ECLI:NL:RBOVE:2024:5342

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
17 oktober 2024
Publicatiedatum
17 oktober 2024
Zaaknummer
08.172603.23 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot zware mishandeling door moeder van minderjarig kind

Op 17 oktober 2024 heeft de Rechtbank Overijssel een uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 36-jarige vrouw, die werd beschuldigd van poging tot zware mishandeling van haar 13-jarige dochter. De rechtbank heeft de vrouw veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van zes maanden, met een proeftijd van drie jaren en bijzondere voorwaarden. De zaak kwam aan het licht na een incident op 1 juni 2023, waarbij de verdachte haar dochter bij de keel heeft vastgepakt en dichtgeknepen, wat leidde tot acute levensbedreigende situaties. Tijdens de zitting op 3 oktober 2024 heeft de officier van justitie gepleit voor een taakstraf en een voorwaardelijke gevangenisstraf, terwijl de verdediging pleitte voor een maximale taakstraf. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de poging tot zware mishandeling, maar sprak haar vrij van het deel van de aanklacht dat betrekking had op het schoppen of slaan van haar dochter. De rechtbank heeft rekening gehouden met de omstandigheden van de zaak, de impact op het slachtoffer en de hulpverlening die de verdachte heeft geaccepteerd. De uitspraak benadrukt de ernst van het feit, maar ook de noodzaak van ondersteuning voor de verdachte en haar gezin.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer: 08.172603.23 (P)
Datum vonnis: 17 oktober 2024
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum 1] 1988 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van
3 oktober 2024.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van wat door verdachte en haar raadsvrouw mr. K. Meijer, advocaat in Enschede, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte heeft geprobeerd om haar minderjarige kind, [slachtoffer] (hierna: haar dochter), opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen (
primair) dan wel dat verdachte haar dochter heeft mishandeld (
subsidiair).
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
zij op of omstreeks 1 juni 2023 te Enschede, althans in Nederland,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
aan haar minderjarig kind [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum 2] 2009,
opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen
die [slachtoffer] (met kracht) bij haar keel heeft vastgepakt en/of heeft vastgehouden
en/of (hierbij) de keel van die [slachtoffer] heeft dichtgeknepen en/of
die [slachtoffer] tegen het been heeft geschopt en/of geslagen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
zij op of omstreeks 1 juni 2023 te Enschede, althans in Nederland,
haar minderjarig kind, [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum 2] 2009,
heeft mishandeld door die [slachtoffer]
(met kracht) bij de keel vast te pakken en/of vast te houden en/of (hierbij) de keel
van die [slachtoffer] dicht te knijpen en/of
die [slachtoffer] tegen het been te schoppen en/of slaan.

3.De bewijsmotivering

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het primair aan verdachte ten laste gelegde feit wettig en overtuigend kan worden bewezen. Dit met uitzondering van het ten laste gelegde schoppen en/of slaan tegen het been, omdat deze geweldshandeling niet de aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel met zich meebracht. Laatstgenoemde geweldshandeling kan volgens de officier van justitie wel bewezen worden verklaard als onderdeel van de subsidiair ten laste gelegde eenvoudige mishandeling.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich voor de bewijsvraag met betrekking tot het primair ten laste gelegde gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Ten aanzien van het tegen het been schoppen en/of slaan heeft zij zich op het standpunt gesteld dat verdachte dient te worden vrijgesproken, nu een dergelijke handeling niet de aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel met zich meebrengt.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank komt tot een bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde feit op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank – nu verdachte dit feit heeft bekend en door of namens haar geen vrijspraak is bepleit – conform artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering (Sv), zal volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen. [1]
  • het proces-verbaal van de terechtzitting van 3 oktober 2024, voor zover inhoudende de bekennende verklaring van verdachte;
  • een schriftelijk bescheid, inhoudende ‘de melding van Veilig Thuis aan de politie’ van 8 juni 2023 (pagina 28);
  • een schriftelijk bescheid, inhoudende ‘Forensisch Medische Expertise Kinderen’ van 7 juni 2023 (pagina’s 33 tot en met 36).
De rechtbank acht op grond van de genoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte heeft geprobeerd om haar dochter zwaar lichamelijk letsel toe te brengen. De forensisch arts heeft beschreven dat sprake is van licht letsel, maar dat de gevaarzetting van het letsel ‘acuut levensbedreigend’ was. Het letsel in het hoofd- en halsgebied wijst erop dat er minimaal tien seconden druk is geweest op de hals waarbij de halsvaten werden samengedrukt. Het samendrukken van de halsvaten kan leiden tot zuurstoftekort in het brein, breuken van het halsskelet of schade aan de bloedvaten.
Door het dichtdrukken van de keel heeft verdachte de aanmerkelijke kans in het leven geroepen dat haar dochter daarbij zwaar lichamelijk letsel zou oplopen. Het toegepaste geweld van verdachte is naar de uiterlijke verschijningsvorm zozeer gericht op het ontstaan van zwaar lichamelijk letsel dat het niet anders kan dan dat verdachte bewust de aanmerkelijke kans op het intreden van dit gevolg heeft aanvaard. Verdachte had daarom naar het oordeel van de rechtbank voorwaardelijk opzet op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel.
De rechtbank oordeelt verder dat niet kan worden vastgesteld dat verdachte haar dochter tegen het been heeft geschopt of geslagen. De rechtbank spreekt verdachte daarom vrij van dit deel van het primair tenlastegelegde.
3.5
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de opgegeven bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat:
zij op 1 juni 2023 te Enschede, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan haar minderjarig kind [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum 2] 2009, opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, die [slachtoffer] met kracht bij haar keel heeft vastgepakt, heeft vastgehouden en hierbij de keel van die [slachtoffer] heeft dichtgeknepen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij haar daarvan zal vrijspreken.

