ECLI:NL:RBOVE:2024:5574

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
28 oktober 2024
Publicatiedatum
28 oktober 2024
Zaaknummer
08.246296-22 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een moeder voor het onttrekken van haar minderjarige kinderen aan het gezag

Op 28 oktober 2024 heeft de Rechtbank Overijssel een 40-jarige vrouw veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 9 maanden voor het onttrekken van haar vier minderjarige kinderen aan het gezag. De vrouw had samen met de vader het gezag over de kinderen, die onder toezicht stonden van de Jeugdbescherming Overijssel. Gedurende een periode van ongeveer 2,5 jaar heeft de vrouw de kinderen onttrokken aan het wettelijk gezag en het toezicht, wat resulteerde in een ernstige schending van de rechten van de vader en de verantwoordelijkheden van de Jeugdbescherming.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de vrouw in de periode van 22 februari 2020 tot en met 13 september 2022 opzettelijk haar kinderen heeft meegenomen naar Polen en België zonder toestemming van de vader of de Jeugdbescherming. Drie van de kinderen waren op het moment van de onttrekking jonger dan twaalf jaar. De rechtbank heeft de verklaringen van de verdachte, de aangifte van de Jeugdbescherming en getuigenverklaringen als bewijs gebruikt om tot de conclusie te komen dat de vrouw schuldig was aan de tenlastelegging.

Bij de strafoplegging heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd en de persoonlijke situatie van de verdachte. De rechtbank oordeelde dat de verdachte geen verantwoording had afgelegd voor haar daden en dat de ernst van het feit een onvoorwaardelijke gevangenisstraf rechtvaardigde. De rechtbank heeft de schorsing van de voorlopige hechtenis opgeheven en de gevangenisstraf zal volledig worden uitgevoerd in een penitentiaire inrichting.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08.246296-22 (P)
Datum vonnis: 28 oktober 2024
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum 1] 1984 in [geboorteplaats 1] ,
zonder (bekende) woon- en/of verblijfplaats.

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 14 oktober 2024.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie en van wat door de gemachtigde raadsman mr. U. Yildirim, advocaat in Zwolle, namens verdachte naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte in de periode van 22 februari 2020 tot en met 13 september 2022 in Kampen, Brzeźnica (Polen) en Brugge (België) samen met anderen of alleen, opzettelijk haar vier minderjarige kinderen heeft onttrokken aan het wettig over hen gesteld gezag en aan het opzicht van degene die dit des bevoegd over hen uitoefende, terwijl drie van die minderjarigen beneden de twaalf jaren oud waren.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
zij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 22 februari 2020 t/m 13september 2022 te Kampen, althans in Nederland en/of te Brzeźnica, althans inPolen en/of te Brugge, althans in België,tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,opzettelijk minderjarigen, te weten haar kinderen:- [minderjarige 1] , geboren te [geboorteplaats 2] op [geboortedatum 2] 2008- [minderjarige 2] , geobren te [geboorteplaats 3] op [geboortedatum 3] 2009- [minderjarige 3] , geboren te [geboorteplaats 4] op [geboortedatum 4] 2013- [minderjarige 4] , geboren te [geboorteplaats 5] op [geboortedatum 5] 2015heeft onttrokken aan het wettig over hen gesteld gezag en/of aan het opzicht vandegene die dit des bevoegd over hen uitoefende,terwijl drie van die minderjarigen ( [minderjarige 2] , [minderjarige 3] , [minderjarige 4]) beneden de twaalf jaren oud waren,immers heeft verdachte die minderjarigen opzettelijk zonder toestemming van devader, [de vader] en/of de jeugdbescherming Overijssel,overgebracht/meegenomen naar Polen en/of België en/of (daarmee) dieminderjarigen (feitelijk) buiten de invloedssfeer en/of het gezag van de vader en/ofhet toezicht/opzicht van de Jeugdbescherming Overijssel heeft gebracht engehouden,(terwijl verdachte tot en met 22 februari 2020 gezamenlijk met de vader was belastmet het gezag over die minderjarigen, waarna de familierechter van de rechtbankOverijssel op 17 april 2020 heeft beslist dat de kinderen het hoofdverblijf bij vadermoeten hebben, de rechtbank Overijssel op 18 september 2020 heeft beslist datalleen de vader is belast met de uitoefening van het ouderlijk gezag en terwijl deJeugdbescherming sinds 10 januari 2019 belast is me het de uitvoering van deondertoezichtstelling van de minderjarigen, welke ondertoezichtstelling bijbeschikking van 26 november 2021 van de rechtbank Overijssel is verlengd tot 9januari 2023).

