ECLI:NL:RBOVE:2024:540

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
1 februari 2024
Publicatiedatum
1 februari 2024
Zaaknummer
08/205034-23 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor wederrechtelijk binnendringen in besloten erf met meerdere personen

Op 1 februari 2024 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van meerdere misdrijven, waaronder poging tot inbraak en erfvredebreuk. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan het meer subsidiair ten laste gelegde feit van wederrechtelijk binnendringen in het besloten erf van een ander, terwijl twee of meer verenigde personen het misdrijf plegen. De verdachte is op 28 juli 2023 samen met een medeverdachte in de tuin van de woning van het slachtoffer aangetroffen, zonder toestemming. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op de hoogte was van de plannen van de medeverdachte om te stelen, maar er was onvoldoende bewijs voor actieve betrokkenheid bij de poging tot inbraak. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de primair en subsidiair ten laste gelegde feiten, maar heeft hem wel veroordeeld tot een geldboete van €250,00. De rechtbank heeft ook de vordering van de benadeelde partij afgewezen, omdat het causaal verband tussen het bewezen verklaarde feit en de schade niet vaststond.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08/205034-23 (P)
Datum vonnis: 1 februari 2024
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1986 in [geboorteplaats],
wonende aan [woonplaats].

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 18 januari 2024.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. M. Holtslag en van wat namens verdachte door zijn raadsman mr. R.W. van Faassen, advocaat in Zwolle, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, na wijziging van de tenlastelegging van 18 januari 2024, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
primair:
samen met een ander heeft geprobeerd in te breken in een woning aan de [adres];
subsidiair:
medeplichtig is geweest aan een poging tot inbraak in een woning aan de [adres];
meer subsidiair:
zich samen met een ander heeft schuldig gemaakt aan erfvredebreuk aan de [adres].
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
primair
hij op of omstreeks 28 juli 2023 te Zwolle tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om in/uit een woning (gelegen aan [adres], alwaar hij, verdachte en/of zijn mededader(s) zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond(en), geld en/of goederen naar zijn gading, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn/haar/hun bereik te brengen door middel van braak, verbreking, inklimming en/of een valse sleutel, immers heeft verdachte getracht met (ondeugdelijke) sleutel(s) de deur van voorgenoemde woning te openen en/of heeft verdachte samen met medeverdachte zich toegang tot de tuin van voorgenoemde woning verschaft, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair
dat hij, [medeverdachte] en een of meer onbekend gebleven daders, op of omstreeks 28 juli 2023 te Zwolle tezamen en in verenging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte, [medeverdachte] of een of meer onbekend gebleven daders voorgenomen misdrijf om in/uit de woning (gelegen aan de [adres], alwaar hij, verdachte [medeverdachte] en een of meer onbekend gebleven daders zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond(en), geld en/of goederen naar zijn gading, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn/haar/hun bereik te brengen door middel van braak, verbreking, inklimming en/of een valse sleutel, immers heeft [medeverdachte] getracht met (ondeugdelijke) sleutel(s) de deur van voornoemde woning te openen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
bij en/of tot het plegen van welk misdrijf verdachte op/in of omstreeks 28 juli 2023 te Zwolle opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft, door samen met [medeverdachte] of een of meer onbekend gebleven medeverdachten midden in de nacht aan te komen bij voornoemde woning, de bijbehorende tuin te betreden en zich niet te distantiëren op het moment dat medeverdachte de deur van die woning trachtte te openen;
meer subsidiair
hij op of omstreeks 28 juli 2023 te Zwolle tezamen en in vereniging het besloten erf, te weten de tuin behorend bij de woning gelegen aan de [adres], bij een ander, te weten [slachtoffer], althans bij een ander of anderen dan bij verdachte, in gebruik, wederrechtelijk is binnengedrongen.

3.De bewijsmotivering

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak van het primair en subsidiair ten laste gelegde bepleit.
Ten aanzien van het meer subsidiair ten laste gelegde heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt op grond van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting de volgende feiten en omstandigheden vast.
Op 28 juli 2023 heeft [slachtoffer] (hierna: [slachtoffer]) aangifte gedaan van diefstal van goederen uit zijn auto in de nacht van 27 op 28 juli 2023. Op camerabeelden is te zien dat verdachte zich midden in de nacht, om 02:06:24 uur, om 02:06:55 uur en om 02:08:35 uur, ophoudt in de tuin van de woning van [slachtoffer]. Ook is te zien dat medeverdachte [medeverdachte] (hierna: [medeverdachte]) zich op het perceel van [slachtoffer] bevindt. Verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij zich die nacht, samen met [medeverdachte], naar de woning van [slachtoffer] aan de [adres] heeft begeven. Hij heeft zichzelf en [medeverdachte] herkend op de camerabeelden. Ook heeft verdachte verklaard dat hij wist dat [medeverdachte] dingen wilde gaan stelen. Verdachte ging met [medeverdachte] meeging, omdat hij nieuwsgierig was.
De rechtbank overweegt dat, hoewel verdachte naar eigen zeggen op de hoogte was van de plannen van [medeverdachte], uit de bewijsmiddelen in het dossier en het verhandelde ter terechtzitting niet is vast te stellen dat verdachte op enige wijze betrokken is geweest bij een poging tot inbraak in de woning van [slachtoffer]. Niet kan worden vastgesteld dat verdachte een actieve bijdrage heeft geleverd en evenmin was sprake van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en [medeverdachte]. Ook kan niet worden vastgesteld dat verdachte behulpzaam is geweest bij de poging tot inbraak. De rechtbank zal verdachte dan ook vrijspreken van de primair en subsidiair ten laste gelegde feiten.
De rechtbank overweegt dat uit de bewijsmiddelen in het dossier volgt dat verdachte en [medeverdachte] zich in de nachtelijke uren en zonder toestemming en medeweten van [slachtoffer] in diens tuin hebben opgehouden. Gelet daarop oordeelt de rechtbank dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van erfvredebreuk. De rechtbank komt dan ook tot bewezenverklaring van het meer subsidiair ten laste gelegde.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het meer subsidiair ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat:
hij opof omstreeks28 juli 2023 te Zwolle tezamen en in vereniging het besloten erf, te weten de tuin behorend bij de woning gelegen aan de [adres], bijeen ander, te weten[slachtoffer], althans bij een ander of anderen dan bij verdachte,in gebruik, wederrechtelijk is binnengedrongen.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in artikel 138 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
meer subsidiair
het misdrijf:
in het besloten erf, bij een ander in gebruik, wederrechtelijk binnendringen, terwijl twee of meer verenigde personen het misdrijf plegen.