4.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 45, 302 en 304 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezen verklaarde levert op:
primair
het misdrijf:
poging tot zware mishandeling, terwijl de schuldige het misdrijf begaat tegen haar kind.

5.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezen verklaarde feit.

6.De op te leggen straf of maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van honderdtwintig uren en een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van vier maanden, met een proeftijd van drie jaren. De officier van justitie heeft verder gevorderd om aan het voorwaardelijk strafdeel de door de reclassering geadviseerde voorwaarden te verbinden.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit aan verdachte de maximale taakstraf voor de duur van 240 uur op te leggen, waarvan 120 uur voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. Dit is een voldoende stok achter de deur en verdachte heeft al bewezen dat een dergelijk incident niet nogmaals zal gebeuren. Een proeftijd van twee jaar is voldoende voor het afronden van de behandelingen. Verdachte wil samen met haar gezin naar de toekomst kijken. Er dient rekening gehouden te worden met alle omstandigheden van het geval. Zo zijn beide kinderen tijdelijk uit huis geplaatst, heeft verdachte alle hulp geaccepteerd die ze kon krijgen en vindt ze het verschrikkelijk wat ze haar dochter heeft aangedaan. Als een gevangenisstraf opgelegd zou worden, zal de stabiliteit wegvallen die er inmiddels binnen het gezin is, aldus de raadsvrouw.
6.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
Aard en ernst van het feit
Verdachte heeft haar destijds 13-jarige dochter tijdens een ruzie hardhandig bij de keel vastgepakt en haar keel tenminste tien seconden dicht geknepen. Deze handeling was acuut levensbedreigend en had kunnen leiden tot zwaar lichamelijk letsel of erger. Haar dochter heeft door het handelen van verdachte onder meer flinke blauwe plekken in de hals opgelopen, maar het uiteindelijke letsel van haar dochter viel gelukkig mee. Voor haar dochter is het gedrag van verdachte heftig en beangstigend geweest. Een kind moet zich juist bij haar moeder en in haar eigen huis veilig en geborgen kunnen voelen, ook tijdens een hoog oplopende ruzie. Ook op haar jongere broertje, die het incident heeft gezien, heeft het incident een grote impact gehad. Daarnaast had het handelen van verdachte veel slechter af kunnen lopen en verdachte is zich daar goed van bewust. Verdachte is zelf ook enorm geschrokken van haar gedrag. Zij heeft direct openheid van zaken gegeven en zij neemt de volledige verantwoordelijkheid. Zij heeft oprechte spijt van haar verkeerde handelen en heeft alle hulpverlenging met beide handen aangegrepen.
De persoon van de verdachte
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met het strafblad van verdachte van 3 september 2024. Hieruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor een soortgelijk strafbaar feit.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het reclasseringsadvies van Reclassering Nederland van 22 april 2024. De reclassering ziet risicofactoren in de relatie tussen verdachte en haar dochter en in haar psychosociaal functioneren, maar aan deze risico’s wordt gewerkt. Na het ten laste gelegde feit is er binnen het gezin veel hulpverlening opgestart. Deze hulp is er nog steeds en verdachte volgt een behandeling gericht op agressieregulatie. De reclassering ziet als beschermende factoren dat verdachte een baan en huisvesting heeft, er geen schulden zijn en verdachte niet bekend is met problematisch middelengebruik. Ten tijde van het opstellen van het rapport woonde verdachte in Enschede en had zij het voornemen kenbaar gemaakt om naar Rotterdam te verhuizen. De reclassering ziet de risico’s na de voorgenomen verhuizing toenemen zolang verdachte in Rotterdam geen woning of werk heeft, omdat de stabiliteit op veel gebieden dan mogelijk wegvalt. De reclassering schat het risico op recidive dan ook in als gemiddeld en ziet meerwaarde in een reclasseringstoezicht met bijzondere voorwaarden. Op die manier is er zicht op het voortzetten van de behandeling en kan gemonitord worden hoe het op de andere leefgebieden verloopt na de verhuizing naar Rotterdam.
Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat ze op dit moment met haar kinderen bij haar zus in Rotterdam verblijft, dat haar kinderen sinds het begin van het schooljaar in Rotterdam naar school gaan, dat de hulpverlening vanuit Enschede wordt overgedragen naar hulpverleningsinstanties in Rotterdam en dat zij tevreden is met die hulp en daar zeker mee doorgaat. Volgens verdachte is de relatie met haar dochter, mede door de hulp en de gesprekken die zijn gevoerd, verbeterd. Zij hebben geleerd meer te praten met elkaar.
Verdachte heeft enorm veel spijt en schaamte over wat er is gebeurd.
De bijzondere curator van de dochter heeft laten weten dat de dochter heeft verteld dat het één keer volledig uit de hand is gelopen, maar dat zij het haar moeder niet verder meer aan rekent. De dochter wil graag verder met haar broertje en haar moeder en wil niet iedere keer terugkijken naar deze situatie.
De straf of maatregel
Bij de keuze voor de op te leggen straf en het bepalen van de hoogte daarvan heeft de rechtbank acht geslagen op de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) en op straffen die in soortgelijke gevallen zijn opgelegd. Daarnaast heeft de rechtbank rekening gehouden met het gegeven dat beide kinderen op vrijwillige basis tijdelijk uit huis geplaatst zijn geweest, dat er veel hulpverlening bij het gezin betrokken is en dat verdachte haar verantwoordelijkheid neemt en er alles aan doet om te voorkomen dat een dergelijk incident weer kan gebeuren. De rechtbank acht een onvoorwaardelijke straf, hoezeer ook passend bij het gepleegde feit, daarom uiteindelijk niet passend voor verdachte en ook niet in het belang van haar gezin. Continuering van de ingezette hulp, wat ook de nodige inspanning vergt, en het werken aan een stabiele thuissituatie hebben hier prioriteit.
Alles afwegende komt de rechtbank tot de volgende strafoplegging. De rechtbank zal om recht te doen aan de ernst van het strafbare feit, maar ook om verdachte een forse waarschuwing te geven voor de toekomst, een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen van zes maanden, met een proeftijd van drie jaren en met oplegging van de geadviseerde bijzondere voorwaarden, omdat het van belang is dat er zicht blijft op de voortduring van de hulpverlening en situatie van verdachte.

