ECLI:NL:RBOVE:2024:5404

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
22 oktober 2024
Publicatiedatum
22 oktober 2024
Zaaknummer
08.311148-23 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een vader voor mishandeling van zijn baby

Op 22 oktober 2024 heeft de Rechtbank Overijssel in Zwolle uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 35-jarige man, die zich schuldig heeft gemaakt aan mishandeling van zijn baby. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 120 uren, waarvan 60 uren voorwaardelijk met een proeftijd van één jaar. De mishandeling vond plaats in de periode van 30 april tot en met 26 juni 2022 in Deventer. De verdachte heeft tijdens de zitting bekend dat hij het ten laste gelegde feit heeft begaan. De officier van justitie had een hogere straf geëist, maar de rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn psychische klachten en de hulp die hij heeft gezocht. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zijn kind, dat nog maar enkele maanden oud was, hardhandig heeft behandeld, wat heeft geleid tot pijn bij het kind. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen feiten of omstandigheden zijn die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten. De vordering van de benadeelde partij, die als wettelijk vertegenwoordiger van het slachtoffer optrad, werd niet-ontvankelijk verklaard, omdat er onvoldoende bewijs was voor de gevorderde schadevergoeding. De rechtbank heeft de vordering enkel bij de burgerlijke rechter ontvankelijk verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08.311148-23 (P)
Datum vonnis: 22 oktober 2024
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum 1] 1988 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van
8 oktober 2024.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie en van wat door verdachte en zijn raadsman mr. D.A.W. Dekker, advocaat in Almere, naar voren is gebracht.
Ook heeft de rechtbank kennis genomen van wat namens de benadeelde partij [naam] , wettelijk vertegenwoordigster van [slachtoffer] (hierna: [slachtoffer] ) door mr. L. da Silva, advocaat in ’s-Gravenhage, is aangevoerd.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en bondig, op neer dat verdachte in de periode van 30 april tot en met 26 juni 2022 in Deventer zijn kind, [slachtoffer] , heeft mishandeld.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 30 april tot en met 26 juni 2022 te Deventer, althans in Nederland,zijn kind, [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum 2] 2022, heeft mishandeld doormeermalen, althans eenmaal,het hoofd en/of de benen en/of het lichaam van die [slachtoffer] stevig/hardhandig vast te pakken en/ofde speen hardhandig in de mond van die [slachtoffer] te duwen/houden en/ofdie [slachtoffer] hard heen en weer te bewegen en/ofdie [slachtoffer] een duw te geven waardoor die [slachtoffer] met het hoofd tegen de zijkant/spijlen van het bed viel/stootte en/ofdie [slachtoffer] hard en/of plotseling om te draaien en/of een deken onder het lichaam van die [slachtoffer] weg te trekken (waardoor die [slachtoffer] heen en weer bewoog/schudde),althans die [slachtoffer] (telkens) hardhandig te hanteren.
3.
De bewijsmotivering
3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie vindt de ten laste gelegde kindermishandeling wettig en overtuigend bewezen.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft geen bewijsverweren gevoerd. Hij heeft zich aan het oordeel van de rechtbank gerefereerd.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft bekend dat hij het ten laste gelegde heeft begaan. Tijdens de zitting is door verdachte of zijn raadsman ten aanzien daarvan geen vrijspraak bepleit. De rechtbank komt daarom op grond van de inhoud van de bewijsmiddelen [1] tot een bewezenverklaring van het aan verdachte ten laste gelegde feit, waarbij de rechtbank overeenkomstig artikel 359, derde lid, laatste volzin, van het Wetboek van Strafvordering zal volstaan met de volgende opsomming van de bewijsmiddelen:
de (bekennende) verklaring van verdachte, afgelegd tijdens het onderzoek ter terechtzitting van 8 oktober 2024;
het proces-verbaal van bevindingen van 5 augustus 2022, met een beschrijving van wat op de camerabeelden die afkomstig zijn van de babyfoon te zien is, met documentcode [nummer] , opgemaakt door verbalisant [verbalisant] .
Het veroorzaken van pijn
In de bewijsmiddelen zoals deze hiervoor uiteen zijn gezet, zijn naar het oordeel van de rechtbank meerdere gedragingen beschreven waaruit genoegzaam blijkt dat deze pijn hebben veroorzaakt bij [slachtoffer] . Dit maakt naar het oordeel van de rechtbank dat sprake is geweest van mishandeling in de zin van artikel 300 van het Wetboek van Strafrecht (Sr).
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de inhoud van de opgegeven bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat:
hij in de periode van 30 april tot en met 26 juni 2022 te Deventer zijn kind, [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum 2] 2022, heeft mishandeld door,meermalen,het hoofd, de benen en/of het lichaam van die [slachtoffer] stevig/hardhandig vast te pakken, en/of,de speen hardhandig in de mond van die [slachtoffer] te duwen/houden, en/of,die [slachtoffer] hard heen en weer te bewegen, en/of,die [slachtoffer] een duw te geven waardoor die [slachtoffer] met het hoofd tegen de zijkant/spijlen van het bed viel/stootte, en/of,die [slachtoffer] hard en/of plotseling om te draaien en/of een deken onder het lichaam van die [slachtoffer] weg te trekken (waardoor die [slachtoffer] heen en weer bewoog/schudde).
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders ten laste is gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd in de bewezenverklaring. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.

