ECLI:NL:RBOVE:2024:5287

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
15 oktober 2024
Publicatiedatum
15 oktober 2024
Zaaknummer
08.147265.24 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval met zwaar lichamelijk letsel door roekeloos rijgedrag

Op 15 oktober 2024 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 41-jarige man, die als bestuurder van een bestelauto betrokken was bij een verkeersongeval op 19 juni 2023 te Zwolle. De rechtbank heeft de man veroordeeld tot een taakstraf van 120 uren en een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor zes maanden, met een proeftijd van twee jaren. De verdachte heeft een bijrijder van een auto aangereden, waardoor deze zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen, waaronder twee gebroken ribben en een klaplong. De rechtbank oordeelde dat de verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend heeft gereden, met een snelheid van ongeveer 131 km/uur, terwijl de maximumsnelheid ter plaatse 100 km/uur was. De verdachte had zijn aandacht van de weg afgewend om een blikje drinken te pakken, wat leidde tot de aanrijding. De rechtbank concludeerde dat de verdachte schuld had in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, en dat het letsel van het slachtoffer als zwaar lichamelijk letsel moest worden aangemerkt. De vordering van de benadeelde partij werd niet-ontvankelijk verklaard, omdat de schadeposten onvoldoende waren onderbouwd.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08.147265.24 (P)
Datum vonnis: 15 oktober 2024
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1983 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 1 oktober 2024.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie en van wat door verdachte en zijn raadsman mr. J.F.I. Sahebdien, advocaat in Enschede, naar voren is gebracht.
Ook heeft de rechtbank kennis genomen van de door [slachtoffer] voorgedragen slachtofferverklaring.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
(primair) schuld heeft aan een verkeersongeval waarbij een ander zwaar lichamelijk letsel is toegebracht, dan wel
(subsidiair) opzettelijk de verkeersregels in ernstige mate heeft geschonden, waardoor levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor anderen te duchten was, dan wel
(meer subsidiair) gevaar op de weg heeft veroorzaakt.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
hij op of omstreeks 19 juni 2023 te Zwolle als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (bedrijfsauto (bestelauto)), daarmede rijdende over de weg, de A28,
roekeloos, althans zeer dan wel aanmerkelijk, onvoorzichtig, onoplettend en/of onachtzaam heeft gereden, hierin bestaande dat verdachte,
- zijn aandacht gedurende enige tijd niet, althans in onvoldoende mate, op het overige verkeer en/of de (verkeers)situatie ter plaatse heeft gericht en/of
- geen gevolg heeft geven aan een verkeersteken dat een gebod of verbod inhoudt, immers in strijd met een bord A1 van bijlage I bij het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 - op welk bord een maximumsnelheid van 100 km/uur was aangegeven - heeft gereden met een snelheid, van (ongeveer) 131 km/uur, in elk geval met een (aanzienlijk) hogere snelheid dan die voor een veilig verkeer ter plaatse geboden was en/of
- in strijd met het gestelde in artikel 19 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, niet de snelheid van dat door hem, verdachte bestuurde motorrijtuig (bedrijfsauto (bestelauto)) zodanig heeft geregeld dat hij in staat was dat motorrijtuig (bedrijfsauto (bestelauto)) tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij, verdachte die weg (de A28) kon overzien en waarover deze vrij was en/of
- is gebotst tegen, althans in aanrijding gekomen met een voor hem, verdachte, uit rijdend voertuig (personenauto), en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor een ander (te weten [slachtoffer] )

zwaar lichamelijk letsel of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan;

subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 19 juni 2023 te Zwolle als bestuurder van een voertuig (bedrijfsauto (bestelauto)), daarmee rijdende op de weg, de A28, zich opzettelijk zodanig heeft gedragen dat de verkeersregels in ernstige mate werden geschonden door:
- zijn aandacht gedurende enige tijd niet, althans in onvoldoende mate, op het overige verkeer en/of de (verkeers)situatie ter plaatse heeft gericht en/of
- geen gevolg heeft geven aan een verkeersteken dat een gebod of verbod inhoudt, immers in strijd met een bord A1 van bijlage I bij het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 - op welk bord een maximumsnelheid van 100 km/uur was aangegeven - heeft gereden met een snelheid, van (ongeveer) 131 km/uur, in elk geval met een (aanzienlijk) hogere snelheid dan die voor een veilig verkeer ter plaatse geboden was en/of
- in strijd met het gestelde in artikel 19 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, niet de snelheid van dat door hem, verdachte bestuurde motorrijtuig (bedrijfsauto (bestelauto)) zodanig heeft geregeld dat hij in staat was dat motorrijtuig (bedrijfsauto (bestelauto)) tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij, verdachte die weg (de A28) kon overzien en waarover deze vrij was en/of
- is gebotst tegen, althans in aanrijding gekomen met een voor hem, verdachte, uit rijdend voertuig (personenauto), door welke verkeersgedraging(en) van verdachte levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor (een) ander(en) te duchten was;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 19 juni 2023 te Zwolle als bestuurder van een voertuig (bedrijfsauto (bestelauto)), daarmee rijdende op de weg, de A28,
- zijn aandacht gedurende enige tijd niet, althans in onvoldoende mate, op het overige verkeer en/of de (verkeers)situatie ter plaatse heeft gericht en/of
- geen gevolg heeft geven aan een verkeersteken dat een gebod of verbod inhoudt, immers in strijd met een bord A1 van bijlage I bij het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 - op welk bord een maximumsnelheid van 100 km/uur was aangegeven - heeft gereden met een snelheid, van (ongeveer) 131 km/uur, in elk geval met een (aanzienlijk) hogere snelheid dan die voor een veilig verkeer ter plaatse geboden was en/of
- in strijd met het gestelde in artikel 19 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, niet de snelheid van dat door hem, verdachte bestuurde motorrijtuig (bedrijfsauto (bestelauto)) zodanig heeft geregeld dat hij in staat was dat motorrijtuig (bedrijfsauto (bestelauto)) tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij, verdachte die weg (de A28) kon overzien en waarover deze vrij was en/of
- is gebotst tegen, althans in aanrijding gekomen met een voor hem, verdachte, uit rijdend voertuig (personenauto), door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd,

althans kon worden gehinderd.

