ECLI:NL:RBOVE:2024:5326

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
15 oktober 2024
Publicatiedatum
17 oktober 2024
Zaaknummer
11199033 CV EXPL 24-2287
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot terugname van een paard wegens non-conformiteit na aankoop

In deze zaak heeft eiseres een paard aangeschaft met de intentie om deel te nemen aan de eventingsport. Kort na de aankoop vertoonde het paard kreupelheid, wat leidde tot een diagnose van een kwartierscheur in de hoef. Eiseres heeft de koopovereenkomst ontbonden en vordert in kort geding de terugname van het paard en restitutie van de koopsom. De rechtbank oordeelt dat het paard non-conform is, omdat de verkoper niet heeft geïnformeerd over de bestaande kwartierscheur, die een verhoogd risico op kreupelheid met zich meebrengt. De rechtbank wijst de vorderingen van eiseres toe, omdat er voldoende aannemelijk is dat in een bodemprocedure de ontbinding van de koopovereenkomst gerechtvaardigd zou zijn. De verkoper wordt veroordeeld tot terugname van het paard en restitutie van de koopsom, alsook tot betaling van de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrechts
Zittingsplaats Enschede
Zaaknummer: 11199033 CV EXPL 24-2287
Vonnis in kort geding van 15 oktober 2024
in de zaak van
[eiseres] ,
wonende te [woonplaats 1] ,
eisende partij, hierna te noemen [eiseres] ,
gemachtigde: mr. F.C.M. Maat-Oldenhof, advocaat,
tegen
[gedaagde] ,
wonende te [woonplaats 2] ,
gedaagde partij, hierna te noemen [gedaagde] ,
gemachtigde: mr. W.T.M. Krieger, advocaat.
Samenvatting:
Eiseres (koper) heeft een paard gekocht om er de eventingsport mee te bedrijven. Kort na aankoop raakt het paard kreupel aan een hoef. Na onderzoek blijkt dat er sprake is van een kwartierscheur in de hoef, wat volgens de door koper ingeschakelde deskundigen een verhoogd risico op kreupelheid met zich meebrengt. Het paard wordt voorshands non-conform geacht op grond waarvan de gevorderde voorlopige voorzieningen, terugname paard en teruggave koopsom door gedaagde (verkoper) toegewezen worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding met producties,
- de van de zijde van [gedaagde] overgelegde producties,
- de mondelinge behandeling,
- de pleitaantekeningen van [eiseres] ,
- de pleitaantekeningen van [gedaagde] .
1.2.
De zaak werd na de mondelinge behandeling in eerste instantie aangehouden om te bezien of tussen partijen een (voorlopige) regeling tot stand kon worden gebracht. Dat bleek niet het geval te zijn. Het vonnis werd daarop nader bepaald op heden.

