ECLI:NL:RBOVE:2024:548

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
1 februari 2024
Publicatiedatum
1 februari 2024
Zaaknummer
08-996002-19 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Deelneming aan een criminele organisatie met belastingfraude en valsheid in geschrifte als oogmerk

Op 1 februari 2024 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van deelneming aan een organisatie met het oogmerk het plegen van misdrijven, waaronder belastingfraude en valsheid in geschrifte. De verdachte, geboren in Polen en woonachtig in Nederland, werd schuldig bevonden aan het deelnemen aan een criminele organisatie die in de periode van 28 juli 2018 tot en met 28 januari 2019 belastingfraude pleegde door onjuiste aangiften omzetbelasting in te dienen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte samen met medeverdachten handelde in een gestructureerd samenwerkingsverband, waarbij valse facturen werden opgemaakt en onjuiste aangiften werden ingediend. De officier van justitie had een geldboete van €10.000 geëist, en de rechtbank heeft deze eis gehonoreerd, rekening houdend met de overschrijding van de redelijke termijn. De verdachte werd veroordeeld tot het betalen van een geldboete van €10.000, subsidiair 85 dagen hechtenis. De rechtbank benadrukte de ernst van de gepleegde feiten en het fiscale nadeel van €273.168,89 dat door de fraude was veroorzaakt.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08-996002-19 (P)
Datum vonnis: 1 februari 2024
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1992 in [geboorteplaats] (Polen),
wonende aan de [woonplaats] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 7 april 2022, 28 april 2022, 6 december 2023, 7 december 2023 en 18 januari 2024.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. G.J. Heidema en van wat door verdachte en zijn raadsman mr. J.C. Sneep, advocaat te Breda, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
in de periode van 28 juli 2018 tot en met 28 januari 2019 heeft deelgenomen aan een criminele organisatie die belastingfraude en valsheid in geschrift pleegde.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
hij in of omstreeks de periode van 28 juli 2018 tot en met 28 januari 2019, te
[plaats 1] en/of Amersfoort, en/of [plaats 2] en/of Blokzijl, althans in Nederland,
heeft deelgenomen aan een organisatie, zijnde een samenwerkingsverband tussen
hem, verdachte, en/of [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] en/of
[medeverdachte 4] ,
al dan niet in wisselende samenstelling,
welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, te weten
- valsheid in geschrifte (art. 225 Sr) en/of
- het opzettelijk doen van onjuiste en/of onvolledige aangiften omzetbelasting (art. 69 lid 2 AWR).
3. De bewijsoverwegingen [1]
3.1.
Inleiding
In het strafrechtelijk onderzoek [bedrijf 1] VOF heeft de Belastingdienst onderzoek verricht naar [bedrijf 1] VOF, de vennootschap van medeverdachten [medeverdachte 1] (hierna: [medeverdachte 1] ) en [medeverdachte 2] (hierna: [medeverdachte 2] ). Door de bevindingen tijdens de boekenonderzoeken ontstond de verdenking dat [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] betrokken waren bij het indienen van onjuiste aangiften omzetbelasting en valsheid in geschrift in relatie tot andere ondernemingen.
Uit restinformatie van dit strafrechtelijk onderzoek ontstond het vermoeden dat ook verdachte, samen met medeverdachten [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] , [medeverdachte 3] (hierna: [medeverdachte 3] ) en [medeverdachte 4] (hierna: [medeverdachte 4] ), zich bezig hield met het indienen van onjuiste aangiften omzetbelasting en valsheid in geschrift, ditmaal met betrekking tot een aantal Poolse arbeidsmigranten. Er leek sprake te zijn van een criminele organisatie, opgericht om belastingfraude te plegen. Het basispatroon van die organisatie was het ronselen van personen om als katvanger te fungeren voor een te starten bedrijf, waarna activiteiten werden ondernomen om dat bedrijf op te richten, onjuiste negatieve (starters)aangiften omzetbelasting werden ingediend en valse facturen werden opgemaakt om te dienen als onderbouwing van die aangiften omzetbelasting.
3.2.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit.
3.3.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit. Verdachte verkeerde in de veronderstelling dat zijn gedragingen legaal waren. Hij had geen wetenschap van de criminele organisatie en het oogmerk van de organisatie tot het plegen van valsheid in geschrift en belastingfraude. Verdachte heeft dus ook niet bewust daaraan deelgenomen. Zijn rol is bovendien beperkt gebleven, zodat van een duurzame en structurele samenwerking geen sprake is geweest.
3.4.
Het oordeel van de rechtbank
3.4.1.
Algemene overwegingen ten aanzien van het bewijs met betrekking tot het ten laste gelegde feit
Tijdens een doorzoeking van het verblijfsadres van medeverdachte [medeverdachte 2] aan de [adres 1] is een notitie aangetroffen met de volgende opsomming:
Belangrijk:
1) Inschrijving op een adres in Nederland
2) Inschrijving Kamer van Koophandel regelen
(afspraak via internet maken)(kost 60 euro met uittreksel erbij)
3) Aanvragen bankrekening (welke bank maakt niet uit)
4) ID check word gedaan bij het adres waar je ingeschreven staat
5) Inlogcodes belastingdienst ontvang je automatisch thuis (twee brieven)
6) Bankpas plus pincode word ook automatisch bezorgd met de post thuis. [2]
[medeverdachte 2] heeft over deze notitie verklaard: “
Dit is [medeverdachte 1] , ik kan dit zelf niet bedenken.” [3]
Verklaringen van verdachte en medeverdachten
Volgens medeverdachte [medeverdachte 4] hadden [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] hem verteld dat zij met ‘iemand’ uit Polen samenwerkten en dat die ‘iemand’ personen aanleverde. [4] De Polen zouden worden ingeschreven op een Nederlands adres, moesten een bankrekening openen en zich inschrijven bij de Kamer van Koophandel. Hij wist verder dat er brieven voor de Polen binnenkwamen om aangifte te doen en [medeverdachte 2] had hem gezegd dat hij in het bezit was van de bankpassen. [5]
Medeverdachte [medeverdachte 3] heeft verklaard dat [medeverdachte 1] hem heeft benaderd met de vraag of hij Poolse mensen kende, die zich in Nederland wilden inschrijven en een bedrijfje wilden opstarten. [medeverdachte 3] was destijds werkzaam bij een uitzendbureau en kwam uit dien hoofde regelmatig in contact met mensen van Poolse komaf. [medeverdachte 1] had aan [medeverdachte 3] gevraagd of hij wilde helpen bij de inschrijving bij de Kamer van Koophandel, omdat [medeverdachte 3] de Poolse taal goed sprak. [medeverdachte 1] zou dan de belastingaangiften indienen en dan kregen zij geld terug. Het was daarbij niet echt de bedoeling dat die mensen een bedrijf gingen oprichten. De opzet was om geld weg te sluizen. [6] Dat idee was volgens [medeverdachte 3] afkomstig van [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] . [7]
Verdachte heeft verklaard dat [medeverdachte 1] hem ook heeft benaderd met de vraag of hij Poolse mensen wilde benaderen. Verdachte heeft de Poolse nationaliteit en spreekt Pools. Verdachte was destijds net als [medeverdachte 3] werkzaam bij het uitzendbureau [bedrijf 2] en later [bedrijf 3] . Volgens verdachte vroeg [medeverdachte 1] hem om zeven mensen aan te leveren. Het maakte [medeverdachte 1] niet uit wie het was, zolang diegene maar akkoord ging met het oprichten van een bedrijf. [8]
Medeverdachte [medeverdachte 1] verklaarde dat hij met [betrokkene 1] , [betrokkene 2] en
[betrokkene 3] is meegegaan naar de gemeente om zich in te schrijven. Ook heeft [medeverdachte 1] afspraken voor hen gemaakt bij de Kamer van Koophandel. Hiertoe heeft hij
e-mailadressen voor hen aangemaakt en online formulieren ingevuld. De bevestiging van de afspraak bij de Kamer van Koophandel gaf hij ook door aan [medeverdachte 3] . [medeverdachte 1] heeft hen daarnaast de opdracht gegeven een zakelijke bankrekening te openen. [medeverdachte 1] kreeg ook post van deze Poolse mensen over het activeren van de online bankomgeving en heeft vervolgens de bankrekeningen voor hen geactiveerd. [medeverdachte 1] trad naar eigen zeggen op als hun boekhouder. [9]
Uit de verklaring van [medeverdachte 3] blijkt vervolgens dat hij met [betrokkene 1] , [betrokkene 2] , [betrokkene 3] en [betrokkene 4] naar de Kamer van Koophandel is gegaan ten behoeve van de inschrijving van de eenmanszaken en is daarna met hen meegegaan naar de ING-bank voor het openen van een (zakelijke) bankrekening. [10]
Verdachte heeft in zijn verklaring bevestigd dat [betrokkene 4] door [medeverdachte 3] is vergezeld naar de Kamer van Koophandel en dat [medeverdachte 3] met [betrokkene 4] is meegegaan om een bankrekening te openen. Hij heeft [medeverdachte 3] speciaal daarvoor naar [plaats 1] gebracht. Verdachte ontving post van [betrokkene 4] en vertaalde soms brieven. De post (waaronder bankpapieren, bankpas en papieren van de Belastingdienst) gaf hij door aan [medeverdachte 1] . [11]
Verdachte heeft tevens verklaard dat hij met [betrokkene 5] is meegegaan naar de Kamer van Koophandel en daarna de ING-bank om een bankrekening te openen. De post hiervan heeft hij dezelfde dag nog aan [medeverdachte 1] gegeven. Ook kreeg hij andere post van [betrokkene 5] en hielp hij hem soms met het vertalen van brieven. De post (waaronder bankpapieren, bankpas en papieren van de Belastingdienst) gaf hij door aan [medeverdachte 2] . [12]
Stappenplan
Uit het voorgaande komt een stappenplan naar voren dat in essentie als volgt kan worden omschreven:
  • personen, voornamelijk van Poolse komaf, worden geronseld om als katvanger te fungeren voor een te starten bedrijf;
  • de katvangers schrijven zich in bij een gemeente in Nederland;
  • de katvangers laten op hun naam een eenmanszaak registeren bij de Kamer van Koophandel;
  • de katvangers openen in Nederland een bankrekening op hun naam;
  • toegang tot die rekening wordt aan verdachten verleend door het verstrekken van (TAN)codes en/of bankpassen;
  • valse facturen, van derden gericht aan de katvangers, worden opgemaakt;
  • op naam van de katvangers worden onjuiste negatieve (starters)aangiften omzetbelasting ingediend, aan welke aangiften de valselijk opgemaakte facturen ten grondslag liggen;
  • verdachten strijken de uitgekeerde voorbelasting (geheel of gedeeltelijk) op.
