Uitspraak
RECHTBANK OVERIJSSEL
1.Het onderzoek op de terechtzitting
2.De tenlastelegging
3.De voorvragen
“te weten een reeks aan diverse foto’s in de vorm van een video/film, waarop te zien is dat die [slachtoffer] met haar vingers haar tepel(s) bedekt en/of met haar ontblote bovenlichaam in beeld is, waardoor haar (ontblote) borsten zichtbaar zijn en/of met gespreide benen zit, waardoor haar (ontblote) vagina zichtbaar is”. Deze zinsnede, bezien tegen de inhoud van het procesdossier en het verhandelde ter terechtzitting van 15 oktober 2024, maakt naar het oordeel van de rechtbank dat het verdachte en zijn raadsman voldoende duidelijk moest zijn waartegen hij zich diende te verdedigen, ondanks het feit dat in het dossier sprake is van meerdere filmpjes. Verdachte heeft er ter terechtzitting ook blijk van gegeven dat hij wist waarvan hij verdacht werd en waar hij zich tegen moest verdedigen. De rechtbank zal daarom aan het verweer van de raadsman voorbij gaan en is van oordeel dat de dagvaarding geldig is.
4.De bewijsmotivering
5.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde
verkrachting, meermalen gepleegd.
door misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht een persoon waarvan hij weet of redelijkerwijs moet vermoeden dat deze de leeftijd van achttien jaren nog niet heeft bereikt, opzettelijk bewegen ontuchtige handelingen te plegen en van hem te dulden.
openbaar maken van een afbeelding van seksuele aard van een persoon, terwijl hij weet dat die openbaarmaking nadelig voor die persoon kan zijn.
een gegevensdrager, bevattende afbeeldingen van een ontuchtige handeling, waarbij een mens en een dier zijn betrokken of schijnbaar zijn betrokken, in bezit hebben, meermalen gepleegd.
6.De strafbaarheid van verdachte
7.De op te leggen straf of maatregel
8.De schade van benadeelde
materiële schadeaan bij de datum van dit vonnis. Voor wat betreft de wettelijke rente ten aanzien van de
immateriële schadesluit de rechtbank aan bij het begin van de bewezen verklaarde periode. De rechtbank zal de wettelijke rente voor de immateriële schade toewijzen vanaf 1 oktober 2016.
9.De toegepaste wettelijke voorschriften
10. De beslissing
gevangenisstrafvoor de duur van
58 [achtenvijftig] maanden;
€ 21.622,98;
€ 304,92, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
maatregelop dat verdachte verplicht is ter zake van de bewezen verklaarde feiten tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van
€ 21.622,98, (zegge: eenentwintigduizendzeshonderdtweeëntwintig euro en achtennegentig cent), te vermeerderen met de wettelijke rente over een bedrag van € 20.000,00 vanaf 1 oktober 2016 en over een bedrag van € 1.622,98 vanaf 29 oktober 2024 ten behoeve van de benadeelde, en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat gijzeling voor de duur van
143 (honderddrieënveertig) dagenkan worden toegepast. Tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat de benadeelde partij [slachtoffer] voor een deel van € 2.500,00 niet-ontvankelijk is in de vordering, en dat de benadeelde partij de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
- wijst de vordering van de benadeelde partij voor het overige af;
gevangennemingvan verdachte met
onmiddellijke ingang, welk bevel afzonderlijk is opgemaakt.