2.De feiten

2.1
[eiseres] heeft in juni 2024 van [gedaagde] gekocht een 8 jarig paard, een ruin, met de naam [naam paard] (ook wel [naam paard] genoemd) met stamboeknummer [stamboeknummer] voor een bedrag van € 16.500,00. Haar bedoeling was om met dit paard eventing evenementen te rijden.
2.2
Voor de aankoop werd [naam paard] op 4 juni 2024 gekeurd door dierenarts [dierenarts 1] te [plaats] . [gedaagde] heeft die keuring gevraagd zonder [eiseres] te kennen in de keuze van de keuringsarts. De keuring heeft volgens het onderzoeksrapport plaatsgevonden met het boek “De veterinaire keuring van het paard” uitgave 2007 als leidraad.
[dierenarts 1] komt tot de volgende conclusie:
geen afwijkingen geconstateerd die het gebruik als sportpaard kunnen belemmeren.
2.3
Op 8 juni 2024 werd [naam paard] door [eiseres] opgehaald.
2.4
Twee dagen later werd [naam paard] in de paddock gezet. Hij begon toen te bokken en gek te doen, waarna hij later op de dag kreupel bleek te zijn. [eiseres] heeft daarop direct een afspraak gemaakt bij de bij haar bekende specialistische kliniek SMDC (Sporthorse Medical Diagnostic Centre) te Heesch.
2.5
SMDC komt op 12 juni 2024 tot de volgende diagnose:
Acute kreupelheid van 2 dagen geleden nagenoeg weg […]
Laterale quartercrack hoef LA.
2.6
Het volgende advies wordt gegeven:
Aangaande quartercrack LA: Onduidelijk of deze sinds zaterdag meer opengescheurd is of hetzelfde is gebleven. Prognostisch niet te zeggen waar deze naar toe gaat, dit ligt aan de oorzaak van de scheur (bv abces, wond, conformatie etc) maar vormt mogelijk een verhoogd risico. Voor optimale behandeling zou gescheurde stuk uitgesneden moeten worden. Om deze in totaliteit te laten uitgroeien is tijd nodig (richting 1 jaar). Als het goed verloopt en het paard kan een ijzer eronder hebben zou hij gedurende deze tijd in werk kunnen blijven.
2.7
Nog diezelfde dag en, na het onderzoek door SMDC, heeft [eiseres] bij e-mail de koopovereenkomst ontbonden. In reactie hierop heeft [gedaagde] aangegeven dat zij [eiseres] niet tegemoet kon komen.
2.8
Op 17 juni 2024 was [naam paard] weer kreupel, waarna [eiseres] dierenartsenpraktijk [bedrijf 1] heeft benaderd om het paard te laten onderzoeken. Drs. [dierenarts 2] van deze praktijk heeft [naam paard] onderzocht en hij komt tot het volgende:
algemeen - anamnese : Paard twee weken geleden aangekocht. Bij deze aankoop klinisch röntgenologische gekeurd door plaatselijke dierenarts. Kort na aankoop was paard matig kreupel links achter. Hiervoor onderzoek bij SDMC. Advies SDMC aankoopontbinding wegens onopgemerkt hoefscheur 4e kwadrant lateraal links achter. Nu visite aangezien paard stokkreupel is links achter. Beperkte steunname en pijnlijk.
bevindingen : Kreupel links achter 4/5. Pulsatie ++/+++ thv kogel. Hoef voelt warm. Geen reactie op de hoeftang (visitatie en percussie).
Uitwendige oude hoefscheur te zien lateraal in het 4e kwadrant. Oud en volledig genezen litteken thv de laterale kroonrand LA (vermoeden van trauma in het verleden), vanuit het kroonranddefect loopt de scheur over de volledige lengte en dikte van de wandhoorn tot in de draagrand. Ongeveer 2 cm distaal van de kroonrand verloopt eveneens een horizontale scheur naar plantair, uitgaande van de primaire verticale scheur, met een stukje losse wand tot gevolg. Bij beperkt uitsnijden pijn reactie paard, hierbij nogmaals de bevestiging dat het draagrand defect de gehele dikte betreft.
Radiografie om hoefscheur beter in beeld te brengen. Hoefscheur loopt van kroonrand tem draagrand. Twijfelachtige beenderige reactie van het laterale hoefbeen thv de hoefscheur.
diagnose : Kreupelheid tgv opgesloten infectie uit distale gedeelte hoefscheur.
[…]
2.9
Bij brief van 19 juni 2024 werd namens [eiseres] de ontbinding van de koopovereenkomst herhaald en werd [gedaagde] o.a. verzocht het paard terug te nemen onder restitutie van de koopsom.
2.1
Op 4 juli 2024 werd [naam paard] opnieuw bezocht door dierenartsenpraktijk [bedrijf 1] wegens terugkerende kreupelheid links achter. Dierenarts [dierenarts 3] van [bedrijf 1] gaf in haar rapportage aan dat, na een sodabad van een dag daarvoor, op de dag van onderzoek het beter ging met de kreupelheid en dat er geen indicatie was voor een dieper gelegen ontsteking.
2.11
[eiseres] heeft vervolgens een derde partij geraadpleegd over de quartercrack (hierna: kwartierscheur) in de hoef LA van [naam paard] . Deze partij, [bedrijf 2] , heeft haar bevindingen gedeeld bij brief d.d. 10 juli 2024. Geschreven wordt o.a.
Een dergelijke kwartierscheur kan lange tijd latent en zonder klachten aanwezig zijn, maar dan ineens opspelen en klinisch wel een probleem geven. Dit kan verschillende oorzaken hebben zoals ander beslag, verstappen, ergens tegenaan botsen, trauma, etc., maar soms is er niet eens een bijkomende oorzaak te vinden. Dat betekent dat dit altijd een verhoogd risico is voor de toekomst en dus meegewogen moet worden tijdens een keuring. Dergelijke kwartierscheuren blijven dus altijd een risico, ongeacht hoe lang deze klachtenvrij aanwezig zijn. Kortom, er mag nooit te licht gedacht worden over het risico van kwartierscheuren tijdens keuringen.