Dat verdachten overeenkomstig dit stappenplan handelden, blijkt uit de hiervoor weergegeven verklaringen, maar tevens uit het hierna volgende.
Onderlinge communicatie
Tussen de verdachten werd onder meer gecommuniceerd over de werving van katvangers. In een tapgesprek van 19 juni 2018 tussen [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] benoemt [medeverdachte 3] “
lk heb een vierde ook al.” [13] De hiervoor weergegeven verklaring van verdachte dat hij op verzoek van [medeverdachte 1] Poolse mensen moest benaderen, vindt steun in een tapgesprek van
5 december 2018 waarin [medeverdachte 1] aan verdachte vraagt: “
Another question.. now we are in December. If you want to make quick money, if you can arrange a couple of guys more this month ..than maybe everything can be arranged in januar maximum februar, than you have a lot of money (…) maybe it’s possible than within one week that you can arrange four or five more, than you have seven people ... (…) then you have seven and if they pay it in januari... you know what I mean…than we can laugh” [14]
[betrokkene 4] heeft verklaard dat hij door [medeverdachte 3] was benaderd om een bedrijf op te richten. [medeverdachte 3] regelde alles en een andere persoon regelde de administratieve werkzaamheden. [betrokkene 4] heeft geen werkzaamheden voor het bedrijf verricht. Hij zou uitsluitend als eigenaar fungeren. [15]
[betrokkene 5] heeft verklaard dat hij werd benaderd door verdachte om een bedrijf op te richten. Hem werd verteld dat verdachte en [medeverdachte 1] twee facturen op naam van zijn bedrijf zouden indienen. Alle post hierover heeft hij aan verdachte gegeven, die de post op zijn beurt zou doorgeven aan [medeverdachte 1] . Meer hoefde [betrokkene 5] niet te doen. [betrokkene 5] heeft geen werkzaamheden verricht voor het bedrijf. Na het opsturen van de facturen zou het bedrijf beëindigd worden. [16]
Ook over de registratie van de katvangers bij de gemeente en inschrijving bij de Kamer van Koophandel hebben verdachten gecommuniceerd. Hiervoor is vastgesteld dat [medeverdachte 1] heeft verklaard dat hij de bevestiging van de afspraak bij de Kamer van Koophandel door gaf aan [medeverdachte 3] . Deze gang van zaken wordt bevestigd door WhatsApp gesprekken van
5 juni 2018 tot en met 25 juni 2018 tussen [medeverdachte 1] (als [accountnaam 1] ) en [medeverdachte 3] (als [accountnaam 2] ) onder meer over een afspraak voor [betrokkene 5] en met foto’s van onder meer ID-bewijzen. [17] In verband hiermee bellen [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] op 19 juni 2018 met elkaar, in welke gesprekken [medeverdachte 1] onder andere aangeeft:
”Aankomende dinsdag doe ik er weer één.”Tevens vraagt [medeverdachte 1] aan [medeverdachte 3] of hij bekend is met het adres van [betrokkene 5] . [18]
Voor de inschrijving bij de gemeente heeft [medeverdachte 2] aan [medeverdachte 1] op 26 november 2017 een WhatsApp bericht gestuurd met de tekst:
“maatje luister dan aankomende week moet er echt veel gebeuren. Aankomende maandag inschrijving. Want anders komt er helemaal er niks van terecht”.
Op 28 november 2017 heeft [medeverdachte 2] vervolgens een foto van het ID-bewijs van [betrokkene 6] naar [medeverdachte 1] gestuurd. Diezelfde dag heeft [medeverdachte 1] een zestal foto's via Whatsapp naar [medeverdachte 2] gestuurd van de ID-bewijzen van [betrokkene 3] , [betrokkene 2] en
[betrokkene 1] . [19]
Verdachten hebben daarnaast overlegd over de huisvesting van de katvangers. In een WhatsApp gesprek tussen [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] op 3 september 2017 heeft [medeverdachte 2] aan [medeverdachte 1] foto’s gestuurd van woonruimte met de mededeling dat zich drie mensen daar kunnen inschrijven en als het meezit zelfs zes mensen. [20] In de periode van 9 oktober 2017 tot en met 15 november 2017 hebben [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] contact met elkaar over het regelen van onder meer de inboedel (zoals matrassen, tv en playstation) en benoemen daarbij dat [alias 1] (hiermee wordt [medeverdachte 3] bedoeld) waarschijnlijk een waterkoker en koffie regelt. [medeverdachte 2] schrijft dat hij nog sigaretten en drinken zal halen en dan nog even
‘vreten’zal inslaan. [21]
Zoals volgt uit voornoemde verklaringen van [medeverdachte 3] en verdachte alsmede die van de katvangers [betrokkene 4] en [betrokkene 5] , werd de post van de katvangers aan [medeverdachte 3] dan wel aan verdachte overhandigd om vervolgens aan [medeverdachte 2] of [medeverdachte 1] te geven. Dit betroffen brieven van de bank en de Belastingdienst. Deze handelwijze wordt bevestigd door sms-berichten gericht aan [medeverdachte 1] , die zijn aangetroffen op de telefoon van verdachte. Verdachte heeft [medeverdachte 1] in de periode van 29 augustus 2018 tot en met 2 januari 2019 in totaal 74 berichten gestuurd over onder meer de status van inkomende post voor [betrokkene 4] en [betrokkene 5] . [22]
Uit tapgesprekken tussen [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] is af te leiden dat zij elkaar informeren over de post voor [betrokkene 1] . Zo heeft [medeverdachte 2] op 8 februari 2018 via Whatsapp een foto gestuurd naar [medeverdachte 1] van een brief van de Belastingdienst, die is gericht aan [betrokkene 1] , waarna nog een gesprek volgt waarin [medeverdachte 2] vraagt of dit betrekking heeft op ‘klein’, ‘middel’ of ‘groot’. [23]
Op 17 maart 2018 heeft [medeverdachte 2] opnieuw via Whatsapp een foto gestuurd naar [medeverdachte 1] van een blauwe envelop van de Belastingdienst, gericht aan [betrokkene 1] , waarna zij communiceren over ‘de middelste grote’ en de vraag wanneer ‘de grote’ wordt geregeld.
