3.3Het oordeel van de rechtbank
Redengevende feiten en omstandigheden
Op grond van de inhoud van het dossier en de behandeling ter terechtzitting stelt de rechtbank het volgende vast.
Nadat eerder op de avond van 25 mei 2022 in het centrum van Enschede sprake is geweest van een confrontatie tussen [slachtoffer 1] (hierna [slachtoffer 1] ) en [medeverdachte] (hierna de zoon van verdachte), liepen kort voor middernacht [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] (hierna [slachtoffer 2] ), [slachtoffer 3] [slachtoffer 4] (hierna [slachtoffer 3] [slachtoffer 4] ) en een onbekend gebleven persoon over de Noorderhagen in Enschede. Verdachte was op dat moment aanwezig in het pand aan de Noorderhagen waarin [locatie 1] is gevestigd. De zoon van verdachte, die zijn vader had gebeld over de confrontatie, kwam op dat moment aan bij [locatie 1] en wees het viertal aan als de personen die hem eerder die avond geslagen hadden.
Het viertal enerzijds en verdachte en zijn zoon anderzijds liepen elkaar tegemoet. De zoon van verdachte riep (en gebaarde) in de richting van het viertal dat zij moesten komen. Hierna liepen verdachte en zijn zoon gezamenlijk op het stilstaande viertal af. Verdachte had een schaar in zijn hand die hij aan het viertal toonde en waarmee hij wuivende gebaren maakte. Vervolgens richtte hij de schaar op [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] [slachtoffer 4] en bleef deze op hen gericht houden. De zoon van verdachte liep eerst [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] [slachtoffer 4] voorbij richting [slachtoffer 1] en de vierde persoon. Buiten het beeld van de camera speelt zich een situatie af waardoor [slachtoffer 1] en de vierde persoon lijken te schrikken. Verdachte en zijn zoon bewogen zich vervolgens tegelijkertijd richting [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] [slachtoffer 4] . De zoon van verdachte pakte het vuurwapen dat hij bij zich droeg en vuurde al rennend gericht op hen. Hierna vertrok de zoon van verdachte in de richting waar hij vandaan kwam. Terwijl [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] [slachtoffer 4] zich terugtrokken in de richting waar zij in eerste instantie vandaan kwamen, bleef verdachte achter hen aanlopen en maakte hij bewegingen in hun richting met de schaar in zijn hand. Uiteindelijk liep ook verdachte weg in de richting waar hij oorspronkelijk vandaan kwam.
Door de politie die ter plaatse kwam, is een kogelpunt aangetroffen op de Noorderhagen. Ook zijn er ter plaatse drie bloeddruppels aangetroffen waarvan het DNA-profiel overeenstemt met dat van [slachtoffer 2] . Bij het doen van aangifte heeft [slachtoffer 1] aan de politie een kogelpunt overhandigd die is blijven hangen in de jas die hij tijdens het incident droeg. De rechtbank concludeert op basis van de ter plaatse aangetroffen kogelpunt en bloeddruppels en de aan de politie overhandigde kogelpunt dat de zoon van verdachte in ieder geval twee keer met het wapen gericht heeft geschoten. Door de forensische opsporing is geconcludeerd dat het wapen zeer waarschijnlijk een revolver is geweest.
-
Bedreiging
De rechtbank stelt voorop dat voor een bewezenverklaring van bedreiging in de zin van artikel 285 van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) is vereist dat de bedreigde daadwerkelijk op de hoogte is geraakt van de bedreiging en de bedreiging van dien aard is en onder zodanige omstandigheden is geschied dat bij de bedreigde in redelijkheid de vrees kon ontstaan dat hij het leven zou kunnen verliezen dan wel zwaar lichamelijk letsel zou kunnen oplopen, en dat het opzet van de verdachte daarop was gericht.
De rechtbank is van oordeel dat zowel het ten laste gelegde tonen en richten van de schaar door verdachte als het ter hand nemen en afvuren van het vuurwapen door zijn zoon bedreigingen in de zin van artikel 285 Sr zijn. De rechtbank stelt vast dat verdachte en zijn zoon samen richting het viertal liepen en hen op korte afstand zijn genaderd. De zoon van verdachte had een vuurwapen in zijn hand en heeft -in elk geval- tweemaal gericht geschoten en verdachte had op dat moment een schaar vast en maakte zwaaiende bewegingen richting het viertal. Ook nadat de schoten zijn gelost door zijn zoon en de zoon lijkt weg te lopen, loopt verdachte nogmaals op [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] [slachtoffer 4] af met de schaar op hen gericht en maakt hij hiermee zwaaiende bewegingen.
De rechtbank is van oordeel dat daardoor bij [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] [slachtoffer 4] en een onbekend gebleven persoon de vrees kon ontstaan dat zij het leven zouden kunnen verliezen dan wel zwaar lichamelijk letsel zouden kunnen oplopen.
-
Medeplegen
De rechtbank stelt voorop dat de betrokkenheid aan een strafbaar feit als medeplegen kan worden bewezenverklaard wanneer is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking.
Uit het dossier en het onderzoek ter terechtzitting leidt de rechtbank met betrekking tot de betrokkenheid van verdachte bij het tenlastegelegde het volgende af.
Verdachte en zijn zoon waren voorafgaand aan de bedreiging samen en verdachte was op de hoogte gebracht van de confrontatie die zich vlak daarvoor tussen zijn zoon en [slachtoffer 1] had afgespeeld. Zij zijn samen naar buiten gegaan en hebben de confrontatie opgezocht met [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] [slachtoffer 4] en een onbekend gebleven persoon. Verdachte en zijn zoon bleven tijdens de bedreiging dicht bij elkaar en liepen gelijktijdig naar dezelfde slachtoffers en naderden hen op korte afstand. Verdachte heeft hierbij zichtbaar een schaar in zijn hand vast en richt dit op voornoemd viertal. De zoon van verdachte heeft een revolver in zijn hand genomen en heeft dat wapen gericht op [slachtoffer 1] en de trekker van dat wapen overgehaald, hij heeft daarna met dit wapen ook op [slachtoffer 2] gericht en in zijn richting geschoten. Verdachte distantieerde zich niet van de situatie, zelfs nadat op de beelden te zien is dat zijn zoon vlak naast hem een revolver afvuurt. Verdachte maakt daarna nog met zijn schaar wuivende bewegingen richting [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] [slachtoffer 4] waarna hij vertrekt in dezelfde richting die zijn zoon is opgegaan. Gelet op de gelijktijdige aanwezigheid van verdachte en zijn zoon op de plaats delict, de intensiteit van de samenwerking en de gezamenlijke uitvoering, gericht tegen dezelfde personen, als ook het zich niet terugtrekken of distantiëren door verdachte, is de rechtbank van oordeel dat sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en zijn medeverdachte die in de kern bestaat uit een gezamenlijke uitvoering. Daarmee acht de rechtbank het tenlastegelegde medeplegen bewezen.
De rechtbank is op grond van het voorgaande van oordeel dat het ten laste gelegde wettig en overtuigend is bewezen.