3.Het geschil

3.1
[eiseres] vordert veroordeling van [gedaagde] om [naam paard] terug te nemen en daartoe op te halen binnen 72 uur na betekening van dit vonnis, op verbeurte van een dwangsom van € 1.000,00 per dag of gedeelte van een dag dat zij daarmee in gebreke blijft, zulks met een maximum van € 25.000,00 alsmede [gedaagde] te veroordelen de koopsom ad € 16.500,00 aan [eiseres] terug te betalen. Dit alles onder veroordeling van [gedaagde] in de kosten van deze procedure.
3.2
De vordering is gebaseerd op de stelling dat [naam paard] vanwege de kwartierscheur in de hoef LA ongeschikt is voor de eventingsport. [eiseres] verwijst naar door haar ingewonnen advies van de onafhankelijke derde partij [bedrijf 2] . De kwartierscheur is aan te merken als een gebrek, het paard is derhalve non-conform. Er is niemand geweest die [eiseres] voor de koop over de kwartierscheur heeft geïnformeerd. Was dat wel gebeurd, dan zou zij dit met haar eigen dierenarts en hoefsmid hebben overlegd en uiteindelijk van de koop hebben afgezien. [eiseres] wijst erop dat de keuringsnormering voor de koop van een paard beschrijft dat een verticale scheur altijd gereserveerd moet worden benaderd en dat dit ook altijd door de keurende arts moet worden benoemd, hetgeen [dierenarts 1] heeft nagelaten.
De overeenkomst is ontbonden en [eiseres] wenst dat [gedaagde] de zorg voor het paard op zich neemt tot de rechter in een bodemzaak over de kwestie zal hebben geoordeeld. Van [eiseres] kan niet worden gevergd dat zij een beslissing in de hoofdzaak afwacht, nu de zorg voor geblesseerde levende have risicovol is.
3.3
[gedaagde] voert verweer. Allereerst meent zij dat [eiseres] geen spoedeisend belang bij haar vordering heeft, daarnaast is zij van oordeel dat de zaak zich niet leent voor behandeling in kort geding. [gedaagde] stelt verder dat de vordering van [eiseres] een verkapte ontbinding en ongedaanmaking is, hetgeen in een kort geding niet mogelijk is.
Inhoudelijk stelt [gedaagde] dat er geen sprake was van een gebrek bij aankoop van het paard: zij heeft nooit problemen gehad met [naam paard] . Mocht de kantonrechter tot een andere conclusie komen dan ligt het risico bij [eiseres] nu sprake is van een zichtbaar gebrek waarvan [eiseres] nagelaten heeft dit nader te laten onderzoeken.
Ter onderbouwing van haar stellingen heeft [gedaagde] een aantal producties in het geding gebracht waaronder een tweetal verklaringen van hoefsmeden en een verklaring van dierenarts [dierenarts 4] van dierenkliniek [bedrijf 3] over een kwartierscheur bij paarden. Zij geeft aan dat als een paard niet kreupel loopt, een kwartierscheur geen belemmering is voor deelname aan de eventing sport of een andere tak van paardensport.
Als productie werd ook overgelegd een veterinaire verklaring van keuringsarts [dierenarts 1] , die laat weten dat de kwartierscheur wel aanwezig was ten tijde van de keuring, maar dat het slechts een draagrand scheur betrof. Dergelijke oppervlakkige scheuren worden vaker gezien bij verder gezonde paarden en genezen doorgaans symptoomloos. Zou de scheur wel doorlopend zijn geweest, dan was daar door hem zeker melding van gemaakt in de rapportage.

