ECLI:NL:RBOVE:2024:5406

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
22 oktober 2024
Publicatiedatum
22 oktober 2024
Zaaknummer
08-336015-22 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van bedreiging met vuurwapen en schaar in Enschede

Op 22 oktober 2024 heeft de Rechtbank Overijssel een 60-jarige man veroordeeld tot een taakstraf van 180 uren, waarvan 90 uren voorwaardelijk, en een voorwaardelijke gevangenisstraf van zes maanden met een proeftijd van twee jaren. De verdachte heeft zich samen met zijn zoon schuldig gemaakt aan bedreigingen met de dood en zware mishandeling. Op 25 mei 2022 bedreigden zij vier personen in Enschede door met een schaar en een vuurwapen te dreigen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte en zijn zoon samenwerkten en dat de bedreigingen voldoende vrees bij de slachtoffers hebben veroorzaakt. De rechtbank verwierp het verweer van noodweer, omdat er geen sprake was van een onmiddellijke dreiging van aanranding. De rechtbank achtte de betrokkenheid van de verdachte bij het ten laste gelegde feit bewezen, en legde een straf op die rekening hield met de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het was begaan. De verdachte had geen relevante documentatie en het risico op recidive werd als laag ingeschat door de reclassering.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer: 08-336015-22 (P)
Datum vonnis: 22 oktober 2024
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1964 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van
9 januari 2024 en 8 oktober 2024.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie en van wat door verdachte en zijn raadsvrouw mr. K.C. van de Wijngaart, advocaat in Rotterdam, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte samen met een ander of alleen [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] [slachtoffer 4] en een of meer andere personen heeft bedreigd met de dood of met zware mishandeling.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
hij op of omstreeks 25 mei 2022 te Enschede, tezamen met een ander of anderen, althans alleen, [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] [slachtoffer 4] en/of een of meerdere (andere) perso(o)n(en) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader opzettelijk
- een revolver, althans een vuurwapen, ter hand genomen en/of dat wapen gericht op de hiervoor genoemde perso(o)n(en) en/of meermalen althans eenmaal, de trekker van dat wapen heeft overgehaald en/of met dat wapen heeft geschoten in de richting van een of meerdere hiervoor genoemde perso(o)n(en) en/of
- een schaar getoond aan en/of gericht op en/of gericht gehouden op de een of meerdere hiervoor genoemde perso(o)n(en).

3.De bewijsmotivering

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend kan worden bewezen, maar dat verdachte partieel moet worden vrijgesproken van het medeplegen van de bedreiging door middel van het vuurwapen, zoals ten laste gelegd onder het eerste gedachtestreepje.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft primair vrijspraak bepleit van het ten laste gelegde feit. Zij heeft daartoe aangevoerd dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte schuldig is aan het medeplegen van de bedreiging met het vuurwapen. Ook kunnen de handelingen van verdachte met de schaar niet worden gekwalificeerd als een bedreiging. Subsidiair heeft de raadsvrouw aangevoerd dat wanneer de rechtbank tot een bewezenverklaring van het tweede gedachtestreepje komt, verdachte moet worden vrijgesproken van het medeplegen.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
Redengevende feiten en omstandigheden
Op grond van de inhoud van het dossier en de behandeling ter terechtzitting stelt de rechtbank het volgende vast.
Nadat eerder op de avond van 25 mei 2022 in het centrum van Enschede sprake is geweest van een confrontatie tussen [slachtoffer 1] (hierna [slachtoffer 1] ) en [medeverdachte] (hierna de zoon van verdachte), liepen kort voor middernacht [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] (hierna [slachtoffer 2] ), [slachtoffer 3] [slachtoffer 4] (hierna [slachtoffer 3] [slachtoffer 4] ) en een onbekend gebleven persoon over de Noorderhagen in Enschede. Verdachte was op dat moment aanwezig in het pand aan de Noorderhagen waarin [locatie 1] is gevestigd. De zoon van verdachte, die zijn vader had gebeld over de confrontatie, kwam op dat moment aan bij [locatie 1] en wees het viertal aan als de personen die hem eerder die avond geslagen hadden.
