7.3De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
Aard en ernst van de feiten
Verdachte heeft op 3 februari 2024 samen met anderen geprobeerd [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen door hem (met een houten steel van een hamer) te slaan en te schoppen tegen het lichaam en hoofd. Verdachte heeft zich daarmee schuldig gemaakt aan medeplegen van een poging tot zware mishandeling.
Verdachte heeft zich samen met de medeverdachten in de bosjes verschuild en [slachtoffer] opgewacht. Op het moment dat hij arriveerde in het park, zijn verdachte en de medeverdachten tevoorschijn gekomen en hebben zij [slachtoffer] aangevallen. [slachtoffer] is daarbij op de grond gevallen en is geslagen en geschopt tegen zijn lichaam en hoofd. Verdachte en de medeverdachten hebben, terwijl [slachtoffer] op de grond lag, zijn zakken doorzocht en de telefoon van hem afgepakt. Verdachte en de medeverdachten hebben de telefoon kapot gemaakt en weggegooid.
Verdachte en de medeverdachten hebben voor eigen rechter gespeeld door [slachtoffer] naar de plaats delict te lokken en vanuit een tevoren geplande hinderlaag met fors geweld en met grote getalsmatige overmacht verhaal te gaan halen bij [slachtoffer] omdat hij [medeverdachte 1] ’s eer en reputatie wilde ruïneren. Door zo te handelen hebben verdachte en medeverdachten zich uitsluitend laten leiden door (eergerelateerde) wraakgevoelens en daarbij geen enkele rekening gehouden met normen die in de Nederlandse samenleving gelden. Dat verdachten slechts uit zouden zijn geweest op de telefoon van [slachtoffer] is op geen enkele wijze gebleken. Het is veelzeggend dat verschillende verdachten tegen de politie hebben doen blijken dat aangever er in Syrië niet zo gemakkelijk zou zijn afgekomen. Verdachte en medeverdachten hebben met hun handelen gevoelens van angst en onveiligheid veroorzaakt bij [slachtoffer] . Voorts leidt een gewelddadige aanval in een park op klaarlichte dag tot een gevoel van onveiligheid bij bezoekers van het park, zoals ook uit de verklaringen van de getuigen in deze zaak naar voren komt. De rechtbank rekent dit verdachte zwaar aan.
De rechtbank heeft acht geslagen op het uittreksel Justitiële Documentatie van 18 juli 2024, waaruit blijkt dat verdachte in Nederland niet eerder is veroordeeld voor een strafbaar feit.
Wat betreft de persoon van verdachte heeft de rechtbank kennis genomen van het rapport van Reclassering Nederland, opgemaakt door [reclasseringswerker] , op 12 augustus 2024.
Verdachte is van Syrische afkomst en hij is als minderjarige vluchteling, zonder familieleden naar Nederland gekomen. In de afgelopen jaren heeft hij geleerd zich verstaanbaar te maken en is hij begonnen met een opleiding tot kok. Verdachte kreeg aanvankelijk begeleiding van NIDOS en woont nu begeleid bij [locatie] . Het doel is om op korte termijn zelfstandig te kunnen functioneren. Anderhalf jaar geleden kwam zijn familie in het kader van gezinshereniging ook naar Nederland. Verdachte is blij met de kansen die hij krijgt in Nederland. Er is bij hem enerzijds sprake van veel beschermende factoren. Anderzijds ontstonden er in de periode voor de aanhouding zorgen over het moeten stoppen met zijn opleiding en leek verdachte zich te onttrekken aan de begeleiding van [locatie] . Het is positief dat verdachte sinds de onderhavige feiten niet opnieuw in beeld van politie/justitie is geweest, hij tot op heden woonbegeleiding vanuit [locatie] ontvangt, hij voor een aantal uren per week werk heeft en dat hij voorafgaand aan het volgen van een mbo-opleiding, met als startdatum februari 2025, een taal- en inburgeringscursus gaat volgen.
De reclassering ziet enig risico in het verantwoordelijkheidsgevoel van verdachte ten opzichte van zijn familie in combinatie met culturele aspecten en het gegeven dat er op diverse gebieden sprake is geweest van conflicten.
Hoofdzakelijk omdat verdachte tot op heden in beeld is van [locatie] acht de reclassering gedragsinterventies/begeleiding vanuit de reclassering op dit moment niet noodzakelijk.
Het toe te passen sanctiestelsel
De rechtbank merkt ten aanzien van het toe te passen sanctierecht het volgende op.
Anders dan de raadsman heeft aangevoerd, is de rechtbank niet gebleken dat verdachte ten tijde van het plegen van de bewezenverklaarde feiten minderjarig was. Volgens de bij rechtbank aanwezige stukken was verdachte destijds achttien jaar oud, zodat in beginsel het volwassenenstrafrecht dient te worden toegepast. Op grond van artikel 77c Sr kan de rechtbank adolescenten van 18 tot 23 jaar berechten volgens het jeugdstrafrecht, als de rechtbank daartoe grond vindt in de persoonlijkheid van verdachte of in de omstandigheden waaronder de feiten zijn gepleegd.
In de rapportage van Reclassering Nederland van 12 augustus 2024 staat onder meer dat de reclassering, met enige kanttekeningen, adviseert het volwassenstrafrecht toe te passen. Op basis van de handelingsvaardigheden (er is sprake van enige beïnvloedbaarheid, impulsiviteit, risico’s onvoldoende inschatten en het nog onvoldoende zelfstandig kunnen organiseren van zijn handelen) ziet de reclassering enige mogelijkheden voor toepassing van het jeugdstrafrecht. Verdachte wekt niet de indruk te functioneren op verstandelijk beperkt niveau. Vanuit de woonbegeleiding zijn daarvoor ook geen aanwijzingen. Hij heeft realistische plannen voor de toekomst, hij komt niet jonger over dan zijn leeftijd doet vermoeden en hij maakt in het gesprek met de reclassering een evenwichtige indruk.
De rechtbank zal, ondanks het advies van de reclassering, toepassing geven aan het adolescentenstrafrecht. Verdachte maakt een jeugdige indruk, is op jonge leeftijd alleen naar Nederland gekomen en heeft zich sindsdien zelf moeten redden, hetgeen niet zonder horten en stoten is verlopen. De rechtbank acht pedagogische beïnvloeding nog mogelijk en wenselijk. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat verdachte dient te worden berecht volgens het jeugdstrafrecht.
De op te leggen straf
Alles afwegende acht de rechtbank een jeugddetentie van 60 dagen passend en geboden. Het onvoorwaardelijke deel daarvan wordt bepaald op 47 dagen, met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Daarmee is het onvoorwaardelijke deel van de jeugddetentie gelijk aan de duur die verdachte al in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
Het voorwaardelijke deel van de jeugddetentie wordt bepaald op 13 dagen. De proeftijd zal worden bepaald op twee jaren. De voorwaardelijke jeugddetentie dient als stok achter de deur voor verdachte om zich niet opnieuw schuldig te maken aan een strafbaar feit.
Daarnaast legt de rechtbank gelet op de ernst van de feiten een taakstraf, bestaande uit een werkstraf voor de duur van 120 uren, te vervangen door 60 dagen jeugddetentie.
De rechtbank acht de gevorderde 38v Sr maatregel, te weten een contactverbod met [slachtoffer] , niet noodzakelijk.