[medeverdachte 1] heeft over dit versluierd taalgebruik verklaard dat hij met “de middelste grote” [betrokkene 1] bedoelde. Met "de grote" doelde hij op [betrokkene 2] ." [24]
Betrokken ondernemingen
-
eenmanszaak [betrokkene 1]
De eenmanszaak [betrokkene 1] is op 11 december 2017 opgericht door [betrokkene 1] en op 19 december 2017 ingeschreven bij de Kamer van Koophandel. Deze onderneming is opgericht als klussenbedrijf en de inschrijving is op 4 oktober 2018 ambtshalve doorgehaald wegens opheffing van de onderneming.
is van Poolse komaf en was op het moment van oprichting ingeschreven in Nederland op het adres [adres 2] . [25]
-
eenmanszaak [bedrijf 4]
De eenmanszaak [bedrijf 4] is op 11 december 2017 opgericht door
[betrokkene 2] (verder te noemen [betrokkene 2] ) en op 18 december 2017 ingeschreven bij de Kamer van Koophandel. De onderneming had als activiteiten ‘Overige gespecialiseerde werkzaamheden in de bouw’, namelijk die van kraanmachinist, en de inschrijving is op
4 december 2018 ambtshalve doorgehaald in verband met de opheffing van de onderneming. [26]
[betrokkene 2] is van Poolse komaf en was op het moment van oprichting ingeschreven in Nederland op het adres [adres 2] . [27]
-
eenmanszaak [betrokkene 1]
De eenmanszaak [betrokkene 1] is op 12 december 2017 opgericht door [betrokkene 3] en op 18 december 2017 ingeschreven bij de Kamer van Koophandel. De onderneming was gericht op het ‘aanleggen elektro, repareren en onderhouden’. De inschrijving van de onderneming is op 4 oktober 2018 ambtshalve doorgehaald in verband met de opheffing van de onderneming.
[betrokkene 3] is van Poolse komaf en was op het moment van oprichting ingeschreven in Nederland op het adres [adres 2] . [28]
-
eenmanszaak [bedrijf 5]
De eenmanszaak [bedrijf 5] is op 22 september 2014 opgericht door
[betrokkene 6] (verder te noemen [betrokkene 6] ) en op 19 september 2014 ingeschreven bij de Kamer van Koophandel. De onderneming betrof een ‘klussenbedrijf in de bouw’ en haar inschrijving is op 12 november 2018 ambtshalve doorgehaald in verband met de opheffing van de onderneming.
[betrokkene 6] was op het moment van oprichting ingeschreven op het adres [adres 2] . [29]
-
eenmanszaak [bedrijf 6]
De eenmanszaak [bedrijf 6] is op 19 juni 2018 opgericht door [betrokkene 4] (verder te noemen: [betrokkene 4] ). De onderneming is opgericht als klussenbedrijf.
[betrokkene 4] is van Poolse komaf en was op het moment van oprichting ingeschreven in Nederland op het adres [adres 3] . [30]
-
eenmanszaak [bedrijf 7]
De eenmanszaak [bedrijf 7] is op 1 september 2018 opgericht door [betrokkene 5] (verder te noemen: [betrokkene 5] ) en is op 28 augustus 2018 ingeschreven bij de Kamer van Koophandel. De onderneming zou zich bezighouden met ‘sloopwerkzaamheden, bouw- en herstel’.
[betrokkene 5] is van Poolse komaf en was op het moment van oprichting ingeschreven in Nederland op het adres [adres 4] . [31]
-
eenmanszaak [bedrijf 8]
De eenmanszaak [bedrijf 8] is op 12 september 2018 opgericht door
[betrokkene 7] (verder te noemen: [betrokkene 7] ). De onderneming zou zich bezighouden met de ‘vervaardiging van elektromotoren, elektrische generatoren en transformatoren’.
[betrokkene 7] is van Duitse afkomst en was op het moment van oprichting ingeschreven in Nederland op het adres [adres 5]. [32]
[betrokkene 1] , [betrokkene 2] en [betrokkene 3] waren op het moment van oprichting van de eenmanszaken ingeschreven op het adres [adres 2] , het adres van [betrokkene 6] . [betrokkene 6] is een bekende van [medeverdachte 1] .
[betrokkene 7] is bevriend met [medeverdachte 1] en was op het moment van oprichting van de eenmanszaak ingeschreven op het adres van [medeverdachte 1] .
Valse facturen betrokken ondernemingen
Ter verdere uitvoering van het plan om belastingfraude te plegen, werd [medeverdachte 4] door [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] benaderd om valse facturen op te stellen, waaronder de volgende zeven (valse) facturen:
- een factuur van [bedrijf 9] B.V. aan [bedrijf 7] van 5 januari 2018 ter hoogte van € 19.481,-- betreffende projectleiding en toetsing van bouwkosten ( [betrokkene 1] ) [33] ;
- een factuur van [bedrijf 10] - en [bedrijf 11] B.V. aan [bedrijf 10] en [bedrijf 11] [betrokkene 2] van 9 november 2017 ter hoogte van € 454.217,-- betreffende levering van een heftrukhijsarm [34] ;
- een factuur van [bedrijf 12] B.V. aan [bedrijf 13] van
5 januari 2018 ter hoogte van € 24.198,79 betreffende levering gevelbekleding
( [betrokkene 3] ) [35] ;
- een factuur van [bedrijf 14] B.V. aan [betrokkene 6] d.d. 10 oktober 2017 ter hoogte van
€ 34.797,79 betreffende levering van een ijzeren balk [36] ;
- een factuur van [bedrijf 15] B.V. aan [bedrijf 6] van
5 augustus 2018 ter hoogte van € 193.726,55 betreffende levering utiliteitsleveringen [37] ;
- een factuur van [bedrijf 16] B.V. aan [bedrijf 17] van 14 september 2018 ter hoogte van € 81.892,80 betreffende clamp shoe base en vertical support pin [38] ;
- factuur van [bedrijf 18] B.V. aan [bedrijf 8] van 21 september 2018 ter hoogte van
€ 169.00,00 betreffende een railsysteem ten behoeve van generatoren. [39]
[medeverdachte 4] heeft verklaard op instructie(s) van [medeverdachte 2] 19 facturen valselijk te hebben opgemaakt. [40] Deze hoeveelheid wordt ook bevestigd door derdenonderzoek van de Belastingdienst. [41]
[medeverdachte 4] heeft over het opmaken van valse facturen verklaard: “
Ik kreeg van [medeverdachte 2] de gegevens die op de factuur moesten komen. Ik kreeg een handgeschreven briefje van [medeverdachte 2] wat ik moest invullen op de factuur. Dit ging om de bedragen en de namen. Ik wist toen ik de factuur opmaakte dat het ging over de voorbelasting die terug gevraagd zou worden.” [42] Voor het opstellen van de valse facturen had [medeverdachte 4] , als werknemer van een accountantskantoor, de beschikking over facturen die hiervoor als voorbeeld konden dienen. [43]
In het eerdergenoemde onderzoek [bedrijf 1] VOF is tijdens de doorzoeking aan de [adres 1] te [plaats 1] (het verblijfsadres van [medeverdachte 2] ) een dergelijk handgeschreven briefje aangetroffen over de eenmanszaak [bedrijf 5] . [44]
[medeverdachte 4] heeft tegenover de FIOD verklaard dat hij (in algemene zin) ook wel eens contact heeft gehad met [medeverdachte 1] en dat hij denkt dat de briefjes, die hij van [medeverdachte 2] kreeg, zijn geschreven door [medeverdachte 1] . [medeverdachte 2] heeft hem namelijk verteld dat [medeverdachte 1] de dingen regelde en hij weet dat [medeverdachte 1] een financiële achtergrond heeft. [45]
[medeverdachte 1] heeft tegenover de FIOD bevestigd dat het handschrift op voornoemd aangetroffen briefje van hem is. [46]
De verklaring van [medeverdachte 4] vindt eveneens steun in tapgesprekken tussen hem en [medeverdachte 2] : op basis van deze tapgesprekken kan worden vastgesteld dat beiden op meerdere momenten contact met elkaar hebben gehad over facturen. [47] [48] Ook de betrokkenheid van [medeverdachte 1] volgt uit deze tapgesprekken.
De betrokkenheid van [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] bij de valsheid in geschrifte kan in aanvulling daarop nog worden afgeleid uit de bij hen aangetroffen facturen.