4.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 300 en 304 Sr. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezen verklaarde levert op:
het misdrijf:
mishandeling, begaan tegen zijn kind, meermalen gepleegd.

5.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezen verklaarde feit.

6.De strafmotivering

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een taakstraf van 200 uren, waarvan 100 uren voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaren.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat toepassing moet worden gegeven aan het rechterlijk pardon zoals bedoeld in artikel 9a Sr, dan wel dat moet worden volstaan met de oplegging van een geheel voorwaardelijke taakstraf van kortere duur dan de officier van justitie heeft geëist.
6.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
De aard en de ernst van het gepleegde feit
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan kindermishandeling. Hij heeft zijn kind zodanig hardhandig behandeld, dat het naar het oordeel van de rechtbank zonder twijfel is dat deze baby van enkele maanden oud daardoor pijn heeft ondervonden. Verdachte heeft hiermee de lichamelijke integriteit van zijn kind, een baby die zeer kwetsbaar en weerloos is, geschonden. Hij had zijn kind een veilige omgeving moeten bieden en daarin is hij tekortgeschoten.
De persoon van verdachte
Wat betreft de persoon van verdachte heeft de rechtbank gekeken naar het uittreksel uit de Justitiële Documentatie van verdachte van 22 mei 2024. Hieruit blijkt dat verdachte niet eerder met politie en/of justitie in aanraking is geweest.
Ook heeft de rechtbank acht geslagen op de inhoud van het reclasseringsrapport van Reclassering Nederland van 22 april 2024 en op wat verdachte ter terechtzitting over zijn persoonlijke omstandigheden heeft verklaard. Verdachte heeft verklaard dat hij zich zeer onmachtig heeft gevoeld als het ging om de zorg van zijn kind. Hij wist niet meer wat hij moest doen om de baby die vooral ’s avonds en ’s nachts huilde, te kalmeren. De rechtbank acht het op basis van het strafdossier aannemelijk dat verdachte overprikkeld is geraakt. Verdachte heeft verklaard dat hij ten tijde van de ten laste gelegde periode last had van lichamelijke en psychische klachten waaronder overspannenheid, depressie, aanhoudende hoofdpijn en oorsuizen. Ter behandeling van zijn psychische klachten heeft verdachte hulp gezocht en vervolgens gekregen bij Transfore. Uit diagnostisch onderzoek van Transfore is gebleken dat verdachte een stoornis binnen het autistisch spectrum heeft. De hulp heeft ertoe geleid dat het inmiddels beter gaat met verdachte. De behandeling bij Transfore is afgerond.
Ten gevolge van de onveilige thuissituatie, waar meer speelde dan de mishandeling door verdachte, is [slachtoffer] uit huis geplaatst. Verdachte ziet zijn kind eens in de twee weken ongeveer 45 minuten. Verdachte heeft te kennen gegeven dat zijn zoontje het goed heeft in het pleeggezin en dat hij zelf rust heeft gevonden bij de gedachte dat [slachtoffer] daar woont en daar naar verwachting in ieder geval tot zijn achttiende levensjaar nog zal blijven wonen. Verdachte werkt fulltime als heftruckchauffeur. Omdat hij aan zijn problemen heeft gewerkt, is het volgens de reclassering niet wenselijk dat de inmiddels gecreëerde stabiliteit in zijn leven door een gevangenisstraf wordt tenietgedaan. Bij het opleggen van een (deels) voorwaardelijke andere straf (een taakstraf of een geldboete) adviseert de reclassering geen bijzondere voorwaarden te stellen, omdat zij interventies of toezicht niet nodig vindt.
De strafoplegging
De rechtbank houdt bij het bepalen van de strafmodaliteit en de strafmaat rekening met straffen die in vergelijkbare gevallen door rechters zijn opgelegd. Een rechterlijk pardon acht de rechtbank vanwege de aard en de ernst van het feit niet op zijn plaats. Omdat de rechtbank in sterke mate rekening houdt met de persoon van verdachte, zoals hiervoor is overwogen, in het bijzonder wat betreft de onmacht die verdachte heeft ervaren en de hulp die hij heeft gezocht, zal aan verdachte een lagere straf worden opgelegd dan de officier van justitie heeft geëist. Tot slot neemt de rechtbank in aanmerking dat het feit dateert van meer dan twee jaar geleden en verdachte zich schuldbewust heeft getoond.
De rechtbank acht het, alles afwegend, passend en geboden om aan verdachte op te leggen een taakstraf van 120 uren, waarvan 60 uren voorwaardelijk, met een proeftijd van één jaar.

