opgelegde straf, geen meerwaarde heeft om de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf van acht dagen te gelasten, zodat de vordering zal worden afgewezen.
Ten aanzien van parketnummer 08-173394-21 bevindt zich geen vordering na voorwaardelijke veroordeling in het dossier, zodat daarop niet kan worden beslist.

9.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op artikel 57 Sr.

10.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 primair, 2 en 3 primair ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feiten
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1 primair
het misdrijf:
diefstal in een woning, door iemand die zich aldaar buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevindt;
feit 2 en feit 3 primair, telkens
het misdrijf:
diefstal.
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder 1 primair, 2 en 3 primair bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
120 (honderdtwintig) dagen;
- bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
schadevergoeding
- bepaalt dat de benadeelde partij: [bedrijf] B.V., (feit 2) in het geheel niet-ontvankelijk is in de vordering, en dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
tenuitvoerlegging voorwaardelijke straf met parketnummer 08.056177.23
-
wijstde vordering
af.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.A.M. Miltenburg, voorzitter, mrs. S.H. Peper en I. Piksen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J.E. Doornwaard, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 29 oktober 2024.
Buiten staat
De voorzitter en mr. Piksen zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het proces-verbaal van aangifte met nummer 240425-242-937, pagina 1, alinea 1 t/m 4.
2.Het proces-verbaal van aangifte met nummer 240425-242-937, pagina 1, alinea 1 en pagina 2, alinea 1 en foto 7, behorende bij de aangifte.
3.Het proces-verbaal van bevindingen met nummer PL0600-2024187751-12 en het proces-verbaal van bevindingen met nummer PL0600-2024188574-6.
4.Het proces-verbaal van bevindingen met nummer PL0600-2024187751-19
5.Het proces-verbaal van aangifte met nummer PL0600-2024188574-2, blad 1 + bijbehorende foto’s.
6.Het proces-verbaal van bevindingen met nummer PL0600-2024188574-4.
7.Het proces-verbaal van bevindingen met nummer PL0600-2024188574-5, blad 1 regels 20, 27 tot en met 30, regels 44 tot en met 49, blad 2 regels 32 tot en met 34 en het proces-verbaal van bevindingen met nummer PL06002024188574-6 + bijbehorende foto’s.
8.Het proces-verbaal van aangifte met nummer PL0600-2024188655-2 + bijbehorende foto’s.
9.Het proces-verbaal van verhoor van verdachte met rc-nummer 24-005551, blad 1, onder de verklaring van verdachte, regel 1.