ECLI:NL:RBOVE:2024:5316

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
15 oktober 2024
Publicatiedatum
17 oktober 2024
Zaaknummer
320306 KG RK 24-372
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wrakingsverzoek van verzoekers wegens vrees voor partijdigheid van rechters in strafzaken

In deze zaak hebben verzoekers, [verzoeker] en [verzoekster], een wrakingsverzoek ingediend tegen drie rechters van de Rechtbank Overijssel, omdat zij vreesden voor partijdigheid. Dit verzoek volgde nadat de rechters 18 van de 19 getuigenverzoeken in hun strafzaken hadden afgewezen. De wrakingskamer heeft op 15 oktober 2024 geoordeeld dat er geen sprake was van vrees voor partijdigheid en heeft het verzoek ongegrond verklaard.

De procedure begon met een pro forma/regiezitting op 2 september 2024, waar de onderzoekswensen van de verdediging aan de orde kwamen. De verzoekers hadden voorafgaand aan deze zitting 19 getuigenverzoeken ingediend, maar de rechters hebben 18 verzoeken afgewezen. De verzoekers voerden aan dat de rechters bevooroordeeld waren en dat de afwijzing van de getuigenverzoeken onterecht was.

De wrakingskamer heeft vastgesteld dat de indruk van partijdigheid niet alleen gebaseerd kan zijn op het persoonlijke gevoel van de verzoekers, maar dat dit ook objectief moet zijn. De wrakingskamer concludeerde dat de verzoekers geen concrete feiten of omstandigheden hebben aangedragen die de vrees voor partijdigheid zouden rechtvaardigen. De beslissing van de rechters kan niet door middel van een wrakingsverzoek worden aangevochten, maar alleen via een rechtsmiddel zoals hoger beroep.

Uiteindelijk heeft de wrakingskamer het verzoek tot wraking afgewezen, waarbij werd opgemerkt dat tegen deze beslissing geen rechtsmiddel openstaat.

Uitspraak

beslissing

RECHTBANK OVERIJSSEL

Wrakingskamer
Zittingsplaats Zwolle
zaaknummer: 320306 KG RK 24-372
Beslissing van 15 oktober 2024
in de zaak van
[verzoeker],
wonend in [woonplaats 1] en thans verblijvend in de [locatie 1] ,
verzoeker tot wraking,
advocaat mr. S. Schuurman, advocaat te Breukelen,
en
[verzoekster],
wonend in [woonplaats 2] en thans verblijvend in de [locatie 2] ,
verzoekster tot wraking,
advocaat mr. C.C. Polat, advocaat te Breukelen.

1.De procedure

1.1.
[verzoeker] en [verzoekster] hebben het verzoek tot wraking gedaan van mrs. M. Melaard, P.A.M. Miltenburg en L. Kesteloo, rechters in deze rechtbank en in die hoedanigheid belast met de behandeling van de strafzaken die zijn geregistreerd onder parketnummers 71-133683-23 ([verzoeker]) en 71-228934-23 ([verzoekster]).
1.2.
In het kader van de behandeling van de strafzaken heeft op 2 september 2024 een pro forma/regiezitting plaatsgevonden. Op dezelfde dag, maar na afloop van de zitting, hebben de advocaten door middel van een brief het verzoek tot wraking gedaan. Met een e-mailbericht van 9 september 2024 hebben de advocaten het wrakingsverzoek nader toegelicht.
1.3.
Van de zitting op 2 september 2024 zijn processen-verbaal opgemaakt.
1.4.
De gewraakte rechters hebben niet berust in de wraking. Zij hebben op 17 september 2024 schriftelijk gereageerd.
1.5.
Het wrakingsverzoek van [verzoeker] en [verzoekster] is op 11 oktober 2024 in Zwolle in het openbaar behandeld. Bij de mondelinge behandeling zijn verschenen:
  • mr. S. Schuurman, de advocaat van [verzoeker] en tevens verschenen namens mr. C.C. Polat;
  • mrs. M. Melaard en P.A.M. Miltenburg.

