ECLI:NL:RBOVE:2024:550

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
1 februari 2024
Publicatiedatum
1 februari 2024
Zaaknummer
08-996080-18 + 08-996227-18 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor belastingfraude en valsheid in geschrift door een criminele organisatie

Op 1 februari 2024 heeft de Rechtbank Overijssel een 43-jarige man veroordeeld tot een gevangenisstraf van 30 maanden voor zijn rol in een criminele organisatie die zich bezighield met belastingfraude en valsheid in geschrift. De verdachte was betrokken bij het opzettelijk indienen van onjuiste aangiften omzetbelasting en het opmaken van valse facturen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte feitelijk leiding gaf aan de vennootschap [naam vof], die valse facturen gebruikte om onterecht belastingteruggaven te verkrijgen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte samen met medeverdachten een gestructureerd samenwerkingsverband had opgezet, waarbij katvangers werden geronseld om als schijnondernemingen te fungeren. De verdachte heeft zich gedurende meerdere jaren schuldig gemaakt aan deze strafbare feiten, wat heeft geleid tot een aanzienlijk fiscaal nadeel voor de staat. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de rol van de verdachte binnen de organisatie zwaar laten meewegen in de strafoplegging. De verdachte is vrijgesproken van enkele andere tenlastegelegde feiten, maar de bewezenverklaring van de belangrijkste feiten is gebaseerd op overtuigend bewijs, waaronder getuigenverklaringen en tapgesprekken. De rechtbank heeft de straf verminderd vanwege de overschrijding van de redelijke termijn in de procedure.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08-996080-18 + 08-996227-18 (P)
Datum vonnis: 1 februari 2024
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1980 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres 1] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van
van 13 mei 2019, 7 april 2022, 28 april 2022, 6 december 2023, 7 december 2023 en
18 januari 2024.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. G.J. Heidema en van wat door verdachte en zijn raadsman mr. ing. M.J. Jansma, advocaat te Kampen, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, na wijziging van de tenlastelegging als bedoeld in artikel 314a van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van 6 december 2023, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
parketnummer 08-996080-18 (onderzoek [naam vof]
feit 1: in de periode van 3 april 2016 tot en met 10 oktober 2016 opdracht en/of feitelijk leiding heeft gegeven aan het door [naam vof] medeplegen van het opzettelijk indienen van onjuiste aangiften omzetbelasting ten name van [naam vof] over de kwartalen 1, 2 en 3 van het jaar 2016;
feit 2:in de periode van 7 april 2016 tot en met 20 oktober 2016 samen met een ander opzettelijk onjuiste aangiften omzetbelasting heeft gedaan ten name van [naam 1] en [naam 2] , zodat te weinig belasting werd geheven;
feit 3:in de periode van 1 januari 2016 tot en met 14 maart 2017 samen met een ander opdracht en/of feitelijk leiding heeft gegeven aan het door [naam vof] medeplegen van het vervalsen van de bedrijfsadministratie door in die bedrijfsadministratie een valse leenovereenkomst en twee valse facturen op te nemen;
feit 4: in de periode van 2 maart 2016 tot en met 14 maart 2017 samen met een ander opdracht en/of feitelijk leiding heeft gegeven aan het door [naam vof] medeplegen van valsheid in geschrift door het opmaken van vier valse facturen;
parketnummer 08-996227-18 (onderzoek [verdachte] )
feit 1: primair
in de periode van 12 januari 2018 tot en met 17 december 2018 samen met anderen opzettelijk onjuiste aangiften omzetbelasting heeft gedaan ten name van
[naam 3] , [naam 4] , [naam 5] , [naam 6] , [naam 7] en [naam 8] , zodat te weinig belasting werd geheven;
subsidiair
in die periode samen met anderen opzettelijk gebruik heeft gemaakt van die voornoemde belastingaangiften als zijnde valse geschriften, door die valse aangiften omzetbelasting aan de Belastingdienst te verstrekken;
feit 2: in de periode van 10 oktober 2017 tot en met 16 januari 2019 samen met een ander valsheid in geschrift heeft gepleegd door zeven facturen valselijk op te maken;
feit 3: in de periode van 9 oktober 2017 tot en met 28 januari 2019 heeft deelgenomen aan een criminele organisatie die belastingfraude en valsheid in geschrift pleegde, terwijl verdachte leider binnen die organisatie was.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
parketnummer 08-996080-18 (onderzoek [naam vof]
1.
[naam vof] op één of meer tijdtippen in of omstreeks de periode van 3 april 2016 tot en met 10 oktober 2016 te Bunschoten-Spakenburg en/of Zeewolde en/of Apeldoorn, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met één of meerdere personen,
(telkens) opzettelijk een bij de Belastingwet voorziene aangifte, als bedoeld in de Algemene wet inzake rijksbelastingen, te weten één of meer aangifte(n) voor de omzetbelasting ten name gesteld van [naam vof] over de/het tijdvak(ken):
- kwartaal 1 van het jaar 2016 [DOC-002, p. 634 t/m 636] en/of
- kwartaal 2 van het jaar 2016 [DOC-002, p. 637 t/m 639] en/of
- kwartaal 3 van het jaar 2016 [DOC-002, p. 640 t/m 642];
onjuist of onvolledig heeft/hebben gedaan bij de Inspecteur der belastingen,
terwijl dat feit er (telkens) toe strekte dat te weinig belasting werd geheven,
zulks terwijl hij, verdachte, tot bovenomschreven strafbaar feit, opdracht
heeft gegeven, dan wel feitelijk leiding heeft gegeven aan bovenomschreven
verboden gedraging;
2.
hij op één of meer tijdtippen in of omstreeks de periode van 7 april 2016 tot en met 20 oktober 2016, te Zeewolde en/of Apeldoorn, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met één of meerdere personen,
(telkens) opzettelijk een bij de Belastingwet voorziene aangifte, als bedoeld in de Algemene wet inzake rijksbelastingen, te weten één of meer aangifte(n) voor de omzetbelasting ten name gesteld van [naam 1] (handelend onder [bedrijf 1] ) over de/het tijdvak(ken):
- kwartaal 1 van het jaar 2016 [DOC-116, p. 914-915] en/of
- kwartaal 2 van het jaar 2016 [DOC-101, p. 880 t/m 882],
en/of een aangifte voor de omzetbelasting ten name gesteld van [naam 2] (handelend onder [bedrijf 2] ) over het tijdvak:
- kwartaal 3 van het jaar 2016 [DOC-117, p. 917-918],
onjuist of onvolledig heeft/hebben gedaan bij de Inspecteur der belastingen,
terwijl dat feit er (telkens) toe strekte dat te weinig belasting werd geheven;
3.
[naam vof] op één of meer tijdtippen in of omstreeks de periode van 1 januari 2016 tot en met 14 maart 2017 te Bunschoten-Spakenburg en/of Zeewolde en/of Nijkerk, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met één of meerdere personen,
meermalen, de bedrijfsadministratie van [naam vof] -(telkens) zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen- valselijk heeft/hebben opgemaakt en/of heeft/hebben doen opmaken, zulks (telkens) met het oogmerk om dat geschrift als echt en onvervalst te gebruiken en/of door één of meer anderen te doen gebruiken,
hebbende dat valselijk opmaken hieruit bestaan, dat in die bedrijfsadministratie,
- een valse leenovereenkomst tussen [naam vof] (handelend onder [naam vof] ) en [bedrijf 3] d.d. 15 januari 2016 [DOC-008, p. 651 t/m 653] waarop -in strijd met de waarheid - stond dat (zakelijk weergegeven) [naam vof] een koopprijs ter hoogte van EURO 429.550,- verschuldigd was aan [bedrijf 3] en/of dat de verschuldigde koopprijs ter hoogte van EURO 429.550,- (gedeeltelijk) wordt omgezet in een
geldlening ter hoogte van EURO 361.550,- en/of
- een valse factuur afkomstig van [bedrijf 3] (al dan niet handelend onder de naam/namen: [bedrijf 3] en/of [bedrijf 3] ) d.d. 20 januari 2016 [DOC-003, p. 646] waarop -in strijd met de waarheid- (zakelijk weergegeven) een factuurbedrag ter hoogte van EURO 66.550,- is opgenomen, dan wel een goederentransactie en/of levering staat vermeld en dat [naam vof] (ter zake daarvan) een geldbedrag en omzetbelasting verschuldigd was, en/of wordt vermeldt dat aan deze factuur een reële overeenkomst tot levering ten
grondslag ligt, en/of
- een valse factuur afkomstig van [bedrijf 3] (al dan niet handelend onder de naam/namen: [bedrijf 3] en/of [bedrijf 3] ) d.d. 22 januari 2016 [DOC-004, p. 647] waarop -in strijd met de waarheid- (zakelijk weergegeven) een factuurbedrag ter hoogte van EURO 363.000,- is opgenomen, dan wel een goederentransactie en/of levering staat vermeld en dat [naam vof] (ter zake daarvan) een geldbedrag en omzetbelasting verschuldigd was, en/of wordt vermeldt dat aan deze factuur een reële overeenkomst tot levering ten
grondslag ligt;
is/zijn opgenomen en/of verwerkt,
zulks terwijl hij, verdachte, tezamen en in vereniging met een ander tot bovenomschreven strafbaar feit, opdracht heeft/hebben gegeven, dan wel feitelijk leiding heeft/hebben gegeven aan de bovenomschreven gedraging;
4.
[naam vof] op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode 2 maart 2016 tot en met 14 maart 2017 te Bunschoten-Spakenburg en/of Zeewolde althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met één of meer personen,
een factuur van [naam vof] gericht aan [bedrijf 1] d.d. 2 maart 2016
[DOC-094a, p. 845] en/of,
- een factuur van [naam vof] gericht aan [bedrijf 2] d.d. 15 augustus 2016
[DOC-011, p. 663] en/of,
- een factuur van [naam vof] gericht aan [bedrijf 2] d.d. 20 augustus 2016
[DOC-012, p. 664] en/of,
- een factuur van [naam vof] gericht aan [bedrijf 2] d.d. 25 augustus 2016
[DOC-013, p. 665];
- ( elk) zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen –
valselijk heeft/hebben opgemaakt en/of doen opmaken en/of heeft/hebben vervalst, door daarin (telkens) valselijk en/of in strijd met de waarheid, (zakelijk weergegeven)
factuurbedragen te vermelden/op te nemen, dan wel goederentransactie en/of levering te vermelden en dat ter zake daarvan (een) geldbedrag(en) en omzetbelasting aan [naam vof] verschuldigd was/waren,
zulks (telkens) met het oogmerk om dat/die geschrift(en) als echt en onvervalst te gebruiken en/of door één of meer andere(n) te doen gebruiken;
zulks terwijl hij, verdachte, tezamen en in vereniging met een ander, tot bovenomschreven strafbaar feit, (telkens) opdracht heeft/hebben gegeven, dan wel feitelijk leiding heeft/hebben
gegeven aan bovenomschreven verboden gedraging;
parketnummer 08-996227-18 (onderzoek [verdachte] )
1.
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 12 januari 2018 tot en met 17 december 2018, te Zeewolde en/of Nijkerk en/of Blokzijl en/of Bunschoten-Spakenburg en/of Apeldoorn, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met één of meer personen,
(telkens) opzettelijk een bij de Belastingwet voorziene aangifte, als bedoeld in de Algemene wet inzake rijksbelastingen, te weten één of meer aangifte(n) voor de omzetbelasting ten name gesteld van:
- [naam 3] (handelend onder [bedrijf 4] ) over de/het
tijdvak(ken): 11 december 2017 tot en met 31 december 2017 [DOC-014, p. 1104-1105 en/of 1e kwartaal van het jaar 2018 [DOC-037, p. 1167 t/m 1169], en/of
- [naam 9] (handelend onder [bedrijf 5] ) over de/het
tijdvak(ken): 4e kwartaal van het jaar 2017 [DOC-013, p. 1101-1102] en/of 1e
kwartaal van het jaar 2018 [DOC-035, p. 1153 t/m 1155], en/of
- [naam 4] (handelend onder [bedrijf 6] ) over de/het
tijdvak(ken): 12 december 2017 tot en met 31 december 2017 [DOC-015, p. 1107-1108] en/of 1e kwartaal van het jaar 2018 [DOC-038, p. 1160 t/m 1162] en/of
- [naam 5] (handelend onder [bedrijf 7] ) over de/het tijdvak (ken): 4e kwartaal van het jaar 2017 [DOC-022, p. 1122 t/m 1124] en/of 1e kwartaal van het jaar 2018 [DOC-022, p. 1125 t/m 1127], en/of
- [naam 6] (handelend onder [bedrijf 8] ) over het tijdvak: 19 juni 2018 tot en met 31 juni 2018 [DOC-016, p. 1107-1108] , en/of
- [naam 7] (handelend onder [bedrijf 9] ) over het tijdvak: 3e kwartaal van het jaar 2018 [DOC-104, p. 1317 t/m 1319] en/of
- [naam 8] (handelend onder [bedrijf 10] ) over het tijdvak: 12 september 2018 tot en met 30 september 2018 [DOC-083, p. 1266-1267],
onjuist of onvolledig heeft/hebben gedaan bij de Inspecteur der belastingen, terwijl dat feit er (telkens) toe strekte dat te weinig belasting werd geheven;
ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande onder 1 geen veroordeling mocht of zou
kunnen volgen, SUBSIDIAIR, terzake dat
hij in of omstreeks de periode van 12 januari 2018 tot en met 17 december 2018 te Zeewolde en/of Nijkerk en/of Blokzijl en/of Bunschoten-Spakenburg en/of Apeldoorn, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met één of meer personen, althans alleen,
opzettelijk gebruik heeft gemaakt van
- ( een) aangifte(n) voor de omzetbelasting ten name gesteld van [naam 3] (handelend onder [bedrijf 4] ) over de/het tijdvak(ken) : 11 december 2017 tot en met 31 december 2017 [DOC-014, p. 1104-1105] en/of 1e kwartaal van het jaar 2018 [DOC-037, p. 1167 t/m 1169] en/of
- ( een) aangifte(n) voor de omzetbelasting ten name gesteld van [naam 9]
(handelend onder [bedrijf 5] ) over de/het tijdvak(ken): 4e
kwartaal van het jaar 2017 [DOC-013, p. 1101-1102] en/of 1e kwartaal van het
jaar 2018 [DOC-035, p. 1153 t/m 1155] , en/of
- ( een) aangifte(n) voor de omzetbelasting ten name gesteld van [naam 4]
(handelend onder [bedrijf 6] ) over de/het
tijdvak(ken) : 12 december 2017 tot en met 31 december 2017 [DOC-015, p.
1107-1108] en/of 1e kwartaal van het jaar 2018 [DOC-038, p. 1160 t/m 1162]
- ( een) aangifte(n) voor de omzetbelasting ten name gesteld van [naam 5]
(handelend onder [bedrijf 7] ) over de/het tijdvak(ken): 4e kwartaal
van het jaar 2017 [DOC-022, p. 1122 t/m 1124] en/of 1e kwartaal van het jaar
2018 [DOC-022, p. 1125 t/m 1271] , en/of
- een aangifte voor de omzetbelasting ten name gesteld van [naam 6]
(handelend onder [bedrijf 8] ) over het tijdvak: 19 juni 2018 tot en met
31 juni 2018 [DOC-016, p. 1107-1108], en/of
- een aangifte voor de omzetbelasting ten name gesteld van [naam 7]
(handelend onder [bedrijf 9] ) over het tijdvak: 3e kwartaal van het
jaar 2018 [DOC-104, p. 1317 t/m 1319] en/of
- een aangifte voor de omzetbelasting ten name gesteld van [naam 8]
(handelend onder [bedrijf 10] ) over het tijdvak: 12 september 2018 tot en met 30
september 2018 [DOC-083, p. 1266-1267],
- elk zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen –
bestaande die valsheid of vervalsing hierin dat - in strijd met de waarheid - een te hoog bedrag en/of een fictief bedrag aan voorbelasting is ingevuld,
en/of dat uit die aangifte(n) zou moeten blijken dat er een recht op teruggave omzetbelasting bestond,
en waaruit dat gebruik maken hierin bestond dat hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) die valse/vervalste aangifte(en) heeft/hebben verstrekt of doen toekomen aan de Belastingdienst/de Inspecteur der belastingen;
2.
