ECLI:NL:RBOVE:2024:5568

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
28 oktober 2024
Publicatiedatum
28 oktober 2024
Zaaknummer
08.038771.24 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van poging tot zware mishandeling en vernieling van telefoon

Op 28 oktober 2024 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 21-jarige vrouw, die werd beschuldigd van medeplegen van een poging tot zware mishandeling en het vernielen van de telefoon van het slachtoffer. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 120 uren en een gevangenisstraf van 60 dagen, waarvan 57 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren. De feiten vonden plaats op 3 februari 2024 in Vriezenveen, waar de verdachte samen met medeverdachten het slachtoffer heeft gelokt en vervolgens heeft aangevallen. Het slachtoffer werd met een houten steel en met kracht geschopt en geslagen, wat leidde tot verwondingen. De rechtbank oordeelde dat er sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en de medeverdachten, wat het medeplegen van de poging tot zware mishandeling bewezen verklaarde. De rechtbank sprak de verdachte vrij van de primair ten laste gelegde poging tot doodslag, omdat niet kon worden vastgesteld dat er een aanmerkelijke kans op de dood van het slachtoffer was. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder haar kwetsbare positie en de druk waaronder zij handelde, maar vond de gepleegde feiten ernstig genoeg om een straf op te leggen.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer: 08.038771.24 (P)
Datum vonnis: 28 oktober 2024
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 2003 in [geboorteplaats] ,
wonende aan [adres] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek met gesloten deuren gehouden op de terechtzitting van 14 oktober 2024.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie en van wat door verdachte en haar raadsvrouw mr. J. Nijland, advocaat in Borne, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte samen met anderen dan wel alleen:
feit 1: (primair)heeft geprobeerd [slachtoffer] (hierna: [slachtoffer] ) van het leven te beroven
(subsidiair)heeft geprobeerd [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen
(meer subsidiair)openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer] ;
feit 2:een telefoon heeft vernield.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1.
Zij op of omstreeks 3 februari 2024 te Vriezenveen, gemeente Twenterand tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of haar mededader(s) voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven, heeft/hebben verdachte en/of haar mededader(s) die [slachtoffer] een of meerdere malen (met kracht en/of met geschoeide voet) tegen het hoofd en/of het (boven)lichaam geschopt en/of getrapt en/of een of meerdere malen (met kracht) met een (houten) steel, althans met een hard voorwerp op het hoofd en/of het bovenlichaam geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
zij op of omstreeks 3 februari 2024 te Vriezenveen, gemeente Twenterand tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, heeft/hebben verdachte en/of haar mededader(s) die [slachtoffer] een of meerdere malen (met kracht en/of met geschoeide voet) tegen het hoofd en/of het (boven)lichaam geschopt en/of getrapt en/of een of meerdere malen (met kracht)
met een (houten) steel, althans met een hard voorwerp op het hoofd en/of het bovenlichaam geslagen en/of die [slachtoffer] een of meerdere malen (met kracht) op het hoofd en/of het bovenlichaam gestompt en/of geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
zij op of omstreeks 3 februari 2024 te Vriezenveen, gemeente Twenterand openlijk, te weten, op/aan de Schout Doddenstraat, in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon, te weten [slachtoffer] , door:
- die [slachtoffer] een of meerdere malen (met kracht en/of met geschoeide voet) tegen het hoofd en/of het (boven)lichaam te schoppen en/of te trappen, en/of
- die [slachtoffer] een of meerdere malen (met kracht) met een (houten) steel, althans met een hard voorwerp op het hoofd en/of het bovenlichaam te slaan, en/of
- die [slachtoffer] een of meerdere malen (met kracht) op het hoofd en/of het bovenlichaam te stompen en/of te slaan;
2.
Zij op of omstreeks 3 februari 2024 te Vriezenveen, gemeente Twenterand tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen opzettelijk en wederrechtelijk een (mobiele) telefoon (Samsung), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan
[slachtoffer] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n), heeft vernield, beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsmotivering

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het onder 1 primair en 2 tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft ten aanzien van het onder 1 primair tenlastegelegde vrijspraak bepleit nu niet kan worden vastgesteld dat door de geweldshandelingen, het slaan met de houten steel van de hamer en het schoppen tegen het hoofd, een aanmerkelijke kans heeft bestaan op de dood.