3.De bewijsmotivering

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie vindt het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft geen bewijsverweren gevoerd. Hij heeft zich aan het oordeel van de rechtbank gerefereerd. Wel heeft hij gewezen op de aan de brief van verdachte van 10 oktober 2024, waarin zij de redenen voor haar handelen destijds uiteen zet.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft bij de politie bekend dat zij het ten laste gelegde feit heeft begaan. Tijdens de zitting is namens haar ten aanzien daarvan geen vrijspraak bepleit. De rechtbank komt op grond van de inhoud van de bewijsmiddelen [1] - met uitzondering van het medeplegen - tot een bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit, waarbij de rechtbank overeenkomstig artikel 359, lid 3, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering zal volstaan met de volgende opsomming van de bewijsmiddelen:
het proces-verbaal van aangifte van [medewerker jeugdbescherming] namens Jeugdbescherming Overijssel van 25 februari 2020, pagina's 26 tot en met 28;
het proces-verbaal van verhoor getuige [de vader] van 24 februari 2020, pagina's 21 en 22;
de (bekennende) verklaring van verdachte, zoals weergegeven in het proces-verbaal van verhoor verdachte van 29 september 2022, pagina’s 233 tot en met 239.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de opgegeven bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, te weten dat:
zij in de periode van 22 februari 2020 tot en met 13 september 2022 te Kampen, Brzeźnica (Polen) en Brugge (België, opzettelijk minderjarigen, te weten haar kinderen:- [minderjarige 1] , geboren te [geboorteplaats 2] op [geboortedatum 2] 2008- [minderjarige 2] , geboren te [geboorteplaats 3] op [geboortedatum 3] 2009- [minderjarige 3] , geboren te [geboorteplaats 4] op [geboortedatum 4] 2013- [minderjarige 4] , geboren te [geboorteplaats 5] op [geboortedatum 5] 2015heeft onttrokken aan het wettig over hen gesteld gezag enaan het opzicht van degene die dit des bevoegd over hen uitoefende, terwijl drie van die minderjarigen ( [minderjarige 2] , [minderjarige 3] , [minderjarige 4] ) beneden de twaalf jaren oud waren,immers heeft verdachte die minderjarigen opzettelijk zonder toestemming van devader, [de vader] , en Jeugdbescherming Overijssel meegenomen naar Polen en België en daarmee die minderjarigen (feitelijk) buiten de invloedssfeer en het gezag van de vader en het toezicht van de Jeugdbescherming Overijssel heeft gebracht en gehouden,
terwijl verdachte tot en met 22 februari 2020 gezamenlijk met de vader was belast met het gezag over die minderjarigen, waarna de familierechter van de rechtbank Overijssel op 17 april 2020 heeft beslist dat de kinderen het hoofdverblijf bij vader moeten hebben, de rechtbank Overijssel op 18 september 2020 heeft beslist dat alleen de vader is belast met de uitoefening van het ouderlijk gezag en terwijl de Jeugdbescherming sinds 10 januari 2019 belast is met de uitvoering van de ondertoezichtstelling van de minderjarigen, welke ondertoezichtstelling bij beschikking van 26 november 2021 van de rechtbank Overijssel is verlengd tot 9 januari 2023.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij haar daarvan zal vrijspreken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd in de bewezenverklaring. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

4.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is strafbaar gesteld in artikel 279 van het Wetboek van Strafrecht. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezen verklaarde levert op:
de misdrijven:
opzettelijk een minderjarige onttrekken aan het wettig over hem gesteld gezag en het opzicht van degene die dit desbevoegd over hem uitoefent, en,
opzettelijk een minderjarige onttrekken aan het wettig over hem gesteld gezag en het opzicht van degene die dit desbevoegd over hem uitoefent, terwijl de minderjarige beneden de twaalf jaren oud is, meermalen gepleegd.

