Uitspraak
RECHTBANK OVERIJSSEL
[verzoeker] ,
[verweerder] ,
Het procesverloop
- Mr. Philips, voornoemd, namens [verzoeker] ,
- Mr. Lang, voornoemd, namens [verweerder] .
Rechtbank Overijssel
Op 4 december 2023 heeft [verzoeker] een verzoekschrift ingediend tot faillietverklaring van [verweerder] bij de rechtbank Overijssel, zittingsplaats Almelo. Het verzoek is behandeld in raadkamer op 17 januari 2024, waarbij beide partijen vertegenwoordigd waren door hun advocaten. [Verzoeker] stelt dat hij een vordering van € 161.499,00 heeft op [verweerder] op basis van een investeringsovereenkomst, waarbij [verweerder] gelden heeft belegd in crypto. [Verzoeker] heeft herhaaldelijk geprobeerd zijn geld terug te krijgen, maar [verweerder] heeft niet gereageerd en de betalingen stopgezet. [Verweerder] heeft in zijn verweerschrift betwist dat er een vordering bestaat en stelt dat hij niet in een faillissementstoestand verkeert. Hij verwijst naar een exoneratieclausule in de overeenkomst die de aansprakelijkheid voor verliezen uitsluit.
De rechtbank oordeelt dat de grondslag van het verzoek een investeringsovereenkomst is, waarin risico's zijn opgenomen. De rechtbank concludeert dat de vragen over de vordering en de exoneratieclausule niet in een faillissementsprocedure kunnen worden beantwoord. [Verzoeker] moet zijn vorderingsrechten in een bodemprocedure laten beoordelen. De rechtbank wijst het verzoek tot faillietverklaring af, omdat de gevolgen van een faillissement te groot zijn om in deze eenvoudige procedure te beslissen. De beslissing is genomen door mr. A.H. Margadant op 24 januari 2024.