Uitspraak
RECHTBANKOVERIJSSEL
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Almelo
Zaaknummer: 10895096 \ CV EXPL 24-160
Vonnis van 22 oktober 2024
in de zaak van
[eiseres] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiseres] ,
gemachtigde: J. Bulder,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
gemachtigde: mr. M. Tijken.
1.De procedure
1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding met 5 producties;
- de conclusie van antwoord in conventie, tevens houdende conclusie van eis in reconventie
- de conclusie van antwoord in conventie, tevens houdende conclusie van eis in reconventie
met een productie;
- de brief waarin een mondelinge behandeling is bepaald;
- de conclusie van antwoord in reconventie;
- het bericht van 24 september 2024 van [eiseres] met productie 6;
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 25 september 2024.
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 25 september 2024.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.
2.De beslissing samengevat
[gedaagde] heeft van [eiseres] een auto gekocht en vervolgens de koop geannuleerd. [eiseres] maakt vanwege die annulering op grond van artikel 8 lid 3 van haar algemene voorwaarden aanspraak op annuleringskosten van 15% van de totale koopsom.
De kantonrechter vernietigt deze bepaling in de algemene voorwaarden, omdat die oneerlijk is. Als gevolg daarvan is de koopovereenkomst geannuleerd, maar heeft [gedaagde] € 1.000 aan [eiseres] betaald, terwijl daar geen rechtsgrond (meer) voor bestond. Dit bedrag dient [eiseres] terug te betalen aan [gedaagde] , plus rente. Omdat [eiseres] in het ongelijk is gesteld, wordt zij veroordeeld in de kosten.
3.De feiten
3.1.
Op zaterdag 14 oktober 2023 heeft [gedaagde] van [eiseres] een auto gekocht, namelijk een Ford Edge.
3.2.
Partijen zijn daarbij overeengekomen dat [gedaagde] aan [eiseres] een bedrag van totaal € 28.000 zou betalen. Dit bedrag bestaat uit de verkoopprijs van de Ford Edge van € 36.950 plus de kosten van een afleverbeurt van € 495 met aftrek van de waarde van € 8.445 van de (inruil)auto, een Mercedes, die [gedaagde] gelijktijdig heeft verkocht aan [eiseres] .
3.3.
[gedaagde] heeft bij het aangaan van de koopovereenkomst € 1.000 vooruitbetaald aan [eiseres] .
3.4.
Op zondag 15 oktober 2023 heeft [gedaagde] om 00:37 uur [eiseres] bericht dat hij de koopovereenkomst annuleert.
3.5.
De gemachtigde van [eiseres] heeft op dinsdag 17 oktober 2023 [gedaagde] laten weten dat [eiseres] als gevolg van de annulering aanspraak maakt op annuleringskosten van totaal € 5.616,75 (hierna: annuleringskosten) en dat zij na aftrek van de door [gedaagde] betaalde € 1.000 een bedrag van € 4.616,75 vordert.
4.Het geschil
in conventie
4.1.
[eiseres] vordert, samengevat, veroordeling van [gedaagde] tot betaling van € 4.653,18, vermeerderd met rente en kosten.
4.2.
Zij legt aan haar vordering ten grondslag dat [gedaagde] op grond van artikel 8 lid 3 van de toepasselijke algemene voorwaarden een annuleringsvergoeding verschuldigd is van 15% over ‘de koopsom van het te leveren voertuig’. In dit artikel is, voor zover van belang, het volgende bepaald:
‘Artikel 8 – Annuleren
1.
De consument of het bedrijf kan de overeenkomst annuleren, ook als de verkoper niet in verzuim is (zie art. 3).
De consument of het bedrijf kan de overeenkomst annuleren, ook als de verkoper niet in verzuim is (zie art. 3).
2.
Het annuleren kan tot de gekochte auto, onderdeel of accessoire, of tot de in te kopen auto is geleverd en het annuleren moet schriftelijk gebeuren.
Het annuleren kan tot de gekochte auto, onderdeel of accessoire, of tot de in te kopen auto is geleverd en het annuleren moet schriftelijk gebeuren.
3.
De consument of het bedrijf moet alle schade vanwege het annuleren vergoeden. Deze schade is vastgesteld op 15% van de totale koopprijs van de auto, onderdeel of accessoire, tenzij partijen bij het sluiten van de overeenkomst iets anders hebben afgesproken.
De consument of het bedrijf moet alle schade vanwege het annuleren vergoeden. Deze schade is vastgesteld op 15% van de totale koopprijs van de auto, onderdeel of accessoire, tenzij partijen bij het sluiten van de overeenkomst iets anders hebben afgesproken.
4.
[…]’
[…]’
4.3.