Voor het overige onder 1 (poging tot het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel, althans openlijke geweldpleging) en hetgeen onder 2 (vernieling van een telefoon) is ten laste gelegd, heeft de raadsvrouw zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
Feiten 1 en 2
4.3.1.1 Vaststelling feiten en omstandigheden
Op basis van het dossier en het verhandelde ter zitting stelt de rechtbank de volgende feiten en omstandigheden vast.
Op 3 februari 2024 is [slachtoffer] op initiatief van [verdachte] (hierna: [verdachte] ) naar Vriezenveen gekomen. Haar broers (hierna: [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] ) en [medeverdachte 4] (hierna: [medeverdachte 4] ) waren hiervan, en van de na aankomst te volgen route, op de hoogte. Terwijl [verdachte] [slachtoffer] meenam in de richting van het park, hadden [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] , [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4] zich verstopt in de bosjes om – naar eigen zeggen – de telefoon van [slachtoffer] af te pakken en de inhoud daarvan te verwijderen. Op het moment dat [slachtoffer] en [verdachte] arriveerden, zijn [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] , [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4] uit de bosjes gesprongen en hebben zij [slachtoffer] aangevallen. [slachtoffer] is door [medeverdachte 1] aangevallen met de steel van een hamer waardoor hij op de grond is gevallen. [slachtoffer] is vervolgens door [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] , [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4] geslagen en geschopt tegen het lichaam en hoofd. Ook [verdachte] heeft [slachtoffer] geslagen. [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] , [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4] hebben [slachtoffer] vastgehouden, bovenop hem gezeten en hebben zijn zakken doorzocht. Zij hebben de telefoon van [slachtoffer] afgepakt. [verdachte] en [medeverdachte 3] hebben de telefoon kapot gemaakt en vervolgens weggegooid. De ter plaatse gekomen politie zag dat [slachtoffer] aangezichtsletsel had. Zijn ogen zaten dicht en hij zat onder het bloed. Hij is gelet op zijn verwondingen met de ambulance naar het ziekenhuis in Almelo vervoerd.
4.3.1.2 Medeplegen
De rechtbank stelt voorop dat de betrokkenheid aan een strafbaar feit als medeplegen kan worden bewezenverklaard wanneer is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking.
Uit de vastgestelde feiten en omstandigheden leidt de rechtbank af dat [verdachte] [slachtoffer] naar de overvalplek heeft meegelokt en dat [medeverdachte 4] zich samen met [medeverdachte 1] , [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] heeft verstopt in de bosjes waar zij [slachtoffer] hebben opgewacht. Vervolgens hebben zij samen [slachtoffer] aangevallen en vastgehouden, waarbij is geslagen en geschopt tegen het lichaam en hoofd van [slachtoffer] .
Op grond van het voorgaande oordeelt de rechtbank dat sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en de medeverdachten die in de kern bestaat uit een gezamenlijke uitvoering. Daarmee acht de rechtbank het tenlastegelegde medeplegen bewezen.
4.3.1.3 Kwalificatie feit 1
De rechtbank is op basis van de aangifte, de verklaringen van de getuigen en de verklaringen van verdachten van oordeel dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachten meermalen met een houten steel [slachtoffer] hebben geslagen en dat zij hem hebben geslagen en geschopt tegen het hoofd en lichaam. De rechtbank ziet zich vervolgens voor de vraag gesteld hoe dit handelen moet worden gekwalificeerd.
Vrijspraak poging doodslag
Voor beantwoording van de vraag of sprake is van een poging tot doodslag dient de rechtbank te beoordelen of sprake was van (voorwaardelijk) opzet bij verdachte en de medeverdachten. De rechtbank stelt voorop dat voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg - zoals hier het overlijden van het slachtoffer – aanwezig is indien de verdachte en de medeverdachten bewust de aanmerkelijke kans hebben aanvaard dat dit gevolg zal intreden.
De beantwoording van de vraag of een gedraging de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval. Daarbij komt betekenis toe aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht. Het zal in alle gevallen moeten gaan om een kans die naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk is te achten.