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 10 oktober 2017
tot en met 16 januari 2019, te Nijkerk en/of Zwolle, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met één of meer personen,
- een factuur van [bedrijf 11] BV. d.d. 10 oktober 2017 [DOC-001a, p. 1045] en/of
- een factuur van [bedrijf 12] B.V. d.d. 9 november 2017 (DOC-002c, p. 1059] en/of
- een factuur van [bedrijf 13] B.V. d.d. 5 januari 2018 [DOC-003a, p. 1061] en/of
- een factuur van [bedrijf 14] B.V. d.d. 5 januari 2018 [DOC-004a, p. 1067) en/of
- een factuur van [bedrijf 15] d.d. 5 augustus 2018 [DOC-005, p. 1074] en/of
- een factuur van [bedrijf 16] B.V. d.d. 14 september 2018 [DOC-105c, p. 1323] en/of
- een factuur van [bedrijf 17] BV. d.d. 21 september 2018 [DOC-091a, p. 1292]
- ( elk) zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen -
(telkens) valselijk heeft/hebben opgemaakt en/of valselijk heeft/hebben doen opmaken en/of heeft/hebben vervalst en/of heeft/hebben doen vervalsen,
immers heeft/hebben hij, en/of zijn mededader(s), (telkens) valselijk en/of in strijd met de waarheid,
(zakelijk weergegeven) op de bovengenoemde factu(u)r(en) de/het factuuradres(sen) en/of de/het verschuldigde factuurbedrag(en) en/of de/het bedrag(en) aan verschuldigde omzetbelasting gewijzigd/aangepast, dan wel op de bovengenoemde factu(u)r(en) vermeld dat er goederen en/of diensten (door de afzender van de factuur) zijn en/of geleverd aan de in de/het factuuradres(sen) genoemde onderneming(en),
zulks (telkens) met het oogmerk om dat/die geschrift(en) als echt en onvervalst te gebruiken en/of door een ander(en) te doen gebruiken;
3.
hij in of omstreeks de periode van 9 oktober 2017 tot en met 28 januari 2019 te Nijkerk en/of Amersfoort en/of Zeewolde en/of Blokzijl, althans in Nederland,
heeft deelgenomen aan een organisatie, zijnde een samenwerkingsverband tussen
hem, verdachte, en/of [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] en/of [medeverdachte 4] ,
al dan niet in wisselende samenstelling,
welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, te weten:
- valsheid in geschrifte (art. 225 Sr) en/of,
- het opzettelijk doen van onjuiste en/of onvolledige aangiften omzétbelasting (art. 69 lid 2 AWR),
zulks terwijl hij, verdachte, leider binnen die organisatie was.
3. De bewijsoverwegingen ter zake parketnummer 08-996080-18 (onderzoek [naam vof] [1]
3.1.
Inleiding
De Belastingdienst heeft in december 2016 een startersonderzoek uitgevoerd bij de onderneming [bedrijf 2] naar aanleiding van de aangifte omzetbelasting over het derde kwartaal 2016, waaruit een teruggaaf volgde van € 37.800,--. De Belastingdienst ontving ter onderbouwing van die belastingaangifte vier inkoopfacturen, waarvan drie facturen afkomstig waren van de aan verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1] (hierna: [medeverdachte 1] ) gelieerde onderneming [naam vof] . De door [naam vof] over die periode aangegeven verschuldigde omzetbelasting was beduidend lager dan de btw vermeld op voornoemde facturen. Na het startersonderzoek bij [bedrijf 2] volgde om die reden ook een boekenonderzoek bij [naam vof] .
Door de bevindingen tijdens de boekenonderzoeken ontstond de verdenking dat verdachte betrokken was bij het indienen van onjuiste aangiften omzetbelasting en valsheid in geschrift ten aanzien van enkele facturen die aan de aangiften ten grondslag lagen. Dit vormde de aanleiding voor een strafrechtelijk onderzoek dat zich naast [bedrijf 2] ook heeft uitgestrekt tot [bedrijf 1] en medeverdachte [medeverdachte 5] (hierna: [medeverdachte 5] ).
3.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot vrijspraak van het onder 2 ten laste gelegde en tot bewezenverklaring van het onder 1, 3 en 4 ten laste gelegde.
3.3
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit van het onder 1 tenlastegelegde 3e kwartaal van 2016, omdat de onjuistheid van dat kwartaal niet is komen vast te staan. De verdediging heeft voor wat betreft het 1e en 2e kwartaal van 2016 geen bewijsverweer gevoerd.
Verder is vrijspraak bepleit voor het onder 2 tenlastegelegde, omdat dit een kwaliteitsdelict betreft en niet is gebleken van opzet van de belastingplichtigen en/of de nauwe en bewuste samenwerking met verdachte. Ook voor feit 3 dient vrijspraak te volgen, omdat de genoemde leenovereenkomst en facturen een weergave vormen van de feitelijke gang van zaken en van valsheid van deze stukken dus geen sprake is. Volgens verdachte zijn de facturen zoals genoemd onder feit 4 niet vals, zodat ook voor dit feit vrijspraak moet volgen.
3.4.
Het oordeel van de rechtbank
Op grond van wettige bewijsmiddelen en het verhandelde ter terechtzitting komt de rechtbank tot een bewezenverklaring van het onder parketnummer 08-996081-18 onder 1 ten laste gelegde, voor zover het de aangiften omzetbelasting van [naam vof] over het 1e en 3e kwartaal van 2016 betreft, en de onder 3 en 4 tenlastegelegde feiten, zoals hierna weergegeven. De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
3.4.1.
Algemene overwegingen ten aanzien van het bewijs met betrekking tot de ten laste gelegde feiten
Betrokken ondernemingen
-
[bedrijf 3]
De eenmanszaak [bedrijf 3] is op 8 februari 2010 opgericht door medeverdachte [medeverdachte 5] . De onderneming was opgericht als sportwinkel en hield zich onder meer bezig met de verkoop van sport- en outdoor artikelen alsmede kleding en fungeerde als groot- en detailhandel in bedrijfskleding. De onderneming is op eigen aangifte op 10 januari 2017 gefailleerd. [2]
-
[naam vof]
De vennootschap onder firma [naam vof] , handelend onder de naam [naam vof] (verder te noemen: [naam vof] , is op 22 januari 2016 opgericht door verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1] als enige vennoten. De onderneming hield zich bezig met onder meer de verkoop van sportartikelen. [3]
is inmiddels opgeheven.
-
[bedrijf 1]
De eenmanszaak [bedrijf 1] is op 1 maart 2016 opgericht door [naam 1] (verder te noemen: [naam 1] ), maar pas op 14 maart 2016 geregistreerd. Deze onderneming was opgericht als outletstore van sportartikelen.
De onderneming is op 13 juli 2017 ambtshalve doorgehaald in verband met opheffing. [4]
-
[bedrijf 2]
De eenmanszaak [bedrijf 2] is op 1 augustus 2016 opgericht door [naam 2] (verder te noemen: [naam 2] ). De onderneming is opgericht als sportwinkel. [5]
[naam vof] en [bedrijf 3] / [medeverdachte 5]
heeft in 2010 [bedrijf 3] opgericht, als franchisenemer van [bedrijf 3] . De in [vestigingsplaats 1] gevestigde sportwinkel was (in ieder geval vanaf 2013) verliesgevend. Het verlies over 2013 bedroeg € 34.157,--. Het verlies over 2014 bedroeg
€ 26.339,-- en het verlies over 2015 bedroeg € 94.012,--. [6] Het ondernemingsvermogen liet een forse daling zien. In 2014 was dit vermogen -/- € 191.947,-- en in 2015 -/- € 304.002,--. [7]
De onderneming van [medeverdachte 5] verkeerde ultimo 2015 dus in grote financiële problemen.
[medeverdachte 5] werd in 2015 benaderd door [naam 10] (verder te noemen: [naam 10] ) om diens [bedrijf 3] , eveneens gevestigd in [vestigingsplaats 1] , over te nemen. [8] [medeverdachte 5] had wel interesse in delen van de sportwinkel van [naam 10] (met name het bedrukken van sportartikelen en het leveren van sportartikelen aan verenigingen in [vestigingsplaats 1] ), maar hij had niet de benodigde financiële middelen om de gehele winkel over te nemen. [medeverdachte 5] heeft vervolgens in december 2015 verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1] benaderd om de sportwinkel van [naam 10] over te nemen en hen met [naam 10] in contact gebracht. [9]
[medeverdachte 5] zou stoppen met zijn winkel en de voorraad en inventaris van die winkel aan verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1] leveren.
Verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1] hebben voor de overname van de sportwinkel van [naam 10] op 22 januari 2016 [naam vof] opgericht en hebben een winkelpand in [vestigingsplaats 2] gehuurd. Daarna, in februari 2016, hebben zij (een gedeelte van) de sportwinkel van [naam 10] overgenomen, wat heeft geresulteerd in een koopovereenkomst tussen [naam vof] en [bedrijf 3] . De koopsom bedroeg
€ 115.000,-- waarvan € 70.000,-- vóór 1 mei 2016 betaald moest worden. De koop omvatte onder meer de handelsnamen, het logo, de domeinnamen en webshop, overname van kledingcontracten met sportclubs en voorraden. [10] [medeverdachte 5] heeft de koopovereenkomst medeondertekend bij wijze van borgstelling (tot maximaal € 45.000,--). [11]
[naam vof] had op dat moment al twee facturen ontvangen van [bedrijf 3] (op de facturen aangeduid met handelsnaam [bedrijf 3] ), in verband met de overname van de voorraad en de inventaris van die [bedrijf 3] , te weten:
- een factuur van 20 januari 2016 met factuurnummer [factuurnummer 1] ter hoogte van € 66.550,-- (inclusief € 11.550,-- btw) met omschrijving “
overnamen partij kleding club, overnamen hangers, overnamen winkel materiaal, overname clubs”onder vermelding van een betaaltermijn van acht dagen middels overboeking naar het bankrekeningnummer ten van name van [medeverdachte 5] [12] ; en
- een factuur van 22 januari 2016 met hetzelfde factuurnummer [factuurnummer 1] , ter hoogte van
€ 363.000,-- (inclusief € 63.000,-- btw) met omschrijving
“ [factuurnummer 2] ”onder vermelding van een betaaltermijn van acht dagen middels overboeking naar het bankrekeningnummer ten name van [medeverdachte 5] . [13]
In de jaarrekening van [bedrijf 3] is een boekwaarde van de voorraden opgenomen van € 232.256,-- op 31 december 2015. [14]
[naam vof] diende dus voornoemde koopsom van € 115.000,-- aan [bedrijf 3] te voldoen én de facturen van [bedrijf 3] voor een totaalbedrag van € 429.550,-- (€ 66.550,-- + € 363.000,--) te betalen. Daarnaast diende de verbouwing van de door [naam vof] gehuurde bedrijfslocatie bekostigd te worden.
Het startkapitaal van [naam vof] bedroeg € 68.000,--. Hiervan is € 58.000,-- door medeverdachte [medeverdachte 1] ingebracht (€ 48.000,-- afkomstig van een letselschade-uitkering en € 10.000,-- geleend van de vader van [medeverdachte 1] ) en de overige € 10.000,-- is ingebracht door verdachte. [15]
[naam vof] en [bedrijf 3] hebben een geldleningsovereenkomst gesloten, volgens welke [naam vof] van voornoemd totaalbedrag van € 429.550,-- een bedrag van
€ 68.000,-- contant aan [medeverdachte 5] diende te voldoen. Het restant van € 361.550,-- werd omgezet in een geldlening met ingang van 13 januari 2016. Volgens deze overeenkomst was geen rente over de hoofdsom verschuldigd en diende de aflossing te geschieden in jaarlijkse termijnen met ingang van 31 januari 2017. Daarnaast werd overeengekomen dat in het geval van faillissement van [bedrijf 3] de vordering zou komen te vervallen.
[naam vof] heeft in lijn met voornoemde geldleningsovereenkomst op 13 januari 2016 aan
[medeverdachte 5] een contante betaling verricht van € 68.000,--. [16] Hiermee was het volledige startkapitaal van [naam vof] verbruikt.
Op voorstel van [medeverdachte 5] heeft [naam vof] met de btw-teruggave (de voorbelasting over voornoemde twee facturen van 20 en 22 januari 2016) de koopsom aan [naam 10] voor de overname van de sportwinkel voldaan. [17] Volgens de koopovereenkomst diende vóór 1 mei 2016 € 70.000,-- te worden voldaan aan [naam 10] . Op 3 april 2016 is namens [naam vof] de aangifte omzetbelasting ingediend voor kwartaal 1 van 2016. [18] Eind april 2016 heeft de Belastingdienst aan [naam vof] een bedrag uitgekeerd van € 74.550,-- vanwege de teruggevraagde voorbelasting, waarna [naam vof] € 70.000,-- heeft overgemaakt aan [naam 10] . Op het rekeningafschrift van [naam vof] staat op 29 april 2016 een debetsaldo van € 4,35. [19]
[naam vof] en [naam 1] / [bedrijf 1]
[medeverdachte 1] heeft in dezelfde periode [naam 1] benaderd om eveneens een sportwinkel te openen. [naam 1] beschikte niet over startkapitaal en had geen ervaring als ondernemer. [20] Zij heeft op 1 maart 2016 de eenmanszaak [bedrijf 1] opgericht, welke onderneming op
14 maart 2016 is geregistreerd.
Nog vóór de datum van registratie, namelijk bij factuur van 2 maart 2016, is door [naam vof] een bedrag van € 51.862,90 (inclusief € 9.001,-- btw) bij [bedrijf 1] in rekening gebracht met omschrijving
“levering sportkleding en levering hangers en overige spullen”onder vermelding van een betaaltermijn van 14 dagen middels overboeking naar de bankrekening van [naam vof] . [21]
Op 7 april 2016 is de startersaangifte omzetbelasting van maart 2016 van [bedrijf 1] bij de Belastingdienst binnengekomen, waarbij een bedrag van € 15.005,-- aan voorbelasting werd teruggevraagd. [22] De Belastingdienst heeft op 18 mei 2016 € 15.005,-- overgemaakt naar het rekeningnummer van [bedrijf 1] , waarvan € 10.000,-- is gepind. Daarnaast is op dezelfde dag nog een bedrag van € 3.995,-- overgemaakt door [bedrijf 1] naar de bankrekening van [naam vof] met omschrijving ‘deelbetaling’. [23]
[naam 1] heeft verklaard dat verdachte de boekhouding van [bedrijf 1] op zich nam. Zij had geen verstand van aangiften omzetbelasting en heeft alle papieren en inlogcodes hiervoor aan verdachte ter beschikking gesteld. Zij heeft op 18 mei 2016 in bijzijn van [medeverdachte 1] een bedrag van € 10.000,-- gepind en ter plekke aan hem afgegeven. Direct daarna heeft zij ook nog voornoemde deelbetaling verricht aan [naam vof] . De gefactureerde goederen zijn volgens [naam 1] nooit geleverd. [24]
[naam vof] en [naam 2] / [bedrijf 2]
Daarna werd [naam 2] door verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1] benaderd om eveneens een sportwinkel te openen. [naam 2] beschikte ook niet over startkapitaal en had ook geen ervaring met ondernemen. [25] [naam 2] heeft op 1 augustus 2018 voornoemde eenmanszaak [bedrijf 2] opgericht.
[naam vof] richtte vervolgens drie facturen aan [bedrijf 2] :
- een factuur van 15 augustus 2016 met factuurnummer [factuurnummer 3] ter hoogte van
€ 47.931,73 (inclusief € 8.318,73 btw) met omschrijving “
levering goederen (Brunotti), levering outletsportspullen, levering kinder (schoen), levering volwassen (schoen), levering inventaris”onder vermelding van een betaaltermijn van 14 dagen middels overboeking naar de bankrekening van [naam vof] ; [26]
- een factuur van 20 augustus 2016 met factuurnummer [factuurnummer 4] ter hoogte van
€ 38.880.93,-- (inclusief € 6.747,93 btw) met omschrijving “
levering goederen indigo”onder vermelding van een betaaltermijn van 14 dagen middels overboeking naar de bankrekening van [naam vof] ; [27]
- een factuur van 25 augustus 2016 met factuurnummer [factuurnummer 4] ter hoogte van
€ 79.064,43 (inclusief € 13.721.93 btw) met omschrijving “
levering outlet voetbalschoenen, levering tennisschoenen, levering Hummel/Johma/Adidas kleding, levering winterjassen Piper Maru”onder vermelding van een betaaltermijn van
14 dagen middels overboeking naar de bankrekening van [naam vof] . [28]
Op 20 oktober 2016 is de startersaangifte omzetbelasting van [bedrijf 2] over augustus en september 2016 bij de Belastingdienst binnengekomen, waarbij een bedrag van
€ 37.800,-- aan voorbelasting werd teruggevraagd. [29]
[naam 2] heeft verklaard dat verdachte de boekhouding op zich nam en de startertsaangifte van [bedrijf 2] heeft ingediend. Met betrekking tot de facturen heeft zij verklaard dat zij de facturen van [naam vof] niet hoefde te betalen en dat er ‘flink wat meer euro’s op de facturen zijn gegooid, dan er daadwerkelijk is geleverd’. [30]
In december 2016 heeft de Belastingdienst een startersonderzoek uitgevoerd bij [bedrijf 2] naar aanleiding van voornoemde startersaangifte van [bedrijf 2] . De controleambtenaar van de Belastingdienst constateerde dat [naam vof] voornoemde drie facturen aan [bedrijf 2] niet had verwerkt in haar eigen aangiften omzetbelasting. [31]
Verdachte heeft verklaard dat hij de boekhouding verzorgde van [naam vof] en dat hij de aangiften omzetbelasting van [naam vof] heeft ingediend. Verdachte heeft eveneens verklaard dat hij voornoemde facturen aan [bedrijf 2] alsmede voornoemde factuur aan [bedrijf 1] niet in de aangiften omzetbelasting van [naam vof] heeft verwerkt, omdat onvoldoende financiële middelen aanwezig waren om de verschuldigde belasting af te dragen. [32]
3.4.2.
