ECLI:NL:RBOVE:2024:5498

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
24 oktober 2024
Publicatiedatum
24 oktober 2024
Zaaknummer
08.276779.23, 08.159886.20 (TUL), 08.000717.22 (TUL) (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een 26-jarige man tot gevangenisstraf en tbs-maatregel na poging tot doodslag

Op 24 oktober 2024 heeft de Rechtbank Overijssel een 26-jarige man veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie jaren en de oplegging van de tbs-maatregel met dwangverpleging. De verdachte is schuldig bevonden aan poging tot doodslag, gepleegd op 21 oktober 2023 in Deventer, waarbij hij het slachtoffer meermalen in het gezicht heeft geslagen, gestompt en getrapt. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, na een vechtpartij, het slachtoffer zonder enige aanleiding heeft aangevallen, wat leidde tot ernstig lichamelijk letsel, waaronder schedelfracturen en hersenbloedingen. Het slachtoffer heeft vijf dagen in coma gelegen en kampt nog steeds met de gevolgen van het geweld. De rechtbank oordeelde dat de verdachte voorwaardelijk opzet had op de dood van het slachtoffer, gezien de ernst van de verwondingen en het geweld dat hij heeft gebruikt. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn alcoholmisbruik en eerdere geweldsmisdrijven, en heeft geconcludeerd dat een tbs-maatregel noodzakelijk is voor de bescherming van de maatschappij. Daarnaast is de verdachte veroordeeld tot het betalen van een schadevergoeding van € 31.714,03 aan het slachtoffer, bestaande uit materiële en immateriële schade. De rechtbank heeft de vordering tot tenuitvoerlegging van eerdere voorwaardelijke straffen toegewezen, waarbij de verdachte ook een gevangenisstraf van 90 dagen moet ondergaan.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummers: 08.276779.23, 08.159886.20 (TUL), 08.000717.22 (TUL) (P)
Datum vonnis: 24 oktober 2024
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1998 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres 1] ,
nu verblijvende in de [locatie] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 18 juli 2024 en 10 oktober 2024.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van wat door verdachte en zijn raadslieden mr. M. Ruperti en mr. M. Şahin, advocaten te Apeldoorn, naar voren is gebracht.
Ook heeft de rechtbank kennis genomen van wat namens de benadeelde partij [slachtoffer] (hierna: [slachtoffer] ) door mr. [naam] is aangevoerd.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, na wijziging van de tenlastelegging, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte op 21 oktober 2023 in Deventer opzettelijk heeft geprobeerd [slachtoffer] van het leven te beroven,
dan welhem zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht
dan welheeft geprobeerd hem zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, door hem meermalen tegen zijn gezicht te slaan, te stompen en te trappen.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
hij op of omstreeks 21 oktober 2023 te Deventer ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven, immers heeft/is hij -verdachte- die [slachtoffer]
-twee (2) maal, althans meerdere malen, met (veel) kracht op/tegen/in het gezicht, althans op/tegen het hoofd gestompt/geslagen en/of
-(toen die [slachtoffer] , ten gevolge van de vuistslagen/klappen van hem -verdachte-, al dan niet buiten kennis, op de grond viel) naast die [slachtoffer] geknield en/of (wederom) meerdere malen, met (veel) kracht op/tegen het gezicht, althans op/tegen het hoofd, van die [slachtoffer]
gestompt/geslagen en/of die [slachtoffer] meerdere malen, althans eenmaal, met kracht op/tegen het hoofd geschopt/getrapt, terwijl die [slachtoffer] reeds (weerloos) op de grond lag en/of terwijl die [slachtoffer] al dan niet reeds buiten kennis was/(b) leek,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 21 oktober 2023 te Deventer aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten ernstig hoofdletsel met mogelijk (blijvend) neurologisch trauma(slachtoffer wordt kunstmatig in coma gehouden), heeft toegebracht, immers heeft/is hij -verdachte- die [slachtoffer] -twee (2) maal, althans meerdere malen, met (veel) kracht op/tegen/in het gezicht, althans op/tegen het hoofd gestompt/geslagen en/of
-(toen die [slachtoffer] , ten gevolge van de vuistslagen/klappen van hem -verdachte-, al dan niet buiten kennis, op de grond viel) naast die [slachtoffer] geknield en/of (wederom) meerdere malen, met (veel) kracht op/tegen het gezicht, althans op/tegen het hoofd, van die [slachtoffer]
gestompt/geslagen en/of die [slachtoffer] meerdere malen, althans eenmaal, met kracht op/tegen het hoofd geschopt/getrapt, terwijl die [slachtoffer] reeds (weerloos) op de grond lag en/of terwijl die [slachtoffer] al dan niet reeds buiten kennis was/(b)leek;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 21 oktober 2023 te Deventer ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, immers heeft/is hij -verdachte- die [slachtoffer]
-twee (2) maal, althans meerdere malen, met (veel) kracht op/tegen/in het gezicht, althans op/tegen het hoofd gestompt/geslagen en/of
-(toen die [slachtoffer] , ten gevolge van de vuistslagen/klappen van hem -verdachte-, al dan niet buiten kennis, op de grond viel) naast die [slachtoffer] geknield en/of (wederom) meerdere malen, met (veel) kracht op/tegen het gezicht, althans op/tegen het hoofd, van die [slachtoffer] gestompt/geslagen en/of die [slachtoffer] meerdere malen, althans eenmaal, met kracht op/tegen het hoofd geschopt/getrapt, terwijl die [slachtoffer] reeds (weerloos) op de grond lag en/of terwijl die [slachtoffer] al dan niet reeds buiten kennis was/(b)leek,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.