2.De feiten

2.1.
[verzoeker] en [verzoekster] zijn door het Openbaar Ministerie gedagvaard om terecht te staan voor hun aandeel en/of betrokkenheid bij een strafbaar feit. Tijdens de zitting van 2 september 2024 is de zaak niet inhoudelijk behandeld. Het betrof een pro forma/regiezitting, waarin onder meer de onderzoekswensen van de verdediging aan de orde zijn gekomen.
2.2.
Tot die onderzoekswensen behoorden de verzoeken van [verzoeker] en [verzoekster] om in de strafzaak 19 getuigen te horen. Voorafgaand aan de zitting waren de verzoeken schriftelijk gedaan, en heeft de officier van justitie schriftelijk gereageerd.
2.3.
Na beraad heeft de meervoudige kamer 18 van de 19 getuigenverzoeken afgewezen. Ook een verzoek om inzage in stukken in verschillende onderzoeksdossiers is afgewezen.

3.De beoordeling

3.1.
De wrakingskamer moet de vraag beantwoorden of de betrokken rechters bevooroordeeld zijn of dat zij die indruk bij [verzoeker] en [verzoekster] hebben gewekt. Die indruk gaat niet alleen maar over het persoonlijke gevoel van [verzoeker] en [verzoekster], maar moet ‘geobjectiveerd’ zijn. Dat wil zeggen dat een willekeurige andere persoon in de plaats van [verzoeker] en [verzoekster] op grond van bepaalde feiten en omstandigheden óók moet hebben gedacht dat de rechters partijdig zijn. Het uitgangspunt is dat een rechter vanwege zijn aanstelling als rechter wordt vermoed onpartijdig te zijn. Dat kan anders zijn als sprake is van een uitzonderlijke omstandigheid, waaruit kan worden afgeleid dat hij vooringenomen is.
3.2.
Uit het wrakingsverzoek, de aanvulling daarop en de toelichting bij de mondelinge behandeling van de wrakingskamer begrijpt de wrakingskamer dat [verzoeker] en [verzoekster] vinden dat de meervoudige kamer het verkeerde criterium heeft gehanteerd bij de afwijzing van de getuigenverzoeken. De juistheid van de beslissing kan op zichzelf niet door middel van een wrakingsverzoek aan de orde worden gesteld. Dat kan alleen door een rechtsmiddel (zoals hoger beroep) tegen de beslissing aan te wenden.
Voor zover [verzoeker] en [verzoekster] nog menen dat er desondanks sprake is van de objectief gerechtvaardigde vrees voor wraking, omdat de motivering van de beslissing dermate onbegrijpelijk is dat de objectieve schijn van partijdigheid is gegeven, geldt het volgende. Concrete feiten en omstandigheden waaruit volgt dat de meervoudige kamer bij het geven van de beslissing vooringenomen was tegen [verzoeker] en [verzoekster] of dat objectief gerechtvaardigde vrees daarvoor bestond, hebben [verzoeker] en [verzoekster] niet aangevoerd. Uit het enkele feit dat de meervoudige kamer in het nadeel van [verzoeker] en [verzoekster] heeft beslist kan de wrakingskamer dat niet afleiden.
3.3.
[verzoeker] en [verzoekster] hebben verder aangevoerd dat het wrakingsverzoek ook betrekking heeft op de onbegrijpelijke motivering ten aanzien van het verzoek tot inzage in stukken in verschillende onderzoeksdossiers. [verzoeker] en [verzoekster] hebben dit verzoek niet nader onderbouwd. Ook hier geldt dat sprake is van een processuele beslissing die in het algemeen geen grond oplevert voor wraking. Evenmin zijn concrete feiten of omstandigheden gesteld, waaruit volgt dat de meervoudige kamer bij het geven van de beslissing vooringenomen was of dat de objectief gerechtvaardigde vrees daarvoor bestond. Naar de wrakingskamer begrijpt is in de visie van verzoekers de motivering ontoereikend dan wel ondeugdelijk. Naar het oordeel van de wrakingskamer kan echter niet worden vastgesteld dat de motivering van de afwijzing zodanig onbegrijpelijk is dat daaruit de schijn van vooringenomenheid moet worden afgeleid.
3.4.
Concluderend komt de wrakingskamer tot het oordeel dat het wrakingsverzoek moet worden afgewezen.

4.De beslissing

De wrakingskamer:
4.1.
verklaart het verzoek ongegrond.
Deze beslissing is gegeven door de mrs. A. van Holten, A.E. Zweers en A. Smedes, in tegenwoordigheid van de griffier mr. S.D. van Wijk en in openbaar uitgesproken op 15 oktober 2024.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.