Tussen de digitale gegevens, die zijn veiliggesteld tijdens de doorzoeking aan de [adres 5] in het onderzoek [bedrijf 1] VOF, heeft de FIOD bij [medeverdachte 1] een factuur aangetroffen van [bedrijf 12] van 19 december 2017 gericht aan [bedrijf 7] . Dit is een kopie van de (valse) factuur van [bedrijf 12] , die is gebruikt bij de onderbouwing van de onjuist ingediende belastingaangifte op naam van
[betrokkene 1] . Bij de doorzoeking aan de [adres 1] (het verblijfsadres van [medeverdachte 2] ) is deze factuur aangetroffen. [49] [medeverdachte 4] heeft over deze factuur expliciet verklaard dat hij deze factuur valselijk heeft opgemaakt. [50]
Bij de doorzoeking van de woning van [medeverdachte 1] is ook een factuur aangetroffen van [bedrijf 18] van 19 december 2017 gericht aan [bedrijf 13] . [51] Over deze factuur heeft [medeverdachte 4] eveneens verklaard dat hij deze valselijk heeft opgemaakt. [52]
Verdere betrokkenheid van [medeverdachte 1] bij de valse facturen volgt uit de op zijn telefoon aangetroffen foto’s van de bedrijfsnamen [bedrijf 18] , [bedrijf 19] en [bedrijf 20] die overeenkomen met de valselijk opgemaakte facturen die ten grondslag hebben gelegen aan een onjuiste ingediende belastingaangifte omzetbelasting op naam van [betrokkene 7] . [53]
Onjuist indienen aangiften omzetbelasting betrokken ondernemingen
[medeverdachte 1] is vervolgens overgegaan tot het indienen van onjuiste belastingaangiften. In de periode van 12 januari 2018 tot en met 17 december 2018 zijn de volgende aangiften omzetbelasting bij de Belastingdienst binnengekomen:
- [betrokkene 1] :
 startersaangifte periode 11 t/m 31 december 2017, ingekomen op 12 januari 2018; [54]
1e kwartaal 2018, digitaal ingekomen op 25 april 2018 via IP-adres [IP-adres 1]; [55]
- [betrokkene 2] :
 startersaangifte periode 11 t/m 31 december 2017, ingekomen op 16 januari 2018; [56]
1e kwartaal 2018, digitaal ingekomen op 13 juni 2018 via IP-adres [IP-adres 1]; [57]
- [betrokkene 3] :
 startersaangifte periode 12 t/m 31 december 2017, ingekomen op 30 januari 2018; [58]
1e kwartaal 2018, digitaal ingekomen op 25 april 2018 via IP adres [IP-adres 1]; [59]
- [betrokkene 6] :
  • 4e kwartaal 2017, digitaal ingekomen op 30 april 2018 via IP-adres [IP-adres 1];
  • 1e kwartaal 2018, digitaal ingekomen op 30 maart 2018 via IP-adres [IP-adres 1];
- [betrokkene 4] :
19 t/m 30 juni 2018, ingekomen op 29 augustus 2018; [61]
- [betrokkene 5] :
3e kwartaal 2018, digitaal ingekomen op 25 november 2018 via IP-adres [IP-adres 2]; [62]
- [betrokkene 7] :
 startersaangifte 12 t/m 30 september 2018, ingekomen op 17 december 2018. [63]
De hiervoor genoemde valse facturen hebben aan deze aangiften omzetbelasting ten grondslag gelegen. Dit heeft tot gevolg dat de aangiften niet juist zijn.
[medeverdachte 1] heeft verklaard dat hij de boekhouder was van [betrokkene 1] , [betrokkene 2] en [betrokkene 3] en dat hij de aangiften omzetbelasting voor deze personen heeft verzorgd. Hij kreeg van hen de inlogcodes voor het invullen en indienen van de aangiften omzetbelasting bij de Belastingdienst. [64] [medeverdachte 1] heeft bekend dat hij de aangiften over het 1e kwartaal van 2018 voor [betrokkene 1] en [betrokkene 3] heeft ingediend. [65] Over de startersaangifte van december 2017 van [betrokkene 1] heeft [medeverdachte 1] verklaard dat hij het formulier heeft ingevuld en dat
“het zo maar kan zijn dat hij de aangifte heeft opgestuurd”. [66]
Over de aangiften van [betrokkene 1] , [betrokkene 2] en [betrokkene 3] stelt de rechtbank vast dat de aangiften over het 1e kwartaal van 2018 digitaal zijn ingediend vanaf het IP-adres [IP-adres 1], welk IP-adres was geregistreerd op het adres [adres 5] te [plaats 2], het toenmalige woonadres van [medeverdachte 1] . [67] Uit digitaal sporenonderzoek bleek dat de aangiften zijn verzonden vanaf de laptop van [medeverdachte 1] . [68]
De rechtbank stelt vast dat de aangiften van [betrokkene 6] over het 4e kwartaal van 2017 en het
1e kwartaal van 2018 eveneens zijn ingediend vanaf het IP-adres [IP-adres 1]. [69] Uit digitaal sporenonderzoek bleek dat de aangiften zijn verzonden vanaf de laptop van [medeverdachte 1] . [70] [medeverdachte 1] heeft ook verklaard dat hij deze aangiften in opdracht van [betrokkene 6] heeft ingediend. [71]
Over de startersaangifte van [betrokkene 4] over juni 2018, die op papier is ingediend, heeft [medeverdachte 1] tegenover de FIOD verklaard dat hij niet meer precies weet wat hij voor [betrokkene 4] heeft gedaan. Hij heeft in ieder geval nieuwe wachtwoorden aangevraagd voor het indienen van aangiften omzetbelasting. [72]
Uit digitaal onderzoek is gebleken dat met de laptop van [medeverdachte 1] op 6, 7 en 14 juni 2018 meermalen is ingelogd op het e-mailaccount op naam van [betrokkene 4] . Ook is gebleken dat op 28 december 2018 een reeks inlogpogingen is gedaan op het persoonlijke domein van [betrokkene 4] bij de belastingomgeving via het IP-adres [IP-adres 3], welk IP-adres destijds was geregistreerd op naam van de vriendin van [medeverdachte 1] op hetzelfde woonadres als [medeverdachte 1] ([adres 5] te [plaats 2]). [73]
Verder blijkt uit sms-verkeer tussen verdachte en [medeverdachte 1] dat zij contact hebben gehad over onder meer post voor [betrokkene 4] . Bij bericht van 8 december 2018 deelt verdachte aan [medeverdachte 1] mede: “
[betrokkene 4] got a letter but again you have to send something.” [74] Dit sluit aan bij het verzoek van de Belastingdienst om de startersaangifte te onderbouwen.
[medeverdachte 1] heeft meermalen onder de valse naam ‘[alias 2]’ (zogenaamd werkzaam bij een administratiekantoor) gebeld met de Belastingdienst over belastingzaken van ‘zijn cliënt’ [betrokkene 4] . Op 5 december 2018 ging het gesprek over een teruggave omzetbelasting en op 22 januari 2019 ging het gesprek over het aanvragen van nieuwe inloggegevens. [75] Uit digitaal onderzoek blijkt dat op de Belastingdienst op 22 januari 2019 vanaf het e-mailadres [e-mailadres] een onderbouwing op deze aangifte heeft ontvangen. [76]
Uit digitaal onderzoek is gebleken dat op 19 juni 2018 vanaf de laptop van [medeverdachte 1] meermalen is ingelogd op een e-mailaccount van [betrokkene 5] . De aangifte omzetbelasting van [betrokkene 5] over het 3e kwartaal van 2018 is op 25 november 2018 ingediend via het IP-adres [IP-adres 4], welk IP-adres was geregistreerd op het adres [adres 6] te [plaats 2], het woonadres van de toenmalige buren van [medeverdachte 1] . [77]
Na indiening van de aangifte heeft [medeverdachte 1] in oktober en december 2018 meermalen
sms-contact gehad met verdachte over post op naam van [betrokkene 5] . [78]
Over de startersaangifte van [betrokkene 7] over september 2018, die op papier is ingediend, heeft [medeverdachte 1] verklaard dat hij en [betrokkene 7] bevriend zijn. [betrokkene 7] stond met zijn goedvinden op zijn woonadres (aan de [adres 5] te [plaats 2]) ingeschreven.
[medeverdachte 1] heeft verder verklaard dat hij het begeleidende briefje bij de ingediende startersaangifte [79] voor [betrokkene 7] heeft vertaald. [80]
Gelet op de rol van [medeverdachte 1] als boekhouder (zowel in dit onderzoek als in voorgaand onderzoek [bedrijf 1] VOF) en alles in onderling verband en samenhang bezien, stelt de rechtbank op grond van voornoemde bewijsmiddelen vast dat [medeverdachte 1] alle in de tenlastelegging opgenomen aangiften omzetbelasting heeft ingediend.
