ECLI:NL:RBOVE:2024:5317

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
17 oktober 2024
Publicatiedatum
17 oktober 2024
Zaaknummer
08.082081.23 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in zaak van onttrekking van minderjarige en voorhanden hebben van veerdrukwapen

In de zaak voor de Rechtbank Overijssel, zittingsplaats Almelo, is verdachte vrijgesproken van de beschuldigingen van het onttrekken van een minderjarige aan het wettig gezag en het voorhanden hebben van een veerdrukwapen. De rechtbank heeft op 17 oktober 2024 uitspraak gedaan na een openbare terechtzitting op 3 oktober 2024. De officier van justitie had de verdachte beschuldigd van het onttrekken van een minderjarige, geboren in 2008, en het voorhanden hebben van een veerdrukwapen. De rechtbank heeft vastgesteld dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs was om de verdachte te veroordelen voor de tenlastegelegde feiten. De rechtbank oordeelde dat, hoewel de minderjarige wegliep van een jeugdinstelling en contact had met de verdachte, niet kon worden vastgesteld dat de verdachte beslissende invloed had op de scheiding tussen de minderjarige en de instelling. Dit was noodzakelijk voor een bewezenverklaring van de onttrekking. Eveneens ontbrak bewijs voor het voorhanden hebben van het veerdrukwapen. De rechtbank heeft daarom de verdachte vrijgesproken van alle ten laste gelegde feiten.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer: 08.082081.23 (P)
Datum vonnis: 17 oktober 2024
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum 1] 1983 in [geboorteplaats],
nu verblijvende in en ingeschreven op het adres van de [locatie 1].

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 3 oktober 2024.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie en van wat door verdachte en zijn raadsman mr. J. Ruarus, advocaat in Almelo, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1:een minderjarige heeft onttrokken aan het wettig gezag. Subsidiair is dit ten laste gelegd als het verbergen van een minderjarige en/of het onttrekken van een minderjarige aan de nasporing van de politie.
feit 2:een veerdrukwapen voorhanden heeft gehad.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 13 maart 2023 tot en met 23 maart 2023, te Eefde (gemeente Lochem) en/of Almelo, althans in Nederland meermalen, althans eenmaal,
opzettelijk een minderjarige, te weten - [minderjarige], geboren op [geboortedatum 2] 2008 heeft onttrokken aan het wettig over hem/haar gesteld gezag en/of aan het opzicht van degene die dit desbevoegd over hem/haar uitoefende;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode van 13 maart 2023 tot en met 23 maart 2023, te Eefde
(gemeente Lochem) en/of Almelo, althans in Nederland meermalen, althans eenmaal, opzettelijk een minderjarige, te weten - [minderjarige], geboren op [geboortedatum 2] 2008 die onttrokken was of zich onttrokken had aan het wettig over hem/haar gesteld
gezag of aan het opzicht van degene die dit desbevoegd over hem/haar uitoefende,
heeft verborgen en/of aan de nasporing van de ambtenaren van de justitie of politie heeft onttrokken;
2.
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 21 maart 2023 tot en met 23 maart 2023, te Almelo, althans in Nederland, een wapen van categorie I, onder 7° van de Wet wapens en munitie, te weten een door de Minister van Justitie en Veiligheid aangewezen voorwerp dat een ernstige bedreiging van personen kon vormen en/of dat zodanig op een wapen geleek dat deze voor bedreiging of afdreiging geschikt was, namelijk een veerdrukwapen (merk Walther, model PPQ, kaliber 6mm airsoft), dat voor wat betreft zijn vorm en afmetingen een sprekende gelijkenis vertoonde met een vuurwapen (pistool) van het merk Walther, model PPQ dat door de politie als dienstwapen wordt gebruikt, voorhanden heeft gehad.

3.Ontvankelijkheid Openbaar Ministerie

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat sprake is van een onherstelbaar vormverzuim, omdat de kluisjes van verdachte bij Tactus Verslavingszorg zijn doorzocht zonder een schriftelijke machtiging van de officier van justitie ex artikel 96c van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv). Volgens de officier van justitie kan worden volstaan met de enkele constatering daarvan, omdat verdachte als gevolg daarvan geen daadwerkelijk nadeel heeft ondervonden.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk te verklaren gezien de onrechtmatige doorzoeking van de kluisjes.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt vast dat verbalisanten, zonder dat zij hiervoor over een schriftelijke machtiging van de officier van justitie ex artikel 96c Sv beschikten, de kluisjes van verdachte bij Tactus Verslavingszorg hebben doorzocht. Er is dan ook sprake van een vormverzuim als bedoeld in artikel 359a Sv. De rechtbank is van oordeel dat kan worden volstaan met de enkele constatering daarvan, nu onvoldoende is gesteld en onderbouwd dat verdachte als gevolg van het vormverzuim nadeel heeft ondervonden en waaruit dat nadeel bestond.

4.De bewijsmotivering

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het aan verdachte onder 1 primair ten laste gelegde feit wettig en overtuigend kan worden bewezen.
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte vrij te spreken van het onder 2 ten laste gelegde feit.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht om verdachte integraal vrij te spreken.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Op 13 maart 2023 is de destijds veertienjarige [minderjarige] (hierna: [minderjarige]) weggelopen van de jeugdinstelling [locatie 2], waar zij verbleef op een gesloten afdeling. [minderjarige] is tien dagen weggebleven. Hoewel uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting blijkt dat [minderjarige] verliefd was op verdachte, dat verdachte in die periode contact heeft gehad met [minderjarige] en dat hij zich enkele dagen heeft bevonden in de woning waar [minderjarige] in die periode ook verbleef, kan niet worden vastgesteld dat verdachte beslissende invloed heeft gehad op de (voortdurende) scheiding tussen [minderjarige] en [locatie 2]. Dit is wel noodzakelijk om tot een bewezenverklaring van artikel 279, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht te komen. Dat betekent dat het wettig en overtuigend bewijs ontbreekt. De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van het onder 1 primair ten laste gelegde.
Voor een bewezenverklaring van het subsidiair ten laste gelegde is onvoldoende vast komen te staan dat verdachte handelingen heeft verricht om [minderjarige] te verbergen dan wel te onttrekken aan de opsporing. De rechtbank zal verdachte ook daarvan vrijspreken.
Met betrekking tot feit 2 oordeelt de rechtbank met de officier van justitie en de raadsman dat het wettig en overtuigend bewijs ontbreekt. De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van het onder 2 ten laste gelegde.

5.De beslissing

De rechtbank:
vrijspraak
- verklaart niet bewezen dat verdachte het onder 1 primair, 1 subsidiair en 2 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.G.M. Fluttert, voorzitter, mr. J. de Ruiter en
mr. M.W. Eshuis, rechters, in tegenwoordigheid van mr. E.M.A. van den Hoek, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 17 oktober 2024.