ECLI:NL:RBOVE:2024:5340

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
15 oktober 2024
Publicatiedatum
17 oktober 2024
Zaaknummer
11136544 \ CV EXPL 24-2177
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake onbetaalde facturen en eisvermindering door eiseres

In deze civiele zaak, behandeld door de Rechtbank Overijssel, heeft eiseres, INTR. B.V., gedaagde, H.O.D.N. [bedrijf], aangeklaagd voor het onbetaald laten van een aantal facturen. De kantonrechter heeft in een tussenvonnis van 3 september 2024 bepaald dat gedaagde de facturen met nummers [factuurnummer 1], [factuurnummer 2] en [factuurnummer 3] ter waarde van € 258,68 en de factuur met nummer [factuurnummer 4] ter waarde van € 357,71 moet betalen, minus een creditfactuur van € 35,89. Eiseres heeft op 16 september 2024 een brief gestuurd waarin zij haar vordering tot betaling van factuur [factuurnummer 6] van € 607,76 intrekt en verzoekt om een eindvonnis te wijzen.

De kantonrechter heeft geoordeeld dat, gezien de eisvermindering, een mondelinge behandeling niet meer nodig is. In het eindvonnis van 15 oktober 2024 heeft de kantonrechter gedaagde veroordeeld tot betaling van een hoofdsom van € 580,50, vermeerderd met wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten. De kantonrechter heeft de wettelijke rente toegewezen op basis van artikel 6:119 BW, verhoogd met 2% per jaar, met ingang van 3 januari 2024. Daarnaast zijn de buitengerechtelijke incassokosten vastgesteld op € 87,08, en is gedaagde veroordeeld in de proceskosten van € 579,39.

Het vonnis is openbaar uitgesproken en is uitvoerbaar bij voorraad. Gedaagde is in het ongelijk gesteld en moet de kosten binnen veertien dagen na aanschrijving voldoen, met een waarschuwing dat bij niet-betaling verdere kosten kunnen volgen.

Uitspraak

RECHTBANKOVERIJSSEL
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Zwolle
Zaaknummer: 11136544 \ CV EXPL 24-2177
Vonnis van 15 oktober 2024
in de zaak van
INTR. B.V.,
statutair gevestigd te Deventer,
eisende partij,
hierna te noemen: eiseres,
gemachtigde: Smit en Legebeke,
tegen
[gedaagde] H.O.D.N. [bedrijf],
wonende te [woonplaats],
gedaagde partij,
hierna te noemen: gedaagde,
procederend in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 3 september 2024,
- de brief van eiseres van 16 september 2024, tevens houdende vermindering van eis.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De verdere beoordeling