3.De bewijsmotivering

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht de primair ten laste gelegde poging tot doodslag wettig en overtuigend bewezen.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadslieden hebben bepleit dat verdachte integraal moet worden vrijgesproken, omdat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte de verweten gedragingen heeft gepleegd.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen
Bij de beoordeling gaat de rechtbank uit van de volgende bewijsmiddelen. [1]
Het proces-verbaal van aangifte van 21 november 2023, pagina 10, voor zover inhoudende:
Ik ben op 21 oktober 2023 in elkaar geslagen maar ik weet niet door wie of wat.
Het proces-verbaal van aanhouding verdachte van 22 oktober 2023, pagina’s 105 en 106, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op zaterdag 21 oktober 2023 kreeg ik, verbalisant, melding om te gaan naar de [adres 2] . (...)
Ik zag dat een man (slachtoffer) bewusteloos op de grond lag, met een flink bebloed gelaat. Ik zag dat het gelaat van het slachtoffer flink gezwollen was en hoorde dat hij een snurkende/rochelende ademhaling had. Ik zag dat een man, met ontbloot bovenlijf en een flinke haardos naast het slachtoffer stond. Ik hoorde dat verschillende mensen uit die groep met stemverheffing zeiden dat de man met ontbloot bovenlijf de verdachte van de mishandeling van de bewusteloze man op de grond was. Ik zag dat zij de verdachte aanwezen. Ik heb aangehouden als verdachte: [verdachte] .
Het proces-verbaal van bevindingen van 28 oktober 2023, pagina 69, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op 28 oktober 2023 sprak ik in persoon met getuige [getuige 1] . Zij was getuige van het incident dat plaats vond op 21 oktober 2023. Ik hoorde haar het volgende verklaren:
Ik zag dat de man zonder shirt een vuistslag aan de man met de blauwe jas gaf. Ik zag
dat de man zonder shirt dit deed met zijn rechterarm en vuist. Hij raakte de man met
de blauwe jas op zijn hoofd, op zijn slaap. Ik zag dat de man met de blauwe jas stijl
achterover viel na deze klap. Ik zag dat hij met zijn achterhoofd op de straat
klapte. Ik zag dat hij daarna nog een keertje met zijn hoofd op de grond stuiterde.
Ik zag dat de man met de blauwe jas op de grond bleef liggen. Ik zag dat hij met zijn
hoofd naar rechts lag. Ik zag dat de man zonder shirt in het gezicht van de man met
de blauwe jas begon te trappen. Dit was recht in het gezicht van de man met de blauwe
jas. Ik zag dat de man zonder shirt dit meerdere keren deed. Ik heb niet gezien of de
man met de blauwe jas zichzelf heeft verdedigd. Ik zag hem alleen op de grond liggen.
Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] ) van 25 september 2024 bij de rechter-commissaris in de rechtbank Overijssel, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
De verdachte haalde ook echt uit met zijn voet. De trappen waren hard.
Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] van 28 oktober 2023, pagina 64, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik zag dat de man zonder shirt de man die op de grond lag enkele trappen in het
gezicht gaf. De man zonder shirt bleef maar trappen. Ik heb minimaal drie trappen in
het gezicht van het slachtoffer gezien.
Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 3] van 22 oktober 2024, pagina’s 40 en 43, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Opeens zie ik dat de grote man met zijn vuist uithaalt en de oudere man vol op zijn mond sloeg. Ik zag dat de oudere man op de grond viel. De grote man ging door met slaan terwijl de man op de grond lag. De grote man stond gebukt boven de man en sloeg hem een paar met zijn vuisten in zijn gezicht. De grote man is de man die ik eerder omschreef met een ontbloot bovenlijf en de man die is aangehouden.
Het NFI Rapport ‘Forensisch geneeskundig onderzoek’ van 8 april 2024, opgemaakt door B.F.L. Oude Grotebevelsborg, forensisch arts KNMG, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Bij [slachtoffer] waren er letsels waargenomen in het gelaat en aan de hersenschedel en in de schedel, duidend op tenminste twee geweldinwerkingen; ten minste één hevige botsende uitwendige mechanische geweldinwerking ter hoogte van de kruin en tenminste één botsende geweldinwerking links op het gelaat en de neus.
Het in onderhavig geval aangetroffen letsel aan de hersenen, bestaande uit bloeduitstortingen en kneuzingen, kan leiden tot beschadiging van hersenweefsel met levensbedreigende functiestoornissen en/of (al dan niet blijvende) invaliditeit tot gevolg.
Een veelvoorkomende complicatie van deze bloeduitstortingen en kneuzingen, is inklemming. Dit is een levensbedreigende situatie, waarbij door verhoging van de druk binnen de schedel o.a. de hersenstam wordt ingeklemd in de opening van het achterhoofdsgat. (…) In onderhavig geval kon, ter voorkoming van verdere drukverhoging in de hersenen worden volstaan met het ‘kunstmatig’ in slaap houden (‘sederen’) van de patiënt door toediening van propofol, waardoor levensbedreigende drukverhoging kon worden voorkomen.
Het NFI Rapport ‘Onderzoek naar biologische sporen en DNA-onderzoek naar aanleiding van een geweldsincident in Deventer op 22 oktober 2023’, pagina’s 94, 96, 97 voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Het onderzoeksmateriaal betreft een linker- en een rechterschoen van verdachte. De schoenen zijn met het blote oog onderzocht op de aanwezigheid van bloed. Hierbij zijn op de zolen van beide schoenen, op de rechterkant van de linkerschoen en op de rechterkant en de neus van de rechterschoen bloedsporen aangetroffen. Drie bloedsporen zijn bemonsterd.
AAQV4008NL#01
Bloedspoor op de zool
van de linkerschoen
DNA kan afkomstig zijn van:
één persoon:
- slachtoffer [slachtoffer]
Bewijskracht:
- meer dan 1 miljard
AAQV4008NL#02
Bloedspoor op de
rechterkant van de
rechterschoen
DNA kan afkomstig zijn van:
één persoon:
- slachtoffer [slachtoffer]
Bewijskracht:
- meer dan 1 miljard
AAQV4008NL#03
Bloedspoor op de
rechterkant van de
linkerschoen
DNA kan afkomstig zijn van:
één persoon:
- slachtoffer [slachtoffer]
Bewijskracht:
- meer dan 1 miljard
DNA-profielen AAQV4008NL#01 tot en met #03 zijn elk meer dan 1 miljard keer waarschijnlijker wanneer (een deel van) het DNA afkomstig is van slachtoffer [slachtoffer] , dan wanneer (een deel van) het DNA afkomstig is van een willekeurige, niet aan slachtoffer [slachtoffer] verwante persoon.
Bewijsoverwegingen
De rechtbank is van oordeel dat uit de bewijsmiddelen volgt dat verdachte de persoon is geweest die [slachtoffer] op 21 oktober 2023 heeft geslagen, gestompt en getrapt. De rechtbank heeft ook de overtuiging dat verdachte die persoon is geweest. Meerdere getuigen wijzen verdachte aan als de persoon die [slachtoffer] heeft mishandeld. Daar komt bij dat van onder andere de schoenen van verdachte bemonsteringen van bloedsporen zijn genomen. Uit deze bemonsteringen is een enkelvoudig DNA-profiel verkregen, met een matchkans van ‘meer dan 1 miljard’. Het DNA-profiel van [slachtoffer] komt overeen met dit DNA-profiel. De rechtbank concludeert hieruit, met inachtneming van de rest van het dossier, dat [slachtoffer] donor is van het celmateriaal op de schoenen van verdachte.