Het viertal enerzijds en verdachte en zijn zoon anderzijds liepen elkaar tegemoet. De zoon van verdachte riep (en gebaarde) in de richting van het viertal dat zij moesten komen. Hierna liepen verdachte en zijn zoon gezamenlijk op het stilstaande viertal af. Verdachte had een schaar in zijn hand die hij aan het viertal toonde en waarmee hij wuivende gebaren maakte. Vervolgens richtte hij de schaar op [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] [slachtoffer 4] en bleef deze op hen gericht houden. De zoon van verdachte liep eerst [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] [slachtoffer 4] voorbij richting [slachtoffer 1] en de vierde persoon. Buiten het beeld van de camera speelt zich een situatie af waardoor [slachtoffer 1] en de vierde persoon lijken te schrikken. Verdachte en zijn zoon bewogen zich vervolgens tegelijkertijd richting [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] [slachtoffer 4] . De zoon van verdachte pakte het vuurwapen dat hij bij zich droeg en vuurde al rennend gericht op hen. Hierna vertrok de zoon van verdachte in de richting waar hij vandaan kwam. Terwijl [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] [slachtoffer 4] zich terugtrokken in de richting waar zij in eerste instantie vandaan kwamen, bleef verdachte achter hen aanlopen en maakte hij bewegingen in hun richting met de schaar in zijn hand. Uiteindelijk liep ook verdachte weg in de richting waar hij oorspronkelijk vandaan kwam.
Door de politie die ter plaatse kwam, is een kogelpunt aangetroffen op de Noorderhagen. Ook zijn er ter plaatse drie bloeddruppels aangetroffen waarvan het DNA-profiel overeenstemt met dat van [slachtoffer 2] . Bij het doen van aangifte heeft [slachtoffer 1] aan de politie een kogelpunt overhandigd die is blijven hangen in de jas die hij tijdens het incident droeg. De rechtbank concludeert op basis van de ter plaatse aangetroffen kogelpunt en bloeddruppels en de aan de politie overhandigde kogelpunt dat de zoon van verdachte in ieder geval twee keer met het wapen gericht heeft geschoten. Door de forensische opsporing is geconcludeerd dat het wapen zeer waarschijnlijk een revolver is geweest.
Overwegingen
-
Bedreiging
De rechtbank stelt voorop dat voor een bewezenverklaring van bedreiging in de zin van artikel 285 van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) is vereist dat de bedreigde daadwerkelijk op de hoogte is geraakt van de bedreiging en de bedreiging van dien aard is en onder zodanige omstandigheden is geschied dat bij de bedreigde in redelijkheid de vrees kon ontstaan dat hij het leven zou kunnen verliezen dan wel zwaar lichamelijk letsel zou kunnen oplopen, en dat het opzet van de verdachte daarop was gericht.
De rechtbank is van oordeel dat zowel het ten laste gelegde tonen en richten van de schaar door verdachte als het ter hand nemen en afvuren van het vuurwapen door zijn zoon bedreigingen in de zin van artikel 285 Sr zijn. De rechtbank stelt vast dat verdachte en zijn zoon samen richting het viertal liepen en hen op korte afstand zijn genaderd. De zoon van verdachte had een vuurwapen in zijn hand en heeft -in elk geval- tweemaal gericht geschoten en verdachte had op dat moment een schaar vast en maakte zwaaiende bewegingen richting het viertal. Ook nadat de schoten zijn gelost door zijn zoon en de zoon lijkt weg te lopen, loopt verdachte nogmaals op [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] [slachtoffer 4] af met de schaar op hen gericht en maakt hij hiermee zwaaiende bewegingen.
De rechtbank is van oordeel dat daardoor bij [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] [slachtoffer 4] en een onbekend gebleven persoon de vrees kon ontstaan dat zij het leven zouden kunnen verliezen dan wel zwaar lichamelijk letsel zouden kunnen oplopen.
-
Medeplegen
De rechtbank stelt voorop dat de betrokkenheid aan een strafbaar feit als medeplegen kan worden bewezenverklaard wanneer is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking.
Uit het dossier en het onderzoek ter terechtzitting leidt de rechtbank met betrekking tot de betrokkenheid van verdachte bij het tenlastegelegde het volgende af.