De rechtbank oordeelt dat in onderhavig geval niet kan worden vastgesteld of sprake was van een aanmerkelijke kans dat [slachtoffer] zou komen te overlijden door het handelen van verdachte en de medeverdachten. Uit de stukken en het verhandelde ter terechtzitting blijkt dat verdachte en de medeverdachten [slachtoffer] hebben geslagen met een steel van een hamer en dat zij hem hebben geslagen en geschopt op het lichaam en hoofd. [slachtoffer] heeft hierdoor letsel opgelopen in zijn gezicht. De rechtbank overweegt dat echter onvoldoende informatie voorhanden is over de aard van de verwondingen en de omvang van het geweld dat op [slachtoffer] is uitgeoefend. Het dossier bevat geen medische informatie over het letsel bij [slachtoffer] . De rechtbank kan daarom niet vaststellen dat die aanmerkelijke kans heeft bestaan. De rechtbank is gelet op het voorgaande dan ook van oordeel dat niet is komen vast te staan dat sprake is geweest van een aanmerkelijke kans op het overlijden van [slachtoffer] . De rechtbank zal verdachte en de medeverdachten daarom van het primair ten laste gelegde vrijspreken.
Poging tot zware mishandeling
Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen, is voor de rechtbank komen vast te staan dat verdachte en de medeverdachten gezamenlijk [slachtoffer] tegen het lichaam en hoofd hebben geslagen, onder andere met een houten steel van een hamer en dat zij [slachtoffer] hebben geschopt tegen het lichaam en hoofd. Dat verdachte en de medeverdachten dit ook met kracht hebben gedaan, concludeert de rechtbank op basis van de getuigenverklaringen.
De rechtbank overweegt dat het met kracht schoppen en slaan (deels ook met een langwerpig en hard voorwerp als een houten steel) tegen het hoofd slaan naar algemene ervaringsregels een aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel bij het slachtoffer oplevert. Zeker als dit veelvuldig gebeurt. Het is een feit van algemene bekendheid dat het hoofd een kwetsbaar lichaamsdeel is, en dat bij het met kracht slaan (met een hard voorwerp) of schoppen op of tegen het hoofd vitale delen, zoals de ogen of de hersenen, ernstig beschadigd kunnen raken. Door desalniettemin te handelen zoals verdachte en de medeverdachten hebben gedaan, hebben zij naar het oordeel van de rechtbank welbewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat aangever zwaar lichamelijk letsel zou oplopen.
De rechtbank is op grond van het vorenstaande dan ook van oordeel dat het onder 1 subsidiair ten laste gelegde, het medeplegen van een poging tot zware mishandeling, wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard.
4.3.1.4 Feit 2
Tot slot acht de rechtbank, mede gelet op de bekennende verklaring van verdachte wettig en overtuigend bewezen dat verdachte samen met de medeverdachten een telefoon van [slachtoffer] heeft vernield en weggemaakt.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
1. subsidiair
zijop
of omstreeks3 februari 2024 te Vriezenveen, gemeente Twenterand tezamen en in vereniging met
een of meeranderen,
althans alleen,ter uitvoering van het door verdachte en
/ofzijn mededader
(s
)voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen,
heeft/hebben verdachte en
/ofzijn mededader
(s
)die [slachtoffer]
een ofmeerdere malen
(met kracht en
/ofmet geschoeide voet
)tegen het hoofd en
/ofhet (boven)lichaam geschopt
en/of getrapten
/of een ofmeerdere malen
(met kracht
)
met een (houten) steel,
althans met een hard voorwerpop het hoofd en
/ofhet bovenlichaam geslagen en
/ofdie [slachtoffer]
een ofmeerdere malen (met kracht) op het hoofd en
/ofhet bovenlichaam
gestompt en/ofgeslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
zij op
of omstreeks3 februari 2024 te Vriezenveen, gemeente Twenterand tezamen en in vereniging met
een of meeranderen,
althans alleenopzettelijk en wederrechtelijk een
(mobiele
)telefoon (Samsung),
in elk geval enig goed, dat/die geheel
of ten deleaan [slachtoffer] ,
in elk geval aan een andertoebehoorde
(n)
,heeft vernield
, beschadigd en/of onbruikbaar gemaakten
/ofweggemaakt.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte onder 1 subsidiair en 2 meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 45, 47, 302 en 350 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1 subsidiair
het misdrijf: medeplegen van een poging tot zware mishandeling;
feit 2
het misdrijf: medeplegen van het opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen en wegmaken.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor het onder 1 primair en 2 tenlastegelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 182 dagen waarvan 180 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaren, met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Aan het voorwaardelijk strafdeel dienen de bijzondere voorwaarden van een meldplicht, aanwijzingen opvolgen van de reclassering en hulp/steun accepteren van de reclassering, te worden verbonden.