7.De schade van de benadeelde partij

7.1
De vordering van de benadeelde partij
[naam] heeft zich als wettelijk vertegenwoordiger (ouder) van de minderjarige [slachtoffer] namens hem als benadeelde partij in dit strafproces gevoegd. Zij heeft de raadsvrouw
mr. L. da Silva gemachtigd om namens haar ter terechtzitting het woord te voeren.
De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen tot betaling van € 750,-- aan immateriële schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente. Ook is verzocht de schadevergoedingsmaatregel op te leggen. Wat is opgemerkt ten aanzien van een bankrekening van [slachtoffer] begrijpt de rechtbank aldus, dat gedoeld wordt op het opnemen van een BEM-clausule.
7.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij geheel toewijsbaar is, te vermeerderen met de daartoe geldende wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
7.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat de benadeelde partij in de vordering niet-ontvankelijk moet worden verklaard.
7.4
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank overweegt ten aanzien van de gevorderde immateriële schade het volgende.
Op grond van artikel 6:106, aanhef en sub b, van het Burgerlijk Wetboek heeft de benadeelde onder meer recht op een naar billijkheid vast te stellen schadevergoeding anders dan vermogensschade als de benadeelde lichamelijk letsel heeft opgelopen, in zijn eer of goede naam is geschaad of op andere wijze in zijn persoon is aangetast. Degene die zich beroept op de aantasting in zijn persoon, zal die aantasting met concrete gegevens moeten onderbouwen. Dat is slechts anders indien de aard en de ernst van de normschending meebrengen dat de in dit verband relevante nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde zo voor de hand liggen, dat een aantasting in de persoon kan worden aangenomen.
Uit het strafdossier en de vordering van de benadeelde partij blijkt niet dat de benadeelde als gevolg van de mishandeling lichamelijk letsel heeft opgelopen. Ook zijn geen concrete gegevens aangevoerd waaruit volgt dat als gevolg van de mishandeling bij [slachtoffer] psychische schade is ontstaan. Naar het oordeel van de rechtbank kan niet worden gesteld dat dat de aard en de ernst van de normschending en de aard en de ernst van de gevolgen daarvan maken dat de aantasting in de persoon zonder de nadere onderbouwing kan worden aangenomen. De rechtbank zal de benadeelde partij in de vordering niet-ontvankelijk verklaren en bepalen dat de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aanbracht.

8.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 57, 300 en 304 Sr.

9.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
het misdrijf:
mishandeling, begaan tegen zijn kind, meermalen gepleegd;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt de verdachte tot een
taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid voor de duur van
120 (honderdtwintig) uren, en beveelt voor het geval dat verdachte de taakstraf niet (naar behoren) verricht dat
vervangende hechteniszal worden toegepast voor de duur van
60 (zestig) dagen;
- bepaalt dat van deze taakstraf een gedeelte van
60 (zestig) uren niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien verdachte voor het einde van de
proeftijd van 1 (één) jaarde volgende voorwaarde niet is nagekomen;
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
de vordering van de benadeelde partij
  • bepaalt dat de
  • bepaalt dat de wettelijk vertegenwoordiger van de benadeelde partij en verdachte ieder de eigen kosten dragen, die ten aanzien van deze vordering zijn gemaakt.
Dit vonnis is gewezen door mr. A. van Holten, voorzitter, mr. D.E. Schaap en
mr. A.N. Neumann, rechters, in tegenwoordigheid van mr. N. Klunder, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 22 oktober 2024.
Buiten staat
mr. A. van Holten is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de politie- eenheid Oost-Nederland, genaamd Heelkruid (ON1R022047), met proces-verbaalnummer BVH PL0600-2022308750. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.