4.De beoordeling

het spoedeisend belang
4.1
Het spoedeisend belang van [eiseres] bij haar vordering is naar het oordeel van de kantonrechter voldoende aannemelijk gemaakt nu het paard, vanwege de buitengerechtelijke ontbinding van de koopovereenkomst, in haar optiek niet meer haar eigendom is en de zorg voor een paard risicovol is.
het beoordelingskader in een kort geding
4.2
Vooropgesteld wordt dat voor toewijzing van een vordering tot het treffen van een voorlopige voorziening alleen dan reden is, als op grond van de thans gebleken feiten en omstandigheden aannemelijk is dat in een bodemprocedure de beslissing gelijkluidend zal zijn.
4.3
Voor deze kwestie betekent dit dat beoordeeld moet worden of een vordering tot ontbinding van de koopovereenkomst in een bodemprocedure een zodanige kans van slagen heeft, dat vooruitlopen daarop middels het toewijzen van een voorlopige voorziening gerechtvaardigd is. [gedaagde] meent dat deze kwestie niet in kort geding behandeld kan worden. De kantonrechter kan wel tot een oordeel komen en gaat daarom aan die stelling voorbij.
de kwartierscheur
4.4
Vast staat dat de kwartierscheur op het moment van aankoop reeds aanwezig was. Keuringsarts [dierenarts 1] schrijft dat immers met zoveel woorden zij het dat hij deze alleen op de draagrand heeft waargenomen.
Eveneens staat vast dat [naam paard] door [eiseres] werd aangekocht met het doel om met het paard de eventingsport te bedrijven.
De vraag is dus of [naam paard] met de kwartierscheur in de hoef LA wel geschikt is voor de eventingsport, of er al dan niet sprake is van conformiteit.
de overeenkomst, het gebrek en de onderzoeks- en mededelingsplicht
4.5
Iedere tekortkoming van een partij in de nakoming van zijn of haar verbintenis uit een overeenkomst, geeft de wederpartij de bevoegdheid de overeenkomst geheel of gedeeltelijk te ontbinden, tenzij de tekortkoming, gezien haar bijzondere aard of geringe betekenis, de ontbinding met haar gevolgen niet rechtvaardigt (artikel 6:265 lid 1 BW).
De vraag of er bij de aankoop van [naam paard] sprake is van een tekortkoming in de nakoming aan de zijde van [gedaagde] zal in een bodemprocedure beantwoord dienen te worden aan de hand van het bepaalde in artikel 7:17 BW. In deze procedure zal daarop een voorschot moeten worden genomen. In artikel 7:17 BW is bepaald dat een afgeleverde zaak aan de overeenkomst moet beantwoorden. Dit geldt op het tijdstip van aflevering. [naam paard] is op grond van artikel 3:2a lid 1 BW geen zaak, maar met inachtneming van lid 2 van dat artikel zijn bepalingen met betrekking tot zaken in beginsel van overeenkomstige toepassing.
Een zaak beantwoordt niet aan de overeenkomst indien zij, mede gelet op de aard van de zaak en de mededelingen die de verkoper over de zaak heeft gedaan, niet de eigenschappen bezit die de koper op grond van de overeenkomst mocht verwachten. De koper mag verwachten dat de zaak de eigenschappen bezit die voor een normaal gebruik daarvan nodig zijn en waarvan hij de aanwezigheid niet behoefde te betwijfelen, alsmede de eigenschappen die nodig zijn voor een bijzonder gebruik dat bij de overeenkomst is voorzien. De koper kan zich er niet op beroepen dat de zaak niet aan de overeenkomst beantwoordt wanneer hem dit ten tijde van het sluiten van de overeenkomst bekend was of redelijkerwijs bekend kon zijn. De beoordeling van conformiteit geschiedt aan de hand van alle relevante omstandigheden van het geval. De bewijslast van de stellingen die meebrengen dat sprake is van een tekortkoming als hiervoor bedoeld, rust op [eiseres] .