[gedaagde] voert verweer en concludeert tot niet-ontvankelijkheid van [eiseres] dan wel tot afwijzing van de vorderingen van [eiseres] , met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van [eiseres] B.V. in de kosten van deze procedure.
4.4.
[gedaagde] beroept zich erop dat het beding uit de algemene voorwaarden van de annuleringskosten oneerlijk is in de zin van de Europese Richtlijn 93/13 en dient te worden vernietigd.
in reconventie
4.5.
[gedaagde] vordert, samengevat, veroordeling van [gedaagde] tot (terug)betaling van het door [gedaagde] bij de koop vooruitbetaalde bedrag van € 1.000 op grond van onverschuldigde betaling plus rente en kosten.
4.6.
[eiseres] voert verweer en stelt zich op het standpunt dat zij de vordering van [gedaagde] tot terugbetaling van € 1.000 mocht verrekenen met de annuleringskosten.
4.7.
Op de stellingen van partijen wordt hierna in conventie en in reconventie, voor zover nodig, nader ingegaan.
5.De beoordeling
in conventie
Welke vragen zal de kantonrechter beantwoorden?
5.1.
In de kern gaat het in deze zaak om de vraag of artikel 8 lid 3 uit de algemene voorwaarden, op grond waarvan [eiseres] aanspraak maakt op annuleringskosten van 15% van de koopprijs, buiten toepassing moet worden gelaten.
5.2.
Voordat wordt toegekomen aan die vraag, zal eerst worden vastgesteld of [gedaagde] consumentenbescherming toekomt en of [gedaagde] gebonden is aan artikel 8 lid 3.
[gedaagde] heeft de auto gekocht als consument
5.3.
Volgens [gedaagde] heeft hij de auto gekocht als consument. De enkele betwisting van [eiseres] dat dit niet het geval zou zijn is onvoldoende onderbouwd. Dat [gedaagde] tijdens de mondelinge behandeling heeft verklaard dat hij een startende ondernemer is betekent op zichzelf niet dat [gedaagde] de auto voor beroeps- of bedrijfsmatige doeleinden zou hebben gekocht. De koopovereenkomst bevat daarvoor ook geen aanwijzingen, aangezien [gedaagde] met zijn eigen naam (en niet met bijvoorbeeld een bedrijfsnaam) in de koopovereenkomst staat vermeld. De conclusie is dat sprake is van een consumentenkoop.
5.4.
Doordat [gedaagde] een consument is, komt hem op grond van de wet consumentenbescherming toe. Wanneer dit in deze uitspraak aan de orde is, zal dat hierna, voor zover relevant, worden vermeld.
In beginsel is [gedaagde] aan artikel 8 lid 3 van de algemene voorwaarden gebonden
5.5.
Tussen partijen is niet in discussie dat op de koopovereenkomst van 14 oktober 2023 algemene voorwaarden van toepassing zijn verklaard en dat deze voorwaarden vóór of bij de koop feitelijk aan [gedaagde] zijn verstrekt.
5.6.
Gelet op het voorgaande is de kantonrechter van oordeel dat [gedaagde] in beginsel gebonden is aan de toepasselijke algemene voorwaarden van [eiseres] .
5.7.
Tussen partijen is niet in geschil dat [gedaagde] op 15 oktober 2023 op grond van artikel 8 van de algemene voorwaarden de koopovereenkomst heeft geannuleerd.
Een beding kan worden vernietigd als het oneerlijk is
5.8.
Ondanks de omstandigheid iemand gebonden is aan een beding uit de algemene voorwaarden, kan op grond van artikel 6:233, aanhef onder a van het Burgerlijk Wetboek (BW) het beding worden vernietigd als het oneerlijk is voor de wederpartij ( [gedaagde] ).
5.9.
Bij de vraag of een beding oneerlijk is, wordt acht geslagen op de aard en de overige inhoud van de overeenkomst, de manier waarop de voorwaarden tot stand zijn gekomen, de wederzijds kenbare belangen van partijen en de overige omstandigheden van het geval.
Omdat sprake is van een consumentenkoop, slaat de kantonrechter in het bijzonder acht op de Europese Richtlijn 93/13 die als leidraad wordt genomen bij de vraag of een beding oneerlijk is. Voor zover relevant zal dat hierna worden benoemd.
5.10.
Als een partij stelt dat een beding uit de algemene voorwaarden buiten toepassing moet worden gelaten (op grond van artikel 6:233 aanhef onder a BW), draagt die partij de stelplicht en bewijslast van de feiten en omstandigheden waaruit volgt dat het beding oneerlijk is.
5.11.
Indien de kantonrechter vaststelt dat een beding oneerlijk is in de zin van Richtlijn 93/13, is hij gehouden het beding te vernietigen. De kantonrechter dient dit ook ambtshalve, dus uit eigen beweging, te beoordelen.