Met betrekking tot de feiten 1 en 3
Valsheid van de geldleningsovereenkomst en de facturen
De rechtbank acht bewezen dat de geldleningsovereenkomst tussen [naam vof] en [bedrijf 3] van 15 januari 2016 en de twee facturen van [bedrijf 3] van 20 en 22 januari 2016 vals zijn. Dit oordeel is gebaseerd op de volgende overwegingen.
[medeverdachte 5] , die met zijn verlieslijdende onderneming in een financiële penibele situatie verkeerde, had er belang bij om zijn concurrent in [vestigingsplaats 2] , de sportwinkel van [naam 10] , uit de markt te halen. [medeverdachte 5] initieerde daartoe de overname van die sportwinkel door [naam vof] en had daarbij in zijn achterhoofd dat hij de beoogde kledingcontracten met de sportverenigingen naar zich toe kon trekken en tegelijkertijd zijn eigen, verouderde, voorraad sportkleding en zijn winkel-inventaris kon verkopen aan [naam vof] .
Voorafgaande aan de overname van de sportwinkel van [naam 10] door [naam vof] heeft verdachte aan [medeverdachte 5] kenbaar gemaakt dat er onvoldoende financiële middelen waren voor de overname. [medeverdachte 5] heeft toen geopperd om de facturen voor de voorraden en de inventaris op te kloppen en de teruggave van de in rekening gebrachte omzetbelasting hiervoor aan te wenden. De boekwaarde van de inventaris zoals is vermeld in de jaarrekening van [bedrijf 3] bedraagt immers € 232.256,--, terwijl een bedrag van € 429.550,-- door [bedrijf 3] bij [naam vof] in rekening is gebracht.
De waarde van de voorraad zoals in de facturen is opgenomen, is afgestemd op de vooraf opgemaakte geldleningsovereenkomst en is dus niet gebaseerd op de werkelijke waarde van de voorraad. Verdachte heeft hierover ook verklaard dat ze met zijn drieën deze waarde hebben bepaald en dat de facturen gebaseerd zijn op de geldleningsovereenkomst. [33]
Ten aanzien van de boekwaarde van de inventaris merkt de rechtbank nog op dat uit de toelichting op de jaarrekening kan worden afgeleid dat de inventaris is gewaardeerd tegen verkrijgingsprijs of lagere netto-opbrengstwaarde. De lagere netto-opbrengstvoorwaarde is, volgens de toelichting, bepaald door individuele beoordeling van de voorraden, en is dus – anders dan de verdediging heeft gesteld – niet willekeurig door de boekhouder bepaald.
Het oordeel van de rechtbank dat de twee facturen vals zijn is mede gebaseerd op de vaststelling dat:
  • de nummers van de twee facturen identiek zijn, terwijl deze opvolgend behoren te zijn;
  • op de facturen een onjuist/oud logo staat ( [bedrijf 3] in plaats van [bedrijf 3] );
  • de omschrijving van de goederen zeer summier is;
  • een betalingstermijn van acht dagen op de facturen van respectievelijk
  • het verrichten van een
Door middel van deze valse facturen kon [naam vof] een bedrag van € 74.550,-- aan omzetbelasting terugvragen, waarmee het eerste deel van de koopsom van de sportwinkel aan [naam 10] betaald kon worden.
Gelet op het geringe startkapitaal van [naam vof] , was [naam vof] niet in staat de facturen van [bedrijf 3] (volledig) te voldoen. Daarom is op 15 januari 2016 een – aanvullende – geldleningsovereenkomst opgesteld en ondertekend.
Het oordeel van de rechtbank dat de geldleningsovereenkomst vals is, is mede gebaseerd op de vaststelling dat:
- de geldleningsovereenkomst is gedateerd op 15 januari 2016, terwijl [naam vof] pas op
21 januari 2016 is opgericht en formeel dus nog niet bestond;
  • de facturen die aan de geldleningsovereenkomst ten grondslag liggen, zijn opgemaakt op 20 en 22 januari 2016;
  • volgens de geldleningsovereenkomst geen rente over de hoofdsom was verschuldigd;
  • in de overeenkomst geen zekerheden zijn gesteld of bedongen door [bedrijf 3] ;
  • de eerste aflossingstermijn was bepaald op 31 januari 2017, en
  • in geval van faillissement de vordering van [bedrijf 3] zou komen te vervallen.
Deze laatste vier bepalingen in de overeenkomst lagen, gelet op de noodlijdende financiële situatie van [bedrijf 3] , geenszins voor de hand.
Het standpunt van de verdediging dat sprake zou zijn geweest van een normale wijze van zaken doen, volgt de rechtbank niet. Het is naar het oordeel van de rechtbank juist niet normaal dat [bedrijf 3] als verlieslijdende onderneming een geldleningsovereenkomst van voornoemde omvang aangaat met een niet-kapitaalkrachtige startende onderneming als [naam vof] onder voornoemde condities én [medeverdachte 5] zich tevens borg stelt bij de overname van de sportwinkel van [naam 10] door [naam vof] .
De rechtbank acht daarbij tevens van belang dat verdachte heeft verklaard dat
[medeverdachte 5] volgens hem heeft geweten dat hij richting faillissement ging. [34]
Onjuistheid van de aangiften omzetbelasting
In de periode van 3 april 2016 tot en met 10 oktober 2016 zijn de aangiften omzetbelasting over de kwartalen 1 tot en met 3 van 2016 op naam van [naam vof] elektronisch bij de Belastingdienst binnengekomen. [35] Verdachte heeft verklaard dat hij de aangiften omzetbelasting namens [naam vof] heeft ingediend. [36]
De twee valse facturen van [bedrijf 3] aan [naam vof] zijn verwerkt in de aangifte omzetbelasting over het 1e kwartaal van 2016. [37] Dit heeft tot gevolg dat deze aangifte niet juist is.
Ten aanzien van de aangifte omzetbelasting over het 2e kwartaal 2016 merkt de rechtbank op dat het dossier geen toelichting bevat over de onjuistheid van deze aangifte.
De officier van justitie heeft ter zitting toegelicht dat de belastingaangifte over het 2e kwartaal van 2016 onjuist is, omdat in de gehele administratie geen facturen zijn aangetroffen die zien op dit tijdvak, terwijl er wel ruim € 35.000,-- aan voorbelasting is geclaimd. De Belastingdienst/FIOD heeft een herberekening opgesteld, waarmee verdachte in zijn verhoor is geconfronteerd. [38]
Verdachte heeft – geconfronteerd met het feit dat de administratie van [naam vof] over het 2e kwartaal niet overeenkomt met de aangifte omzetbelasting over dat kwartaal – verklaard: “
Dat zou kunnen, omdat ik eerst de administratie in het eigen boekhoudpakket heb ingevoerd. De administratie heb ik (…) overgezet naar Unit-4. lk heb wel een storing gehad in het kassysteem maar ik snap niet hoe de administratie niet overeenkomt met de aangifte. Dat zal ik gaan uitzoeken. [39] Verdachte is nadien hierover niet meer verhoord.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de onjuistheid van de aangifte omzetbelasting over het 2e kwartaal van 2016 weliswaar kan worden vastgesteld, maar dat het dossier onvoldoende bewijs bevat dat verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1] op zijn minst genomen voorwaardelijk opzet hierop hebben gehad. De rechtbank acht dit onderdeel van de tenlastelegging niet bewezen.
Ten aanzien van de aangifte omzetbelasting over het 3e kwartaal van 2016 stelt de rechtbank vast dat de facturen van [naam vof] aan [bedrijf 2] niet in de aangifte zijn verwerkt. [40] Deze facturen zijn weliswaar vals (want ‘opgeklopt’), maar er is wel voorraad geleverd, die ingevolge de bepalingen van de Wet op de omzetbelasting gefactureerd had moeten worden. Dit heeft tot gevolg dat de aangifte over dit kwartaal niet juist is.
Valsheid van de bedrijfsadministratie
De valse facturen zijn aangetroffen in de administratie van [naam vof] en waren op een grootboekrekening als lening geboekt. [41] Hierdoor is tevens de bedrijfsadministratie valselijk opgemaakt.
Opzet op valsheid van de geldleningsovereenkomst en de facturen en op de onjuistheid van de aangiften
Tenlastegelegd is dat [naam vof] opzettelijk onjuiste aangiften omzetbelasting heeft gedaan en haar bedrijfsadministratie valselijk heeft opgemaakt (door in die administratie een valse geldleningsovereenkomst en twee valse facturen op te nemen), waartoe verdachte opdracht heeft gegeven of waaraan verdachte feitelijke leiding heeft gegeven. De voor bewezenverklaring vereiste opzet dient dus bij [naam vof] aanwezig te zijn geweest en niet bij verdachte. [naam vof] is immers geadresseerde van de norm en de verboden gedragingen kunnen aan haar worden toegerekend, nu deze bij uitstek gelden als gedragingen verricht in de sfeer van deze rechtspersoon en aan haar dienstig zijn geweest
.
In dit verband overweegt de rechtbank dat het handelen van verdachte, als medevennoot van [naam vof] , aan [naam vof] dient te worden toegerekend. Op grond van de hiervoor weergegeven overwegingen acht de rechtbank bewezen dat verdachte opzet heeft gehad op het indienen van onjuiste aangiften omzetbelasting en dat hij eveneens opzet heeft gehad op de valsheid van de bedrijfsadministratie van [naam vof] . Hij is zich ervan bewust geweest dat de bedrijfsadministratie als onvervalst gebruikt zou gaan worden.
Nu het opzettelijk handelen van verdachte als vennoot kan worden toegerekend aan [naam vof] , is er voldaan aan het vereiste van opzet op valsheid van de geldleningsovereenkomst en de facturen en de onjuistheid van de aangiften omzetbelasting bij [naam vof]
.De rechtbank acht het opzet van deze rechtspersoon dan ook wettig en overtuigend bewezen.
Feitelijk leidinggeven en medeplegen
De vraag is of verdachte als opdrachtgever of feitelijke leidinggever van het opzettelijk doen van onjuiste aangiften omzetbelasting (feit 1) en van het valselijk opmaken van de bedrijfsadministratie van [naam vof] (feit 3) kan worden aangemerkt.
Daartoe acht de rechtbank van belang dat verdachte in zijn hoedanigheid van medevennoot van [naam vof] gelijkelijk met medevennoot [medeverdachte 1] verantwoordelijk was voor correcte aangiften omzetbelasting en een correcte bedrijfsadministratie. Verdachte heeft de rol van boekhouder op zich genomen en hij heeft de belastingaangiften ingediend. Medeverdachte [medeverdachte 1] was als medevennoot bevoegd en redelijkerwijs gehouden om maatregelen te treffen ter voorkoming of beëindiging van een situatie waarbij onjuiste aangiften omzetbelasting werden ingediend en een valse bedrijfsadministratie werd opgemaakt. Dit heeft [medeverdachte 1] echter nagelaten.
De rechtbank acht – in samenhang met het hiervoor overwogene – dan ook bewezen dat verdachte, tezamen en in vereniging met medeverdachte [medeverdachte 1] , feitelijke leiding heeft gegeven aan de door [naam vof] begane strafbare feiten.
De rechtbank spreekt verdachte evenwel vrij van het in vereniging plegen van de tenlastegelegde feiten tezamen met de vennootschap. Bij bewezenverklaring van medeplegen in de voorliggende tenlastelegging, die gericht is op het feitelijk leidinggeven door verdachte aan strafbare feiten gepleegd door de vennootschap, zou dat betekenen dat onder meer bewezen verklaard wordt het feitelijk leidinggeven aan het eigen (mede)plegen. Naar het oordeel van de rechtbank is het niet mogelijk in strafrechtelijke zin feitelijk leiding te geven aan eigen gedragingen, zodat verdachte van het tezamen en in vereniging plegen mét de vennootschap moet worden vrijgesproken.
De rechtbank acht evenmin bewezen dat [naam vof] samen met een of meer andere personen opzettelijk onjuiste aangiften omzetbelasting heeft ingediend en haar bedrijfsadministratie valselijk heeft opgemaakt.
Conclusie met betrekking tot de feiten 1 en 3
De rechtbank acht het onder 1 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, voor zover het de aangiften omzetbelasting van [naam vof] over het 1e en 3e kwartaal van 2016 betreft.
De rechtbank acht het onder 3 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.
3.4.3.
Met betrekking tot de feiten 2 en 4
Feit 2 is een kwaliteitsdelict
De rechtbank is van oordeel dat de drie onder 2 genoemde aangiften omzetbelasting onjuist zijn.
Echter, alleen degene die tot het doen van de aangifte gehouden is, kan als pleger van het onjuist of onvolledig doen van een bij de belastingwet voorziene aangifte worden aangemerkt. [42] In dit geval zijn [naam 1] en [naam 2] degenen die gehouden waren tot het indienen van de onder 2 genoemde aangiften omzetbelasting en níet verdachte en/of medeverdachte [medeverdachte 1] . Verdachte (en medeverdachte [medeverdachte 1] ) kunnen dus alleen
als medeplegerstrafrechtelijk aansprakelijk zijn voor het opzettelijk onjuist indienen van deze aangiften omzetbelasting.
Nu echter niet bewezen is dat bij het (opzettelijk) onjuist indienen van de aangiften omzetbelasting sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1] enerzijds en [naam 1] respectievelijk [naam 2] anderzijds, wordt verdachte vrijgesproken van het medeplegen van het onder 2 ten laste gelegde.
Valsheid van de vier facturen
De rechtbank acht bewezen dat de facturen van [naam vof] aan [bedrijf 1] en aan [bedrijf 2] vals zijn. Dit oordeel is gebaseerd op de verklaringen van [naam 1] en [naam 2] dat zij de eenmanszaken [bedrijf 1] en [bedrijf 2] op initiatief van verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1] hebben opgericht, terwijl zij niet beschikten over enige ondernemerservaring en ook niet over enig startkapitaal. Daarnaast heeft [naam 1] verklaard dat de voor de start van [bedrijf 1] gefactureerde inventaris en voorraad niet (volledig) is geleverd en de facturen niet (volledig) hoefden te worden voldaan en dat de door de Belastingdienst terugbetaalde omzetbelasting uiteindelijk bij [naam vof] terecht gekomen is. [naam 2] heeft verklaard dat er ‘flink wat meer euro’s op de facturen zijn gegooid, dan er daadwerkelijk is geleverd’.
Daarnaast ligt aan het oordeel van de rechtbank ten grondslag dat:
  • de factuur aan [bedrijf 1] op 2 maart 2016 is opgemaakt, terwijl de onderneming pas op 14 maart 2016 is geregistreerd;
  • de drie facturen aan [bedrijf 2] in augustus 2016 zijn opgesteld, terwijl de onderneming pas op 28 september 2016 is geregistreerd;
  • de drie facturen aan [bedrijf 2] niet oplopend op datumvolgorde zijn.
Feitelijk leidinggeven en medeplegen
Onder verwijzing naar hetgeen hiervoor over het feitelijk leidinggeven door verdachte is overwogen, acht de rechtbank bewezen dat verdachte samen met medeverdachte [medeverdachte 1] feitelijke leiding heeft gegeven aan [naam vof] terzake van het opmaken van de valse facturen.
De rechtbank spreekt verdachte vrij van het tezamen en in vereniging plegen mét de vennootschap, omdat feitelijk leidinggeven aan eigen (mede)plegen niet goed denkbaar is.
De rechtbank acht evenmin bewezen dat [naam vof] de valse facturen samen met een of meer andere personen heeft opgemaakt.
Conclusie met betrekking tot de feiten 2 en 4
De rechtbank acht het onder 2 ten laste gelegde niet bewezen.
De rechtbank acht het onder 4 ten laste gelegde wel wettig en overtuigend bewezen.
4. De bewijsoverwegingen ter zake parketnummer 08-996227-18 (onderzoek [verdachte] )
4.1.
Inleiding
Uit restinformatie van voornoemd strafrechtelijk onderzoek [naam vof] ontstond het vermoeden dat verdachte, samen met medeverdachten [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] (hierna: [medeverdachte 2] ), [medeverdachte 3] (hierna: [medeverdachte 3] ) en [medeverdachte 4] (hierna: [medeverdachte 4] ), zich op ruimere schaal bezig hield met het indienen van onjuiste aangiften omzetbelasting en valsheid in geschrift, ditmaal met betrekking tot een aantal Poolse arbeidsmigranten. Er leek sprake te zijn van een criminele organisatie, opgericht om belastingfraude te plegen. Het basispatroon van die organisatie was het ronselen van personen om als katvanger te fungeren voor een te starten bedrijf, waarna activiteiten werden ondernomen om dat bedrijf op te richten, onjuiste negatieve (starters)aangiften omzetbelasting werden ingediend en valse facturen werden opgemaakt om te dienen als onderbouwing van die aangiften omzetbelasting.
4.2.
Het standpunt van de officier van justitie
In het onderzoek [verdachte] heeft de officier van justitie gerekwireerd tot bewezenverklaring van het onder 1 primair, 2 en 3 ten laste gelegde.
4.3.