5.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezenverklaarde feit.

6.De op te leggen straf of maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat aan verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twee maanden wordt opgelegd.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft de rechtbank verzocht om een geheel voorwaardelijke taakstraf aan verdachte op te leggen.
6.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
Verdachte heeft zich samen met een ander schuldig gemaakt aan erfvredebreuk, waarbij hij zich midden in de nacht in de tuin van [slachtoffer] heeft opgehouden, zonder dat hij daar iets te zoeken had. Met zijn handelen heeft verdachte bijgedragen aan een gevoel van onveiligheid in de maatschappij in het algemeen en in het leven van [slachtoffer] en zijn gezin in het bijzonder. Dat rekent de rechtbank verdachte aan.
De rechtbank heeft acht geslagen op het strafblad van verdachte van 6 januari 2024. Hieruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor een soortgelijk strafbaar feit. Het strafblad is dus niet van invloed op de op te leggen straf.
Het bovenstaande in overweging genomen, is de rechtbank van oordeel dat een geldboete van € 250,00 passend en geboden is.

7.De schade van benadeelde

7.1
De vordering van de benadeelde partij
Aangever [slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van € 668,24 te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop de schade is ontstaan. De gevorderde materiële schade bestaat uit de volgende posten:
  • een hondenriem (€ 5,95);
  • een cilindersleutel (€ 12,00);
  • een schakelaar (€ 60,29);
  • twee autipassen € 90,00);
Ter vergoeding van immateriële schade wordt een bedrag van € 500,00 gevorderd.
7.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het verzoek van de benadeelde partij betreffende de materiele schade dient te worden toegewezen. Ten aanzien van de immateriële schade heeft de officier van justitie gesteld dat de benadeelde partij in zijn vordering niet-ontvankelijk moet worden verklaard.
7.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij geheel
niet-ontvankelijk is in zijn vordering tot schadevergoeding. Subsidiair heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij in zijn vordering tot vergoeding van de immateriële schade niet-ontvankelijk zal moeten worden verklaard.
7.4
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte zal worden vrijgesproken van het primair en subsidiair ten laste gelegde. De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het meer subsidiair ten laste gelegde feit, erfvredebreuk. De rechtbank is van oordeel dat het causaal verband tussen het bewezen verklaarde feit en de schade van [slachtoffer] te ver verwijderd is, zodat niet is komen vast te staan dat verdachte door het bewezen verklaarde feit rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de benadeelde partij. De rechtbank zal om die reden de benadeelde partij op de voet van artikel 361, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering (Sv) niet-ontvankelijk verklaren in de vordering en bepalen dat hij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.

9.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op het hiervoor genoemde wetsartikel. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 23, 24c, 47 en 63 Sr.

10.De beslissing

De rechtbank:
vrijspraak
- verklaart niet bewezen dat verdachte het primair en subsidiair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het meer subsidiair ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
het misdrijf:
in het besloten erf, bij een ander in gebruik, wederrechtelijk binnendringen, terwijl twee of meer verenigde personen het misdrijf plegen;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt de verdachte tot betaling van
een geldboete van € 250,00 (zegge: tweehonderdvijftig euro);
- beveelt dat bij niet volledige betaling en verhaal van de geldboete, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
5 (vijf) dagen.
schadevergoeding
- bepaalt dat de benadeelde partij [slachtoffer] in het geheel
niet-ontvankelijkis in de vordering en dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
- bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder de eigen kosten dragen en begroot deze kosten op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. A. van Holten, voorzitter, mr. G.H. Meijer en
mr. M. ter Riet, rechters, in tegenwoordigheid van mr. G.J. Leyendijk, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 1 februari 2024.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van politie eenheid Oost-Nederland met nummer PL0600-2023351813 van 8 augustus 2023. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar pagina’s van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
1. het proces-verbaal van verhoor van verdachte [verdachte] van 8 augustus 2023 (pagina’s 42 tot en met 46), voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
(…)OV: Ik laat de verdachte de beelden van de poging inbraak in de woning zien.
(…)A: Ik zie mijzelf bang zijn en ik zie [medeverdachte].
(…)
V: Wat deden jullie daar?
A: Ik ben met [medeverdachte] meegegaan.(…)
2. het proces-verbaal bevindingen van 8 augustus 2023 (pagina’s 36 en 37), voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
(…) Op dinsdag 8 augustus 2023 bekeek ik verbalisant de camerabeelden van een diefstal uit een personenauto en een poging tot inbraak in de woning aan de [adres].(…)
Ik zag dat de camerabeelden op 27 juli 2023 en 28 juli 2023 waren opgenomen. Ik zag het volgende op de camerabeelden:
28 juli 2023 om 02:06:24 uur, 02:06:55 uur en 02:08:35 uur - Ik zag dat de verdachte [verdachte] zich ophield in een tuin. Ik herken de verdachte [verdachte] omdat ik hem als verdachte gehoord heb.(…).