Het totale fiscale nadeel is door de FIOD berekend op een bedrag van € 297.451,10. [81]
De rechtbank zal op het berekende nadeel van [betrokkene 1] en [betrokkene 3] in mindering brengen het bedrag dat betrekking heeft op de factuur over het tijdvak december 2017. De rechtbank kan de valsheid van die facturen niet relateren aan de ingediende startersaangiften omzetbelasting. Het totale fiscale nadeel komt daarmee uit op een bedrag van € 273.168,89.
Bankgegevens en mutaties bankrekeningen
In het onderzoek [bedrijf 1] VOF heeft de FIOD op 26 juni 2018 de woning aan de [adres 1] (verblijfsadres [medeverdachte 2] ) doorzocht. Daar zijn drie brieven van de ING-bank met betrekking tot betaalpassen (gericht aan [betrokkene 1] , [betrokkene 2] en [betrokkene 3] ) aangetroffen in de daar geparkeerde auto van [medeverdachte 2] . De betaalpassen zijn niet aangetroffen. [82]
Op diezelfde dag heeft de FIOD de woning aan de [adres 5] (woning [medeverdachte 1] ) doorzocht, waarbij de smartphone van [medeverdachte 1] in beslag is genomen. Op deze telefoon zijn foto’s aangetroffen van de betaalpassen van de ING-bank op naam van
[betrokkene 1] , [betrokkene 2] en [betrokkene 3] met vermelding van de pincodes. [83] Tevens heeft de FIOD een bankpas aangetroffen op naam van [betrokkene 2] . [84]
Tijdens de doorzoeking aan de [adres 7] in [plaats 1] (verblijfsadres van [medeverdachte 2] ) heeft de FIOD vervolgens drie bankpassen aangetroffen op naam van [betrokkene 4] , [betrokkene 5] en [betrokkene 1] . [85]
De zogeheten TAN-codes voor de bankrekeningen van [betrokkene 1] en [betrokkene 2] bleken te zijn gekoppeld aan het telefoonnummer van [medeverdachte 1] . [86]
De FIOD heeft een geldstroomanalyse gemaakt van de bankmutaties. Hieruit kwam naar voren dat:
met de bankpas van [betrokkene 4] op 21 oktober 2018 tweemaal geld is opgenomen (totaal € 750,--);
met de bankpas van [betrokkene 5] in de periode van 26 september 2018 tot en met
24 oktober 2018 32 keer geld is opgenomen (totaal € 29.030,--);
met de bankpas van [betrokkene 1] in de periode van 11 april 2018 tot en met
18 oktober 2018 57 transacties hebben plaatsgevonden, te weten:
- 54 keer geldopname (totaal € 53.750,--);
- tweemaal geldstorting (totaal € 130,--);
- een betaling van € 65-,- bij de Kamer van Koophandel te Apeldoorn (op 19 juni 2018).
Deze geldopnames vinden vaak plaats op dezelfde dag, binnen een tijdsbestek van enkele seconden tot een maximum van vijf minuten, op dezelfde locatie, veelal via dezelfde geldautomaat. Dit patroon heeft zich herhaald in de periode van 12 april 2018 tot en met
21 oktober 2018. [87]
De ING-bank heeft logbestanden aan de FIOD ter beschikking gesteld. Na analyse hiervan heeft de FIOD vastgesteld dat betreffende de bankrekening ten name van:
  • [betrokkene 1] in de periode van 24 april 2018 tot 22 oktober 2018 in totaal 14 inlogsessies zijn geweest op "Mijn ING" via het IP-adres [IP-adres 1] (geregistreerd op het woonadres van [medeverdachte 1] );
  • [betrokkene 3] in de periode van 23 april 2018 tot 04 oktober 2018 in totaal 19 inlogsessies zijn geweest op "Mijn ING" via voornoemd IP-adres [IP-adres 1];
- [betrokkene 2] in de periode van 24 april 2018 tot 08 oktober 2018 in totaal 71 inlogsessies zijn geweest op "Mijn ING" via voornoemd IP-adres [IP-adres 1]. Daarbij is opgemerkt dat de girale transacties in de periode 14 september 2018 tot en met
27 september 2018 plaatsvonden direct na het inloggen vanaf het IP-adres [IP-adres 1];
- [betrokkene 5] in de periode van 03 oktober 2018 tot 23 oktober 2018 in totaal 5 inlogsessies zijn geweest op "Mijn ING" via het IP-adres [IP-adres 1]. [88]
Van een geldopname van de bankrekening van [betrokkene 1] op 2 oktober 2018 om 01:39:34 uur zijn camerabeelden verkregen. [89] Op een foto van de camerabeelden is een persoon te zien, waarop [medeverdachte 1] [medeverdachte 2] herkent. [90] , [91] [medeverdachte 2] heeft diezelfde nacht om 2.21 uur een WhatsApp bericht gestuurd aan [medeverdachte 1] met de tekst:
“ Yo man de ene is leeg en ben nu pas thuis dat je het ff weet.” [92]
Op 25 september 2018 is vanaf de bankrekening van [betrokkene 2] een bedrag van € 2.500,-- overgeboekt naar [rekeningnummer 1] ten name van incassokantoor [bedrijf 21] B.V. onder vermelding van dossiernummer [nummer 1]. [93] Uit opgevraagde gegevens bij [bedrijf 21] B.V. blijkt dat dit dossiernummer ziet op een vordering op [bedrijf 1] VOF, althans op [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] als haar vennoten. [94]
Op 9 oktober 2018 is vanaf de bankrekening van [betrokkene 5] een bedrag van € 1.300,-- overgeboekt naar [rekeningnummer 2] ten name van [bedrijf 22] onder vermelding van dossiernummer [nummer 2]. [95] Uit opgevraagde gegevens bij [bedrijf 22] blijkt dat dit dossiernummer ziet op een vordering op [bedrijf 1] VOF, althans op [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] als haar vennoten. [96]
Vergoeding
Uit het dossier is af te leiden dat verdachte, [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4] een vergoeding hebben ontvangen dan wel een vergoeding voor hun werkzaamheden was beloofd door [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 1] .
[medeverdachte 3] heeft over het ontvangen van een vergoeding verklaard:
"
Ik heb € 2.000 van [medeverdachte 1] gehad. lk heb € 1.600 overgemaakt naar die Polen via
Western Union en € 400 heb ik zelf gehouden, hier had ik het ook al eerder over. Dit was
voor door mij gemaakte onkosten. lk heb ook een keer € 1.000 gekregen van [medeverdachte 2] en dat
heb ik via Western Union overgemaakt naar Polen. Dit was in juni 2018." [97]
Daarnaast is uit meerdere tapgesprekken tussen [medeverdachte 3] en [medeverdachte 1] af te leiden dat zij hebben gesproken over het verdelen van geld
.In een telefoongesprek van 12 juni 2018 om 11:52 uur (in onderzoek [bedrijf 1] VOF) wordt het volgende besproken:
[medeverdachte 3] : “(…) lk kan elke week een regelen [medeverdachte 1], elke week maar ik moet het (onverstaanbaar) hier duidelijk hebben want jij had het gisteren over drie personen. lk weet niet welke drie personen je dan bedoelt.”
[medeverdachte 1] : “Jij, ik en [medeverdachte 2] ”
[medeverdachte 3] : “Jij en [medeverdachte 2] is toch één en ik en [naam 1] is toch ook één dan?”
[medeverdachte 1] : “maar kwa personen bedoel”
[medeverdachte 3] : “maar als je dan gaat delen, ik wil dat het gewoon duidelijk is weet je”
[medeverdachte 1] : “natuurlijk natuurlijk, maar door ik spreek [medeverdachte 2] ook vanmiddag dan gaan we dit ook bespreken (…)”
[medeverdachte 3] : “[naam 1] zegt ook [naam 2] je heb zoveel gekregen maar ik dacht dat ik meer zou krijgen er gaat 4200 naar jullie toe en ik hou er vier en dat er niet meer kwam. (…)" [98]
Uit andere tapgesprekken tussen [medeverdachte 3] en [medeverdachte 1] is af te leiden dat [medeverdachte 3] zich bedrogen voelt, omdat zonder zijn wetenschap gelden zijn opgenomen en de bankrekening leeg is. Zo zegt [medeverdachte 3] in een telefoongesprek van 12 december 2018 om 18:07 uur dat er dertig rooitjes zijn uitbetaald en hij daar niks van weet. [medeverdachte 3] zegt:
"Dus ga me dan weer niet die truc toegooien dat we het niet gaan delen"
[medeverdachte 1] zegt vervolgens:
"natuurlijk gaan we dat delen". [99]
In een tapgesprek van 12 december 2018 om 18:18 uur zegt [medeverdachte 1] :
“En net wat ik zeg, iedereen krijgt gewoon netjes zijn deel, ook van die eerste
nog of weet ik veel wat. En jij ook…”
[medeverdachte 3] zegt verderop in het gesprek:
“lk wil het gewoon deze week afgehandeld hebben en gewoon me deel hebben,
weet je. dat is gewoon heel logisch, dat is gewoon heel normaal.”