Het standpunt van de verdediging
In het onderzoek [verdachte] heeft de verdediging vrijspraak bepleit van de onder 1 primair tenlastegelegde aangiften op naam van [naam 3] , [naam 9] betreffende kwartaal 1 van 2018, [naam 4] betreffende kwartaal 1 van 2018, [naam 5] , [naam 6] , [naam 7] en [naam 8] , omdat dit feit een kwaliteitsdelict betreft en niet is gebleken van opzet van de belastingplichtigen en/of een nauwe en bewuste samenwerking met verdachte. Volgens de verdediging dient de officier van justitie niet-ontvankelijk te worden verklaard in de vervolging van het onder 1 subsidiair ten laste gelegde gelet op artikel 69 lid 4 Algemene Wet inzake Rijksbelastingen (hierna: AWR).
Voor het onder 2 ten laste gelegde is vrijspraak bepleit van de facturen van [bedrijf 15] en [bedrijf 17] B.V. omdat verdachtes betrokkenheid hierbij niet is aangetoond.
Voor feit 3 heeft de verdediging zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank, maar met betwisting van het bestanddeel ‘leider binnen de organisatie’. Uit onder meer tapgesprekken kan worden afgeleid dat verdachte het niet voor het zeggen had.
4.4.
Het oordeel van de rechtbank
Op grond van wettige bewijsmiddelen en het verhandelde ter terechtzitting komt de rechtbank tot een bewezenverklaring van het onder parketnummer 08-996001-19 onder
1 primair, 2 en 3 ten laste gelegde feiten, zoals hierna weergegeven. De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
4.4.1.
Algemene overwegingen ten aanzien van het bewijs met betrekking tot de ten laste gelegde feiten
Tijdens een doorzoeking van het verblijfsadres van medeverdachte [medeverdachte 1] aan de [adres 2] is een notitie aangetroffen met de volgende opsomming:
Belangrijk:
1) Inschrijving op een adres in Nederland
2) Inschrijving Kamer van Koophandel regelen
(afspraak via internet maken)(kost 60 euro met uittreksel erbij)
3) Aanvragen bankrekening (welke bank maakt niet uit)
4) ID check word gedaan bij het adres waar je ingeschreven staat
5) Inlogcodes belastingdienst ontvang je automatisch thuis (twee brieven)
6) Bankpas plus pincode word ook automatisch bezorgd met de post thuis. [43]
[medeverdachte 1] heeft over deze notitie verklaard: “
Dit is [verdachte] , ik kan dit zelf niet bedenken.” [44]
Verklaringen van verdachte en medeverdachten
Volgens medeverdachte [medeverdachte 4] hadden verdachte en [medeverdachte 1] hem verteld dat zij met ‘iemand’ uit Polen samenwerkten en dat die ‘iemand’ personen aanleverde. De Polen zouden worden ingeschreven op een Nederlands adres, moesten een bankrekening openen en zich inschrijven bij de Kamer van Koophandel. Hij wist verder dat er brieven voor de Polen binnenkwamen om aangifte te doen en [medeverdachte 1] had hem gezegd dat hij in het bezit was van de bankpassen. [45]
Medeverdachte [medeverdachte 2] heeft verklaard dat verdachte hem heeft benaderd met de vraag of hij Poolse mensen kende, die zich in Nederland wilden inschrijven en een bedrijfje wilden opstarten. [medeverdachte 2] was destijds werkzaam bij een uitzendbureau en kwam uit dien hoofde regelmatig in contact met mensen van Poolse komaf. Verdachte had aan [medeverdachte 2] gevraagd of hij wilde helpen bij de inschrijving bij de Kamer van Koophandel, omdat [medeverdachte 2] de Poolse taal goed sprak. Verdachte zou dan de belastingaangiften indienen en dan kregen zij geld terug. Het was daarbij niet echt de bedoeling dat die mensen een bedrijf gingen oprichten. De opzet was om geld weg te sluizen. [46] Dat idee was volgens [medeverdachte 2] afkomstig van verdachte en [medeverdachte 1] . [47]
Medeverdachte [medeverdachte 3] heeft verklaard dat verdachte hem ook heeft benaderd met de vraag of hij Poolse mensen wilde benaderen. [medeverdachte 3] heeft de Poolse nationaliteit en spreekt Pools. [medeverdachte 3] was destijds net als [medeverdachte 2] werkzaam bij het uitzendbureau [uitzendbureau 1] en later [uitzendbureau 2] . Volgens [medeverdachte 3] vroeg verdachte hem om zeven mensen aan te leveren. Het maakte verdachte niet uit wie het was, zolang diegene maar akkoord ging met het oprichten van een bedrijf. [48]
Verdachte verklaarde dat hij met [naam 3] , [naam 9] en [naam 4] is meegegaan naar de gemeente om zich in te schrijven. Ook heeft verdachte afspraken voor hen gemaakt bij de Kamer van Koophandel. Hiertoe heeft hij e-mailadressen voor hen aangemaakt en online formulieren ingevuld. De bevestiging van de afspraak bij de Kamer van Koophandel gaf hij ook door aan [medeverdachte 2] . Verdachte heeft hen daarnaast de opdracht gegeven een zakelijke bankrekening te openen. Verdachte kreeg ook post van deze Poolse mensen over het activeren van de online bankomgeving en heeft vervolgens de bankrekeningen voor hen geactiveerd. Verdachte trad naar eigen zeggen op als hun boekhouder. [49]
Uit de verklaring van [medeverdachte 2] blijkt vervolgens dat hij met [naam 3] , [naam 9] , [naam 4] en [naam 6] naar de Kamer van Koophandel is gegaan ten behoeve van de inschrijving van de eenmanszaken en is daarna met hen meegegaan naar de ING-bank voor het openen van een (zakelijke) bankrekening. [50]
Medeverdachte [medeverdachte 3] heeft in zijn verklaring bevestigd dat [naam 6] door [medeverdachte 2] is vergezeld naar de Kamer van Koophandel en dat [medeverdachte 2] met [naam 6] is meegegaan om een bankrekening te openen. Hij heeft [medeverdachte 2] speciaal daarvoor naar Nijkerk gebracht. [medeverdachte 3] ontving post van [naam 6] en vertaalde soms brieven. De post (waaronder bankpapieren, bankpas en papieren van de Belastingdienst) gaf hij door aan verdachte. [51]
[medeverdachte 3] heeft tevens verklaard dat hij met [naam 7] is meegegaan naar de Kamer van Koophandel en daarna de ING-bank om een bankrekening te openen. De post hiervan heeft hij dezelfde dag nog aan verdachte gegeven. Ook kreeg hij andere post van [naam 7] en hielp hij hem soms met het vertalen van brieven. De post (waaronder bankpapieren, bankpas en papieren van de Belastingdienst) gaf hij door aan [medeverdachte 1] . [52]
Stappenplan
Uit het voorgaande komt een stappenplan naar voren dat in essentie als volgt kan worden omschreven:
  • personen, voornamelijk van Poolse komaf, worden geronseld om als katvanger te fungeren voor een te starten bedrijf;
  • de katvangers schrijven zich in bij een gemeente in Nederland;
  • de katvangers laten op hun naam een eenmanszaak registeren bij de Kamer van Koophandel;
  • de katvangers openen in Nederland een bankrekening op hun naam;
  • toegang tot die rekening wordt aan verdachten verleend door het verstrekken van (TAN)codes en/of bankpassen;
  • valse facturen, van derden gericht aan de katvangers, worden opgemaakt;
  • op naam van de katvangers worden onjuiste negatieve (starters)aangiften omzetbelasting ingediend, aan welke aangiften de valselijk opgemaakte facturen ten grondslag liggen;
  • verdachten strijken de uitgekeerde voorbelasting (geheel of gedeeltelijk) op.
Dat verdachten overeenkomstig dit stappenplan handelden, blijkt uit de hiervoor weergegeven verklaringen, maar tevens uit het hierna volgende.
Onderlinge communicatie
Tussen de verdachten werd onder meer gecommuniceerd over de werving van katvangers. In een tapgesprek van 19 juni 2018 tussen verdachte en [medeverdachte 2] benoemt [medeverdachte 2] “
lk heb een vierde ook al.” [53] De hiervoor weergegeven verklaring van [medeverdachte 3] dat hij op verzoek van verdachte Poolse mensen moest benaderen, vindt steun in een tapgesprek van
5 december 2018 waarin vaan [medeverdachte 3] vraagt: “
Another question.. now we are in December. If you want to make quick money, if you can arrange a couple of guys more this month ..than maybe everything can be arranged in januar maximum februar, than you have a lot of money" (…)"maybe it's possible than within one week that you can arrange four or five more, than you have seven people ...” (…) “then you have seven and if they pay it in januari... you know what I mean…than we can laugh” [54]
[naam 6] heeft verklaard dat hij door [medeverdachte 2] was benaderd om een bedrijf op te richten. [medeverdachte 2] regelde alles en een andere persoon regelde de administratieve werkzaamheden. [naam 6] heeft geen werkzaamheden voor het bedrijf verricht. Hij zou uitsluitend als eigenaar fungeren. [55]
[naam 7] heeft verklaard dat hij werd benaderd door [medeverdachte 3] om een bedrijf op te richten. Hem werd verteld dat [medeverdachte 3] en verdachte twee facturen op naam van zijn bedrijf zouden indienen. Alle post hierover heeft hij aan [medeverdachte 3] gegeven, die de post op zijn beurt zou doorgeven aan verdachte. Meer hoefde [naam 7] niet te doen. [naam 7] heeft geen werkzaamheden verricht voor het bedrijf. Na het opsturen van de facturen zou het bedrijf beëindigd worden. [56]
Ook over de registratie van de katvangers bij de gemeente en inschrijving bij de Kamer van Koophandel hebben verdachten gecommuniceerd. Hiervoor is vastgesteld dat verdachte heeft verklaard dat hij de bevestiging van de afspraak bij de Kamer van Koophandel door gaf aan [medeverdachte 2] . Deze gang van zaken wordt bevestigd door WhatsApp gesprekken van 5 juni 2018 tot en met 25 juni 2018 tussen verdachte (als [alias 1] ) en [medeverdachte 2] (als [alias 2] ) onder meer over een afspraak voor [naam 7] en met foto’s van onder meer ID-bewijzen. [57] In verband hiermee bellen verdachte en [medeverdachte 2] op 19 juni 2018 met elkaar, in welke gesprekken verdachte onder andere aangeeft
“Aankomende dinsdag doe ik er weer één.”Tevens vraagt verdachte vraagt aan [medeverdachte 2] of hij bekend is met het adres van [naam 7] . [58]
Voor de inschrijving bij de gemeente heeft [medeverdachte 1] aan verdachte op 26 november 2017 een WhatsApp bericht gestuurd met de tekst:
“maatje luister dan aankomende week moet er echt veel gebeuren. Aankomende maandag inschrijving. Want anders komt er helemaal er niks van terecht”.
Op 28 november 2017 heeft [medeverdachte 1] vervolgens een foto van het ID-bewijs van [naam 5] naar verdachte gestuurd. Diezelfde dag heeft verdachte een zestal foto's via Whatsapp naar [medeverdachte 1] gestuurd van de ID-bewijzen van [naam 4] , [naam 9] en
[naam 3] . [59]
Verdachten hebben daarnaast overlegd over de huisvesting van de katvangers. In een WhatsApp gesprek tussen verdachte en [medeverdachte 1] op 3 september 2017 heeft [medeverdachte 1] aan verdachte foto’s gestuurd van woonruimte met de mededeling dat zich drie mensen daar kunnen inschrijven en als het meezit zelfs zes mensen. [60] In de periode van 9 oktober 2017 tot en met 15 november 2017 hebben verdachte en [medeverdachte 1] contact met elkaar over het regelen van onder meer de inboedel (zoals matrassen, tv en playstation) en benoemen daarbij dat [alias 1] (hiermee wordt [medeverdachte 2] bedoeld) waarschijnlijk een waterkoker en koffie regelt. [medeverdachte 1] schrijft dat hij nog sigaretten en drinken zal halen en dan nog even
‘vreten’zal inslaan. [61]
Zoals volgt uit voornoemde verklaringen van [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] alsmede die van de katvangers [naam 6] en [naam 7] , werd de post van de katvangers aan [medeverdachte 2] dan wel aan [medeverdachte 3] overhandigd om vervolgens aan verdachte of [medeverdachte 1] te geven. Dit betroffen brieven van de bank en brieven van de Belastingdienst. Deze handelwijze wordt bevestigd door sms-berichten gericht aan verdachte, die zijn aangetroffen op de telefoon van [medeverdachte 3] . [medeverdachte 3] heeft verdachte in de periode van 29 augustus 2018 tot en met 2 januari 2019 in totaal 74 berichten gestuurd over onder meer de status van inkomende post voor [naam 6] en [naam 7] . [62]
Uit tapgesprekken tussen verdachte en [medeverdachte 1] is af te leiden dat zij elkaar informeren over de post voor [naam 3] . Zo heeft [medeverdachte 1] op 8 februari 2018 via Whatsapp een foto gestuurd naar verdachte van een brief van de Belastingdienst, die is gericht aan
[naam 3] , waarna nog een gesprek volgt waarin [medeverdachte 1] vraagt of dit betrekking heeft op ‘klein’ ‘middel’ of ‘groot’. [63]
Op 17 maart 2018 heeft [medeverdachte 1] opnieuw via Whatsapp een foto gestuurd naar verdachte van een blauwe envelop van de Belastingdienst, gericht aan [naam 3] , waarna zij communiceren over ‘de middelste grote’ en de vraag wanneer ‘de grote’ wordt geregeld.
Verdachte heeft over dit versluierd taalgebruik verklaard dat hij met “de middelste grote” [naam 3] bedoelde. Met "de grote" doelde hij op [naam 9] ." [64]
Betrokken ondernemingen
-
eenmanszaak [bedrijf 4]
De eenmanszaak [bedrijf 4] is op 11 december 2017 opgericht door
[naam 3] en op 19 december 2017 ingeschreven bij de Kamer van Koophandel. Deze onderneming is opgericht als klussenbedrijf en de inschrijving is op 4 oktober 2018 ambtshalve doorgehaald wegens opheffing van de onderneming.
[naam 3] is van Poolse komaf en was op het moment van oprichting ingeschreven in Nederland op het adres [adres 3] . [65]
-
eenmanszaak [bedrijf 18]
De eenmanszaak [bedrijf 18] is op 11 december 2017 opgericht door
[naam 9] (verder te noemen [naam 9] ) en op 18 december 2017 ingeschreven bij de Kamer van Koophandel. De onderneming had als activiteiten ‘Overige gespecialiseerde werkzaamheden in de bouw’, namelijk die van kraanmachinist, en de inschrijving is op
4 december 2018 ambtshalve doorgehaald in verband met de opheffing van de onderneming. [66] [naam 9] is van Poolse komaf en was op het moment van oprichting ingeschreven in Nederland op het adres [adres 3] . [67]
-
eenmanszaak [bedrijf 6]
De eenmanszaak [bedrijf 6] is op 12 december 2017 opgericht door [naam 4] en op 18 december 2017 ingeschreven bij de Kamer van Koophandel. De onderneming was gericht op het ‘aanleggen elektro, repareren en onderhouden’. De inschrijving van de onderneming is op 4 oktober 2018 ambtshalve doorgehaald in verband met de opheffing van de onderneming.
[naam 4] is van Poolse komaf en was op het moment van oprichting ingeschreven in Nederland op het adres [adres 3] . [68]
-
eenmanszaak [bedrijf 7]
De eenmanszaak [bedrijf 7] is op 22 september 2014 opgericht door
[naam 5] (verder te noemen [naam 5] ) en op 19 september 2014 ingeschreven bij de Kamer van Koophandel. De onderneming betrof een ‘klussenbedrijf in de bouw’ en haar inschrijving is op 12 november 2018 ambtshalve doorgehaald in verband met de opheffing van de onderneming.
[naam 5] was op het moment van oprichting ingeschreven op het adres [adres 3] . [69]
-
eenmanszaak [bedrijf 8]
De eenmanszaak [bedrijf 8] is op 19 juni 2018 opgericht door [naam 6] (verder te noemen: [naam 6] ). De onderneming is opgericht als klussenbedrijf.
[naam 6] is van Poolse komaf en was op het moment van oprichting ingeschreven in Nederland op het adres [adres 4] . [70]
-
eenmanszaak [bedrijf 9]
De eenmanszaak [bedrijf 9] is op 1 september 2018 opgericht door [naam 7] (verder te noemen: [naam 7] ) en is op 28 augustus 2018 ingeschreven bij de Kamer van Koophandel. De onderneming zou zich bezighouden met ‘sloopwerkzaamheden, bouw- en herstel’.
[naam 7] is van Poolse komaf en was op het moment van oprichting ingeschreven in Nederland op het adres [adres 5] . [71]
-
eenmanszaak [bedrijf 10]
De eenmanszaak [bedrijf 10] is op 12 september 2018 opgericht door [naam 8] (verder te noemen: [naam 8] ). De onderneming zou zich bezighouden met de ‘vervaardiging van elektromotoren, elektrische generatoren en transformatoren’.
[naam 8] is van Duitse afkomst en was op het moment van oprichting ingeschreven in Nederland op het adres [adres 6] . [72]
[naam 3] , [naam 9] en [naam 4] waren op het moment van oprichting van de eenmanszaken ingeschreven op het adres [adres 3] , het adres van [naam 5] . [naam 5] is een bekende van verdachte.