4.6
Op [eiseres] als koopster rustte een onderzoeksplicht, terwijl [gedaagde] als verkoopster een mededelingsplicht had. Die mededelingsplicht weegt in dit geval zwaarder dan de onderzoeksplicht. Daarvoor is het volgende redengevend.
Vast staat dat [gedaagde] wist dat [naam paard] een kwartierscheur had. De scheur aan de draagrand van de hoef (de onderkant van de hoef) zat er in ieder geval al vijf jaar en volgens [gedaagde] had die scheur in al die vijf jaar nimmer tot problemen geleid. De scheur werd ook gezien door de hoefsmeden die de scheur gevijld hebben. Ook [dierenarts 1] heeft de scheur gezien en er verder geen aandacht aan besteed. Als de keuringsarts van die scheur al geen melding maakt, in hoeverre had [eiseres] daar dan op bedacht moeten zijn? [gedaagde] had de kwartierscheur met [eiseres] moeten bespreken waarna [eiseres] de beslissing had kunnen nemen om al dan niet tot aankoop over te gaan. Immers, duidelijk is dat goede hoeven onontbeerlijk zijn voor het uitoefenen van de paardensport en dat was nu juist het doel van [eiseres] bij de aankoop van [naam paard] .
4.7
Uit vooral de onderbouwde verklaringen van dierenarts [dierenarts 5] , verbonden aan SMDC en drs. [dierenarts 6] volgt dat een kwartierscheur een inherent risico oplevert. Dat verhoogde risico heeft al op 10 juni 2024 geleid tot kreupelheid. Dit brengt met zich mee dat [naam paard] naar het voorshandse oordeel van de kantonrechter niet geschikt is voor de eventingsport en daarmee niet geschikt is voor het bij [gedaagde] bekende gebruik dat [eiseres] voor ogen had toen zij het paard kocht. De verklaringen zoals die door [gedaagde] in het geding zijn gebracht, leiden daarbij niet tot een ander oordeel.
4.8
Voldoende aannemelijk is dan ook dat in een bodemprocedure tot het oordeel wordt gekomen dat de buitengerechtelijke onbinding van de koopovereenkomst gerechtvaardigd was. Vooruitlopend daarop zijn de vorderingen van [eiseres] in deze procedure toewijsbaar.
4.9
[gedaagde] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van deze procedure. Tot aan dit vonnis worden de proceskosten aan de zijde van [eiseres] als volgt vastgesteld:
- kosten van de dagvaarding
€ 136,72
- griffierecht
€ 706,00
- salaris gemachtigde
€ 814,00
- nakosten
€ 135,00
Totaal:
€ 1.791,72

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1
veroordeelt [gedaagde] het paard genaamd [naam paard] , ook wel genoemd [naam paard] , terug te nemen en daartoe op te halen binnen 72 uur na betekening van dit vonnis, zulks op verbeurte van een dwangsom van € 1.000,00 per dag of gedeelte van een dag dat zij daarmee in gebreke blijft tot een maximum van € 25.000,00;
5.2
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiseres] terug te betalen de koopsom ad € 16.500,00;
5.3
veroordeelt [gedaagde] in de kosten van deze procedure tot op heden aan de zijde van [eiseres] begroot op € 1.791,72;
5.4
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. U. van Houten, kantonrechter, en door mr. A.M.S. Kuipers, kantonrechter, in het openbaar uitgesproken op 15 oktober 2024.
(MJW)