Op 28 oktober 2024 heeft de Rechtbank Overijssel, zittingsplaats Zwolle, uitspraak gedaan in een strafzaak waarbij de veroordeelde is verplicht tot betaling van € 5.608,40 aan de Staat ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel. De rechtbank heeft vastgesteld dat de veroordeelde op meerdere tijdstippen geldbedragen van de aangever heeft gestolen. De officier van justitie had een vordering ingediend om het wederrechtelijk verkregen voordeel te schatten op € 8.920,24, maar de rechtbank heeft dit bedrag verlaagd na beoordeling van de bewijsstukken en de kosten die de veroordeelde ten gunste van de aangever heeft gemaakt.
De behandeling van de ontnemingsvordering vond plaats op 14 oktober 2024, gelijktijdig met de strafzaak. De veroordeelde, bijgestaan door zijn raadsman, heeft betoogd dat hij geen wederrechtelijk voordeel heeft genoten. De rechtbank heeft echter geconcludeerd dat de veroordeelde wel degelijk financieel voordeel heeft genoten uit zijn strafbare feiten, en heeft de omvang van dit voordeel vastgesteld op € 5.608,40. De rechtbank heeft daarbij rekening gehouden met de kosten die de veroordeelde heeft gemaakt, die in mindering zijn gebracht op het totale bedrag van het wederrechtelijk verkregen voordeel.
De beslissing is gegrond op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht, dat de mogelijkheid biedt om een betalingsverplichting op te leggen voor wederrechtelijk verkregen voordeel. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie gedeeltelijk toegewezen en de veroordeelde de verplichting opgelegd tot betaling aan de Staat. Het vonnis is openbaar uitgesproken en is ondertekend door de rechters en de griffier.