[naam 8] is bevriend met verdachte en was op het moment van oprichting van de eenmanszaak ingeschreven op het adres van verdachte.
Valse facturen betrokken ondernemingen
Ter verdere uitvoering van het plan om belastingfraude te plegen, werd [medeverdachte 4] door verdachte en [medeverdachte 1] benaderd om valse facturen op te stellen, waaronder de volgende zeven (valse) facturen:
- een factuur van [bedrijf 14] B.V. aan [bedrijf 4] van 5 januari 2018 ter hoogte van € 19.481,-- betreffende projectleiding en toetsing van bouwkosten ( [naam 3] ) [73] ;
- een factuur van [bedrijf 12] B.V. aan [bedrijf 18] van 9 november 2017 ter hoogte van € 454.217,-- betreffende levering van een heftrukhijsarm [74] ;
- een factuur van [bedrijf 13] B.V. aan [bedrijf 6] van
5 januari 2018 ter hoogte van € 24.198,79 betreffende levering gevelbekleding
( [naam 4] ) [75] ;
- een factuur van [bedrijf 11] B.V. aan [naam 5] d.d. 10 oktober 2017 ter hoogte van
€ 34.797,79 betreffende levering van een ijzeren balk [76] ;
- een factuur van [bedrijf 15] B.V. aan [bedrijf 8] van
5 augustus 2018 ter hoogte van € 193.726,55 betreffende levering utiliteitsleveringen [77] ;
- een factuur van [bedrijf 16] B.V. aan [bedrijf 9] van 14 september 2018 ter hoogte van € 81.892,80 betreffende clamp shoe base en vertical support pin [78] ;
- factuur van [bedrijf 17] B.V. aan [bedrijf 10] van 21 september 2018 ter hoogte van
€ 169.00,00 betreffende een railsysteem ten behoeve van generatoren. [79]
[medeverdachte 4] heeft verklaard op instructie(s) van [medeverdachte 1] 19 facturen valselijk te hebben opgemaakt. [80] Deze hoeveelheid wordt ook bevestigd door derdenonderzoek van de Belastingdienst. [81]
[medeverdachte 4] heeft over het opmaken van valse facturen verklaard: “
Ik kreeg van [medeverdachte 1] de gegevens die op de factuur moesten komen. Ik kreeg een handgeschreven briefje van [medeverdachte 1] wat ik moest invullen op de factuur. Dit ging om de bedragen en de namen. Ik wist toen ik de factuur opmaakte dat het ging over de voorbelasting die terug gevraagd zou worden.” [82] Voor het opstellen van de valse facturen had [medeverdachte 4] , als werknemer van een accountantskantoor, de beschikking over facturen die hiervoor als voorbeeld konden dienen. [83]
In het eerdergenoemde onderzoek [naam vof] is tijdens de doorzoeking aan de [adres 2] (het verblijfsadres van [medeverdachte 1] ) een dergelijk handgeschreven briefje aangetroffen over de eenmanszaak [bedrijf 7] . [84]
[medeverdachte 4] heeft tegenover de FIOD verklaard dat hij (in algemene zin) ook wel eens contact heeft gehad met verdachte en dat hij denkt dat de briefjes, die hij van [medeverdachte 1] kreeg, zijn geschreven door verdachte. [medeverdachte 1] heeft hem namelijk verteld dat verdachte de dingen regelde en hij weet dat verdachte een financiële achtergrond heeft. [85]
Verdachte heeft tegenover de FIOD bevestigd dat het handschrift op voornoemd aangetroffen briefje van hem is. [86]
De verklaring van [medeverdachte 4] vindt eveneens steun in tapgesprekken tussen hem en [medeverdachte 1] : op basis van deze tapgesprekken kan worden vastgesteld dat beiden op meerdere momenten contact met elkaar hebben gehad over facturen. [87] , [88] Ook de betrokkenheid van verdachte volgt uit deze tapgesprekken.
De betrokkenheid van verdachte en [medeverdachte 1] bij de valsheid in geschrifte kan in aanvulling daarop nog worden afgeleid uit de bij hen aangetroffen facturen.
Tussen de digitale gegevens, die zijn veiliggesteld tijdens de doorzoeking aan de [adres 6] in het onderzoek [naam vof] , heeft de FIOD bij verdachte een factuur aangetroffen van [bedrijf 13] van 19 december 2017 gericht aan [bedrijf 4] . Dit is een kopie van de (valse) factuur van [bedrijf 13] , die is gebruikt bij de onderbouwing van de onjuist ingediende belastingaangifte op naam van
[naam 3] . Bij de doorzoeking aan de [adres 2] (het verblijfsadres van [medeverdachte 1] ) is een concept van deze factuur aangetroffen. [89]
[medeverdachte 4] heeft over deze factuur expliciet verklaard dat hij deze factuur valselijk heeft opgemaakt. [90] Bij de doorzoeking van de woning van verdachte is ook een factuur aangetroffen van [bedrijf 17] van 19 december 2017 gericht aan [bedrijf 6] . [91] Over deze factuur heeft [medeverdachte 4] eveneens verklaard dat hij deze valselijk heeft opgemaakt. [92]
Verdere betrokkenheid van verdachte bij de valse facturen volgt uit de op zijn telefoon aangetroffen foto’s van de bedrijfsnamen [bedrijf 17] , [bedrijf 19] en [bedrijf 20] die overeenkomen met de valselijk opgemaakte facturen die ten grondslag hebben gelegen aan een onjuiste ingediende belastingaangifte omzetbelasting op naam van [naam 8] . [93]
Onjuist indienen aangiften omzetbelasting betrokken ondernemingen
Verdachte is vervolgens overgegaan tot het indienen van onjuiste belastingaangiften. In de periode van 12 januari 2018 tot en met 17 december 2018 zijn de volgende aangiften omzetbelasting bij de Belastingdienst binnengekomen:
- [naam 3] :
 Startersaangifte periode 11 t/m 31 december 2017, ingekomen op
12 januari 2018; [94]
 1e kwartaal 2018, digitaal ingekomen op 25 april 2018 via IP-adres [IP-adres 1] ; [95]
- [naam 9] :
 startersaangifte periode 11 t/m 31 december 2017, ingekomen op
16 januari 2018; [96]
 1e kwartaal 2018, digitaal ingekomen op 13 juni 2018 via IP-adres [IP-adres 1] ; [97]
- [naam 4] :
 startersaangifte periode 12 t/m 31 december 2017, ingekomen op
30 januari 2018; [98]
 1e kwartaal 2018, digitaal ingekomen op 25 april 2018 via IP adres [IP-adres 1] ; [99]
- [naam 5] :
 4e kwartaal 2017, digitaal ingekomen op 30 april 2018 via IP-adres [IP-adres 1] ;
 1e kwartaal 2018, digitaal ingekomen op 30 maart 2018 via IP-adres [IP-adres 1] ; [100]
- [naam 6] :
 19 t/m 30 juni 2018, ingekomen op 29 augustus 2018; [101]
- [naam 7] :
 3e kwartaal 2018, digitaal ingekomen op 25 november 2018 via IP-adres [IP-adres 2] ; [102]
- [naam 8] :
 startersaangifte 12 t/m 30 september 2018, ingekomen op 17 december 2018. [103]
De hiervoor genoemde valse facturen hebben aan deze aangiften omzetbelasting ten grondslag gelegen. Dit heeft tot gevolg dat de aangiften niet juist zijn.
Verdachte heeft verklaard dat hij de boekhouder was van [naam 3] , [naam 9] en [naam 4] en dat hij de aangiften omzetbelasting voor deze personen heeft verzorgd. Hij kreeg van hen de inlogcodes voor het invullen en indienen van de aangiften omzetbelasting bij de Belastingdienst. [104] Verdachte heeft bekend dat hij de aangiften over het 1e kwartaal van 2018 voor [naam 3] en [naam 4] heeft ingediend. [105] Over de startersaangifte van december 2017 van [naam 3] heeft verdachte verklaard dat hij het formulier heeft ingevuld en dat
“het zo maar kan zijn dat hij de aangifte heeft opgestuurd”. [106]
Over de aangiften van [naam 3] , [naam 9] en [naam 4] stelt de rechtbank vast dat de aangiften over het 1e kwartaal van 2018 digitaal zijn ingediend vanaf het
IP-adres [IP-adres 1] , welk IP-adres was geregistreerd op het adres [adres 6] , het toenmalige woonadres van verdachte. [107] Uit digitaal sporenonderzoek bleek dat de aangiften zijn verzonden vanaf de laptop van verdachte. [108]
De rechtbank stelt vast dat de aangiften van [naam 5] over het 4e kwartaal van 2017 en het
1e kwartaal van 2018 eveneens zijn ingediend vanaf het IP-adres [IP-adres 1] . [109] Uit digitaal sporenonderzoek bleek dat de aangiften zijn verzonden vanaf de laptop van verdachte. [110] Verdachte heeft ook verklaard dat hij deze aangiften in opdracht van [naam 5] heeft ingediend. [111]
Over de startersaangifte van [naam 6] over juni 2018, die op papier is ingediend, heeft verdachte tegenover de FIOD verklaard dat hij niet meer precies weet wat hij voor [naam 6] heeft gedaan. Hij heeft in ieder geval nieuwe wachtwoorden aangevraagd voor het indienen van aangiften omzetbelasting. [112]
Uit digitaal onderzoek is gebleken dat met de laptop van verdachte op 6, 7 en 14 juni 2018 meermalen is ingelogd op het e-mailaccount op naam van [naam 6] . Ook is gebleken dat op 28 december 2018 een reeks inlogpogingen is gedaan op het persoonlijke domein van [naam 6] bij de belastingomgeving via het IP-adres [IP-adres 3] , welk IP-adres destijds was geregistreerd op naam van de vriendin van verdachte op hetzelfde woonadres als verdachte ( [adres 6] ). [113]
Verder blijkt uit sms-verkeer tussen [medeverdachte 3] en verdachte dat zij contact hebben gehad over onder meer post voor [naam 6] . Bij bericht van 8 december 2018 deelt [medeverdachte 3] aan verdachte mede: “
[naam 6] got a letter but again you have to send something.” [114] Dit sluit aan bij het verzoek van de Belastingdienst om de startersaangifte te onderbouwen.
Verdachte heeft meermalen onder de valse naam ‘ [valse naam] ’ (zogenaamd werkzaam bij een administratiekantoor) gebeld met de Belastingdienst over belastingzaken van ‘zijn cliënt’ [naam 6] . Op 5 december 2018 ging het gesprek over een teruggave omzetbelasting en op 22 januari 2019 ging het gesprek over het aanvragen van nieuwe inloggegevens. [115] Uit digitaal onderzoek blijkt dat op de Belastingdienst op 22 januari 2019 vanaf het e-mailadres [e-mailadres] een onderbouwing op deze aangifte heeft ontvangen. [116]
Uit digitaal onderzoek is gebleken dat op 19 juni 2018 vanaf de laptop van verdachte meermalen is ingelogd op een e-mailaccount van [naam 7] . De aangifte omzetbelasting van [naam 7] over het 3e kwartaal van 2018 is op 25 november 2018 ingediend via het IP-adres [IP-adres 2] , welk IP-adres was geregistreerd op het adres [adres 7] , het woonadres van de toenmalige buren van verdachte. [117]
Na indiening van de aangifte heeft verdachte in oktober en december 2018 meermalen sms-contact gehad met [medeverdachte 3] over post op naam van [naam 7] . [118]
Over de startersaangifte van [naam 8] over september 2018, die op papier is ingediend, heeft verdachte verklaard dat hij en [naam 8] bevriend zijn. [naam 8] stond met zijn goedvinden op zijn woonadres (aan de [adres 6] ) ingeschreven.
Verdachte heeft verder verklaard dat hij het begeleidende briefje bij de ingediende startersaangifte [119] voor [naam 8] heeft vertaald. [120]
Gelet op de rol van verdachte als boekhouder (zowel in dit onderzoek als in voorgaand onderzoek [naam vof] en alles in onderling verband en samenhang bezien, stelt de rechtbank op grond van voornoemde bewijsmiddelen vast dat verdachte alle in de tenlastelegging opgenomen aangiften omzetbelasting heeft ingediend.
Het totale fiscale nadeel is door de FIOD berekend op een bedrag van € 297.451,10. [121]
De rechtbank zal op het berekende nadeel van [naam 3] en [naam 4] in mindering brengen het bedrag dat betrekking heeft op de factuur over het tijdvak
december 2017. De rechtbank kan de valsheid van die facturen niet relateren aan de ingediende startersaangiften omzetbelasting. Het totale fiscale nadeel komt daarmee uit op een bedrag van € 273.168,89.
Bankgegevens en mutaties bankrekeningen
In het onderzoek [naam vof] heeft de FIOD op 26 juni 2018 de woning aan de [adres 2] (verblijfsadres medeverdachte [medeverdachte 1] ) doorzocht. Daar zijn drie brieven van de ING-bank met betrekking tot betaalpassen (gericht aan [naam 3] , [naam 9] en [naam 4] ) aangetroffen in de daar geparkeerde auto van [medeverdachte 1] . De betaalpassen zijn niet aangetroffen. [122]
Op diezelfde dag heeft de FIOD de woning aan de [adres 6] (woning verdachte) doorzocht, waarbij de smartphone van verdachte in beslag is genomen. Op deze telefoon zijn foto’s aangetroffen van de betaalpassen van de ING-bank op naam van
[naam 3] , [naam 9] en [naam 4] met vermelding van de pincodes. [123] Tevens heeft de FIOD een bankpas aangetroffen op naam van [naam 9] . [124]
Tijdens de doorzoeking aan de [adres 8] (verblijfsadres van medeverdachte [medeverdachte 1] ) heeft de FIOD vervolgens drie bankpassen aangetroffen op naam van [naam 6] , [naam 7] en [naam 3] . [125]
De zogeheten TAN-codes voor de bankrekeningen van [naam 3] en [naam 9] bleken te zijn gekoppeld aan het telefoonnummer van verdachte. [126]
De FIOD heeft een geldstroomanalyse gemaakt van de bankmutaties. Hieruit kwam naar voren dat:
met de bankpas van [naam 6] op 21 oktober 2018 tweemaal geld is opgenomen (totaal € 750,--);
met de bankpas van [naam 7] in de periode van 26 september 2018 tot en met
24 oktober 2018 32 keer geld is opgenomen (totaal € 29.030,--);
met de bankpas van [naam 3] in de periode van 11 april 2018 tot en met
18 oktober 2018 57 transacties hebben plaatsgevonden, te weten:
- 54 keer geldopname (totaal € 53.750,--);
- tweemaal geldstorting (totaal € 130,--);
- een betaling van € 65,-- bij de Kamer van Koophandel te Apeldoorn (op 19 juni 2018).
Deze geldopnames vinden vaak plaats op dezelfde dag, binnen een tijdsbestek van enkele seconden tot een maximum van vijf minuten, op dezelfde locatie, veelal via dezelfde geldautomaat. Dit patroon heeft zich herhaald in de periode van 12 april 2018 tot en met
21 oktober 2018. [127]
De ING-bank heeft logbestanden aan de FIOD ter beschikking gesteld. Na analyse hiervan heeft de FIOD vastgesteld dat betreffende de bankrekening ten name van:
  • [naam 3] in de periode van 24 april 2018 tot 22 oktober 2018 in totaal 14 inlogsessies zijn geweest op "Mijn ING" via het IP-adres [IP-adres 1] (geregistreerd op het woonadres van verdachte);
  • [naam 4] in de periode van 23 april 2018 tot 04 oktober 2018 in totaal 19 inlogsessies zijn geweest op "Mijn ING" via voornoemd IP-adres [IP-adres 1] ;
- [naam 9] in de periode van 24 april 2018 tot 08 oktober 2018 in totaal 71 inlogsessies zijn geweest op "Mijn ING" via voornoemd IP-adres [IP-adres 1] . Daarbij is opgemerkt dat de girale transacties in de periode 14 september 2018 tot en met
27 september 2018 plaatsvonden direct na het inloggen vanaf het IP-adres [IP-adres 1] ;
- [naam 7] in de periode van 03 oktober 2018 tot 23 oktober 2018 in totaal 5 inlogsessies zijn geweest op "Mijn ING" via het IP-adres [IP-adres 1] . [128]
Van een geldopname van de bankrekening van [naam 3] op 2 oktober 2018 om 01:39:34 uur zijn camerabeelden verkregen. [129] Op een foto van de camerabeelden is een persoon te zien, waarop verdachte [medeverdachte 1] herkent. [130] , [131] [medeverdachte 1] heeft diezelfde nacht om 2.21 uur een WhatsApp bericht gestuurd aan verdachte met de tekst:
“ Yo man de ene is leeg en ben nu pas thuis dat je het ff weet.” [132]
Op 25 september 2018 is vanaf de bankrekening van [naam 9] een bedrag van € 2.500,-- overgeboekt naar [rekeningnummer 1] ten name van incassokantoor [bedrijf 21] B.V. onder vermelding van dossiernummer [nummer 1] . [133] Uit opgevraagde gegevens bij [bedrijf 21] B.V. blijkt dat dit dossiernummer ziet op een vordering op [naam vof] , althans op verdachte en [medeverdachte 1] als haar vennoten. [134]
Op 9 oktober 2018 is vanaf de bankrekening van [naam 7] een bedrag van € 1.300,-- overgeboekt naar [rekeningnummer 2] ten name van [bedrijf 22] onder vermelding van dossiernummer [nummer 2] . [135] Uit opgevraagde gegevens bij [bedrijf 22] blijkt dat dit dossiernummer ziet op een vordering op [naam vof] , althans op verdachte en [medeverdachte 1] als haar vennoten. [136]
Vergoeding
Uit het dossier is af te leiden dat verdachten [medeverdachte 2] , [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4] een vergoeding hebben ontvangen dan wel een vergoeding voor hun werkzaamheden was beloofd door verdachte en/of [medeverdachte 1] .