Het alternatieve scenario dat door de verdediging is aangevoerd, namelijk dat twee andere personen bij de mishandeling van [slachtoffer] betrokken waren en dat anderen verantwoordelijk voor het letsel van [slachtoffer] kunnen zijn geweest, acht de rechtbank niet aannemelijk. Dit scenario vindt geen steun in het dossier en wordt door bovenstaande bewijsmiddelen weerlegd.
Is sprake van een poging tot doodslag?
De vraag ligt vervolgens voor of verdachte door zijn handelen opzet op de dood van [slachtoffer] heeft gehad. De rechtbank is van oordeel dat op basis van het bewijs niet is vast te stellen dat bij verdachte sprake is geweest van vol opzet maar wel van voorwaardelijk opzet.
Van voorwaardelijk opzet is sprake als de verdachte bewust de aanmerkelijke kans op het gevolg – in dit geval de dood van [slachtoffer] - heeft aanvaard. Uit de bewijsmiddelen volgt dat verdachte [slachtoffer] eerst een vuistslag op zijn hoofd gaf, waardoor [slachtoffer] op de grond viel, en dat hij daarna, toen [slachtoffer] weerloos op de grond lag, is doorgegaan met slaan en stompen. Verdachte sloeg met zijn vuisten in het gezicht van [slachtoffer] en hij heeft [slachtoffer] ten minste drie keer in het gezicht getrapt met geschoeide voet. Volgens getuige [getuige 1] waren die trappen hard en haalde verdachte ook echt uit met zijn voet.
Naar het oordeel van de rechtbank zijn deze gedragingen van verdachte naar hun uiterlijke verschijningsvorm gericht op de dood van [slachtoffer] en heeft verdachte hierdoor de aanmerkelijke kans op dat gevolg bewust aanvaard. De rechtbank volgt de raadslieden niet in hun betoog dat verdachte die kans niet bewust kan hebben aanvaard, gelet op zijn gemoedstoestand of dat het vastgestelde letsel geen bewijs biedt voor een poging doodslag. De rechtbank acht het niet aannemelijk dat bij verdachte geen enkel inzicht aanwezig was in de reikwijdte van zijn handelen en de mogelijke gevolgen daarvan. Verder concludeert de rechtbank uit het rapport forensisch geneeskundig onderzoek dat sprake was van een aanmerkelijke kans op de dood. Hierin is immers te lezen dat het letsel dat bij [slachtoffer] was aangetroffen, levensbedreigend kan zijn.
Gelet op deze feiten en omstandigheden acht de rechtbank bewezen dat verdachte voorwaardelijk opzet had op de dood van [slachtoffer] . De rechtbank is dan ook van oordeel dat de ten laste gelegde poging tot doodslag wettig en overtuigend is bewezen.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de opgenomen bewijsmiddelen waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 21 oktober 2023 te Deventer ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven, die [slachtoffer]
- met kracht op het hoofd heeft gestompt/geslagen en
- toen die [slachtoffer] , ten gevolge van de vuistslag van hem -verdachte-, al dan niet buiten kennis, op de grond viel (wederom) meerdere malen, met kracht op het gezicht van die [slachtoffer] heeft gestompt/geslagen en die [slachtoffer] meerdere malen met kracht tegen het hoofd heeft getrapt, terwijl die [slachtoffer] reeds (weerloos) op de grond lag, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 45 en 287 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
het misdrijf:
poging tot doodslag.

5.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezenverklaarde feit.
6. De op te leggen straf of maatregel
6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van vier jaar, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd dat aan verdachte de maatregel van terbeschikkingstelling (hierna: tbs-maatregel) met voorwaarden wordt opgelegd, welke voorwaarden dadelijk uitvoerbaar moet worden verklaard. Tot slot heeft de officier van justitie gevorderd dat aan verdachte een gedragsbeïnvloedende of vrijheidsbeperkende maatregel ex artikel 38z Sr wordt opgelegd.
6.2
Het standpunt van de verdediging
Indien de rechtbank tot een bewezenverklaring komt, dan verzoekt de verdediging om rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte en mede gelet op de inhoud van het rapport van de psychiater geen tbs-maatregel op te leggen.