Verdachte en zijn zoon waren voorafgaand aan de bedreiging samen en verdachte was op de hoogte gebracht van de confrontatie die zich vlak daarvoor tussen zijn zoon en [slachtoffer 1] had afgespeeld. Zij zijn samen naar buiten gegaan en hebben de confrontatie opgezocht met [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] [slachtoffer 4] en een onbekend gebleven persoon. Verdachte en zijn zoon bleven tijdens de bedreiging dicht bij elkaar en liepen gelijktijdig naar dezelfde slachtoffers en naderden hen op korte afstand. Verdachte heeft hierbij zichtbaar een schaar in zijn hand vast en richt dit op voornoemd viertal. De zoon van verdachte heeft een revolver in zijn hand genomen en heeft dat wapen gericht op [slachtoffer 1] en de trekker van dat wapen overgehaald, hij heeft daarna met dit wapen ook op [slachtoffer 2] gericht en in zijn richting geschoten. Verdachte distantieerde zich niet van de situatie, zelfs nadat op de beelden te zien is dat zijn zoon vlak naast hem een revolver afvuurt. Verdachte maakt daarna nog met zijn schaar wuivende bewegingen richting [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] [slachtoffer 4] waarna hij vertrekt in dezelfde richting die zijn zoon is opgegaan. Gelet op de gelijktijdige aanwezigheid van verdachte en zijn zoon op de plaats delict, de intensiteit van de samenwerking en de gezamenlijke uitvoering, gericht tegen dezelfde personen, als ook het zich niet terugtrekken of distantiëren door verdachte, is de rechtbank van oordeel dat sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en zijn medeverdachte die in de kern bestaat uit een gezamenlijke uitvoering. Daarmee acht de rechtbank het tenlastegelegde medeplegen bewezen.
Conclusie
De rechtbank is op grond van het voorgaande van oordeel dat het ten laste gelegde wettig en overtuigend is bewezen.
3.5
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 25 mei 2022 te Enschede, tezamen met een ander, [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] [slachtoffer 4] en een andere persoon heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, immers hebben verdachte en zijn mededader opzettelijk
- een revolver ter hand genomen en dat wapen gericht op de hiervoor genoemde personen en meermalen de trekker van dat wapen overgehaald en met dat wapen geschoten in de richting van hiervoor genoemde personen en
- een schaar getoond aan en gericht op en gericht gehouden op de hiervoor genoemde personen.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het beroep op noodweer
4.1
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft, in het geval van een bewezenverklaring, betoogd dat verdachte dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging voor het ten laste gelegde, nu verdachte heeft gehandeld uit noodweer. Zij heeft hiertoe aangevoerd dat sprake was van een onmiddellijk dreigend gevaar voor een aanranding. Vanaf het moment dat [slachtoffer 2] zijn jas uittrekt en zijn tas afgeeft escaleerde de situatie snel. Verdachte voelde op dat moment de noodzaak om de bedreiging te stoppen en een verdediging toe te passen. Het tonen van een schaar is een middel dat voldoet aan de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit.
4.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft het standpunt ingenomen dat geen sprake is van een noodweersituatie en dat het verweer van de verdediging daarom moet worden verworpen.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank overweegt dat voor een geslaagd beroep op noodweer aannemelijk gemaakt moet worden dat het handelen van verdachte was geboden door de noodzakelijke verdediging van zijn of eens anders lijf, eerbaarheid of goed tegen een ogenblikkelijke en wederrechtelijke aanranding, waaronder onder omstandigheden mede is begrepen een onmiddellijk dreigend gevaar voor zo’n aanranding. De rechtbank ziet zich dus voor de vraag gesteld of er sprake was van een dergelijke noodweersituatie.
De rechtbank is op grond van de eerder vastgestelde feiten en omstandigheden van oordeel dat geen sprake is geweest van een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding of een onmiddellijk dreigend gevaar voor die aanranding, nu enkel vaststaat dat het viertal over de Noorderhagen liep en dat [slachtoffer 2] zijn jas uittrok en zijn tas afdeed. Bovendien legitimeert de enkele vrees voor een aanranding de afweer niet. Te meer omdat de rechtbank op basis van de beelden concludeert dat de slachtoffers op een gegeven moment tot stilstand komen en het juist verdachte en zijn zoon zijn die naar de slachtoffers toe lopen en hen op korte afstand naderen. Naar het oordeel van de rechtbank is geen sprake van een noodweersituatie waartegen verdachte zich diende te verdedigen, zodat het verweer van de verdediging wordt verworpen.
Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 47 en 285 Sr. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
het misdrijf: medeplegen van bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, meermalen gepleegd.

5.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezenverklaarde feit.

6.De op te leggen straf of maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te veroordelen tot een taakstraf voor de duur van 60 uren, subsidiair 30 dagen hechtenis, met aftrek van de tijd die hij in verzekering heeft doorgebracht.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht om in het geval van een bewezenverklaring aan verdachte geen straf of maatregel op te leggen en toepassing te geven aan artikel 9a Sr. Zij heeft daartoe aangevoerd dat verdachte geen relevante documentatie heeft, de reclassering de risico’s inschat als laag en verdachte zowel op privé als op zakelijk gebied veel gevolgen heeft ondervonden van de situatie.
6.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
Ernst van het feit
Verdachte heeft zich op 25 mei 2022 – samen met zijn zoon – schuldig gemaakt aan het medeplegen van bedreiging met de dood en/of zware mishandeling. Nadat verdachte op de hoogte is geraakt van een eerder conflict die avond tussen zijn zoon en een van de slachtoffers volgt hij zonder enige terughoudendheid en met een schaar in zijn hand zijn zoon richting het viertal. Ondanks dat op dat moment geen dreiging vanuit het viertal komt en er geen directe aanleiding is voor een confrontatie ontstaat er een zeer dreigende situatie, waarbij verdachte en zijn zoon naar het viertal lopen en hen op korte afstand naderen, verdachte met zijn schaar zwaait en zijn schaar gericht blijft houden op het viertal en zijn zoon een vuurwapen toont en minimaal twee keer gericht schiet. Verdachte mag van geluk spreken dat er slechts sprake is geweest van gering letsel. Met dit handelen is grote inbreuk gemaakt op de persoonlijke integriteit van de slachtoffers. Dit gedrag veroorzaakt bovendien niet alleen bij de slachtoffers gevoelens van angst en onveiligheid, maar heeft ook een uitwerking op anderen in de samenleving. Het delict is gepleegd in de binnenstad van Enschede op de openbare weg waardoor meerdere voorbijgangers en omwonenden ongewild getuige zijn geweest van de bedreiging. Van verdachte had - als ervaren horecaondernemer - juist mogen worden verdacht dat hij in dit soort situaties de-escalerend op zou treden en niet dat hij zelf het conflict op zou zoeken. Dit alles rekent de rechtbank verdachte aan.
De persoon van verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op het uittreksel Justitiële Documentatie van verdachte van 10 september 2024. Hieruit blijkt dat verdachte voor het laatst in 2011 is veroordeeld voor een misdrijf. De rechtbank merkt op dat aan verdachte op 10 januari 2023 en op 8 mei 2023 strafbeschikkingen zijn opgelegd in verband met het overtreden van respectievelijk de Wet personenvervoer 2000 en de Verordening Kwaliteit Leefomgeving Enschede 2021. Artikel 63 Sr is om die reden van toepassing.
De rechtbank heeft kennis genomen van het over verdachte opgemaakte reclasseringsrapport van 19 september 2023. De reclassering schat het risico op recidive in als laag. Zij adviseert aan verdachte een straf zonder bijzondere voorwaarden op te leggen.
De op te leggen straf
De rechtbank is van oordeel dat, gelet op de ernst van het gepleegde feit en de straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd, in beginsel de oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend en geboden is. De rechtbank ziet in de oude justitiële documentatie van verdachte, het over verdachte opgemaakte reclasseringsrapport en het feit dat er inmiddels al ruim twee jaren verstreken zijn aanleiding om hiervan af te zien. De rechtbank is dan ook van oordeel dat oplegging van een forse taakstraf en een voorwaardelijke gevangenisstraf moet volgen.