[medeverdachte 2] heeft over het ontvangen van een vergoeding verklaard:
"
Ik heb € 2.000 van [verdachte] gehad. lk heb € 1.600 overgemaakt naar die Polen via
Western Union en € 400 heb ik zelf gehouden, hier had ik het ook al eerder over. Dit was
voor door mij gemaakte onkosten. lk heb ook een keer € 1.000 gekregen van [medeverdachte 1] en dat
heb ik via Western Union overgemaakt naar Polen. Dit was in juni 2018." [137]
Daarnaast is uit meerdere tapgesprekken tussen [medeverdachte 2] en verdachte af te leiden dat zij hebben gesproken over het verdelen van geld
.In een telefoongesprek van 12 juni 2018 om 11:52 uur (in onderzoek [naam vof] wordt het volgende besproken:
[medeverdachte 2] : “(…) lk kan elke week een regelen [verdachte] , elke week maar ik moet het (onverstaanbaar) hier duidelijk hebben want jij had het gisteren over drie personen. lk weet niet welke drie personen je dan bedoelt.”
Verdachte: “Jij, ik en [medeverdachte 1] ”
[medeverdachte 2] : “Jij en [medeverdachte 1] is toch één en ik en [medeverdachte 3] is toch ook één dan?”
Verdachte: “maar kwa personen bedoel”
[medeverdachte 2] : “maar als je dan gaat delen, ik wil dat het gewoon duidelijk is weet je”
Verdachte: “natuurlijk natuurlijk, maar door ik spreek [medeverdachte 1] ook vanmiddag dan gaan we dit ook bespreken (…)”
[medeverdachte 2] : “[medeverdachte 3] zegt ook [medeverdachte 2] je hebt zoveel gekregen maar ik dacht dat ik meer zou krijgen er gaat 4200 naar jullie toe en ik hou er vier en dat er niet meer kwam (…)" [138]
Uit andere tapgesprekken tussen [medeverdachte 2] en verdachte is af te leiden dat [medeverdachte 2] zich bedrogen voelt, omdat zonder zijn wetenschap gelden zijn opgenomen en de bankrekening leeg is. Zo zegt [medeverdachte 2] in een telefoongesprek van 12 december 2018 om 18:07 uur dat er dertig rooitjes zijn uitbetaald en hij daar niks van weet. [medeverdachte 2] zegt:
"Dus ga me dan weer niet die truc toegooien dat we het niet gaan delen"
Verdachte zegt vervolgens:
"natuurlijk gaan we dat delen". [139]
In een tapgesprek van 12 december 2018 om 18:18 uur zegt verdachte:
“En net wat ik zeg, iedereen krijgt gewoon netjes zijn deel, ook van die eerste
nog of weet ik veel wat. En jij ook…”
[medeverdachte 2] zegt verderop in het gesprek:
“lk wil het gewoon deze week afgehandeld hebben en gewoon me deel hebben,
weet je. dat is gewoon heel logisch, dat is gewoon heel normaal.”
En:
“Het moet gewoon deze week afgehandeld worden en en en het moet gewoon normaal verdeeld worden allemaal. Niet dat eentje daarmee rond loopt weet je, dat dat kan niet, dat kan gewoon niet." [140]
In een tapgesprek van 15 december 2018 om 17:22 uur zegt [medeverdachte 2] tegen verdachte:
" Ik wil gewoon mijn deel hebben. Het is uitbetaald, dan moet je gewoon toch een deel hebben het is uitbetaald toch?” [141]
[medeverdachte 3] heeft ook met verdachte gebeld over het ontvangen van een vergoeding. In een
telefoongesprek van 8 december 2018 om 16:59 uur vraagt [medeverdachte 3] aan verdachte hoe lang het nog duurt voordat hij geld ziet. [142]
[medeverdachte 3] is door de FIOD gevraagd waarom hij hiernaar had gevraagd. [medeverdachte 3] heeft hierop geantwoord: “
Omdat [verdachte] had gezegd dat ik geld zou ontvangen, als ik die mensen zou regelen. Als ik die mensen geregeld had, dan zou hij vertellen hoe lang het zou duren voordat ik geld zou ontvangen.” [143]
[medeverdachte 4] heeft over het ontvangen van een vergoeding tegenover de FIOD verklaard: "
lk heb nooit maar dan ook nooit geld gekregen om deze facturen te vervalsen. lk zou het geld terugkrijgen van mijn handel die ik aan hen verkocht had. Dit ging om ongeveer €2.500." [144]
4.4.2.
Met betrekking tot de feiten 1 en 2
Op grond van het vorenstaande, stelt de rechtbank vast dat sprake is van een fraudepatroon, namelijk dat:
  • personen worden benaderd om als katvanger te fungeren;
  • een eenmanszaak wordt opgericht (met uitzondering van [naam 5] waarbij gebruikt is gemaakt van de reeds bestaande eenmanszaak); en
  • vervolgens onjuiste aangiften omzetbelasting worden ingediend op grond van valselijk opgemaakte facturen.
Door het gebruik van valse facturen werd ten onrechte voorbelasting gecreëerd, die met de aangiften werd teruggevraagd.
De eenmanszaken van [naam 3] , [naam 9] , [naam 4] , [naam 6] , [naam 7] en [naam 8] zijn naar het oordeel van de rechtbank enkel opgericht met het doel om onjuiste aangiften omzetbelasting te doen op basis waarvan voorbelasting werd teruggevraagd. Er vonden geen bedrijfsactiviteiten plaats.
Kwaliteitsdelict, medeplegen en opzet
Zoals hiervoor in het onderzoek [naam vof] is opgemerkt, is het opzettelijk doen van een onjuiste aangifte omzetbelasting een kwaliteitsdelict.
Naar het oordeel van de rechtbank hebben [naam 3], [naam 9], en
[naam 4] , [naam 6] en [naam 7] ,door hun handelen minst genomen willens en wetens de aanmerkelijke kans aanvaard dat onjuiste aangiften omzetbelasting werden gedaan. Zij zijn allemaal benaderd door een voor hen onbekende persoon (namelijk door [medeverdachte 2] of [medeverdachte 3] ) om hun medewerking te verlenen aan de oprichting van een eenmanszaak. Op naam van hun ondernemingen zijn onjuiste belastingaangiften ingediend. Zij hebben zich geheel afzijdig gehouden van de indiening van de aangiften omzetbelasting en dit overgelaten aan verdachte (een eveneens voor hen onbekend persoon), zonder zich ook maar enigszins van de inhoud en de juistheid van de aangiften te vergewissen.
De rechtbank acht bewezen dat deze personen voorwaardelijk opzet hebben gehad op de indiening van de onjuiste aangiften omzetbelasting.
Anders dan bij voornoemde vijf belastingplichtigen, waren [naam 5] en verdachte bekenden van elkaar. Verdachte heeft verklaard dat hij in opdracht van [naam 5] de aangiften heeft ingediend. [naam 5] heeft hierover verklaard:
“Ik heb tegen [verdachte] gezegd hier zijn mijn papieren en doe wat je moet doen”.Niet is gebleken dat [naam 5] zich daarna nog van de inhoud en de juistheid van de aangiften heeft vergewist. Verder weegt de rechtbank mee dat [naam 5] sinds 2014 ondernemer was en uit dien hoofde bekend moet zijn geweest met de administratieve en fiscale eisen die aan een onderneming worden gesteld.
De rechtbank acht bewezen dat ook [naam 5] voorwaardelijk opzet heeft gehad op de indiening van de onjuiste aangiften omzetbelasting.
[naam 8] en verdachte waren bevriend. [naam 8] heeft zich bewust ingeschreven op het woonadres van verdachte en heeft telefonisch tegenover de FIOD verklaard dat
“een aantal mensen een bedrijf heeft geregeld voor hem”. [145] Uit het dossier blijkt niet dat [naam 8] zich op enigerlei wijze heeft bezig gehouden met de inhoud en juistheid van de ingediende belastingaangifte, terwijl dit van hem als belastingplichtige wel mocht worden verwacht.
De rechtbank acht bewezen dat ook [naam 8] voorwaardelijk opzet heeft gehad op de indiening van de onjuiste aangifte omzetbelasting.
Nu er sprake is van (voorwaardelijk) opzet bij de belastingplichten bij het onjuist indienen van de aangiften omzetbelasting is er naar het oordeel van de rechtbank sprake van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1] enerzijds en respectievelijk [naam 3] , [naam 9], en [naam 4] , [naam 6] , [naam 7] , [naam 5] en [naam 8] anderzijds.
[medeverdachte 1] heeft in dat kader aangevoerd dat hij geen verstand heeft van boekhouden en zich niet bezig heeft gehouden met belastingaangiften. Zijn compagnon, verdachte, regelde alles op administratief gebied. [146]
Hoewel verdachte de belastingaangiften heeft ingevuld en verstuurd, heeft [medeverdachte 1] naar het oordeel van de rechtbank hierin een aanzienlijk aandeel geleverd door [medeverdachte 4] te benaderen en te instrueren over het valselijk opmaken van de facturen voor deze ondernemingen, die aan de onjuiste belastingaangiften ten grondslag hebben gelegen.
[medeverdachte 1] heeft daarbij nauw en bewust samengewerkt met verdachte gericht op het voltooien van hun gezamenlijke plan om belastingfraude te plegen.
Conclusie met betrekking tot de feiten 1 en 2
Gelet op het voorgaande heeft verdachte [medeverdachte 4] facturen valselijk opgemaakt en heeft hij dit tezamen en in vereniging met verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1] gedaan. De rechtbank acht het onder 2 tenlastegelegde dan ook wettig en overtuigend bewezen.
Met behulp van die valse facturen hebben verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1] tezamen en in vereniging de onjuiste aangiften omzetbelasting onderbouwd voor de hiervoor genoemde ondernemingen. De rechtbank acht het onder 1 tenlastegelegde eveneens wettig en overtuigend bewezen.
4.4.3.
met betrekking tot feit 3
De rechtbank dient tot slot de vraag te beantwoorden of verdachte deel heeft genomen aan de criminele organisatie die kort weergegeven tot oogmerk had het plegen van belastingfraude en valsheid in geschrifte. Van deelneming aan een organisatie als bedoeld in artikel 140 van het Wetboek van Strafrecht (verder: Sr) kan slechts dan sprake zijn, indien de verdachte behoort tot een samenwerkingsverband en een aandeel heeft in, dan wel ondersteunt, gedragingen die strekken tot of rechtstreeks verband houden met de verwezenlijking van het in dat artikel bedoelde oogmerk.
Niet is vereist dat verdachte heeft samengewerkt of bekend was met alle deelnemers van de organisatie.
Gelet op hetgeen hiervoor is uiteengezet, kan zonder meer worden vastgesteld dat er sprake was van een duurzaam en gestructureerd samenwerkingsverband dat tot doel had om belastingfraude mogelijk te maken. Om dat doel te bewerkstelligen werden binnen het samenwerkingsverband facturen valselijk opgemaakt in verband met schijnwerkzaamheden, welke facturen gebruikt werden om onjuiste aangiften omzetbelasting te doen en voorbelasting uitbetaald te krijgen, zonder dat – uiteindelijk – de verschuldigde omzetbelasting werd afgedragen. Hierbij werd gebruik gemaakt van wisselende samenstellingen.
Binnen dit samenwerkingsverband was sprake van een zekere taakverdeling. De initiators waren verdachte en [medeverdachte 1] . Zij hadden een aansturende rol. Zij beheerden de financiën. Verdachte en [medeverdachte 1] gaven de opdrachten (zoals mee te gaan met afspraken van de katvangers bij de Kamer van Koophandel en/of de bank, het aanleveren van post en het opstellen van valse facturen), maakten afspraken met de overige leden over een vergoeding en hebben [medeverdachte 2] tweemaal een vergoeding uitbetaald.
Verdachte fungeerde voornamelijk als boekhouder en contactpersoon richting de Belastingdienst en diende de onjuiste aangiften omzetbelasting in. [medeverdachte 1] stuurde
[medeverdachte 4] aan en instrueerde [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] met betrekking tot de katvangers.
[medeverdachte 4] stelde de valse facturen op die zijn gebruikt bij de belastingfraude.
[medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] hielden zich bezig met het werven van katvangers en het fungeren als tolk Daarnaast traden zij op als doorgeefluik van de post aan katvangers van de bank en/of de Belastingdienst aan verdachte en/of [medeverdachte 1] . Zij ontvingen hiertoe opdrachten van verdachte en van [medeverdachte 1] .
Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat verdachte een aandeel heeft gehad in gedragingen die strekten tot/verband hielden met de verwezenlijking van het binnen de criminele organisatie bestaande oogmerk.
Het verweer van de verdediging dat verdachte geen leidinggevende rol heeft vervuld, wordt verworpen. Uit het voorgaande blijkt immers dat verdachte een wezenlijke bijdrage heeft geleverd aan de criminele organisatie.
Conclusie met betrekking tot feit 3
De rechtbank acht bewezen dat verdachte als leider heeft deelgenomen aan een organisatie als bedoeld in artikel 140 Sr.

5.De bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de opgegeven bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
parketnummer 08-996080-18 (onderzoek [naam vof]
1.
[naam vof] in de periode van 3 april 2016 tot en met 10 oktober 2016 in Nederland,
telkens opzettelijk een bij de Belastingwet voorziene aangifte, als bedoeld in de Algemene wet inzake rijksbelastingen, te weten aangiften voor de omzetbelasting ten name gesteld van [naam vof] over de tijdvakken:
- kwartaal 1 van het jaar 2016 en
- kwartaal 3 van het jaar 2016;
onjuist of onvolledig heeft gedaan bij de Inspecteur der belastingen,
terwijl dat feit er telkens toe strekte dat te weinig belasting werd geheven,
zulks terwijl hij, verdachte, feitelijk leiding heeft gegeven aan bovenomschreven verboden gedraging;
3.
[naam vof] in de periode van 1 januari 2016 tot en met 14 maart 2017 in Nederland,
de bedrijfsadministratie van [naam vof] - zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen - valselijk heeft opgemaakt, zulks met het oogmerk om dat geschrift als echt en onvervalst te gebruiken en door één of meer anderen te doen gebruiken,
hebbende dat valselijk opmaken hieruit bestaan, dat in die bedrijfsadministratie,
- een valse leenovereenkomst tussen [naam vof] (handelend onder [naam vof] ) en [bedrijf 3] d.d. 15 januari 2016 waarop - in strijd met de waarheid - stond dat (zakelijk weergegeven) [naam vof] een koopprijs ter hoogte van EURO 429.550,- verschuldigd was aan [bedrijf 3] en/of dat de verschuldigde koopprijs ter hoogte van EURO 429.550,- (gedeeltelijk) wordt omgezet in een geldlening ter hoogte van EURO 361.550,- en
- een valse factuur afkomstig van [bedrijf 3] (al dan niet handelend onder de naam [bedrijf 3] ) d.d. 20 januari 2016 waarop - in strijd met de waarheid - (zakelijk weergegeven) een factuurbedrag ter hoogte van EURO 66.550,- is opgenomen, dan wel een goederentransactie en/of levering staat vermeld en dat [naam vof] (ter zake daarvan) een geldbedrag en omzetbelasting verschuldigd was, en
- een valse factuur afkomstig van [bedrijf 3] (al dan niet handelend onder de naam [bedrijf 3] ) d.d. 22 januari 2016 waarop - in strijd met de waarheid - (zakelijk weergegeven) een factuurbedrag ter hoogte van EURO 363.000,- is opgenomen, dan wel een goederentransactie en/of levering staat vermeld en dat [naam vof] (ter zake daarvan) een geldbedrag en omzetbelasting verschuldigd was,
zijn opgenomen en/of verwerkt,
zulks terwijl hij, verdachte, tezamen en in vereniging met een ander, feitelijk leiding heeft gegeven aan de bovenomschreven gedraging;
4.