6.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
De ernst van het feit
Op 21 oktober 2023 was [slachtoffer] op een verjaardagsfeest, waar verdachte ook was. In de buurt van het verjaardagsfeest ontstond een vechtpartij, waarbij ook gasten van het feest betrokken raakten. [slachtoffer] stond, net als de getuigen [getuige 1] en [getuige 2] , op een afstand te kijken. Uit het niets en zonder aanleiding kwam verdachte op hem af. Verdachte heeft [slachtoffer] zo hard geslagen dat hij op de grond viel. Toen [slachtoffer] hulpeloos op de grond lag, is verdachte doorgegaan met slaan en stompen. Tijdens het slaan spoot het bloed bij [slachtoffer] uit zijn mond en neus. Ook heeft verdachte [slachtoffer] meerdere keren hard in zijn gezicht getrapt. De politie trof [slachtoffer] met veel bloed in en om zijn gezicht en bewusteloos aan op de grond. De zich in het dossier bevindende – afschuwelijke - foto van [slachtoffer] vlak na het gebeuren spreekt wat betreft de ernst van de zaak boekdelen.
Verdachte had die avond veel alcohol gedronken en heeft verklaard zich niets te kunnen herinneren van het door hem gebruikte geweld. De rechtbank acht het niet geloofwaardig dat verdachte zich helemaal niets herinnert en rekent het verdachte zwaar aan dat hij zulk heftig geweld heeft gebruikt, dat evengoed tot de dood van [slachtoffer] had kunnen leiden.
Uit de brief en medische stukken die [slachtoffer] aan de rechtbank heeft overgelegd blijkt wat een enorme impact het handelen van verdachte op het leven van [slachtoffer] heeft gehad en nog steeds heeft. Door verdachte heeft hij meerdere aangezichtsbreuken, schedelfracturen en hersenbloedingen opgelopen. [slachtoffer] heeft vijf dagen op de intensive care in coma gelegen. Toen [slachtoffer] bijkwam kon hij niet lopen, niet normaal slapen en eten, niet zelfstandig naar het toilet en heeft hij een aantal weken last gehad van hallucinaties. Hij heeft hierdoor nog lange tijd in het ziekenhuis en in een revalidatiecentrum moeten verblijven. [slachtoffer] raakte in een zware depressie en hij heeft nog steeds last van hoofdpijn, duizeligheid, problemen met zijn benen, krampen in zijn voeten en vermoeidheid. Zijn revalidatiearts verwacht hierin geen grote verbeteringen. [slachtoffer] vraagt zich elke dag af waarom hem dit is overkomen, omdat er geen enkele aanleiding voor was.
De persoon van verdachte
De rechtbank heeft gekeken naar het strafblad van verdachte van 23 oktober 2023, waaruit volgt dat sprake is van recidive. Ten tijde van het onderhavige misdrijf liep verdachte in twee proeftijden met bijzondere voorwaarden, die aan hem waren opgelegd voor onder meer zes geweldsmisdrijven. In 2021 is hij ook voor meerdere geweldsmisdrijven veroordeeld.
De rechtbank heeft verder kennisgenomen van de over verdachte uitgebrachte pro Justitia rapportage van 14 juni 2024, opgesteld door J. Kluin, GZ-psycholoog en de pro Justitia rapportage van 17 juni 2024, opgesteld door mevr. M. Van der Vlis, arts in opleiding tot psychiater en dr. T.W.D.P. van Os, psychiater.
Uit de rapportages volgt kort samengevat dat de deskundigen van oordeel zijn dat verdachte een persoonlijkheidsstoornis heeft met antisociale en narcistische trekken. Ook is sprake van alcoholmisbruik. Nu verdachte het ten laste gelegde ontkent, onthouden de deskundigen zich van een advies over de toerekenbaarheid. Wel is sprake van een gelijktijdigheidsverband tussen de vastgestelde stoornissen en het plegen van het aan hem ten laste gelegde feit. Het risico op herhaling van gewelddadig gedrag in de toekomst wordt door beide deskundigen ingeschat als hoog. Zij zijn daarom van mening dat een klinische behandeling noodzakelijk is. Gelet op de ambivalente motivatie van verdachte en omdat hij zich eerder heeft onttrokken aan zorg, achten zij een vrijwillig kader of een kader van bijzondere voorwaarden onvoldoende voor een adequaat risicomanagement en ook onvoldoende om de pathologie te kunnen bewerken. De deskundigen adviseren om aan verdachte een tbs-maatregel op te leggen, omdat alleen dit kader voldoende garanties geeft om het recidiverisico duurzaam te beperken. Volgens hen is het kader van een tbs met voorwaarden voldoende om verdachte gemotiveerd te houden om mee te werken aan de voorwaarden. Een tbs-maatregel met dwangverpleging achten zij niet nodig.