Alles afwegende acht de rechtbank het passend en geboden dat aan verdachte wordt opgelegd een taakstraf voor de duur van 180 uur, te vervangen door 90 dagen hechtenis, met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering heeft doorgebracht en een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van zes maanden met een proeftijd van twee jaren.

7.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c en 22d Sr.

8.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
het misdrijf: medeplegen van bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, meermalen gepleegd;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt de verdachte tot een
taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid voor de duur van
180 (honderdtachtig) uren;
- beveelt, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, dat
vervangende hechteniszal worden toegepast voor de duur van
90 (negentig) dagen;
- beveelt dat de tijd die de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de taakstraf in mindering wordt gebracht, waarbij als maatstaf geldt dat voor de eerste zestig dagen doorgebracht in verzekering of voorlopige hechtenis, twee uren en voor de resterende dagen één uur per dag aftrek plaatsvindt;
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
6 (zes) maanden;
- bepaalt dat deze gevangenisstraf
in zijn geheel niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien de verdachte voor het einde van de
proeftijd van 2 (twee) jarende navolgende algemene voorwaarde niet is nagekomen:
- stelt als
algemene voorwaardedat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.O. Frentrop, voorzitter, mr. W.P.M. Elderman en mr. E.J.M. Bos, rechters, in tegenwoordigheid van mr. E.A.B. Kroeze, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 22 oktober 2024.
Mrs. Frentrop en Elderman zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van politie eenheid Oost-Nederland met nummer PL0600-2022518306. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar pagina’s van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
1.
Het proces-verbaal van de terechtzitting van 9 januari 2024, voor zover inhoudende de verklaring van verdachte, zakelijk weergegeven:
De verdachte verklaart, zakelijk weergegeven, als volgt:
Op 25 mei 2022 stond ik in Enschede voor mijn zaak [locatie 1] op mijn zoon te wachten. Mijn zoon kwam van rechts. Die heren kwamen van links. Mijn zoon is toen de kant van die mannen opgelopen. Ik had een schaar in mijn hand.
Het laatste schot heb ik bewust meegemaakt.
2.
Het proces-verbaal van de terechtzitting van 9 januari 2024, voor zover inhoudende de eigen waarneming van deze rechtbank, van de in het dossier gevoegde multimediabestanden ‘ [bestandsnaam 1] (ingekort)’ en ‘ [bestandsnaam 2] ’:
De voorzitter toont ter terechtzitting het in het dossier gevoegde multimediabestand [bestandsnaam 1] (ingekort). De voorzitter doet de volgende waarneming, zakelijk weergegeven:
[medeverdachte] verschijnt in beeld met een beige jas. [medeverdachte] maakt een wuivend gebaar. Na 18 seconden verschijnen links in beeld personen. De twee mannen en de vrouw die het dichtst bij de camera staan zijn (van voor naar achter bezien): mevrouw [slachtoffer 3] [slachtoffer 4] en [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] . Na 36 seconden komt [verdachte] (verdachte) met een rode jas in beeld. Na 36 seconden loopt [medeverdachte] eerst richting [slachtoffer 1] . Vervolgens loopt [medeverdachte] weer richting de camera. Hij pakt iets uit zijn zak dat lijkt op een wapen. Hij richt daarmee in de richting van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] [slachtoffer 4] . Er is een lichtflits te zien. Vervolgens lopen [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] [slachtoffer 4] weg. Na 36 seconden loopt [verdachte] met een voorwerp in zijn hand weg van de camera en maakt een wuivend gebaar met die hand. [verdachte] wijst met het voorwerp in de richting van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] [slachtoffer 4] . Vervolgens loopt [verdachte] naar achter, weg van de camera en rent hij met de schaar terug. [verdachte] maakt vervolgens met zijn handen een beweging. Hij wijst ze na en maakt met de hand waar de schaar in zit een soort wuivend gebaar.
De voorzitter toont ter terechtzitting het in het dossier gevoegde multimediabestand ‘ [bestandsnaam 2] ’. De voorzitter doet de volgende waarneming. [medeverdachte] loopt. Hij heeft iets in zijn handen. Er komt een lichtflits uit. Er is een knal te horen.
3.
Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] van 1 februari 2023 (blijkend uit het proces-verbaal van bevindingen van 3 februari 2023 (p. 11)), voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (p. 5-6):
Op 26 mei 2022 (de rechtbank begrijpt: 25 mei 2022) liep ik richting [locatie 2] . Bij de achterkant van [locatie 3] waar ook [locatie 1] zit van diezelfde eigenaar kwamen vader en zoon naar buiten. Die zoon schreeuwde van “kom kom kom, kom maar hier”. Ik zag die vader zo met een schaar doen, hij richtte die schaar op mij. Die zoon trok toen in een snelle beweging een wapen. Hij schoot toen. Hij schoot eerst naar mij. [alias] en zijn vriendin (de rechtbank begrijpt: [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] [slachtoffer 4] ) stonden een beetje aan de zijkant en hij schoot ook op hen. Toen merkte ik dat ik geraakt was. In mijn jas voelde ik op mijn borsthoogte iets hards. Op die plek is aan mijn jas een kogel blijven hangen. Die kogel heb ik bewaard en zal ik overhandigen. [alias] ontdekte dat hij ook was geraakt in zijn rechterarm. In het ziekenhuis hebben ze de kogel uit zijn lichaam gehaald.
4.
Het proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte] van 9 november 2022, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (p. 46):
Ik had van iemand een alarmpistool gekregen. Daarmee wilde ik de jongens afschrikken. Ik heb op 25 mei 2022 in Enschede met het wapen geschoten.
5.
Het proces-verbaal onderzoek camerabeelden van verbalisant [verbalisant 1] van
27 mei 2022 voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, (p. 124-133):
Hieronder staat een beschrijving van het gevorderde en ontvangen bestand [bestandsnaam 1]
. Op de beelden zag ik het volgende:
Het beeld laat de openbare weg de Noorderhagen te Enschede zien.
Omstreeks 00.51 minuut zie ik van linksboven in beeld, vier personen het beeld in komen lopen. Ik zie dat dit vermoedelijk drie mannen en een vrouw betreft.
Van rechts komt een man in beeld lopen, in de richting van de vier hier bovengenoemde personen. Omschrijving man 4: Slank postuur, kort geknipt, donker haar, licht kleurige jas.
Tijdstip: 01.03 minuut
Omschrijving: De vier personen komen linksboven in beeld lopen, van rechts komt man 4 het beeld in lopen.
Foto 1.
[afbeelding]
Tijdstip: 01.03 minuut
Omschrijving: Man 4 loopt ondertussen op de drie mannen en vrouw af. Wuift met zijn rechterhand naar hen, alsof hij hen uitnodigt mee te komen. Draait zich om en loopt terug
rechts het beeld uit. De drie mannen en de vrouw lopen achter hem aan.
Foto 3.
[afbeelding]
Tijdstip: 01.09 — 01.48 minuut.
Omschrijving: Man 1 en de vrouw stoppen en staan stil. Man 2 en man 3 lopen nog een paar passen en staan dan ook stil. De vrouw loopt een paar passen weg van man 1, schuin naar achteren. Ook de andere personen lopen wat naar achteren en staan nu op een lijn. Man vier komt terug in beeld lopen met zijn arm wijzend in de richting van man 1 en de vrouw. Man 4 draait zich om en loopt het beeld weer uit aan de rechterzijde. Vervolgens loopt man 4 weer het beeld in, wijzend in de richting van de drie mannen en de vrouw. Daarnaast maakt man 4 met zijn hand een gebaar, waarmee het lijkt alsof hij gebaart naar de vrouw en de drie mannen dat ze mee moeten komen. Man 1 staat stil en man twee en drie lopen naar een plek op de straat (schuin) achter man 1. Vervolgens komt een volgend persoon in beeld lopen, man 5.