[naam vof] in de periode 2 maart 2016 tot en met 14 maart 2017 in Nederland,
- een factuur van [naam vof] gericht aan [bedrijf 1] d.d. 2 maart 2016 en
- een factuur van [naam vof] gericht aan [bedrijf 2] d.d. 15 augustus 2016 en
- een factuur van [naam vof] gericht aan [bedrijf 2] d.d. 20 augustus 2016 en
- een factuur van [naam vof] gericht aan [bedrijf 2] d.d. 25 augustus 2016;
- (elk) zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen –
valselijk heeft opgemaakt door daarin (telkens) valselijk en/of in strijd met de waarheid, (zakelijk weergegeven)
factuurbedragen te vermelden/op te nemen, dan wel een goederentransactie en/of levering te vermelden en dat ter zake daarvan geldbedragen en omzetbelasting aan [naam vof] verschuldigd waren,
zulks met het oogmerk om die geschriften als echt en onvervalst te gebruiken en/of door één of meer andere(n) te doen gebruiken,
zulks terwijl hij, verdachte, tezamen en in vereniging met een ander, feitelijk leiding heeft gegeven aan bovenomschreven verboden gedraging;
parketnummer 08-996227-18 (onderzoek [verdachte] )
1.
hij in de periode van 12 januari 2018 tot en met 17 december 2018 in Nederland,
tezamen en in vereniging met meer personen,
telkens opzettelijk een bij de Belastingwet voorziene aangifte, als bedoeld in de Algemene wet inzake rijksbelastingen, te weten meer aangiften voor de omzetbelasting ten name gesteld van:
- [naam 3] over de tijdvakken 11 december 2017 tot en met 31 december 2017 en 1e kwartaal van het jaar 2018 en
- [naam 9] over de tijdvakken 4e kwartaal van het jaar 2017 en 1e kwartaal van het jaar 2018 en
- [naam 4] over de tijdvakken 12 december 2017 tot en met 31 december 2017 en 1e kwartaal van het jaar 2018 en
- [naam 5] over de tijdvakken 4e kwartaal van het jaar 2017 en 1e kwartaal van het jaar 2018 en
- [naam 6] over het tijdvak 19 juni 2018 tot en met 31 juni 2018 en
- [naam 7] over het tijdvak 3e kwartaal van het jaar 2018 en
- [naam 8] over het tijdvak 12 september 2018 tot en met 30 september 2018,
onjuist of onvolledig heeft gedaan bij de Inspecteur der belastingen,
terwijl dat feit er telkens toe strekte dat te weinig belasting werd geheven;
2.
hij in de periode van 10 oktober 2017 tot en met 16 januari 2019 in Nederland,
tezamen en in vereniging met meer personen,
- een factuur van [bedrijf 11] BV. d.d. 10 oktober 2017 en
- een factuur van [bedrijf 12] B.V. d.d. 9 november 2017 en
- een factuur van [bedrijf 13] B.V. d.d. 5 januari 2018 en
- een factuur van [bedrijf 14] B.V. d.d. 5 januari 2018 en
- een factuur van [bedrijf 15] d.d. 5 augustus 2018 en
- een factuur van [bedrijf 16] B.V. d.d. 14 september 2018 en
- een factuur van [bedrijf 17] BV. d.d. 21 september 2018
- (elk) zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen –
telkens heeft vervalst, immers hebben hij en zijn mededaders, telkens valselijk en in strijd met de waarheid
(zakelijk weergegeven) op de bovengenoemde facturen de/het factuuradres(sen) en/of de/het verschuldigde factuurbedrag(en) en/of de/het bedrag(en) aan verschuldigde omzetbelasting gewijzigd/aangepast, dan wel op de bovengenoemde factu(u)r(en) vermeld dat er goederen en/of diensten (door de afzender van de factuur) zijn en/of geleverd aan de in de/het factuuradres(sen) genoemde onderneming(en),
zulks telkens met het oogmerk om die geschriften als echt en onvervalst te gebruiken;
3.
hij in de periode van 9 oktober 2017 tot en met 28 januari 2019 in Nederland,
heeft deelgenomen aan een organisatie, zijnde een samenwerkingsverband tussen
hem, verdachte, en [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4] ,
al dan niet in wisselende samenstelling,
welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, te weten:
- valsheid in geschrifte (art. 225 Sr) en,
- het opzettelijk doen van onjuiste en/of onvolledige aangiften omzetbelasting (art. 69 lid 2 AWR),

zulks terwijl hij, verdachte, leider binnen die organisatie was.

De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

6.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 68 lid 1 en 69 lid 2 Awr en de artikelen 140 en 225 lid 1 Sr. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezen verklaarde levert op:
parketnummer 08-996080-18 (onderzoek [naam vof]
feit 1:
het misdrijf
het opzettelijk een bij de belastingwet voorziene aangifte onjuist of onvolledig doen, terwijl het feit ertoe strekt dat te weinig belasting wordt geheven, gepleegd door een rechtspersoon, terwijl verdachte daaraan feitelijke leiding heeft gegeven, meermalen gepleegd;
feit 3:
het misdrijf
valsheid in geschrift, gepleegd door een rechtspersoon, terwijl verdachte daaraan tezamen en in vereniging met een ander feitelijke leiding heeft gegeven;
feit 4:
het misdrijf
valsheid in geschrift, gepleegd door een rechtspersoon, terwijl verdachte daaraan tezamen en in vereniging met een ander feitelijke leiding heeft gegeven, meermalen gepleegd;
parketnummer 08-996227-18 (onderzoek [verdachte] )
feit 1 primair:
het misdrijf
medeplegen van het opzettelijk een bij de belastingwet voorziene aangifte onjuist of onvolledig doen, terwijl het feit ertoe strekt dat te weinig belasting wordt geheven, meermalen gepleegd;
feit 2:
het misdrijf
medeplegen van valsheid in geschrift, meermalen gepleegd;
feit 3:
het misdrijf
als leider deelnemen aan een organisatie die tot het oogmerk heeft het plegen van misdrijven.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezen verklaarde feiten.

8.De op te leggen straf of maatregel

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 36 maanden als vertrekpunt genomen, maar gelet op de overschrijding van de redelijke termijn een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gevorderd voor de duur van 24 maanden met aftrek.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman vindt de strafeis disproportioneel en heeft verzocht een taakstraf op te leggen gelet op de forse overschrijding van de redelijke termijn.
8.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
Verdachte heeft zich gedurende een aantal jaren en op steeds grotere schaal schuldig gemaakt aan omzetbelastingfraude en valsheid in geschrift. In eerste instantie hadden de belastingfraude en valsheid in geschrifte betrekking op de door hemzelf en medeverdachte [medeverdachte 1] opgerichte [naam vof] , een onderneming waarin bedrijfsactiviteiten plaatsvonden. Maar al vrij snel daarna hebben zij twee andere personen benaderd om door middel van nieuw op te richten bedrijven op naam van die personen wederom onterechte omzetbelastingteruggaves te genereren. Daarna ging het van kwaad tot erger.
Verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1] hebben vanaf 2017 een criminele organisatie opgezet, gericht op het plegen van valsheid in geschrift en belastingfraude. Verdachte en de andere deelnemers van de criminele organisatie zijn daarbij zeer geraffineerd te werk gegaan. Katvangers werden geronseld onder arbeidsmigranten van Poolse komaf. Dit resulteerde in de oprichting van vijf fictieve ondernemingen. De vervalsing van de facturen werd geprofessionaliseerd door gebruik te maken van een medeverdachte die werkzaam was in de financiële sector.
De ten onrechte uitgekeerde belastinggelden namen fors in omvang toe. Het fiscale nadeel in onderzoek [naam vof] is berekend op circa € 45.407,--. [147] Het fiscale nadeel in onderzoek [verdachte] is berekend op € 273.168,89.
In het nadeel van verdachte houdt de rechtbank rekening met de omstandigheid dat hij samen met medeverdachte [medeverdachte 1] de rol van leider vervulde binnen de criminele organisatie.
De vele tapgesprekken geven de indruk dat de leden van de criminele organisatie het haast vanzelfsprekend vonden om belastinggeld weg te sluizen. Verdachte heeft enkel gehandeld voor persoonlijk gewin en heeft daarbij misbruik gemaakt van het vertrouwen dat ten grondslag ligt aan het systeem van omzetbelasting. De rechtbank rekent dit alles verdachte zwaar aan. De goede werking van het belastingsysteem staat of valt immers met de betrouwbaarheid, juistheid en volledigheid van aangiften. Daarnaast wordt de gemeenschap door belastingfraude benadeeld, omdat de Staat der Nederlanden inkomsten ten behoeve van het algemeen nut misloopt. Dit leidt tot verzwaring van de belastingdruk bij andere belastingbetalers en draagt bij aan het ondermijnen van de belastingmoraal.
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie betreffende verdachte van 18 oktober 2023. Hieruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbaar feiten.
Gezien de ernst van de gepleegde feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur daarvan heeft de rechtbank gekeken naar de straffen die in soortgelijke zaken zijn opgelegd, de rol die verdachte ten opzichte van zijn medeverdachten in de criminele organisatie heeft vervuld en de LOVS oriëntatiepunten voor fraude. Het uitgangspunt van de officier van justitie, een gevangenisstraf van 36 maanden, acht de rechtbank alleszins redelijk.
De rechtbank houdt bij de bepaling van de hoogte van de gevangenisstraf rekening met de overschrijding van de redelijke termijn. Verdachte is op 25 juli 2018 voor het eerst in verzekering gesteld (onderzoek [naam vof] . Hij had daarom uiterlijk in juli 2020 een vonnis mogen verwachten. De redelijke termijn is overschreden met drie jaar en zeven maanden. Vanwege de forse overschrijding van de redelijke termijn heeft de officier van justitie een strafvermindering toegepast van twaalf maanden. Volgens vaste jurisprudentie is een strafvermindering voor de duur van zes maanden evenwel het maximum. [148] De rechtbank zal de op te leggen straf daarom verminderen met het maximum van zes maanden.
Alles afwegend acht de rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 30 maanden passend, met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.

9.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 47, 51 en 57 Sr.

10.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het onder 1, 3 en 4 (onderzoek [naam vof] met parketnummer 08-996080-18) en het onder 1 primair, 2 en 3 (onderzoek [verdachte] met parketnummer 08-996227-18) ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
vrijspraak
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder 2 (onderzoek [naam vof] met parketnummer 08-996080-18) en meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feiten
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
parketnummer 08-996080-18 (onderzoek [naam vof]
feit 1:
het misdrijf
het opzettelijk een bij de belastingwet voorziene aangifte onjuist of onvolledig doen, terwijl het feit ertoe strekt dat te weinig belasting wordt geheven, gepleegd door een rechtspersoon, terwijl verdachte daaraan feitelijke leiding heeft gegeven, meermalen gepleegd;
feit 3:
het misdrijf
valsheid in geschrift, gepleegd door een rechtspersoon, terwijl verdachte daaraan tezamen en in vereniging met een ander feitelijke leiding heeft gegeven;
feit 4:
het misdrijf
valsheid in geschrift, gepleegd door een rechtspersoon, terwijl verdachte daaraan tezamen en in vereniging met een ander feitelijke leiding heeft gegeven, meermalen gepleegd;
parketnummer 08-996227-18 (onderzoek [verdachte] )
feit 1 primair:
het misdrijf
medeplegen van het opzettelijk een bij de belastingwet voorziene aangifte onjuist of onvolledig doen, terwijl het feit ertoe strekt dat te weinig belasting wordt geheven, meermalen gepleegd;
feit 2:
het misdrijf
medeplegen van valsheid in geschrift, meermalen gepleegd;
feit 3:
het misdrijf
als leider deelnemen aan een organisatie die tot het oogmerk heeft het plegen van misdrijven;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
30 (dertig) maanden;
- bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.H.W.R. Orriëns-Schipper, voorzitter, mr. H. Stam en
mr. M.S. de Waard, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.M. Broeks, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 1 februari 2024.
Mr. Stam is niet in de gelegenheid om dit vonnis te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s zijn dit pagina’s uit:
2.Een geschrift, zijnde een Kamer van Koophandel-uittreksel van [bedrijf 3] van 13 maart 2018, dossier [naam vof] , pagina 691 (DOC-023).
3.Een geschift, zijnde een Kamer van Koophandel-uittreksel van [naam vof] van 23 februari 2018, dossier [naam vof] , pagina 629 (DOC-001).
4.Een geschrift, zijnde een Kamer van Koophandel-uittreksel van [bedrijf 1] van 7 augustus 2018, dossier [naam vof] , pagina 791 (DOC-073).
5.Een geschrift, zijnde een Kamer van Koophandel-uittreksel van [bedrijf 2] van 13 december 2016, dossier [naam vof] , pagina 666 (DOC-014).
6.Een geschrift, zijnde een faillissementsverslag van [bedrijf 3] van 7 februari 2017, dossier [naam vof] , pagina 675 (DOC-022).
7.Een geschrift, zijnde een jaarrekening van [bedrijf 3] d.d. 17 oktober 2016, dossier [naam vof] , pagina 816 (DOC-084).
8.De vrouw van [naam 10] is verre familie van [medeverdachte 5] .
9.De verklaring van medeverdachte [medeverdachte 5] van 18 juni 2018, dossier [naam vof] , pagina 574 (V-004-01).
10.De overeenkomst koop en verkoop onderneming tussen [naam vof] en [bedrijf 3] gedateerd februari 2016, dossier [naam vof] pagina’s 655-658 (DOC-009).
11.Het proces-verbaal van verhoor van verdachte d.d. 26 juli 2018, dossier [naam vof] , pagina 545 (V-003-02).
12.Een geschrift, zijnde een factuur van [bedrijf 3] gericht aan [naam vof] d.d. 20 januari 2016, dossier [naam vof] , pagina 646 (DOC-003).
13.Een geschrift, zijnde een factuur van [bedrijf 3] gericht aan [naam vof] d.d. 22 januari 2016, dossier [naam vof] , pagina 647 (DOC-004).
14.Een geschrift, zijnde een jaarrekening van [bedrijf 3] d.d. 17 oktober 2016, dossier [naam vof] , pagina 816 (DOC-084).
15.Het proces-verbaal van verhoor van verdachte d.d. 25 juli 2018, dossier [naam vof] , pagina 492 (V-002-01).
16.Een geschrift, zijnde een betalingsbewijs d.d. 13 januari 2016, dossier [naam vof] , pagina 737 (DOC-056).
17.Het proces-verbaal van verhoor van verdachte d.d. 26 juli 2018, dossier [naam vof] , pagina 545 (V-003-02).
18.Een geschift, zijnde de ambtsedige verklaring omzetbelasting van 26 februari 2018, dossier [naam vof] , pagina 631 (DOC-002).
19.Het overzichtsprocesverbaal van zaaksdossier 1 van 12 december 2018, dossier [naam vof] , pagina 36.
20.Het proces-verbaal van verhoor van [naam 1] d.d. 3 oktober 2018, dossier [naam vof] , pagina 598 en 600 (V-005-01).
21.Een geschrift, zijnde een factuur van [naam vof] aan [bedrijf 1] d.d. 2 maart 2016, dossier [naam vof] , pagina 845 (DOC-094a).
22.Een geschift, zijnde de ambtsedige verklaring omzetbelasting van 16 november 2018, dossier [naam vof] , pagina’s 913-915 (DOC-116).
23.Een geschrift zijnde een bankafschrift van [bedrijf 1] , dossier [naam vof] , pagina 871 (DOC-099).
24.Het proces-verbaal van verhoor van [naam 1] d.d. 3 oktober 2018, dossier [naam vof] , pagina’s 598-599 en 604 (V-005-01).
25.Het proces-verbaal van verhoor van getuige [naam 2] d.d. 1 augustus 2018, dossier [naam vof] , pagina 619 en 621 (G-002-01).
26.Een geschrift, zijnde een factuur van [naam vof] aan [bedrijf 2] d.d. 15 augustus 2016, dossier [naam vof] , pagina 663 (DOC-011).
27.Een geschrift, zijnde een factuur van [naam vof] aan [bedrijf 2] d.d. 20 augustus 2016, dossier [naam vof] , pagina 664 (DOC-012).
28.Een geschrift, zijnde een factuur van [naam vof] aan [bedrijf 2] d.d. 25 augustus 2016, dossier [naam vof] , pagina 665 (DOC-013).
29.Een geschift, zijnde de startersaangifte van [bedrijf 2] over augustus en september 2016, dossier [naam vof] , pagina’s 661-662 (DOC-010).
30.Het proces-verbaal van verhoor van [naam 2] d.d. 2018, dossier [naam vof] , pagina’s 620-623 (G-002-01).
31.Het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige] d.d. 4 april 2018, dossier [naam vof] , pagina’s 609-610 (G-001-01).
32.Het proces-verbaal van verhoor van verdachte d.d. 25 juli 2018, dossier [naam vof] , pagina’s 520-521 (V-003-01) en d.d. 6 november 2018, pagina 556 (V-003-03).
33.Het proces-verbaal van verhoor van verdachte d.d. 25 juli 2018, dossier [naam vof] , pagina 530 (V-003-01).
34.Het proces-verbaal van verhoor van verdachte d.d. 25 juli 2018, dossier [naam vof] , pagina 530 (V-003-01).
35.Een geschift, zijnde de ambtsedige verklaring omzetbelasting van 26 februari 2018, dossier [naam vof] , pagina’s 630 t/m 645 (DOC-002).
36.Het proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 25 juli 2018, dossier [naam vof] , pagina 521 (V-003-01).
37.Het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige] d.d. 4 april 2018, dossier [naam vof] , pagina’s 612-613 (G-001-01).
38.Een geschrift, zijnde een Excel saldo grootboekrekening [naam vof] -2016 opgesteld door de FIOD, dossier [naam vof] , pagina 755 (DOC-064).
39.Het proces-verbaal van verhoor van [verdachte] d.d. 26 juli 2018, dossier [naam vof] , pagina’s 547-548 (V-003-02).