Bij brief van 8 oktober 2024 heeft de psycholoog op nadere vragen van de rechtbank het volgende - kort samengevat - geantwoord. Uit informatie van de reclassering, hulpverlening en ouders van verdachte, blijkt dat in het (half) jaar dat voorafging aan het tenlastegelegde verdachte een meer gemotiveerde indruk liet zien en dat verdachte zich wil en kan inspannen om een prosociaal leven op te bouwen en om zijn agressie te beheersen. Dit geeft de indruk dat verdachte over enige inschattings- en sturingsvermogens beschikt die nodig zijn om zich te kunnen houden aan voorwaarden. Hoewel verdachte nog geen samenwerking laat zien ten aanzien van het tenlastegelegde, erkent hij wel de kern van de pathologie die ten grondslag ligt aan het risico op recidive van een geweldsdelict. Dit geeft aangrijpingspunten voor behandelingen van het recidiverisico.
Bij brief van 9 oktober 2024 heeft de psychiater op nadere vragen van de rechtbank het volgende - kort samengevat - geantwoord. Op basis van de informatie van referenten blijkt dat een ambulante begeleiding wel enig resultaat gaf, maar te beperkt was en dat klinische behandeling nodig was. Het afgelopen halfjaar voorafgaande aan het tenlastegelegde was verdachte meer gemotiveerd om zaken op orde te stellen en waren er geen woede-uitbarstingen meer. Verdachte kan in staat worden gesteld de gevolgen van zijn gedrag in te schatten en daarnaar te handelen. Ingeschat wordt dat het risico dat een tbs met voorwaarden wordt omgezet in een tbs-maatregel met dwangverpleging voor verdachte sterk motiverend zal zijn om zich aan de voorwaarden te willen en kunnen houden.
De rechtbank heeft ook kennisgenomen van het over verdachte opgemaakte reclasseringsadvies van 4 juli 2024. Hierin staat dat eerdere hulpverleningstrajecten niet geslaagd zijn. Verdachte stelde zich vermijdend op en stond onvoldoende open voor de geboden hulpverlening. Hij heeft laten zien dat hij binnen een ambulant kader niet of nauwelijks aanhaakt. Hij heeft geen behandelvraag en komt afspraken onregelmatig na en overtreedt voorwaarden (alcohol- en drugsverbod, beschermd wonen). Een ambulante behandeling is daarom niet haalbaar. De reclassering schat het risico op recidive en op het onttrekken aan voorwaarden hoog in. De responsiviteit is gering en voornamelijk gebaseerd op het voorkomen van een lange gevangenisstraf of tbs met dwangverpleging. De reclassering adviseert de tbs-maatregel met voorwaarden, waarbij de behandeling begint bij een daarvoor geïndiceerde kliniek en waarbij verdachte bij voldoende resultaat gelijkmatig uitstroomt naar een ambulante setting. Bij mogelijke onttrekking kan dit kader voldoende sturing geven om, dan wel vanuit extrinsieke motivatie, zich te conformeren aan de voorwaarden. Indien verdachte dan alsnog voorwaarden overtreedt, blijft tbs met dwangverpleging als vangnet achter de hand, zodat hij niet onbehandeld de maatschappij intreedt.
De op te leggen straf en maatregel
Gelet op de ernst van het feit is de rechtbank van oordeel dat niet anders kan worden gereageerd dan met het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Alles afwegende acht de rechtbank het passend en geboden om aan verdachte een gevangenisstraf op te leggen voor de duur van drie jaar, met aftrek van de tijd die hij in voorarrest heeft doorgebracht. De rechtbank komt tot een lagere gevangenisstraf dan de officier van justitie heeft geëist, omdat zij in verband met de hierna te noemen tbs-maatregel van oordeel is dat een te langdurend uitzicht op de behandeling niet wenselijk is.
Daarnaast is de rechtbank van oordeel dat aan verdachte een tbs-maatregel moet worden opgelegd. Aan de wettelijke vereisten voor het opleggen van een tbs-maatregel is voldaan. Poging tot doodslag is een misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaar of meer is gesteld. Bij verdachte bestond ten tijde van het plegen van het feit een gebrekkige ontwikkeling en een ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens. Verder stelt de rechtbank vast dat uit de hiervoor genoemde pro Justitia rapportages volgt dat de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen, oplegging van die maatregel eist.
De rechtbank volgt de deskundigen niet in hun adviezen om een tbs met voorwaarden op te leggen, maar acht het ter bescherming van de maatschappij noodzakelijk dat verdachte van overheidswege zal worden verpleegd. Daartoe overweegt zij het volgende.