Omschrijving man 5: Kort haar, slank postuur, rood/oranje kleurige jas
Foto 4:
[afbeelding]
Tijdstip: 01.48 minuut
Omschrijving: Man 4 loopt achter man 2 en man 3 aan, die bovenin beeld weglopen en het beeld uit lopen. Man 5 loopt achter man 4 aan en wijst met zijn rechterhand in de richting
van man 3 en man 4. In zijn rechterhand, lijkt het alsof hij iets tussen zijn vingers klemt. Zijn vingers zijn naar binnen gevouwen en tussen zijn vingers lijkt iets langs glimmends / grijsachtigs naar voren uit te steken. Vervolgens, rond 01.55 minuut, draait man 5 zich naar de vrouw en man 1 en wijst met zijn rechterhand en het voorwerp in zijn hand naar de vrouw en man 1.
Foto 5.
[afbeelding]
Foto 6.
[afbeelding]
Tijdstip: 01.57 minuut.
Omschrijving: Daarna draait man 5 weer in de richting van man 2, man 3 en man 4. Ondertussen op de achtergrond loopt man 4 naar man 2. Ik zie dat man 4 zijn linkerarm naar
achteren brengt en daarna zijn linker helft van zijn lichaam snel naar voren brengt. Het is niet duidelijk te zien wat daar gebeurt. Wel is te zien dat man 2 zich klein maakt en daar zijn knieën buigt en kort daarna naar achteren een beweging maakt, dat lijkt op ontwijken. Man 4 komt weer in beeld met zijn bovenarmen in gevechtshouding voor zich, gebogen op borsthoogte.
Foto 6.
[afbeelding]
Tijdstip: 02.02 minuut.
Omschrijving: Man 2 is uit beeld verdwenen. Man 4 rent om man 5 weer terug in beeld. Man 1 en de vrouw lopen weg naar midden onder in beeld. Man 1 (de rechtbank begrijpt: man 4) rent in om hun heen. Terwijl hij naar hun toe rent, brengt hij zijn rechterhand naar zijn middel, net iets aan de zijkant van zijn lichaam. Hier heeft man 4 een heuptas hangen. De beelden zijn onduidelijk, maar ergens rond dit punt haalt de man een voorwerp tevoorschijn en richt hiermee in de richting van de vrouw en man 1. Ondertussen houdt man 1 (de rechtbank begrijpt: man 5) zijn rechterarm met het voorwerp gestrekt in de richting van de vrouw en man 1. Terwijl man 1 (de rechtbank berijpt: man 4) door rent en zijn rechterarm richting de vrouw en man 1 wijst, verschijnt er een lichtflits (zie foto 8) uit het voorwerp waarmee man 4 op de vrouw en man 1 wijst. Ook man 5 loopt richting de vrouw en man 1, met het voorwerp in zijn rechterhand.
Foto 7 en foto 8.
[afbeelding]
[afbeelding]
Tijdstip: 02.05 minuut.
Omschrijving: Man 1 draait zich tussen man 4 en de vrouw, waarmee hij met zijn lichaam de vrouw beschermt. Man 4 rent weg onder uit beeld. Man 5 loopt ondertussen achter man 1 en de vrouw aan.
Foto 8
[afbeelding]
Tijdstip: 02.07 minuut.
Omschrijving: Man 5 loopt vervolgens achter man 1 en de vrouw aan. Man 1 loopt achteruit weg, met zijn gezicht in de richting van man 5. Man 1 houdt zijn linkerarm omhoog, ter hoogte van zijn borst. Hij wijst met zijn vinger in de lucht en schud met zijn vinger in de richting van man 5. Man 5 maakt zijn schouders recht en naar achteren, waardoor hij zich groot en breed maakt. Hij zwaait met zijn rechterarm gebarend naar man 1. Uiteindelijk draait man 5 zich om en loopt terug in de richting waar hij vandaan kwam, met het voorwerp in zijn rechterhand. Om 02.30 minuut verdwijnt hij uit beeld.
Opmerking verbalisant:
Bureau Beeldbewerking heeft een bewerking gedaan op de beelden en onder andere een uitsnede gemaakt van het moment dat man 4 met een pistool richt naar man 1 en de vrouw. Deze uitsnede is hieronder weer gegeven bij foto 11.
[afbeelding]
6.
Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 2] van 24 november 2022, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (p. 201):
Ik verbalisant vind het zeer waarschijnlijk dat de manspersoon een revolver in zijn hand heeft, dit daar de lichtflits halverwege het voorwerp zichtbaar is en niet aan de voorzijde van het voorwerp.