40.Het proces-verbaal van verhoor van verdachte d.d. 6 november 2018, dossier [naam vof] , pagina 556 (V-003-03).
41.Het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige] d.d. 4 april 2018, dossier [naam vof] , pagina’s 612-613 (G-001-01).
42.Hoge Raad 28 januari 2020, ECLI:NL:HR:2020:121.
43.Een geschrift, zijnde een notitie, dossier [verdachte] , pagina 1189 (DOC-047).
44.Het proces-verbaal van verhoor van [medeverdachte 1] d.d. 6 februari 2019, dossier [verdachte] , pagina 756 (V-002-05).
45.De processen-verbaal van verhoor van [medeverdachte 4] d.d. 27 maart 2019, dossier [verdachte] , pagina 866 (V-012-02) en d.d. 28 maart 2019, pagina 879 (V-012-04).
46.Het proces-verbaal van verhoor van [medeverdachte 2] d.d. 28 januari 2019, dossier [verdachte] , pagina’s 791-793 en 796 (V-008-01).
47.Het proces-verbaal van verhoor van [medeverdachte 2] d.d. 28 januari 2019, dossier [verdachte] , pagina 801 (V-008-02).
48.Het proces-verbaal van verhoor van [medeverdachte 3] , d.d. 28 januari 2019, dossier [verdachte] , pagina 829 (V-009-01) en
49.De processen-verbaal van verhoor van verdachte d.d. 28 januari 2019, dossier [verdachte] , pagina’s 696-697 (V-001-01) en d.d. 28 januari 2019, dossier [verdachte] , pagina’s 702-703 (V-001-02).
50.De processen-verbaal van verhoor van [medeverdachte 2] d.d. 28 januari 2019, dossier [verdachte] , pagina 793 (V-008-01) en d.d. 29 januari 2019, dossier [verdachte] , pagina 804 (V-008-03).
51.Processen-verbaal van verhoor van [medeverdachte 3] d.d. 28 januari 2019, dossier [verdachte] , pagina 830 (V-009-01) en d.d. 29 januari 2019, dossier [verdachte] , pagina’s 839-840 (V-009-03).
52.Processen-verbaal van verhoor van [medeverdachte 3] d.d. 28 januari 2019, dossier [verdachte] , pagina 830 (V-009-01) en d.d. 29 januari 2019, dossier [verdachte] , pagina’s 839-840 (V-009-03).
53.Een geschrift, zijnde een tapgesprek van 19 juni 2018, dossier [verdachte] , pagina 1245 (DOC-066).
54.Een geschrift, zijnde een tapgesprek van 5 december 2018 tussen verdachte en [medeverdachte 3] , dossier [verdachte] , pagina 1134 (DOC-026).
55.Het proces-verbaal van verhoor van [naam 6] d.d. 5 februari 2019, dossier [verdachte] , pagina’s 779 en 782 (V-007-01).
56.Het proces-verbaal van verhoor van [naam 7] d.d. 8 april 2019, dossier [verdachte] , pagina’s 848 en 850 (V-011-01).
57.Een geschrift, zijnde een WhatsApp gesprek, dossier [verdachte] , pagina’s 1082-1086 (DOC-008).
58.Geschriften, zijnde tapgesprekken van 19 juni 2018, dossier [verdachte] , pagina’s 1245-1246 (DOC-066 en DOC-067).
59.Een geschrift, zijnde een WhatsApp gesprek, dossier [verdachte] , pagina’s 1206-1214 (DOC-056).
60.Een geschrift, zijnde een WhatsAppgesprek, dossier [verdachte] , pagina’s 1218-1219 (DOC-058).
61.Een geschrift, zijnde een WhatsAppgesprek, dossier [verdachte] , pagina’s 1198-1199 (DOC-053).
62.Een geschift, zijnde sms-berichten afkomstig van de telefoon van [medeverdachte 3] , pagina’s 1388-1392 (DOC-139).
63.Een geschrift, zijnde een WhatsAppgesprek, dossier [verdachte] , pagina 1200 (DOC-054).
64.Het proces-verbaal van verhoor van verdachte d.d. 29 januari 2019, dossier [verdachte] , pagina 709 (V-001-03).
65.Een geschrift, zijnde een Kamer van Koophandel-uittreksel van [naam 3] van 14 november 2018, dossier [verdachte] , pagina 1312 (DOC-103).
66.Een geschrift, zijnde een Kamer van Koophandel-uittreksel van [bedrijf 18] van 29 januari 2019, dossier [verdachte] , pagina 1310 (DOC-102).
67.Een geschrift, zijnde de bijlage bij de ambtsedige verklaring omzetbelasting d.d. 26 november 2018, dossier [verdachte] , pagina 1150 (DOC-035).
68.Een geschrift, zijnde een Kamer van Koophandel-uittreksel van [naam 3] van 11 februari 2019, dossier [verdachte] , pagina 1309 (DOC-101).
69.Een geschrift, zijnde een Kamer van Koophandel-uittreksel van [bedrijf 7] van 11 februari 2019, dossier [verdachte] , pagina 1306 (DOC-099).
70.Een geschrift, zijnde een Kamer van Koophandel-uittreksel van [bedrijf 8] van 29 januari 2019, dossier [verdachte] , pagina 1295 (DOC-092).
71.Een geschrift, zijnde een Kamer van Koophandel-uittreksel van [bedrijf 9] van 26 februari 2019, dossier [verdachte] , pagina 1328 (DOC-107).
72.Een geschrift, zijnde een Kamer van Koophandel-uittreksel van [bedrijf 10] van
73.Een geschrift, zijnde een factuur van [bedrijf 14] B.V aan [bedrijf 4] , dossier [verdachte] , pagina 1067 (DOC-004a).
74.Een geschrift, zijnde een factuur van [bedrijf 12] B.V. aan [bedrijf 18] , dossier [verdachte] , pagina 1059 (DOC-002c).
75.Een geschrift, zijnde een factuur van [bedrijf 13] B.V. aan [bedrijf 6] , dossier [verdachte] , pagina 1061 (DOC-003a).
76.Een geschrift, zijnde een factuur van [bedrijf 11] B.V. aan [naam 5] , dossier [verdachte] , pagina 1045 (DOC-001a).
77.Een geschrift, zijnde een factuur van [bedrijf 15] B.V. aan [bedrijf 8] , dossier [verdachte] , pagina 1074 (DOC-005).
78.Een geschrift, zijnde een factuur van [bedrijf 16] B.V. aan [bedrijf 9] , dossier [verdachte] , pagina 1323 (DOC-105c).
79.Een geschrift, zijnde een factuur [bedrijf 17] B.V. aan [bedrijf 10] , dossier [verdachte] , pagina 1292 (DOC-091a).
80.Het proces-verbaal van verhoor van [medeverdachte 4] d.d. 27 maart 2019, dossier [verdachte] , pagina 862 (V-012-02).
81.Het overzichtsproces-verbaal d.d. 3 juni 2019, dossier [verdachte] , pagina’s 49-55 (ZD-01).
82.Het proces-verbaal van verhoor van [medeverdachte 4] d.d. 27 maart 2019, dossier [verdachte] , pagina 862 (V-012-02).
83.Het proces-verbaal van verhoor van [medeverdachte 4] d.d. 27 maart 2019, dossier [verdachte] , pagina 863 (V-012-02).
84.Een geschrift, zijnde een notitie met betrekking tot [bedrijf 7] , dossier [verdachte] , pagina 1113 (DOC-018) en het aanvangsproces-verbaal d.d. 22 oktober 2018, dossier [verdachte] , pagina’s 441-443 (AMB-001).
85.Het proces-verbaal van verhoor van [medeverdachte 4] d.d. 27 maart 2019, dossier [verdachte] , pagina 867 (V012-02).
86.Het proces-verbaal van verhoor van verdachte d.d. 28 januari 2019, dossier [verdachte] , pagina 695 (V-001-01).
87.Geschriften, zijnde uitgewerkte tapgesprekken d.d. 9 en 11 juni 2018, dossier [verdachte] , pagina’s 1334-1337 (DOC-110, DOC-111, DOC-112, DOC-113).
88.Geschriften, zijnde uitgewerkte tapgesprekken d.d. 11 en 12 juni 2018, dossier [verdachte] , pagina’s 1338-1340 (DOC-114, DOC-115, DOC-116).
89.Het overzichtsproces-verbaal d.d. 27 mei 2019, dossier [verdachte] , pagina’s 82-83 (ZD-02).
90.Het proces-verbaal van verhoor van [medeverdachte 4] d.d. 27 maart 2019, dossier [verdachte] , pagina 866 (V-012-02).
91.Het overzichtsproces-verbaal d.d. 27 mei 2019, dossier [verdachte] , pagina 88 (ZD-02).
92.Het proces-verbaal van verhoor van [medeverdachte 4] d.d. 27 maart 2019, dossier [verdachte] , pagina’s 864-865 (V-012-02).
93.Het overzichtsproces-verbaal d.d. 27 mei 2019, dossier [verdachte] , pagina 109 (ZD-02).
94.Een geschrift, zijnde de ambtsedige verklaring omzetbelasting van 16 november 2018, dossier [verdachte] , pagina’s 1103-1105 (DOC-014).
95.Een geschrift, zijnde de ambtsedige verklaring omzetbelasting van 26 november 2018, dossier [verdachte] , pagina’s 1163-1170 (DOC-037).
96.Een geschrift, zijnde de ambtsedige verklaring omzetbelasting van 16 november 2018, dossier [verdachte] , pagina’s 1100-1102 (DOC-013).
97.Een geschrift, zijnde de ambtsedige verklaring omzetbelasting van 26 november 2018, dossier [verdachte] , pagina’s 1149-1155 (DOC-035).
98.Een geschrift, zijnde de ambtsedige verklaring omzetbelasting van 16 november 2018, dossier [verdachte] , pagina’s 1106-1108 (DOC-015).
99.Een geschrift, zijnde de ambtsedige verklaring omzetbelasting van 26 november 2018, dossier [verdachte] , pagina’s 1156-1162 (DOC-036).
100.Een geschrift, zijnde de ambtsedige verklaring omzetbelasting van 26 november 2018, dossier [verdachte] , pagina’s 1118-1127 (DOC-022).
101.Een geschrift, zijnde de ambtsedige verklaring omzetbelasting van 16 november 2018, dossier [verdachte] , pagina’s 1109-1111 (DOC-016).
102.Een geschrift, zijnde de ambtsedige verklaring omzetbelasting van 18 februari 2019, dossier [verdachte] , pagina’s 1313-1319 (DOC-104).
103.Een geschrift, zijnde de ambtsedige verklaring omzetbelasting van 29 januari 2019, dossier [verdachte] , pagina’s 1265-1267 (DOC-083).
104.Het proces-verbaal van verhoor van verdachte d.d. 28 januari 2019, dossier [verdachte] , pagina 702 (V-001-02).
105.Het proces-verbaal van verhoor van verdachte d.d. 28 januari 2019, dossier [verdachte] , pagina 705 (V-001-02) en het proces-verbaal van verhoor van verdachte d.d. 7 februari 2019, dossier [verdachte] , pagina 728 (V-001-06).
106.Het proces-verbaal van verhoor van [verdachte] d.d. 28 januari 2019, dossier [verdachte] , pagina 705 (V-001-02).
107.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 22 oktober 2018, dossier [verdachte] , pagina 437 (AMB-001).
108.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 25 april 2016, dossier [verdachte] , pagina’s 623-624 (AMB-033).
109.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 22 oktober 2018, dossier [verdachte] , pagina 437 (AMB-001).
110.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 25 april 2016, dossier [verdachte] , pagina’s 624-625 (AMB-033).
111.Het proces-verbaal van verhoor van verdachte d.d. 28 januari 2019, dossier [verdachte] , pagina 694 (V-001-01).
112.Het proces-verbaal van verhoor van verdachte d.d. 7 februari 2019, dossier [verdachte] , pagina 732 (V-001-06).
113.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 25 april 2016, dossier [verdachte] , pagina’s 625-626 (AMB-033).
114.Een geschrift, een uitdraai van sms-berichten uit de telefoon van [medeverdachte 3] , dossier [verdachte] , pagina 1389 (DOC-139).
115.Geschriften, zijnde de uitwerking van een tapgesprek d.d. 5 december 2018, dossier [verdachte] , pagina’s 1131-1133 (DOC-025) en de uitwerking van een tapgesprek d.d. 22 januari 2019, dossier [verdachte] , pagina 1250 (DOC-070).
116.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 25 april 2016, dossier [verdachte] , pagina 626 (AMB-033).
117.Een geschrift, zijnde een afdrukrapport van het Centraal Informatiepunt Onderzoek Telecommunicatie van het Ministerie van Justitie en Veiligheid, dossier [verdachte] , pagina 161 (BOB-007a) en het proces-verbaal van bevindingen d.d. 25 april 2016, dossier [verdachte] , pagina 626 (AMB-033).
118.Een geschrift, een uitdraai van sms-berichten uit de telefoon van [medeverdachte 3] , dossier [verdachte] , pagina’s 1389-1391 (DOC-139).
119.Een geschrift, zijnde een brief d.d. 12 januari 2019, dossier [verdachte] , pagina 1268 (als bijlage gevoegd bij DOC-083).
120.Het proces verbaal van verhoor van verdachte d.d. 7 februari 2019, dossier [verdachte] , pagina 736 (V-001-06).
121.Geschriften, zijnde nadeelberekeningen van de Belastingdienst van 20 mei 2019, dossier [verdachte] , pagina’s 1431-1436
122.Het aanvangsproces-verbaal d.d. 22 oktober 2018, pagina 441 (AMB-001).
123.Het proces-verbaal d.d. 29 januari 2019, dossier [verdachte] , pagina 462 (AMB-005).
124.Het overzichtsproces-verbaal d.d. 27 mei 2019, dossier [verdachte] , pagina 93 (ZD-02).
125.Het overzichtsproces-verbaal d.d. 3 juni 2019, dossier [verdachte] , pagina 40 (ZD-01).
126.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 29 januari 2019, dossier [verdachte] , pagina 464 (AMB -005).
127.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 30 januari 2019, dossier [verdachte] , pagina’s 530-531 (AMB-014).
128.Het proces-verbaal van bevindingen, d.d. 29 januari 2019, dossier [verdachte] , pagina’s 464-465 (AMB-005).
129.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 30 januari 2019, pagina’s 531 en 535 (AMB-014) en het proces-verbaal van bevindingen d.d. 8 januari 2019, pagina’s 472-478 (AMB-007).
130.Een geschrift, zijnde een foto van een persoon bij een geldautomaat, pagina 1145 (DOC-032).
131.Het proces-verbaal van verhoor van [verdachte] , d.d. 29 januari 2019, pagina 711 (V-001-03).
132.Een geschrift, zijnde een Whatsappgesprek, pagina 1240 (DOC-062).
133.Het overzichtsproces-verbaal d.d. 27 mei 2019, dossier [verdachte] , pagina 93 (ZD-02) en een geschrift, zijnde een rekeningafschrift, pagina 1416 (DOC-145).
134.Het overzichtsproces-verbaal van 3 juni 2019, dossier [verdachte] , pagina 15 (O-PV) en een geschrift, zijnde een brief van 2 februari 2018 van [bedrijf 21] B.V. met bijlagen, dossier [verdachte] , pagina’s 1408-1417 (DOC-145).
135.Het overzichtsproces-verbaal d.d. 27 mei 2019, dossier [verdachte] , pagina 105 (ZD-02).
136.Het overzichtsproces-verbaal van 3 juni 2019 dossier [verdachte] , pagina 15 (O-PV) en een geschrift, zijnde een e-mailbericht van [verdachte] aan [bedrijf 22] van 9 oktober 2018, dossier [verdachte] , pagina’s 1419-1420 (DOC-147).
137.Het proces-verbaal van verhoor van [medeverdachte 2] d.d. 29-01-2019, pagina 808 (V-008-03).
138.Een geschift, zijnde een tapgesprek, dossier [verdachte] , pagina’s 1242-1243 (DOC-064).
139.Een geschrift, zijnde een tapgesprek, dossier [verdachte] , pagina’s 1136-1137 (DOC-027).
140.Een geschrift, zijnde een tapgesprek, dossier [verdachte] , pagina 1139 (DOC-028).
141.Een geschrift, zijnde een tapgesprek, dossier [verdachte] , pagina 1142 (DOC-030).
142.Een geschrift, zijnde een tapgesprek, dossier [verdachte] , pagina’s 1171-1172 (DOC-039).
143.Het proces-verbaal van verhoor van [medeverdachte 3] d.d. 28 januari 2019, dossier [verdachte] , pagina 835 (V-009-02).
144.Het proces-verbaal van verhoor van [medeverdachte 4] d.d. 27 maart 2019, dossier [verdachte] , pagina 863 (V-012-02).
145.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 11 februari 2019, dossier [verdachte] , pagina 576 (AMB-023).
146.Het proces-verbaal van verhoor van [medeverdachte 1] d.d. 29 januari 2019, dossier [verdachte] , pagina 742 (V-002-02).
147.Een geschrift zijnde een nadeelberekening d.d. 6 december 2018, dossier [naam vof] , pagina 919 (DOC-118).
148.Hoge Raad 17 juni 2008, ECLI:NL:HR:2008:BD2578.