Artikel 8 lid 3 van de algemene voorwaarden is oneerlijk
5.12.
[gedaagde] heeft zich op het standpunt gesteld dat artikel 8 lid 3 van de algemene voorwaarden oneerlijk is, omdat dit beding staat genoemd in artikel 6:237, aanhef, onder i BW.
5.13.
Als het beding is aan te merken als een beding dat staat genoemd in artikel 6:237, aanhef, onder i BW, wordt het vermoed voor een consument oneerlijk te zijn.
5.14.
De kantonrechter is van oordeel dat artikel 8 lid 3 uit de algemene voorwaarden zich laat kwalificeren als een beding dat staat genoemd in artikel 6:237, aanhef, onder i BW. Dat heeft [eiseres] ook niet weersproken. Uit de wet volgt namelijk dat een beding
“dat voor het geval de overeenkomst wordt beëindigd anders dan op grond van het feit dat de wederpartij in de nakoming van haar verbintenis is tekort geschoten, de wederpartij verplicht een geldsom te betalen, behoudens voor zover het betreft een redelijke vergoeding voor door de gebruiker geleden verlies of gederfde winst;”wordt vermoed onredelijk bezwarend (oneerlijk) te zijn. Artikel 8 lid 3 van de algemene voorwaarden valt onder de reikwijdte van deze bepaling, omdat [gedaagde] op grond van die bepaling bij beëindiging van de overeenkomst (anders dan op grond van een tekortkoming in de nakoming) een geldsom aan [eiseres] moet betalen.
“dat voor het geval de overeenkomst wordt beëindigd anders dan op grond van het feit dat de wederpartij in de nakoming van haar verbintenis is tekort geschoten, de wederpartij verplicht een geldsom te betalen, behoudens voor zover het betreft een redelijke vergoeding voor door de gebruiker geleden verlies of gederfde winst;”wordt vermoed onredelijk bezwarend (oneerlijk) te zijn. Artikel 8 lid 3 van de algemene voorwaarden valt onder de reikwijdte van deze bepaling, omdat [gedaagde] op grond van die bepaling bij beëindiging van de overeenkomst (anders dan op grond van een tekortkoming in de nakoming) een geldsom aan [eiseres] moet betalen.
5.15.
Het voorgaande betekent dat artikel 8 lid 3 van de algemene voorwaarden wordt vermoed oneerlijk te zijn.
5.16.
Naar de kantonrechter begrijpt heeft [eiseres] een beroep gedaan op de ‘tenzij-regel’ uit het tweede gedeelte van artikel 6:237 aanhef en onder i BW. Deze regel houdt samengevat in dat het vermoeden dat het beding onredelijk bezwarend is, niet meer van toepassing is als [eiseres] voldoende stelt (en zo nodig bewijst) dat dat de in artikel 8 lid 3 genoemde 15% een redelijke vergoeding is voor door haar geleden verlies of gederfde winst. Op [eiseres] rust op grond van de wet de stelplicht en bewijslast van de feiten en omstandigheden die deze conclusie kunnen dragen.
5.17.
[gedaagde] heeft gemotiveerd betwist dat 15% van de koopsom redelijke kosten zijn voor geleden verlies of gederfde winst en heeft daarbij gewezen op het korte tijdsverloop tussen de koop en het annuleren (minder dan 24 uur).
5.18.
De kantonrechter is van oordeel dat [eiseres] onvoldoende onderbouwd heeft gesteld dat 15% van de totale koopsom redelijke kosten zijn voor door haar geleden verlies en gederfde winst. Het kan zijn dat in sommige gevallen een vergoeding van 15% van de koopsom een redelijke vergoeding is voor geleden verlies en gederfde winst bij het annuleren van soortgelijke overeenkomsten. Dit ontslaat [eiseres] echter niet van de wettelijke plicht om toe te lichten dat dit ook in dit geval zo is. Aan het leveren van bewijs komt [eiseres] pas toe, als zij in haar toelichting concrete en relevante feiten of omstandigheden stelt, die wegens voldoende tegenspraak bewijs behoeven. Hieraan wordt niet toegekomen, omdat de enkele stelling dat bij een annulering ‘altijd verlies’ wordt geleden of sprake is van ‘gederfde winst’, onvoldoende is onderbouwd.
5.19.
Ook de door [eiseres] naar voren gebrachte omstandigheid dat de auto op 28 juni 2024 aan een andere klant voor € 5.000 minder is verkocht dan overeen was gekomen met [gedaagde] is geen voldoende onderbouwing voor geleden verlies of gederfde winst. De waardedaling wordt immers betwist door [gedaagde] , terwijl [eiseres] niet concreet heeft gemaakt waaruit een eventuele waardedaling zou bestaan en hoe dit is berekend. Daarnaast zegt de enkele gestelde omstandigheid dat de auto voor een minder hoog bedrag is verkocht aan een andere koper op zichzelf niet iets over het geleden verlies of gederfde winst ten tijde van het annuleren van de koopovereenkomst door [gedaagde] op 15 oktober 2023.
