ECLI:NL:RBOVE:2024:5320

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
15 oktober 2024
Publicatiedatum
17 oktober 2024
Zaaknummer
11110893 \ CV EXPL 24-1144
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatige beslaglegging door gerechtsdeurwaarder op UWV-uitkering na nietig verklaard vonnis

In deze zaak is eiser bij vonnis veroordeeld tot betaling van een bedrag. Gedaagde, een gerechtsdeurwaarder, heeft bedragen geïncasseerd door middel van beslag op de UWV-uitkering van eiser, in verband met de tenuitvoerlegging van het vonnis. Eiser stelt dat hij het vonnis nietig heeft verklaard en dat gedaagde daarom onrechtmatig beslag heeft gelegd en bedragen incasseert. Hij vordert schadevergoeding, staking van de incassowerkzaamheden, ongedaanmaking van de gelegde beslagen en terugbetaling van de inbeslaggenomen gelden. Gedaagde voert verweer en stelt dat een gerechtelijk vonnis niet buitengerechtelijk kan worden vernietigd. De kantonrechter overweegt dat er geen grond is om het handelen van gedaagde als onrechtmatig te bestempelen, aangezien het vonnis in kracht van gewijsde is gegaan en eiser niet in hoger beroep is gegaan. De vorderingen van eiser worden afgewezen. Eiser wordt in de proceskosten veroordeeld.

Uitspraak

RECHTBANKOVERIJSSEL
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Almelo
Zaaknummer: 11110893 \ CV EXPL 24-1144
Vonnis van 15 oktober 2024
in de zaak van
[eiser],
te [woonplaats 1] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser] ,
gemachtigde: R.H. Boevenbrink,
tegen
[gedaagde],
te [woonplaats 2] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
gemachtigde: [gedaagde] .

1.Samenvatting

1.1.
[eiser] is bij vonnis veroordeeld tot betaling van een bedrag. [gedaagde] is gerechtsdeurwaarder en heeft door middel van een beslag op de UWV-uitkering van [eiser] bedragen geïncasseerd in verband met de tenuitvoerlegging van het vonnis. [eiser] stelt dat hij het vonnis nietig heeft verklaard en dat [gedaagde] daarom onrechtmatig beslag heeft gelegd en onrechtmatig bedragen incasseert. Hij vordert betaling van schadevergoeding, staking van de incassowerkzaamheden, ongedaanmaking van de gelegde beslagen en terugbetaling van de inbeslaggenomen gelden. [gedaagde] voert verweer.
1.2.
De kantonrechter overweegt dat een gerechtelijk vonnis niet buitengerechtelijk kan worden vernietigd en oordeelt dat er geen grond is om het handelen van [gedaagde] als onrechtmatig te bestempelen. De vorderingen van [eiser] worden daarom afgewezen.

2.De procedure

2.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding met producties,
- de conclusie van antwoord,
- de brief waarin een mondelinge behandeling is bepaald,
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 10 september 2024,
- de pleitnota van [eiser] .
2.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

3.De feiten

3.1.
Op 15 februari 2006 heeft een kantonrechter een vonnis gewezen waarin [eiser] is veroordeeld tot betaling van een bedrag.
3.2.
Dit vonnis is aan [eiser] betekend. Vervolgens is beslag gelegd op de UWV-uitkering van [eiser] en zijn bedragen van hem geïncasseerd. De gerechtsdeurwaarder die zich daar in eerste instantie mee bezighield was de heer [naam] , van [bedrijf] B.V.
3.3.
[bedrijf] B.V. is daarna gefuseerd met het kantoor van [gedaagde] . [gedaagde] is ook een gerechtsdeurwaarder. Hij heeft het incasseren van de bedragen van [naam] overgenomen.

4.Het geschil

4.1.
Hoewel [eiser] in het petitum van de dagvaarding alleen betaling van schadevergoeding vermeerderd met rente en kosten heeft gevorderd, heeft hij in het lichaam van de dagvaarding en in de pleitnota nog een aantal andere vorderingen opgenomen. Die vorderingen heeft hij herhaald in zijn pleitnota. De pleitnota zal daarom worden opgevat als een akte vermeerdering van eis.
4.2.
[eiser] vordert – samengevat en na vermeerdering van eis – veroordeling van [gedaagde] tot:
  • betaling van een bedrag van € 10.000,00 aan schadevergoeding, vermeerderd met rente,
  • staking van de incassowerkzaamheden binnen tien dagen na dit vonnis, op straffe van een dwangsom van € 2.500,00 per week,
  • ongedaanmaking van de gelegde beslagen binnen tien dagen na dit vonnis, op straffe van een dwangsom van € 2.500,00 per week,
  • terugbetaling van de inbeslaggenomen gelden binnen tien dagen na dit vonnis, op straffe van een dwangsom van € 250,00 per dag,
  • betaling van de proceskosten, vermeerderd met rente.
4.3.
Volgens [eiser] heeft [gedaagde] onrechtmatig beslag gelegd op zijn uitkering. Het vonnis waarop die beslaglegging is gebaseerd, heeft [eiser] namelijk zelf nietig verklaard, vanwege het ontbreken van een proces-verbaal van de zitting en onjuiste ondertekening van het vonnis. [eiser] heeft [gedaagde] in gebreke gesteld, waardoor [gedaagde] in schuldeisersverzuim is geraakt. Dit levert volgens [eiser] verlies van de vermeende titel op. [eiser] stelt dat er geen sprake is van een overeenkomst tussen hem en [gedaagde] . Om deze redenen is het gelegde beslag onrechtmatig. [eiser] leidt schade door het onrechtmatig incasseren.
4.4.
[gedaagde] voert verweer. Hij voert aan dat de vorderingen van [eiser] moeten worden afgewezen. Volgens hem zijn de stellingen van [eiser] onnavolgbaar. De grondslag voor het beslag is een vonnis van 15 februari 2006, dat op 11 maart 2022 correct is betekend. Vervolgens is beslag gelegd door een medewerker van het kantoor van [naam] en is dat kantoor samengegaan met het kantoor van [gedaagde] . Het vonnis kan niet nietig worden verklaard door [eiser] en als hij wilde opkomen tegen dit vonnis, had [eiser] in hoger beroep moeten gaan of een executiegeschil moeten starten. Dat heeft hij niet gedaan. Op enig moment is de beslagvrije voet aangepast. Er is volgens [gedaagde] op dit moment nog een openstaande vordering van in totaal € 259.578,14.
4.5.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