2.1.
Deze zaak gaat over een aantal facturen van eiseres die gedaagde onbetaald heeft gelaten. Partijen hebben tot en met dupliek schriftelijk geprocedeerd. De kantonrechter heeft in het tussenvonnis van 3 september 2024 beslist dat gedaagde de facturen met nummers [factuurnummer 1], [factuurnummer 2] en [factuurnummer 3] van in totaal € 258,68 en de factuur met nummer [factuurnummer 4] van € 357,71 moet betalen. Het bedrag van € 35,89 van de creditfactuur met nummer [factuurnummer 5] strekt op het door gedaagde te betalen bedrag in mindering. Verder heeft de kantonrechter ten aanzien van de factuur met nummer [factuurnummer 6] overwogen dat niet is uitgesloten dat bewijslevering noodzakelijk is. De kantonrechter heeft aanleiding gezien om een mondelinge behandeling te bevelen.
2.2.
Op 16 september 2024 heeft de gemachtigde van eiseres een brief naar de kantonrechter gestuurd. Daarin heeft zij aangegeven dat eiseres, vanwege het gebrek aan bewijs en om proceseconomische redenen, haar vordering tot betaling van factuur [factuurnummer 6] ten bedrage van € 607,76 laat vallen en dat zij de door haar gevorderde hoofdsom met genoemd bedrag wil verminderen. Eiseres heeft de kantonrechter gevraagd om de mondelinge behandeling te annuleren en eindvonnis te wijzen. De zaak is vervolgens op de rol geplaatst voor vonnis.
2.3.
De kantonrechter overweegt als volgt. Door de eisvermindering is het niet meer nodig om een mondelinge behandeling te laten plaatsvinden. De mondelinge behandeling was immers bepaald om duidelijkheid over de factuur met nummer [factuurnummer 6] te krijgen en eiseres heeft haar vordering op dit punt ingetrokken. Over de resterende vordering is reeds beslist. De kantonrechter zal daarom nu eindvonnis wijzen.
2.4.
De kantonrechter zal, als uitvloeisel van wat hiervoor en in het tussenvonnis is overwogen, gedaagde veroordelen tot betaling van een hoofdsom van (€ 258,68 plus € 357,71 minus € 35,89 =) € 580,50.
2.5.
Eiseres heeft over de hoofdsom een vergoeding van wettelijke handelsrente plus 2% per jaar gevorderd, met ingang van 3 januari 2024. Zij baseert deze vordering op artikel 7.3 van haar algemene voorwaarden. De kantonrechter stelt voorop dat gedaagde de toepasselijkheid van de algemene voorwaarden niet heeft betwist, zodat de kantonrechter hiervan zal uitgaan. Verder overweegt de kantonrechter dat in artikel 7.3 van de algemene voorwaarden staat dat de afnemer (gedaagde) een contractuele vertragingsrente gelijk aan de wettelijke rente verhoogd met 2% per maand verschuldigd is, als hij een factuur niet op tijd (volledig) betaalt. De wettelijke handelsrente, zoals door eiseres gevorderd is, wordt hier niet in genoemd. De kantonrechter wijst daarom de wettelijke rente van art. 6:119 BW plus 2% toe.
2.6.
Verder heeft eiseres een vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten gevraagd. Het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) is van toepassing. Het verzuim is op of na 1 juli 2012 ingetreden. Partijen zijn een vergoeding overeengekomen die van de wettelijke regeling afwijkt. Omdat gedaagde heeft gehandeld in de uitoefening van een beroep of bedrijf, mag dat. De vordering zal daarom worden getoetst aan de oriëntatiepunten in het Rapport BGK-integraal, maar met toepassing van de wettelijke tarieven, die geacht worden redelijk te zijn. Eiseres heeft voldoende gesteld en onderbouwd dat buitengerechtelijke kosten zijn gemaakt. De door eiseres gevorderde vergoeding van buitengerechtelijke (incasso-)kosten zal dan ook worden toegewezen. De vordering van € 178,24 als vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten is, vanwege de latere vermindering van eis, hoger dan het in het Besluit bepaalde tarief van € 87,08 bij € 580,50 in hoofdsom. De kantonrechter wijst € 87,08 toe.
2.7.
Gedaagde is grotendeels in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. Daarbij zal rekening worden gehouden met het toegewezen bedrag. De proceskosten van eiseres worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
116,39
- griffierecht
328,00
- salaris gemachtigde
135,00
(1 punt × € 135,00)
Totaal
579,39
3. De beslissing
De kantonrechter
3.1.
veroordeelt gedaagde om aan eiseres te betalen een bedrag van € 580,50 aan hoofdsom, te vermeerderen met de overeengekomen rente ter hoogte van de wettelijke rente ex art. 6:119 BW verhoogd met 2% hierover, met ingang van 3 januari 2024 tot de dag van volledige betaling,
3.2.
veroordeelt gedaagde om aan eiseres te betalen een bedrag van € 87,08 aan buitengerechtelijke incassokosten,
3.3.
veroordeelt gedaagde in de proceskosten van € 579,39, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als gedaagde niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
3.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
3.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.M. Koene en in het openbaar uitgesproken op 15 oktober 2024.