Daarnaast heeft de officier van justitie een taakstraf voor de duur van 240 uren subsidiair 120 dagen hechtenis gevorderd.
Ook heeft de officier van justitie gevorderd een maatregel als bedoeld in artikel 38v Sr aan verdachte op te leggen, bestaande uit een contactverbod met [slachtoffer] , voor de duur van vijf jaren. Voor elke overtreding van het contactverbod zou twee weken vervangende hechtenis moeten volgen, met een maximum van zes maanden. Zij verzoekt de maatregel 38v Sr dadelijk uitvoerbaar te verklaren.
Volgens de officier van justitie is hier sprake van eergerelateerd geweld. Een eventuele aantasting van eer mag nooit een reden zijn om geweld toe te passen.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht geen (nadere) onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen. De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte slechts eenmaal heeft geschopt en heeft verzocht rekening te houden met die omstandigheid. Ook heeft de raadsvrouw verzocht rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Verdachte gaat vier dagen per week naar school en wordt maatschappelijk ondersteund vanuit de gemeente door [instelling] . Deze ondersteuning is onlangs met een jaar verlengd. Verdachte accepteert deze ondersteuning en is erg gemotiveerd.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
Aard en ernst van de feiten
Verdachte heeft op 3 februari 2024 samen met anderen geprobeerd [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen door hem (met een houten steel van een hamer) te slaan en te schoppen tegen het lichaam en hoofd. Verdachte heeft zich daarmee schuldig gemaakt aan medeplegen van een poging tot zware mishandeling.
Verdachte heeft [slachtoffer] naar de plek gelokt waar de medeverdachten zich in een hinderlaag hadden verstopt in de bosjes om [slachtoffer] op te wachten. Op het moment dat zij met [slachtoffer] arriveerde in het park, zijn de medeverdachten tevoorschijn gekomen en hebben zij [slachtoffer] aangevallen. [slachtoffer] is daarbij op de grond gevallen en is geslagen en geschopt tegen zijn lichaam en hoofd. Verdachte en de medeverdachten hebben, terwijl [slachtoffer] op de grond lag, zijn zakken doorzocht en de telefoon van hem afgepakt. Verdachte en de medeverdachten hebben de telefoon kapot gemaakt en weggegooid. Na de vernieling is verdachte teruggekomen en heeft [slachtoffer] , die nog steeds door de medeverdachten werd gemolesteerd, een trap tegen zijn arm gegeven die zo hard was dat een getuige vreesde dat deze arm zou breken.
Verdachte en de medeverdachten hebben voor eigen rechter gespeeld door [slachtoffer] naar de plaats delict te lokken en vanuit een tevoren geplande hinderlaag met fors geweld en met grote getalsmatige overmacht verhaal te gaan halen bij [slachtoffer] omdat hij [verdachte] ’s eer en reputatie wilde ruïneren. Door zo te handelen hebben verdachte en medeverdachten zich uitsluitend laten leiden door (eergerelateerde) wraakgevoelens en daarbij geen enkele rekening gehouden met normen die in de Nederlandse samenleving gelden. Dat verdachten slechts uit zouden zijn geweest op de telefoon van [slachtoffer] is op geen enkele wijze gebleken. Het is veelzeggend dat verschillende verdachten tegen de politie hebben doen blijken dat aangever er in Syrië niet zo gemakkelijk zou zijn afgekomen. Verdachte en medeverdachten hebben met hun handelen gevoelens van angst en onveiligheid veroorzaakt bij [slachtoffer] . Voorts leidt een gewelddadige aanval in een park op klaarlichte dag tot een gevoel van onveiligheid bij bezoekers van het park, zoals ook uit de verklaringen van de getuigen in deze zaak naar voren komt. De rechtbank rekent dit verdachte zwaar aan. Daar staat tegenover dat de rechtbank ook oog heeft voor de positie waarin verdachte zich bevond. Zij vreesde dat [slachtoffer] haar reputatie zou aantasten en voelde zich door hem gechanteerd. Gelet op de uitingen van [slachtoffer] die zich in het dossier bevinden was die vrees – bezien vanuit haar cultuur van herkomst – voorstelbaar. Dat neemt echter niet weg dat verdachte andere, legale en niet gewelddadige, wegen ten dienste stonden om die situatie te beëindigen. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de behoefte aan wraak bij verdachte en medeverdachten een belangrijke rol gespeeld als motief voor hun handelen.