Verdachte heeft uit het niets een ernstig geweldsdelict gepleegd en de rechtbank stelt vast dat beide deskundigen en de reclassering het recidiverisico inschatten als hoog. Ook zijn zij het erover eens dat een klinische behandeling in een gedwongen kader noodzakelijk is om een herhaling van dit gewelddadige gedrag van verdachte in de toekomst te voorkomen. Anders dan de deskundigen heeft de rechtbank niet het vertrouwen dat verdachte zich aan de geadviseerde voorwaarden zal houden. Verdachte heeft zich weliswaar bereid getoond om mee te werken, maar naar het oordeel van de rechtbank is deze bereidheid onvoldoende betrouwbaar en duurzaam. Uit de rapportages komt het beeld naar voren dat de deskundigen de indruk hebben dat de toezegging van verdachte om zich aan de voorwaarden te houden vooral gericht is op het voorkomen van tbs met dwangverpleging. Verder neemt de rechtbank in aanmerking dat eerdere behandelingen en hulpverleningstrajecten niet zijn geslaagd. De rechtbank acht het zorgelijk dat verdachte ondanks de geboden hulp is gerecidiveerd met een zeer ernstig feit. Ten tijde van dit geweldsmisdrijf liep hij in twee proeftijden met bijzondere voorwaarden. Bovendien heeft de reclassering het risico op onttrekken aan voorwaarden ook ingeschat als hoog. Ten slotte acht de rechtbank een tbs met voorwaarden niet geschikt, omdat de risicofactoren, waar de behandeling zich op moet richten, onvoldoende duidelijk zijn nu verdachte ontkent. De rechtbank is daarom van oordeel dat aan verdachte de tbs-maatregel met dwangverpleging moet worden opgelegd.
De rechtbank overweegt verder dat de tbs-maatregel zal worden opgelegd ter zake van een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. De maatregel kan daarom langer duren dan vier jaar.
De rechtbank zal geen gedragsbeïnvloedende of vrijheidsbeperkende maatregel op grond van artikel 38z Sr opleggen.

7.De schade van de benadeelde partij

7.1
De vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van € 31.714,03, te vermeerderen met de wettelijke rente. De gevorderde materiële schade bestaat uit de volgende posten:
- broek losgeknipt door ambulancepersoneel: € 99,-;
- shirt losgeknipt door ambulancepersoneel: € 35,-;
- daggeldvergoedingen ziekenhuisopname: € 840,-;
- daggeldvergoedingen revalidatieopname: € 540,-;
- reiskosten naar advocaat: € 24,-;
- kosten opvragen medische informatie huisarts: € 46,38;
- kosten opvragen medische informatie neuroloog: € 125,84;
- kosten opvragen medische informatie Klimmendaal € 129,81;
in totaal € 1.840,03.
Ter vergoeding van immateriële schade wordt een bedrag van € 29.874,- gevorderd in verband met het ernstige letsel dat [slachtoffer] door het strafbare feit heeft opgelopen en de fysieke en mentale klachten die hij daar nog steeds van ondervindt.
7.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht de vordering van de benadeelde partij toewijsbaar, te vermeerderen met de wettelijke rente.
7.3
Het standpunt van de verdediging
Mocht de rechtbank niet tot een vrijspraak komen, dan verzoekt de verdediging om de benadeelde partij ten aanzien van de gevorderde vergoeding voor het losknippen van de kleding niet-ontvankelijk te verklaren, omdat geen sprake is van een causaal verband en een onderbouwing ontbreekt. Verder verzoekt de verdediging de gevorderde immateriële schadevergoeding te matigen.
7.4
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt vast dat de benadeelde partij door het bewezen verklaarde feit rechtstreeks schade heeft geleden.
Naar het oordeel van de rechtbank zijn alle opgevoerde materiële schadeposten onvoldoende betwist en voldoende onderbouwd en aannemelijk. Ten aanzien van de gevorderde vergoeding voor het losknippen van de kleding door het ambulancepersoneel overweegt de rechtbank dat zij deze schadepost voldoende onderbouwd acht, omdat het bestaan van deze schade en het causaal verband uit het dossier blijkt. De rechtbank zal de gevorderde materiële schade toewijzen tot een bedrag van € 1.840,03 te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 24 oktober 2024, datum van dit vonnis.
