Uitspraak
RECHTBANK OVERIJSSEL
1.De vordering van de officier van justitie
2.De procedure
3.De beoordeling van de vordering
€ 138.976,--
€ 208.154,--
Rechtbank Overijssel
Op 28 oktober 2024 heeft de Rechtbank Overijssel, zittingsplaats Almelo, uitspraak gedaan in een ontnemingszaak tegen een veroordeelde die betrokken was bij de handel in cocaïne en hennep. De rechtbank heeft de veroordeelde de verplichting opgelegd tot betaling van € 138.770,-- aan de Staat, ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel. De rechtbank oordeelde dat de veroordeelde wederrechtelijk verkregen voordeel heeft genoten, gezien zijn betrokkenheid bij de drugshandel. De vordering van de officier van justitie was om het wederrechtelijk verkregen voordeel vast te stellen op € 229.474,00, maar de rechtbank kwam tot een andere conclusie op basis van de beschikbare bewijsmiddelen.
De behandeling van de ontnemingsvordering vond plaats op 14 oktober 2024, gelijktijdig met de hoofdzaak 'onderzoek Europa'. De veroordeelde, bijgestaan door zijn raadsman mr. J. Michels, heeft geen inhoudelijk verweer gevoerd tegen de vordering tot ontneming. De rechtbank heeft vastgesteld dat de veroordeelde in de bewezenverklaarde periode verschillende betalingen heeft ontvangen die verband hielden met de drugshandel. De rechtbank heeft de bewijslast voor de hoogte van het wederrechtelijk verkregen voordeel bij het Openbaar Ministerie gelegd, dat deze met voldoende bewijsmiddelen moest onderbouwen.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de veroordeelde in totaal € 346.924,-- aan omzet heeft gegenereerd, waarvan 40% als winst kan worden aangemerkt. Dit leidde tot de conclusie dat het wederrechtelijk verkregen voordeel op € 138.770,-- moet worden vastgesteld. De rechtbank heeft de wettelijke basis voor deze beslissing gegrond op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht. Het vonnis is openbaar uitgesproken door de meervoudige kamer voor strafzaken van de rechtbank Overijssel.