De persoon van verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op het uittreksel Justitiële Documentatie van 13 september 2024, waaruit blijkt dat verdachte in Nederland niet eerder is veroordeeld voor een strafbaar feit.
Wat betreft de persoon van verdachte heeft de rechtbank kennis genomen van het rapport van Reclassering Nederland, opgemaakt door [reclasseringswerker] , op 25 juli 2024.
Verdachte laat zien niet altijd over de juiste oplossingsvaardigheden te beschikken en erkent dat zij achteraf het probleem beter had moeten oplossen. Bij confrontatie van problemen kan zij snel in paniek raken en verliest zij het overzicht. Ze
lijkt weinig weerbaar en heeft begeleiding nodig om zaken te kunnen afronden en afspraken na te komen. Ingeschat wordt dat zij voorlopig ambulante begeleiding nodig heeft en wellicht is een begeleide woonvorm in de toekomst geïndiceerd.
Verdachte ontkent een relatie te hebben gehad met aangever. Hij heeft haar naar haar zeggen door intimidatie, chantage en dreiging bewogen om contact te onderhouden met als doel een relatie. Het feit dat zij onder druk is gezet en zelf geen avances heeft gemaakt is belangrijk voor de familie. De reclassering schat het recidiverisico in op laag en het opleggen van interventies vanuit de reclassering zijn om die reden niet geïndiceerd. De reclassering acht het belangrijk dat verdachte de ambulante begeleiding die ze nu ontvangt vanuit [instelling] blijft accepteren. Verdachte ziet de meerwaarde van de begeleiding in en is gemotiveerd om deze te blijven accepteren. De reclassering schat in dat het opleggen van interventies of
Toezicht niet geïndiceerd is.
De op te leggen straf
De rechtbank overweegt dat verdachte onder druk is gezet door [slachtoffer] maar ook dat zij onder druk is gezet door haar broers [medeverdachte 1] , [medeverdachte 3] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 4] om geweld uit te oefenen op [slachtoffer] . De rechtbank neemt bij de hoogte van de straf in overweging dat verdachte in een kwetsbare positie verkeerde.
Alles afwegende acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 60 dagen passend en geboden. Het onvoorwaardelijke deel daarvan wordt bepaald op 3 dagen, met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Daarmee is het onvoorwaardelijke deel van de gevangenisstraf gelijk aan de duur die verdachte al in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
Het voorwaardelijke deel van de gevangenisstraf wordt bepaald op 57 dagen. De proeftijd zal worden bepaald op drie jaren. De voorwaardelijke gevangenisstraf dient als stok achter de deur voor verdachte om zich niet opnieuw schuldig te maken aan een strafbaar feit.
Daarnaast legt de rechtbank gelet op de ernst van de feiten een taakstraf op, bestaande uit een werkstraf voor de duur van 120 uren, te vervangen door 60 dagen hechtenis.
De rechtbank acht de gevorderde 38v Sr maatregel, te weten een contactverbod met [slachtoffer] , niet noodzakelijk.

8.De schade van benadeelde

8.1
De vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van
€ 3.460,--, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop de schade is ontstaan. De gevorderde materiële schade bestaat uit de volgende posten:
- jas, broek en schoenen € 240,--;
- contant geld € 720,--.
Ter vergoeding van immateriële schade wordt (aanvullend) een bedrag van € 2.500,-- gevorderd.