Op grond van artikel 6:106, aanhef en sub b, van het Burgerlijk Wetboek heeft de benadeelde recht op een naar billijkheid vast te stellen schadevergoeding anders dan voor vermogensschade als de benadeelde lichamelijk letsel heeft opgelopen, in zijn eer of goede naam is geschaad of op andere wijze in zijn persoon is aangetast. De rechtbank stelt vast dat de benadeelde partij lichamelijk letsel heeft opgelopen en dat daarnaast de aard en de ernst van de normschending in dit geval meebrengen dat de relevante nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde voor de hand liggen, zodat ook een aantasting in de persoon kan worden aangenomen. De rechtbank acht het gevorderde schadebedrag, gelet op de ernst van het letsel en de onderbouwde (deels blijvende) gevolgen hiervan, in dit geval meer dan billijk en zal dan ook een immateriële schadevergoeding van € 29.874,- toewijzen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 21 oktober 2023.
7.5
De schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij heeft verzocht en de officier van justitie heeft gevorderd de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De rechtbank zal de maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr opleggen, aangezien verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het feit is toegebracht.
Als door de verdachte niet volledig wordt betaald, kan deze verplichting worden aangevuld met 365 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
8. Vorderingen tenuitvoerlegging
8.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft de uitvoerlegging gevorderd van de voorwaardelijke straffen die zijn opgelegd onder de parketnummers 08-000717-22 en 08-159886-20. Ten aanzien van de voorwaardelijk opgelegde taakstraf onder parketnummer 08-159886-20 vordert de officier van justitie omzetting naar een gevangenisstraf.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht de vorderingen af te wijzen.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Vordering tenuitvoerlegging met parketnummer 08-000717-22
Bij vonnis van de politierechter van deze rechtbank van 9 februari 2022 is aan verdachte onder meer een gevangenisstraf van 90 dagen voorwaardelijk opgelegd. Verdachte heeft zich binnen de proeftijd van drie jaren opnieuw schuldig gemaakt aan een strafbaar feit. Om die reden zal de rechtbank de vordering toewijzen en zal deze straf ten uitvoer worden gelegd.
Vordering tenuitvoerlegging met parketnummer 08-159886-20
Bij vonnis van de politierechter van deze rechtbank van 1 december 2020 is aan verdachte onder meer een taakstraf van 80 uren voorwaardelijk opgelegd. Verdachte heeft zich binnen de proeftijd van drie jaren opnieuw schuldig gemaakt aan een strafbaar feit. Gelet op de aan verdachte opgelegde gevangenisstraf en tbs-maatregel acht de rechtbank tenuitvoerlegging van een taakstraf echter niet opportuun. Omzetting naar een gevangenisstraf is wettelijk niet mogelijk. Deze vordering zal de rechtbank dan ook afwijzen.

9.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 37a en 37b Sr.

10.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
het misdrijf:
poging tot doodslag;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
3 (drie) jaren;
- bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
maatregel
- gelast dat de verdachte
ter beschikking wordt gestelden beveelt dat hij van
overheidswege zal worden verpleegd;
schadevergoeding
- wijst de vordering van
de benadeelde partij [slachtoffer]toe tot een bedrag van
€ 31.714,03(bestaande uit € 1.840,03 materiële schade en € 29.874,- immateriële schade);
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer] van een bedrag van € 31.714,03. De materiële schade te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 24 oktober 2024 en de immateriële schade te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 21 oktober 2023.
- veroordeelt de verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, als ook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat de verdachte verplicht is ter zake van het bewezen verklaarde feit
tot betaling aan de Staat der Nederlandenvan een bedrag van € 31.714,03, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 24 oktober 2024 voor wat betreft de materiële schade en vanaf 21 oktober 2023 voor wat betreft de immateriële schade, ten behoeve van de benadeelde, en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat
gijzelingvoor de duur van
365 dagenkan worden toegepast. Tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van de verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als de verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
tenuitvoerlegging voorwaardelijke straf met parketnummer 08-000717-22
- beveelt de
tenuitvoerleggingvan de bij vonnis van de politierechter van deze rechtbank van 9 februari 2022 voorwaardelijk opgelegde
gevangenisstrafvoor de duur van
90 dagen;
tenuitvoerlegging voorwaardelijke straf met parketnummer 08-159886-20
-
wijstde vordering
af.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.H. Meijer, voorzitter, mr. J. de Ruiter en J.G.M. Fluttert, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Y.W. van den Bosch, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 24 oktober 2024.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 7 februari 2024, genummerd PL0600-2023489347, opgemaakt door politie Eenheid Oost-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 144. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.