En:
“Het moet gewoon deze week afgehandeld worden en en en het moet gewoon normaal verdeeld worden allemaal. Niet dat eentje daarmee rond loopt weet je, dat dat kan niet, dat kan gewoon niet." [100]
In een tapgesprek van 15 december 2018 om 17:22 uur zegt [medeverdachte 3] tegen [medeverdachte 1] :
" Ik wil gewoon mijn deel hebben. Het is uitbetaald, dan moet je gewoon toch een deel hebben het is uitbetaald toch?” [101]
Verdachte heeft ook met [medeverdachte 1] gebeld over het ontvangen van een vergoeding. In een
telefoongesprek van 8 december 2018 om 16:59 uur vraagt verdachte aan [medeverdachte 1] hoe lang het nog duurt voordat hij geld ziet. [102]
Verdachte is door de FIOD gevraagd waarom hij hiernaar had gevraagd. Verdachte heeft hierop geantwoord: “
Omdat [medeverdachte 1] had gezegd dat ik geld zou ontvangen, als ik die mensen zou regelen. Als ik die mensen geregeld had, dan zou hij vertellen hoe lang het zou duren voordat ik geld zou ontvangen.” [103]
Ter zitting heeft verdachte hierover bevestigd dat hij € 2.000,-- zou ontvangen voor het overhandigen van brieven aan [medeverdachte 1] . [104]
[medeverdachte 4] heeft over het ontvangen van een vergoeding tegenover de FIOD verklaard: "
lk heb nooit maar dan ook nooit geld gekregen om deze facturen te vervalsen. lk zou het geld terugkrijgen van mijn handel die ik aan hen verkocht had. Dit ging om ongeveer €2.500." [105]
3.4.2.
Conclusie
De rechtbank dient de vraag te beantwoorden of verdachte deel heeft genomen aan de criminele organisatie die kort weergegeven tot oogmerk had het plegen van belastingfraude en valsheid in geschrifte. Van deelneming aan een organisatie als bedoeld in artikel 140 van het Wetboek van Strafrecht (verder: Sr) kan slechts dan sprake zijn, indien de verdachte behoort tot een samenwerkingsverband en een aandeel heeft in, dan wel ondersteunt, gedragingen die strekken tot of rechtstreeks verband houden met de verwezenlijking van het in dat artikel bedoelde oogmerk.
Niet is vereist dat verdachte heeft samengewerkt of bekend was met alle deelnemers van de organisatie. De rechtbank verwerpt dan ook het verweer van de verdediging op dat punt.
Gelet op hetgeen hiervoor is uiteengezet, kan zonder meer worden vastgesteld dat er sprake was van een duurzaam en gestructureerd samenwerkingsverband dat tot doel had om belastingfraude mogelijk te maken. Om dat doel te bewerkstelligen werden binnen het samenwerkingsverband facturen valselijk opgemaakt in verband met schijnwerkzaamheden, welke facturen gebruikt werden om onjuiste aangiften omzetbelasting te doen en voorbelasting uitbetaald te krijgen, zonder dat – uiteindelijk – de verschuldigde omzetbelasting werd afgedragen. Hierbij werd gebruik gemaakt van wisselende samenstellingen.
Binnen dit samenwerkingsverband was sprake van een zekere taakverdeling. De initiators waren [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] . Zij hadden een aansturende rol. Zij beheerden de financiën. [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] gaven de opdrachten (zoals mee te gaan met afspraken van de katvangers bij de Kamer van Koophandel en/of de bank, het aanleveren van post en het opstellen van valse facturen), maakten afspraken met de overige leden over een vergoeding en hebben [medeverdachte 3] tweemaal een vergoeding uitbetaald.
[medeverdachte 1] fungeerde voornamelijk als boekhouder en contactpersoon richting de Belastingdienst en diende de onjuiste aangiften omzetbelasting in. [medeverdachte 2] stuurde
[medeverdachte 4] aan en instrueerde [medeverdachte 3] en verdachte met betrekking tot de katvangers.
[medeverdachte 4] stelde de valse facturen op die zijn gebruikt bij de belastingfraude.
[medeverdachte 3] en verdachte hielden zich bezig met het werven van katvangers en het fungeren als tolk. Daarnaast traden zij op als doorgeefluik van de post aan katvangers van de bank en/of de Belastingdienst aan [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 1] . Zij ontvingen hiertoe opdrachten van [medeverdachte 2] en van [medeverdachte 1] .
De rechtbank is op grond van het voorgaande van oordeel dat verdachte een aandeel heeft gehad in gedragingen die strekten tot/verband hielden met de verwezenlijking van het binnen de criminele organisatie bestaande oogmerk.
In tegenstelling tot de verdediging is de rechtbank eveneens van oordeel dat verdachte wist dat de organisatie het oogmerk had het plegen van misdrijven. De rechtbank leidt zijn wetenschap onder meer af uit zijn betrokkenheid bij katvanger [betrokkene 5] . [betrokkene 5] wist van verdachte dat er belastingaangifte moest worden gedaan en wist dat er twee facturen gemaakt moesten worden.
Verder acht de rechtbank van belang eerder genoemd tapgesprek tussen verdachte en [medeverdachte 1] met de vraag van verdachte hoe lang het nog duurt voordat hij geld ziet.
Ook het tapgesprek tussen verdachte en [medeverdachte 1] van 5 december 2018 acht de rechtbank veelzeggend. In dit gesprek hebben ze het over ‘bills’ en zegt [medeverdachte 1] onder meer:
“Another question..now we are in December.if you want to make quick money, if you can arrange a couple of guys more this month..than maybe everything can be arranged in januar maximum februar, than you have a lot of money (…) Then you have seven and if they pay it in januari..you know what I mean…than we can laugh.”
Verdachte antwoordt:
“okee okee.. so I waiting for the post about [betrokkene 4] and I give information.”
Waarop [medeverdachte 1] reageert:
“if you can try it, four or five people more. (…) I know you have two, but if you have four or five people than it’s more uhh..funnier.”
Verdachte antwoordt: “yeah, yeah I know.”
De rechtbank verwerpt dan ook het verweer van de verdediging.
De rechtbank acht bewezen dat verdachte heeft deelgenomen aan een organisatie als bedoeld in artikel 140 Sr.

4.De bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de opgegeven bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat:
hij in de periode van 9 oktober 2017 tot en met 28 januari 2019 in Nederland,
heeft deelgenomen aan een organisatie, zijnde een samenwerkingsverband tussen hem, verdachte, en [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4] , al dan niet in wisselende samenstelling, welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, te weten:
- valsheid in geschrifte (art. 225 Sr) en,
- het opzettelijk doen van onjuiste en/of onvolledige aangiften omzetbelasting (art. 69 lid 2 AWR).
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

5.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is strafbaar gesteld in artikel 140 Sr. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezen verklaarde levert op:
het misdrijfdeelneming aan een organisatie die tot het oogmerk heeft het plegen van misdrijven.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezen verklaarde feit.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte wordt veroordeeld tot een geldboete van
€ 10.000,--, subsidiair 85 dagen hechtenis, waarbij rekening is gehouden met de overschrijding van de redelijke termijn.
7.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht tot oplegging van een (voorwaardelijke) geldboete, mede gelet op de forse overschrijding van de redelijke termijn en het vaste dienstverband van verdachte.
7.3.
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan deelneming aan een criminele organisatie.
Hij en de andere deelnemers van de criminele organisatie zijn daarbij zeer geraffineerd te werk gegaan. Binnen de criminele organisatie was het de taak van verdachte om katvangers te werven en te fungeren als tolk. Daarnaast trad hij op als doorgeefluik van de post.
Verdachte en medeverdachten hebben door op deze wijze te handelen de Belastingdienst bewogen om ten onrechte gemeenschapsgeld aan hen uit te keren. Het fiscale nadeel is berekend op een bedrag van € 273.168,89. De organisatie heeft misbruik gemaakt van het vertrouwen dat ten grondslag ligt aan het systeem van omzetbelasting. Door zijn rol heeft verdachte een belangrijke bijdrage hieraan geleverd. De rechtbank rekent dit alles verdachte zwaar aan. De goede werking van het belastingsysteem staat of valt immers met de betrouwbaarheid, juistheid en volledigheid van aangiften. Daarnaast wordt de gemeenschap door belastingfraude benadeeld, omdat de Staat der Nederlanden inkomsten ten behoeve van het algemeen nut misloopt. Dit leidt tot verzwaring van de belastingdruk bij andere belastingbetalers en draagt bij aan het ondermijnen van de belastingmoraal.
