Uitspraak
RECHTBANK OVERIJSSEL
1.Het onderzoek op de terechtzitting
mr. G.J. Heidema en van wat door verdachte en zijn raadsman mr. M.M. Kuyp, advocaat te Laren, naar voren is gebracht.
2.De tenlastelegging
[bedrijf 3]
[bedrijf 1] VOF
€ 26.339,-- en het verlies over 2015 bedroeg € 94.012,--. [4] Het ondernemingsvermogen liet een forse daling zien. In 2014 was dit vermogen -/- € 191.947,-- en in 2015 -/- € 304.002,--. [5]
overnamen partij kleding club, overnamen hangers, overnamen winkel materiaal, overname clubs”onder vermelding van een betaaltermijn van acht dagen middels overboeking naar het bankrekeningnummer ten van name van [verdachte] [10] ; en
€ 363.000,-- (inclusief € 63.000,-- btw) met omschrijving
“overnamen sport kleding/ goodwill overnamen verenging en de kleding en hardware”onder vermelding van een betaaltermijn van acht dagen middels overboeking naar het bankrekeningnummer ten name van [verdachte]. [11]
€ 10.000,-- is ingebracht door medeverdachte [medeverdachte 2]. [13]
€ 68.000,-- contant aan verdachte diende te voldoen. Het restant van € 361.550,-- werd omgezet in een geldlening met ingang van 13 januari 2016. Volgens deze overeenkomst was geen rente over de hoofdsom verschuldigd en diende de aflossing te geschieden in jaarlijkse termijnen met ingang van 31 januari 2017. Daarnaast werd overeengekomen dat in het geval van faillissement van [bedrijf 3] de vordering zou komen te vervallen.
1 mei 2016 € 70.000,-- te worden voldaan aan [naam]. Op 3 april 2016 is namens [bedrijf 1] VOF de aangifte omzetbelasting ingediend voor kwartaal 1 van 2016. [16] Eind april 2016 heeft de Belastingdienst aan [bedrijf 1] VOF een bedrag uitgekeerd van € 74.550,-- vanwege de teruggevraagde voorbelasting, waarna [bedrijf 1] VOF € 70.000,-- heeft overgemaakt aan [naam]. Op het rekeningafschrift van [bedrijf 1] VOF staat op 29 april 2016 een debetsaldo van € 4,35. [17]
20 en 22 januari 2016 vals zijn. Dit oordeel is gebaseerd op de volgende overwegingen.
- de nummers van de twee facturen identiek zijn, terwijl deze opvolgend behoren te zijn;
- op de facturen een onjuist/oud logo staat ([bedrijf 4] in plaats van [bedrijf 3]);
- de omschrijving van de goederen zeer summier is;
- een betalingstermijn van acht dagen op de facturen van respectievelijk
- het verrichten van een
- de facturen die aan de geldleningsovereenkomst ten grondslag liggen, zijn opgemaakt op 20 en 22 januari 2016;
- volgens de geldleningsovereenkomst geen rente over de hoofdsom was verschuldigd;
- in de overeenkomst geen zekerheden zijn gesteld of bedongen door [bedrijf 3];
- de eerste aflossingstermijn was bepaald op 31 januari 2017, en
- in geval van faillissement de vordering van [bedrijf 3] zou komen te vervallen.
- een factuur afkomstig van [bedrijf 3] (al dan niet handelend onder de naam [bedrijf 4]) d.d. 20 januari 2016 waarop - in strijd met de waarheid - (zakelijk weergegeven) een factuurbedrag ter hoogte van EURO 66.550,- is opgenomen, dan wel een goederentransactie en levering staat vermeld en dat [bedrijf 1] V.O.F. (ter zake daarvan) een geldbedrag en omzetbelasting verschuldigd was, en
4.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde
5.De strafbaarheid van verdachte
6.De op te leggen straf of maatregel
7.De toegepaste wettelijke voorschriften
8.De beslissing
taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid voor de duur van 175
(honderdvijfenzeventig) uren;
vervangende hechteniszal worden toegepast voor de duur van
87 (zevenentachtig) dagen.
mr. M.S. de Waard, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.M. Broeks, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 1 februari 2024.