7.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 14a, 14b, 14c Sr.

8.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt haar daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
primair
het misdrijf:
poging tot zware mishandeling, terwijl de schuldige het misdrijf begaat tegen haar kind;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het primair bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
6 (zes) maanden;
- bepaalt dat deze gevangenisstraf
in zijn geheel niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien de verdachte voor het einde van de
proeftijd van 3 (drie) jarende navolgende algemene voorwaarde niet is nagekomen:
- stelt als
algemene voorwaardedat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
De rechter kan de tenuitvoerlegging ook gelasten indien de verdachte gedurende de
proeftijd van 3 (drie) jarende navolgende bijzondere voorwaarden niet is nagekomen:
- stelt als
bijzondere voorwaardendat verdachte:
- zich meldt op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt. De reclassering zal contact met verdachte opnemen voor de eerste afspraak;
- zich laat behandelen en meewerkt, indien van toepassing, aan diagnostiek door De Waag of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. Indien geïndiceerd werkt verdachte binnen de behandeling mee aan systeemtherapie. De behandeling start zo snel mogelijk na het ingaan van de proeftijd. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling;
- draagt de reclassering op om toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
daarbij gelden als voorwaarden van rechtswege dat de verdachte:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, Sr, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht daaronder begrepen.
Dit vonnis is gewezen door mr. J. de Ruiter, voorzitter, mr. M.W. Eshuis en
mr. H.J. Berends, rechters, in tegenwoordigheid van mr. R. van der Hulst, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 17 oktober 2024.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de politie eenheid Oost-Nederland onderzoek Framboos23 / ON2R023044. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.