5.De beoordeling

Vorderingen
5.1.
Partijen zijn het erover eens dat het vonnis van 15 februari 2006 de grondslag is van het door de deurwaarder gelegde beslag. Een gerechtelijk vonnis kan niet buitengerechtelijk worden vernietigd. Om een vonnis aan te kunnen tasten, moet men in hoger beroep gaan. Het is niet gesteld of gebleken dat [eiser] tegen het vonnis in hoger beroep is gegaan. Het vonnis is door [eiser] ook niet in deze procedure overgelegd. De kantonrechter moet er daarom van uitgaan dat het vonnis in kracht van gewijsde is gegaan, oftewel dat daar geen rechtsmiddelen meer tegen openstaan. In dat geval bestaat er alleen nog de mogelijkheid om een executiegeschil te starten. In een executiegeschil kan een executieverbod worden opgelegd of kan de executie worden geschorst. Dat gebeurt alleen als er sprake is van misbruik van bevoegdheid. Het is niet gesteld of gebleken dat [eiser] een executiegeschil is gestart. Het vonnis mag dan ook ten uitvoer worden gelegd.
5.2.
Een gerechtsdeurwaarder is op grond van de wet bevoegd om vonnissen en dwangbevelen ten uitvoer te leggen. Als een deurwaarder daartoe opdracht krijgt, is hij zelfs verplicht om dat te doen. Dit wordt de ministerieplicht genoemd. Onbetwist is dat [gedaagde] een beëdigd gerechtsdeurwaarder is. Hij is daarmee bevoegd om vonnissen ten uitvoer te leggen. Het klopt dat er geen sprake is van een overeenkomst tussen [eiser] en [gedaagde] , zoals [eiser] stelt. Dat is echter ook niet nodig, omdat [gedaagde] op basis van zijn wettelijke bevoegdheid als beëdigd gerechtsdeurwaarder handelt. Dit betekent dat [gedaagde] niet onrechtmatig heeft gehandeld tegenover [eiser] door bedragen van hem te incasseren via het gelegde beslag, op grond van het vonnis. Aangezien [gedaagde] niet onrechtmatig heeft gehandeld, kan hij ook niet in (schuldeisers)verzuim zijn geraakt.
5.3.
[eiser] heeft tijdens de zitting verteld dat er maandelijks € 1.200,00 op zijn UWV-uitkering wordt ingehouden en dat dit een fors inkomensverlies is voor hem. De kantonrechter heeft er begrip voor dat het beslag zwaar is voor [eiser] . [gedaagde] heeft ter zitting echter aangegeven dat het bedrag zo hoog is, omdat de nog openstaande vordering ook erg hoog is. Hij heeft onbetwist aangevoerd dat bij het incasseren rekening wordt gehouden met de beslagvrije voet en dat het alleen mogelijk is om de beslagvrije voet aan te passen op grond van door [eiser] aan te leveren informatie over zijn inkomsten. Op basis daarvan wordt volgens vaststaande tabellen berekend wat de beslagvrije voet zou moeten zijn. Het is niet gesteld of gebleken dat de beslagvrije voet onjuist is berekend.
5.4.
[eiser] heeft verder gesteld dat hij door Kamer voor Gerechtsdeurwaarders in het gelijk is gesteld en dat hij schadevergoeding toegewezen heeft gekregen. Tijdens de zitting hebben partijen toegelicht dat het hierbij ging om een klacht van [eiser] tegen [naam] die gegrond is verklaard in verband met de wijze van communiceren door [naam] . [gedaagde] heeft onbetwist gesteld dat de toegewezen schadevergoeding een standaard boete is. Dit heeft dus niets te maken met de rechtmatigheid van het beslag.
5.5.
Kortom, er is geen grond om het handelen van [gedaagde] als onrechtmatig te bestempelen. Aangezien dit de grondslag was voor de vorderingen van [eiser] tot betaling van schadevergoeding, staking van de incassowerkzaamheden, ongedaanmaking van de gelegde beslagen en terugbetaling van de inbeslaggenomen gelden, worden deze vorderingen afgewezen.
Proceskosten
5.6.
[eiser] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [gedaagde] worden begroot op:
- salaris gemachtigde
339,00
(1 punt × € 339,00)
- nakosten
135,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
totaal
474,00

6.De beslissing

De kantonrechter
6.1.
wijst de vorderingen van [eiser] af,
6.2.
veroordeelt [eiser] in de proceskosten van € 474,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [eiser] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
6.3.
verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.M. van Diggele en in het openbaar uitgesproken op 15 oktober 2024.