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie betreffende verdachte van 18 oktober 2023. Hieruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld.
Verdachte is op 28 januari 2019 in verzekering gesteld. Op die datum is de redelijke termijn gaan lopen. Hij had uiterlijk twee jaren later, in januari 2021, een vonnis mogen verwachten. Deze termijn is ten tijde van het uitspreken van dit vonnis overschreden met ruim drie jaren.
Normaal gesproken rechtvaardigt de rol van verdachte oplegging van een taakstraf, maar gelet op de forse overschrijding van de redelijke termijn acht de rechtbank deze strafmodaliteit niet (meer) passend en zal zij een geldboete als uitgangspunt nemen. Daarbij heeft de rechtbank tevens gekeken naar de straffen die de rechtbank aan de medeverdachten heeft opgelegd. De strafeis van een geldboete ter hoogte van € 10.000,-- acht de rechtbank alleszins redelijk.
Alles afwegend acht de rechtbank een geldboete van € 10.000,-- passend en geboden, met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering heeft doorgebracht. De rechtbank waardeert iedere dag of gedeelte van de dag die verdachte in verzekering heeft doorgebracht op € 50,--.

8.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op het hiervoor genoemde wetsartikel. Daarnaast berust deze beslissing op artikel 23 en 24c Sr.

9.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
het misdrijfdeelneming aan een organisatie die tot het oogmerk heeft het plegen van misdrijven;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt de verdachte tot betaling van
een geldboete van € 10.000,-- (tienduizend) euro;
- beveelt dat bij niet volledige betaling en verhaal van de geldboete, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 85
(vijfentachtig) dagen;
- bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering heeft doorgebracht, op de geldboete in mindering zal worden gebracht, waarbij als maatstaf geldt dat voor elke dag doorgebracht in verzekering
€ 50,-- (vijftig)per dag aftrek plaatsvindt.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.H.W.R. Orriëns-Schipper, voorzitter, en mr. H. Stam en mr. M.S. de Waard, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.M. Broeks, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 1 februari 2024.
Mr. Stam is niet in de gelegenheid om dit vonnis te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s zijn dit pagina’s uit het dossier van de FIOD/ Belastingdienst met nummer 63797 (onderzoek [medeverdachte 1] ). Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
2.Een geschrift, zijnde een notitie, pagina 1189 (DOC-047).
3.Het proces-verbaal van verhoor van [medeverdachte 2] d.d. 6 februari 2019, pagina 756 (V-002-05).
4.Het proces-verbaal van verhoor van [medeverdachte 4] d.d. 27 maart 2019, pagina 866 (V-012-02).
5.Het proces-verbaal van verhoor van [medeverdachte 4] d.d. 28 maart 2019, pagina 879 (V-012-04).
6.Het proces-verbaal van verhoor van [medeverdachte 3] d.d. 28 januari 2019, pagina’s 791-793 en 796 (V-008-01).
7.Het proces-verbaal van verhoor van [medeverdachte 3] d.d. 28 januari 2019, pagina 801 (V-008-02).
8.Het proces-verbaal van verhoor van verdachte, d.d. 28 januari 2019, pagina 829 (V-009-01) en d.d. 28 januari 2019, pagina 835 (V-009-02).
9.De processen-verbaal van verhoor van [medeverdachte 1] d.d. 28 januari 2019, pagina’s 696-697 (V-001-01) en d.d. 28 januari 2019, pagina’s 702-703 (V-001-02).
10.De processen-verbaal van verhoor van [medeverdachte 3] d.d. 28 januari 2019, pagina 793 (V-008-01) en d.d. 29 januari 2019, pagina 804 (V-008-03).
11.Processen-verbaal van verhoor van verdachte d.d. 28 januari 2019, pagina 830 (V-009-01) en d.d. 29 januari 2019, pagina’s 839-840 (V-009-03).
12.Processen-verbaal van verhoor van verdachte d.d. 28 januari 2019, pagina 830 (V-009-01) en d.d. 29 januari 2019, pagina’s 839-840 (V-009-03).
13.Een geschrift, zijnde een tapgesprek van 19 juni 2018, pagina 1245 (DOC-066).
14.Een geschrift, zijnde een tapgesprek van 5 december 2018 tussen [medeverdachte 1] en verdachte, pagina 1134 (DOC-026).
15.Het proces-verbaal van verhoor van [betrokkene 4] d.d. 5 februari 2019, pagina’s 779 en 782 (V-007-01).
16.Het proces-verbaal van verhoor van [betrokkene 5] d.d. 8 april 2019, pagina’s 848 en 850 (V-011-01).
17.Een geschrift, zijnde een WhatsApp gesprek, pagina’s 1082-1086 (DOC-008).
18.Geschriften, zijnde tapgesprekken van 19 juni 2018, pagina’s 1245-1246 (DOC-066 en DOC-067).
19.Een geschrift, zijnde een WhatsApp gesprek, pagina’s 1206-1214 (DOC-056).
20.Een geschrift, zijnde een WhatsAppgesprek, pagina’s 1218-1219 (DOC-058).
21.Een geschrift, zijnde een WhatsAppgesprek, pagina’s 1198-1199 (DOC-053).
22.Een geschift, zijnde sms-berichten afkomstig van de telefoon van verdachte, pagina’s 1388-1392 (DOC-139).
23.Een geschrift, zijnde een WhatsAppgesprek, pagina 1200 (DOC-054).
24.Het proces-verbaal van verhoor van [medeverdachte 1] d.d. 29 januari 2019, pagina 709 (V-001-03).
25.Een geschrift, zijnde een Kamer van Koophandel-uittreksel van [betrokkene 1] van 14 november 2018 , pagina 1312 (DOC-103).
26.Een geschrift, zijnde een Kamer van Koophandel-uittreksel van [bedrijf 4] van 29 januari 2019 , pagina 1310 (DOC-102).
27.Een geschrift, zijnde de bijlage bij de ambtsedige verklaring omzetbelasting d.d. 26 november 2018, pagina 1150 (DOC-035).
28.Een geschrift, zijnde een Kamer van Koophandel-uittreksel van [betrokkene 1] van 11 februari 2019, pagina 1309 (DOC-101).
29.Een geschrift, zijnde een Kamer van Koophandel-uittreksel van [bedrijf 23] van 11 februari 2019, pagina 1306 (DOC-099).
30.Een geschrift, zijnde een Kamer van Koophandel-uittreksel van [bedrijf 6] van 29 januari 2019, pagina 1295 (DOC-092).
31.Een geschrift, zijnde een Kamer van Koophandel-uittreksel van [bedrijf 17] van 26 februari 2019 , pagina 1328 (DOC-107).
32.Een geschrift, zijnde een Kamer van Koophandel-uittreksel van Klussenbedrijf [bedrijf 8] van 26 februari 2019, pagina 1327 (DOC-106).
33.Een geschrift, zijnde een factuur van [bedrijf 9] B.V aan [bedrijf 7] , pagina 1067 (DOC-004a).
34.Een geschrift, zijnde een factuur van [bedrijf 10] - en [bedrijf 11] B.V. aan [bedrijf 10] en [bedrijf 11] [betrokkene 2] , pagina 1059 (DOC-002c).
35.Een geschrift, zijnde een factuur van [bedrijf 12] B.V. aan [bedrijf 13] , pagina 1061 (DOC-003a).
36.Een geschrift, zijnde een factuur van [bedrijf 14] B.V. aan [betrokkene 6] , pagina 1045 (DOC-001a).
37.Een geschrift, zijnde een factuur van [bedrijf 15] B.V. aan [bedrijf 6] , pagina 1074 (DOC-005).
38.Een geschrift, zijnde een factuur van [bedrijf 16] B.V. aan [bedrijf 17] , pagina 1323 (DOC-105c).
39.Een geschrift, zijnde een factuur [bedrijf 18] B.V. aan [bedrijf 8] , pagina 1292 (DOC-091a).
40.Het proces-verbaal van verhoor van [medeverdachte 4] d.d. 27 maart 2019, pagina 862 (V-012-02).
41.Het overzichtsproces-verbaal d.d. 3 juni 2019, pagina’s 49-55 (ZD-01).
42.Het proces-verbaal van verhoor van [medeverdachte 4] d.d. 27 maart 2019, pagina 862 (V-012-02).