8.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in de (aanvullende) vordering. Het materiële gedeelte van de schade is onvoldoende onderbouwd. Wat betreft de immateriële schade heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat het letsel in de aangehaalde jurisprudentie niet vergelijkbaar is met het letsel dat [slachtoffer] heeft opgelopen. Daarbij speelt verder nog dat [slachtoffer] verdachte ook onheus lijkt te hebben bejegend en daarmee kan de officier van justitie zijn rol niet geheel buiten beschouwing laten. De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in de gehele vordering. Het is een te zware belasting voor het strafproces om de schadevergoeding hier in zijn geheel goed uit te diepen.
8.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht om de vordering ten aanzien van de jas, broek en schoenen af te wijzen, dan wel om de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren nu de vordering onvoldoende is onderbouwd.
Ten aanzien van het contante geld heeft de raadsvrouw aangevoerd dat er geen causaal verband bestaat tussen de onrechtmatige daad en het contante geld. De raadsvrouw heeft verzocht de vordering ten aanzien van deze post af te wijzen dan wel om de benadeelde partij in zijn vordering niet-ontvankelijk te verklaren.
De raadsvrouw heeft verzocht de aanvullende vordering waarin € 2.500,-- immateriële schade wordt verzocht af te wijzen, dan wel de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren dan wel de vordering te matigen. De in door [slachtoffer] aangehaalde jurisprudentie genoemde letsels komen niet overeen met het letsel dat hij heeft opgelopen.
8.4
Het oordeel van de rechtbank
Materiële schade
De onder de posten jas, broek, schoenen en contant geld opgevoerde schade, voor zover deze posten al in verband kunnen worden gebracht met de bewezen verklaarde feiten, is onvoldoende komen vast te staan, omdat de gestelde schade niet is onderbouwd, terwijl door of namens verdachte de omvang ervan gemotiveerd is betwist. Het in de gelegenheid stellen van de benadeelde partij om deze schadeposten alsnog nader te onderbouwen levert een onevenredige belasting van het strafgeding op. De rechtbank zal de benadeelde partij die gelegenheid niet bieden. De rechtbank zal de benadeelde partij daarom in dit deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaren en bepalen dat de benadeelde partij de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Immateriële schade
De rechtbank is van oordeel dat het er alle schijn van heeft dat [slachtoffer] zich mogelijk dreigend en chanterend heeft uitgelaten tegenover verdachte. De opgevoerde immateriële schade is onvoldoende komen vast te staan, omdat de gestelde schade onvoldoende is onderbouwd, terwijl door of namens verdachte de omvang ervan gemotiveerd is betwist.
Het in de gelegenheid stellen van de benadeelde partij om deze schadepost alsnog nader te onderbouwen levert een onevenredige belasting van het strafgeding op. De rechtbank zal de benadeelde partij die gelegenheid niet bieden.
De rechtbank zal de benadeelde partij daarom ook in dit deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaren en bepalen dat de benadeelde partij de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.

9.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 57 Sr.

10.De beslissing

De rechtbank:
vrijspraak
- verklaart niet bewezen dat verdachte het onder 1 primair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt haar daarvan vrij;
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 subsidiair en 2 ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt haar daarvan vrij;
strafbaarheid feiten
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1 subsidiair
het misdrijf: medeplegen van een poging tot zware mishandeling;
feit 2
het misdrijf: medeplegen van het opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen en wegmaken;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder 1 subsidiair en 2 bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
60 (zestig) dagen;
- bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte van
57 (zevenenvijftig) dagen niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien de verdachte voor het einde van de
proeftijd van 3 (drie) jarende navolgende algemene voorwaarde niet is nagekomen:
- stelt als
algemene voorwaardedat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
- veroordeelt de verdachte tot een
taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid voor de duur van
120 (honderdtwintig) uren;
- beveelt, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, dat
vervangende hechteniszal worden toegepast voor de duur van
60 (zestig) dagen;
schadevergoeding
- bepaalt dat de benadeelde partij [slachtoffer] in het geheel niet-ontvankelijk is in de vordering, en dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
- bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder de eigen kosten dragen;
opheffing bevel voorlopige hechtenis
- heft op het (geschorste) bevel tot voorlopige hechtenis op met ingang van heden.