5.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezen verklaarde feit.

6.De strafmotivering

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee jaren met aftrek van het voorarrest, waarvan één jaar voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren. Daarnaast heeft de officier van justitie de opheffing gevorderd van de schorsing van het bevel voorlopige hechtenis.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft, onder meer rekening houdend met de beweegredenen van verdachtes handelen, de persoon van verdachte en de overschrijding van de redelijke termijn, betoogd dat toepassing moet worden gegeven aan het rechterlijk pardon zoals bedoeld in artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht, dan wel dat moet worden volstaan met de oplegging van een onvoorwaardelijke straf die gelijk is aan de duur van het voorarrest, gecombineerd met een voorwaardelijke straf.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte, zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen.
De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
De aard en de ernst van het gepleegde feit
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het onttrekken van haar vier minderjarige kinderen aan het gezag van hun vader en het opzicht van Jeugdbescherming Overijssel. Drie van die minderjarige kinderen waren destijds beneden de twaalf jaren oud. Zij heeft de kinderen welbewust, zonder toestemming van de vader en zonder de vader en Jeugdbescherming Overijssel op de hoogte te stellen meegenomen naar Polen en later België en heeft hen gedurende een periode van ongeveer tweeënhalf jaar van het wettelijk gezag en bevoegd opzicht onttrokken gehouden. Met het plegen van dit feit heeft verdachte niet alleen de vader van de kinderen langdurig belemmerd in zijn recht om zijn kinderen op te voeden en te verzorgen, maar ook de taak en bevoegdheden van Jeugdbescherming Overijssel miskend. Bovendien heeft verdachte meerdere gerechtelijke uitspraken genegeerd en zich daar bewust niet aan gehouden. De rechtbank neemt dit haar kwalijk.
De persoon van verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op het strafblad van verdachte van 18 maart 2024. Hieruit volgt dat verdachte in het verleden met politie en justitie in aanraking is geweest, maar het gaat hier om oude niet-soortgelijke feiten en deze zijn dus niet relevant voor de beoordeling van deze strafzaak. Daarnaast heeft de rechtbank gekeken naar de inhoud van het reclasseringsadvies van Reclassering Nederland van 16 augustus 2024 en wat de raadsman over de persoonlijke omstandigheden van verdachte heeft toegelicht.
De strafoplegging
De rechtbank houdt bij het bepalen van de straf en de hoogte ervan rekening met straffen die in vergelijkbare gevallen door rechters zijn opgelegd. Een rechterlijk pardon acht de rechtbank vanwege de aard en de ernst van het feit niet op zijn plaats. De rechtbank is van oordeel dat de ernst van het feit een onvoorwaardelijke gevangenisstraf rechtvaardigt. In strafverzwarende zin weegt de rechtbank mee dat verdachte geen verantwoording heeft afgelegd voor het door haar begane strafbare feit.
De rechtbank acht het, alles afwegend, passend en geboden om aan verdachte op te leggen een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van negen maanden met aftrek van het voorarrest.
De rechtbank zal voorts de schorsing van het bevel voorlopige hechtenis opheffen nu verdachte zich niet gehouden heeft aan de haar gestelde voorwaarden.
De tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet.

7.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op het artikelen 57 en 279 van het Wetboek van Strafrecht.

8.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt haar daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
de misdrijven:
opzettelijk een minderjarige onttrekken aan het wettig over hem gesteld gezag en het opzicht van degene die dit desbevoegd over hem uitoefent, en,
opzettelijk een minderjarige onttrekken aan het wettig over hem gesteld gezag en het opzicht van degene die dit desbevoegd over hem uitoefent, terwijl de minderjarige beneden de twaalf jaren oud is, meermalen gepleegd.
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
negen maanden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
opheffing schorsing voorlopige hechtenis
-
heft opde schorsing van de voorlopige hechtenis met ingang van heden.
Dit vonnis is gewezen door mr. D.E. Schaap, voorzitter, mr. G.M.J. Vijftigschild en
mr. C.W. Couperus-van Kooten, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.G. Drent, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 28 oktober 2024.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de politie-eenheid Oost-Nederland met nummer ON1R020110 (onderzoek Pangasius). Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.