43.Het proces-verbaal van verhoor van [medeverdachte 4] d.d. 27 maart 2019, pagina 863 (V-012-02).
44.Een geschrift, zijnde een notitie met betrekking tot [bedrijf 5] , pagina 1113 (DOC-018) en het aanvangsproces-verbaal d.d. 22 oktober 2018, pagina’s 441-443 (AMB-001).
45.Het proces-verbaal van verhoor van [medeverdachte 4] d.d. 27 maart 2019, pagina 867 (V-012-02).
46.Het proces-verbaal van verhoor van [medeverdachte 1] d.d. 28 januari 2019, pagina 695 (V-001-01).
47.Geschriften, zijnde uitgewerkte tapgesprekken d.d. 9 en 11 juni 2018, pagina’s 1334-1337 (DOC-110, DOC-111, DOC-112, DOC-113).
48.Geschriften, zijnde uitgewerkte tapgesprekken d.d. 11 en 12 juni 2018, pagina’s 1338-1340 (DOC-114, DOC-115, DOC-116).
49.Het overzichtsproces-verbaal d.d. 27 mei 2019, pagina’s 82-83 (ZD-02).
50.Het proces-verbaal van verhoor van [medeverdachte 4] d.d. 27 maart 2019, pagina 866 (V-012-02).
51.Het overzichtsproces-verbaal d.d. 27 mei 2019, pagina 88 (ZD-02).
52.Het proces-verbaal van verhoor van [medeverdachte 4] d.d. 27 maart 2019, pagina’s 864-865 (V-012-02).
53.Het overzichtsproces-verbaal d.d. 27 mei 2019, pagina 109 (ZD-02).
54.Een geschrift, zijnde de ambtsedige verklaring omzetbelasting van 16 november 2018, pagina’s 1103-1105 (DOC-014).
55.Een geschrift, zijnde de ambtsedige verklaring omzetbelasting van 26 november 2018, pagina’s 1163-1170 (DOC-037).
56.Een geschrift, zijnde de ambtsedige verklaring omzetbelasting van 16 november 2018, pagina’s 1100-1102 (DOC-013).
57.Een geschrift, zijnde de ambtsedige verklaring omzetbelasting van 26 november 2018, pagina’s 1149-1155 (DOC-035).
58.Een geschrift, zijnde de ambtsedige verklaring omzetbelasting van 16 november 2018, pagina’s 1106-1108 (DOC-015).
59.Een geschrift, zijnde de ambtsedige verklaring omzetbelasting van 26 november 2018, pagina’s 1156-1162 (DOC-036).
60.Een geschrift, zijnde de ambtsedige verklaring omzetbelasting van 26 november 2018, pagina’s 1118-1127 (DOC-022).
61.Een geschrift, zijnde de ambtsedige verklaring omzetbelasting van 16 november 2018, pagina’s 1109-1111 (DOC-016).
62.Een geschrift, zijnde de ambtsedige verklaring omzetbelasting van 18 februari 2019, pagina’s 1313-1319 (DOC-104).
63.Een geschrift, zijnde de ambtsedige verklaring omzetbelasting van 29 januari 2019, pagina’s 1265-1267 (DOC-083).
64.Het proces-verbaal van verhoor van [medeverdachte 1] d.d. 28 januari 2019, pagina 702 (V-001-02).
65.Het proces-verbaal van verhoor van [medeverdachte 1] d.d. 28 januari 2019, pagina 705 (V-001-02) en het proces-verbaal van verhoor van [medeverdachte 1] d.d. 7 februari 2019, pagina 728 (V-001-06).
66.Het proces-verbaal van verhoor van [medeverdachte 1] d.d. 28 januari 2019, pagina 705 (V-001-02).
67.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 22 oktober 2018, pagina 437 (AMB-001).
68.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 25 april 2016, pagina’s 623-624 (AMB-033).
69.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 22 oktober 2018, pagina 437 (AMB-001).
70.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 25 april 2016, pagina’s 624-625 (AMB-033).
71.Het proces-verbaal van verhoor van [medeverdachte 1] d.d. 28 januari 2019, pagina 694 (V-001-01).
72.Het proces-verbaal van verhoor van [medeverdachte 1] d.d. 7 februari 2019, pagina 733 (V-001-06).
73.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 25 april 2016, pagina’s 625-626 (AMB-033).
74.Een geschrift, een uitdraai van sms-berichten uit de telefoon van verdachte, pagina 1389 (DOC-139).
75.Geschriften, zijnde de uitwerking van een tapgesprek d.d. 5 december 2018, pagina’s 1131-1133 (DOC-025) en de uitwerking van een tapgesprek d.d. 22 januari 2019, pagina 1250 (DOC-070).
76.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 25 april 2016, dossier [medeverdachte 1] , pagina 626 (AMB-033).
77.Een geschrift, zijnde een afdrukrapport van het Centraal Informatiepunt Onderzoek Telecommunicatie van het Ministerie van Justitie en Veiligheid, pagina 161 (BOB-007a) en het proces-verbaal van bevindingen d.d. 25 april 2016, pagina 626 (AMB-033).
78.Een geschrift, een uitdraai van sms-berichten uit de telefoon van verdachte, pagina’s 1389-1391 (DOC-139).
79.Een geschrift, zijnde een brief d.d. 12 januari 2019, pagina 1268 (als bijlage gevoegd bij DOC-083).
80.Het proces verbaal van verhoor van [medeverdachte 1] d.d. 7 februari 2019, pagina 736 (V-001-06).
81.Geschriften, zijnde nadeelberekeningen van de Belastingdienst van 20 mei 2019, pagina’s 1431-1436 (DOC-152a t/m 152f), en van 24 mei 2019, pagina 1437 (DOC-152g).
82.Het aanvangsproces-verbaal d.d. 22 oktober 2018, pagina 441 (AMB-001).
83.Het proces-verbaal d.d. 29 januari 2019, pagina 462 (AMB-005).
84.Het overzichtsproces-verbaal d.d. 27 mei 2019, pagina 93 (ZD-02).
85.Het overzichtsproces-verbaal d.d. 3 juni 2019, pagina 40 (ZD-01).
86.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 29 januari 2019, pagina 464 (AMB -0005).
87.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 30 januari 2019, pagina’s 530-531 (AMB-014).
88.Het proces-verbaal van bevindingen, d.d. 29 januari 2019, pagina’s 464-465 (AMB-005).
89.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 30 januari 2019, pagina’s 531 en 535 (AMB-014) en het proces-verbaal van bevindingen d.d. 8 januari 2019, pagina’s 472-478 (AMB-007).
90.Een geschrift, zijnde een foto van een persoon bij een geldautomaat, pagina 1145 (DOC-032).
91.Het proces-verbaal van verhoor van [medeverdachte 1] , d.d. 29 januari 2019, pagina 711 (V-001-03).
92.Een geschrift, zijnde een Whatsappgesprek, pagina 1240 (DOC-062).
93.Het overzichtsproces-verbaal d.d. 27 mei 2019, pagina 93 (ZD-02) en een geschrift, zijnde een rekeningafschrift, pagina 1416 (DOC-145).
94.Het overzichtsproces-verbaal van 3 juni 2019, pagina 15 (O-PV) en een geschrift, zijnde een brief van 2 februari 2018 van [bedrijf 21] B.V. met bijlagen, pagina’s 1408-1417 (DOC-145).
95.Het overzichtsproces-verbaal d.d. 27 mei 2019, pagina 105 (ZD-02).
96.Het overzichtsproces-verbaal van 3 juni 2019, pagina 15 (O-PV) en een geschrift, zijnde een
97.Het proces-verbaal van verhoor van [medeverdachte 3] d.d. 29-01-2019, pagina 808 (V-008-03).
98.Een geschift, zijnde een tapgesprek, pagina’s 1242-1243 (DOC-064).
99.Een geschrift, zijnde een tapgesprek, pagina’s 1136-1137 (DOC-027).
100.Een geschrift, zijnde een tapgesprek, pagina 1139 (DOC-028).
101.Een geschrift, zijnde een tapgesprek, pagina 1142 (DOC-030).
102.Een geschrift, zijnde een tapgesprek, pagina’s 1171-1172 (DOC-039).
103.Het proces-verbaal van verhoor van verdachte d.d. 28 januari 2019, pagina 835 (V-009-02).
104.De verklaring van verdachte ter terechtzitting, zoals opgenomen in het proces-verbaal van de zitting van 6 december 2023.
105.Het proces-verbaal van verhoor van [medeverdachte 4] d.d. 27 maart 2019, pagina 863 (V-012-02).