Dit vonnis is gewezen door mr. E. Venekatte, voorzitter, mr. M.S. de Waard en mr. I. Piksen, rechters, in tegenwoordigheid van M.M. Greven-Diepenmaat, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 28 oktober 2024.
Mr. M.S. de Waard is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van politie eenheid Oost-Nederland met nummer PL0600-2024053371. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar pagina’s van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
Feiten 1 en 2
Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] van 3 februari 2024 (pag. 11 tot en met 14), onder meer inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op 3 februari 2024, werd ik gebeld door mijn vriendin, [verdachte] , zij nodigde mij uit in Vriezenveen. We liepen in het park en ik zag vier mensen op mij af komen, zij kwamen vanuit de zijkant van de weg, alsof zij verstopt zaten. De eerste persoon die mij aanviel
heet: [medeverdachte 1] . Ik herken deze persoon als de broer van mijn vriendin. Ik zag dat hij
mij aanviel met een stok. Hij sloeg mij en ik viel op de grond en zag ik dat alles zwart werd voor mijn ogen. Ik voelde dat hij mij raakte op mijn hoofd. Ik kan de stok omschrijven als volgt: hout, een soort hamer, 5 bij 20 centimeter. Er kwam nog een persoon bij, hij heet [medeverdachte 4] , ik zag dat deze persoon mij schopte en ik voelde dat hij mij raakte op mijn gezicht, op mijn ogen. Ik zag dat alle vijf personen mij schopten en sloegen. Ik voelde overal pijn. Ook mijn vriendin sloeg mij. De personen zijn: [medeverdachte 3] , [medeverdachte 2] , [medeverdachte 4] en [medeverdachte 1] . Ik hoorde dat [medeverdachte 1] zei tegen mijn vriendin: 'sla hem, sla hem'. Ik zag dat mijn vriendin mij sloeg op mijn hoofd en gezicht. Ik zag dat [medeverdachte 3] mij sloeg. Ik heb mijn gezicht beschermd. Ik voelde dat ik geraakt werd bij mijn oog. Ik zag dat [medeverdachte 2] mij schopte met zijn voet en ik voelde dat hij mij raakte op mijn hoofd. [medeverdachte 3] , [medeverdachte 1] en [medeverdachte 4] zaten boven op mij en ik voelde dat zij mijn zakken leeg haalden. Ik ben mijn zwarte Samsung A14 kwijt, deze is meegenomen door de genoemde personen. Ik voel vooral veel pijn overal in en op mijn hoofd. Ik ben door de ambulance meegenomen naar het ziekenhuis.
2.
Een proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant] van 3 februari 2024 (pag. 27), onder meer inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op zaterdag 3 februari 2024, omstreeks 13.50 uur, sprak ik in het Herman Jansenpark te Vriezenveen met een persoon die opgaf te zijn: [slachtoffer] . Ik zag dat hij veel verwondingen in zijn gezicht had. [slachtoffer] vertelde mij dat hij in het park liep met zijn vriendin. Ineens stonden er naast dat pad vier personen die hem aanvielen. Door die personen werd hij vervolgens geslagen en geschopt. Ook toen hij op de grond lag werd hij geschopt tegen zijn hoofd. Tevens was hij geslagen met een steel van een hamer. Ik zag een steel van een hamer op de grond liggen vlak bij [slachtoffer] . Desgevraagd bevestigde hij dat dit de steel was waar hij mee geslagen was en dat er geen hamer aan zat toen hij er mee
geslagen werd.
Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] van 3 februari 2024 (pag. 17 tot en met 19), onder meer inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op 3 februari 2024 liep ik in Vriezenveen in de richting van het Herman Jansenpark. We zagen twee jongens boven op een andere jongen zitten en deze jongen werd behoorlijk mishandeld door de twee jongens die op hem zaten en nog een andere jongen die ernaast stond. Hij werd geslagen met wat leek op de steel van een hamer en hij werd geschopt en geslagen waar ze hem maar raken konden. Hij werd ook meerdere keren hard tegen zijn hoofd getrapt. Er zaten anderen bovenop hem. Met name een van de jongens was heel erg agressief. Het ging om de kleinste jongen die daarna ook met het meisje is weggelopen. Ik zag dat het meisje de jongen die op de grond lag een hele harde schop gaf tegen zijn rechterarm. Het slachtoffer had behoorlijk letsel in zijn
gezicht. Zijn ogen zaten dicht en hij had veel bloed in zijn gezicht.
Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] van 3 februari 2024 (pag. 21 tot en met 24), onder meer inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op 3 februari 2024 in Vriezenveen zag ik een jongen op de grond liggen en daar bovenop zat een andere jongen. Daar omheen stonden denk ik vijf personen waaronder een meisje. Ik zag dat er uit de groep, die om de jongen heen stond, getrapt werd. En dan bedoel ik echt uitgehaald met het been naar achteren en dan trappen. Ik zag dat dit trappen richting het hoofd was.
Het proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 3] van 4 februari 2024 (pag. 60 tot en met 68), onder meer inhoudende, zakelijk weergegeven:
Mijn broer [medeverdachte 1] had bedacht dat [verdachte] een afspraak moest maken met die jongen. Zodat hij niet wist dat wij er ook waren. Mijn zus heeft een afspraak met hem gemaakt. Wij zouden hun opwachten. Ik was samen met mijn twee broers, [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] en een vriend van mijn broer, [medeverdachte 4] . Ik stond vooraan in de bosjes mijn broers en [medeverdachte 4] iets verderop. Wij hebben de telefoon van de jongen afgepakt. De jongen is door mijn broers en de vriend van mijn broer naar de grond gewerkt en ze hebben hem geslagen. Ik heb hem geslagen toen ik zijn telefoon afpakte. Mijn zus heeft de telefoon van die jongen kapot gegooid.
Het proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 2] van 4 februari 2024 (pag. 83 tot en met 91), onder meer inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op 3 februari 2024 was ik in Vriezenveen. Ik heb die jongen opgewacht om de telefoon van hem af te pakken. [verdachte] heeft hem gelokt. Wij hebben ons vervolgens verstopt. Wij zijn naar die jongen toegelopen hebben de telefoon afgepakt en wij hebben hem mishandeld. Ik heb hem wel 10 à 15 keer geslagen en geschopt. Ik heb hem geraakt op zijn buik en gezicht. Ik heb de telefoon afgepakt, kapot gemaakt en weggegooid.
Het proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] van 4 februari 2024 (pag. 141 tot en met 150), onder meer inhoudende, zakelijk weergegeven:
Mijn broers wisten dat ik met [slachtoffer] had afgesproken in Vriezenveen. Mijn broers gingen met [slachtoffer] op de vuist. Het was vier tegen een. Ze waren met zijn vieren aan het slaan en schoppen tegen [slachtoffer] . Ik heb [slachtoffer] ook geslagen en één keer geschopt. Ik heb zijn telefoon kapot gemaakt en op de grond gesmeten.
Het proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 1] van 4 februari 2024 (pag. 175 tot en met 185), onder meer inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik zei tegen [verdachte] dat zij moest proberen die jongen naar Vriezenveen te laten komen. De bedoeling was om hem naar het park te lokken en dan zijn telefoon af te pakken en te vernielen. Toen [verdachte] met die jongen kwam aanlopen heb ik de jongen vastgepakt en ben ik direct gaan slaan, slaan, slaan, slaan en slaan. Hij lag op zijn rug op de grond en ik zat bovenop hem. Ik heb geslagen met een steel van de hamer. [medeverdachte 3] en [verdachte] hebben zijn telefoon afgepakt. Ik was daar samen met mijn broers.
Het proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 4] van 3 februari 2024 (pag. 109 tot en met 123), onder meer inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik had in Vriezenveen afgesproken met de broers van [verdachte] . Wij wilden de telefoon van die jongen kapot maken zodat hij [verdachte] niet meer kon bedreigen. [verdachte] heeft met die jongen afgesproken en wij zeiden tegen haar waar zij met hem naar toe moest wandelen. Wij zaten verstopt en hebben hen opgewacht. Wij hebben hem toen vastgegrepen. Wij hebben zijn telefoon afgepakt, kapot gemaakt en weggegooid.
Ten aanzien van feit 2 specifiek:
1. De bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 14 oktober 2024, inhoudende: ‘ik heb de telefoon van aangever vernield’.