5.20.
De kantonrechter is op grond van het voorgaande van oordeel dat [eiseres] onvoldoende heeft onderbouwd dat de annuleringskosten van 15% van de totale koopsom een redelijke vergoeding vormt voor de door haar geleden schade. Het vermoeden als bedoeld in artikel 6:237 aanhef en onder i BW is niet door [eiseres] weerlegd.
5.21.
De kantonrechter is daarom van oordeel dat onder de aangevoerde omstandigheden artikel 8 lid 3 van de algemene voorwaarden van [eiseres] onredelijk bezwarend is als bedoeld in artikel 6:233 onder a BW en oneerlijk in de zin van Richtlijn 93/13. De kantonrechter zal om die reden artikel 8 lid 3 vernietigen. Op grond van vaste rechtspraak mag de overeenkomst onder deze omstandigheden niet worden aangevuld.
5.22.
Door de vernietiging komt lid 3 van artikel 8 met terugwerkende kracht te vervallen. Dit betekent dat [gedaagde] per 15 oktober 2023 de overeenkomst mocht annuleren (op grond van artikel 8 lid 1) en dat hij als gevolg van de vernietiging geen annuleringskosten hoeft te betalen aan [eiseres] .
5.23.
De hoofdvordering zal worden afgewezen. Daarom zullen ook de andere vorderingen van [eiseres] tot betaling van de wettelijke (handels)rente en kosten worden afgewezen.
in reconventie
[eiseres] dient € 1.000 terug te betalen aan [gedaagde]
5.24.
Doordat [gedaagde] per 15 oktober 2023 de koopovereenkomst heeft geannuleerd, bestaat er geen rechtsgrond meer tot betaling van € 1.000.
5.25.
Op grond van de wet (artikel 6:203 BW) kan [gedaagde] het bedrag van € 1.000 dat [eiseres] zonder rechtsgrond onder zich houdt terugvorderen.
5.26.
Het verweer van [eiseres] dat zij niet gehouden is tot terugbetaling, omdat zij dit bedrag heeft verrekend met haar vordering op [gedaagde] van de annuleringskosten, slaagt niet. Hiervoor is immers vastgesteld dat [gedaagde] geen annuleringskosten verschuldigd is aan [eiseres] .
5.27.
De kantonrechter zal daarom de vordering in reconventie tot betaling van € 1.000 door [eiseres] aan [gedaagde] toewijzen.
5.28.
Over dit bedrag zal de gevorderde rente worden toegewezen. Naar de kantonrechter begrijpt heeft [gedaagde] gesteld, en is niet door [eiseres] weersproken, dat [eiseres] per 3 november 2023 in verzuim is met het betalen van het bedrag van € 1.000. Daarom zal de gevorderde rente worden toegewezen met ingang van die datum.
5.29.
[gedaagde] heeft een vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten gevorderd. Aan de wettelijke eisen voor een vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten is voldaan. De gevorderde vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten is niet hoger dan het tarief dat in het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten is bepaald. Daarom wordt € 150,00 toegewezen.
in conventie en in reconventie
5.30.
[eiseres] B.V. wordt zowel in conventie als in reconventie in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen.
5.31.
In conventie worden de proceskosten van [gedaagde] begroot op: € 609,50 aan salaris voor de gemachtigde van [gedaagde] (2 x 1 punt x tarief € 271,00) met nakosten € 41,00.
5.32.
in reconventie worden de proceskosten begroot op € 264,00 aan salaris voor de gemachtigde van [gedaagde] (2 x 1 punt x tarief € 132,00) met nakosten € 67,50, plus de kosten van betekening.
6.De beslissing
De kantonrechter
in conventie
6.1.
wijst de vorderingen van [eiseres] B.V. af,
6.2.
veroordeelt [eiseres] B.V. in de proceskosten van € 609,50, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [eiseres] B.V. niet tijdig aan de veroordeling voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
in reconventie
6.3.
wijst de vorderingen toe;
6.4.
veroordeelt [eiseres] B.V. om aan [gedaagde] te betalen een bedrag van € 1.000, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over het toegewezen bedrag, met ingang van 3 november 2023,
6.5.
veroordeelt [eiseres] B.V. om aan [gedaagde] te betalen een bedrag van € 150,
6.6.
veroordeelt [eiseres] B.V. in de proceskosten van € 264, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [eiseres] B.V. niet tijdig aan de veroordeling voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
6.7.
verklaart dit vonnis in zijn geheel uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.H. de Boef en in het openbaar uitgesproken op 22 oktober 2024.