3.De bewijsmotivering

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich, overeenkomstig de inhoud van een aan de rechtbank overgelegd requisitoir, op het standpunt gesteld dat het primair ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard. De officier van justitie heeft zich hierbij op het standpunt gesteld dat verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend heeft gereden, waardoor het aan zijn schuld te wijten is dat het ongeval is ontstaan waardoor het slachtoffer [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich, overeenkomstig de inhoud van een aan de rechtbank overgelegde pleitnota, op het standpunt gesteld dat verdachte van het hem primair en subsidiair ten laste gelegde moet worden vrijgesproken. Daartoe heeft hij aangevoerd dat bij verdachte sprake is geweest van een kort moment van afwezigheid en dat dit onvoldoende is om tot een bewezenverklaring van het primair en subsidiair ten laste gelegde te komen.
Ten aanzien van de bewezenverklaring van het meer subsidiair ten laste gelegde heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
3.3.1.
De feiten en omstandigheden [1]
Op maandag 19 juni 2023 omstreeks 16:41 uur heeft op de Rijksweg A28 links, buiten de bebouwde kom van Zwolle in de gemeente Zwolle, een verkeersongeval plaatsgevonden. [2] De rijbaan is daar verdeeld in 3 rijstroken die onderling gescheiden zijn door onderbroken strepen en de maximumsnelheid bedraagt op die plek 100 kilometer per uur. [3]
Verdachte reed als bestuurder van een bestelauto Volkswagen Transporter, met Duits kenteken [kenteken 1] , op de middelste rijstrook (rijstrook 2) van deze weg. Hij reed in de richting van Zwolle. [4] Op enig moment is verdachte met de linker voorzijde van zijn voertuig tegen de rechterachterzijde van een voor hem, op dezelfde rijstrook, rijdende personenauto [5] , van het merk Kia, type Soul, met kenteken [kenteken 2] , gereden. [6] Hierdoor is de Kia gaan slingeren, in een ongecontroleerde slip geraakt en met de rechterflank tegen de linker achterzijde van een op de rechter rijstrook (rijstrook 3) rijdende oplegger van een vrachtauto gebotst. [7]
Na deze botsing is de Kia met de linker achterzijde in botsing gekomen met de geleiderail in de middenberm en vervolgens is de Kia deels op de linker rijstrook (rijstrook 1) en deels op middelste rijstrook (rijstrook 2) tot stilstand gekomen. [8]
De bestuurder van de Kia, getuige [getuige] , heeft verklaard dat op de bijrijdersstoel naast hem zijn vrouw zat, mevrouw [slachtoffer] , en dat achter hen zijn twee zonen zaten. Verder heeft hij verklaard dat zijn auto met een constante snelheid van ongeveer 110 kilometer per uur op de cruisecontrol reed toen de bestelauto van verdachte tegen de achterzijde van zijn auto botste. [getuige] schat dat het snelheidsverschil tussen beide auto’s op dat moment ongeveer 20 kilometer per uur was. [9]
[slachtoffer] heeft als gevolg van het ongeval letsel opgelopen. Zij is naar het Isala ziekenhuis in Zwolle vervoerd en heeft vervolgens acht dagen in het ziekenhuis gelegen. Zij bleek onder meer twee gebroken ribben, een klaplong en een gekneusde rechter elleboog te hebben opgelopen. [10] [11]
Uit een vergelijking tussen de analyse van de voertuigdata en de op de plaats van het ongeval vastgelegde relevante bevindingen is gebleken dat vijf seconden voor de botsing de snelheid van het voertuig van verdachte van circa 124 naar circa 131 kilometer per uur is verhoogd, dat een halve seconde voor het ongeval met het voertuig van verdachte naar rechts is gestuurd en dat het gas is losgelaten, en dat op het moment dat de botsing plaatsvond is geremd. [12]
Verdachte heeft verklaard dat hij voor zijn gevoel 100 kilometer per uur reed, maar dat het waarschijnlijk wel zal kloppen dat hij 131 kilometer per uur heeft gereden, aangezien dit uit het forensisch onderzoek blijkt. Verder heeft verdachte verklaard dat hij naar links heeft gekeken om daar een blikje drinken uit een houder dat op het dashboard stond te pakken, en dat hij daarna gelijk weer terug op de weg heeft gekeken. Na een paar seconden zag hij toen de Kia voor hem rijden. Hij heeft toen nog naar rechts gestuurd en heeft ook geremd, maar is toen toch tegen de Kia aangereden. [13]
Een aantal weggebruikers van voertuigen die in tegenovergestelde richting reden hebben schade ondervonden door het ongeval, onder meer als gevolg van rondvliegende stenen en rommel vanaf de kant waar de aanrijding plaatsvond.
3.3.2.
Schuld in de zin van het primair ten laste gelegde
Om tot het oordeel te komen dat sprake is van schuld in de zin van artikel 6 Wegenverkeerswet 1994 (verder WVW), moet in ieder geval sprake zijn van een aanmerkelijke mate van verwijtbare onvoorzichtigheid, onachtzaamheid dan wel onoplettendheid. Daarbij geldt dat in zijn algemeenheid niet valt aan te geven of één verkeersovertreding voldoende kan zijn voor bewezenverklaring van schuld in vorenbedoelde zin. Gekeken moet worden naar het geheel van gedragingen van verdachte, naar de aard en de concrete ernst van de verkeersovertreding en voorts naar de omstandigheden waaronder die overtreding is begaan. Daarnaast geldt dat niet enkel uit de ernst van de gevolgen van verkeersgedrag kan worden afgeleid dat sprake is van schuld in de zin van artikel 6 WVW. Een enkel moment van onoplettendheid is over het algemeen niet voldoende voor aanmerkelijke schuld.
De rechtbank stelt voorop dat het besturen van een auto in zijn algemeenheid een voortdurende plicht tot voorzichtigheid en oplettendheid van de bestuurder vereist.
De rechtbank stelt vast dat verdachte op het moment voor het ongeval aanzienlijk te hard heeft gereden door de ter plaatse geldende maximumsnelheid met meer dan 30 kilometer per uur te overschrijden.
Daarnaast heeft hij zijn snelheid niet tijdig verminderd terwijl vlak voor hem de Kia wel met een normale snelheid reed. Verdachte hield ten opzichte van de Kia onvoldoende afstand. Verdachte heeft kort voorafgaand aan het ongeval zijn snelheid verhoogd en hij heeft een blikje drinken gepakt waarbij hij zijn ogen een fractie van een seconde van de weg heeft afgewend. De verkeerssituatie liet deze handelingen echter geenszins toe.
Gelet hierop kan het niet anders zijn dan dat verdachte zijn aandacht niet (voldoende) bij het verkeer op de weg voor hem heeft gehouden, waardoor hij de voor hem rijdende Kia niet tijdig heeft opgemerkt en zonder tijdig te remmen tegen de Kia is gereden. Daarmee heeft verdachte dus niet voldaan aan de op hem rustende plicht als bestuurder om voorzichtigheid en oplettendheid te betrachten.
Zodanig verkeersgedrag kan in beginsel de gevolgtrekking dragen dat de verdachte zich aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend heeft gedragen en dat het verkeersongeval aan zijn schuld te wijten is als bedoeld in artikel 6 WVW.
Niet is gebleken van een bijzondere situatie waaruit volgt dat van schuld in de hiervoor bedoelde zin niet kan worden gesproken.
De conclusie is dat wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend heeft gereden, wat betekent dat verdachte schuld heeft in de zin van artikel 6 WVW.
3.3.3.
Het letsel
De rechtbank dient voorts te beoordelen of er gelet op de aard van het letsel, de noodzaak en aard van het medisch ingrijpen en het uitzicht op herstel, sprake is van letsel dat als zwaar lichamelijk letsel moet worden aangemerkt.
[slachtoffer] heeft door de aanrijding aanzienlijk letsel opgelopen zoals onder 3.3.1. is beschreven.
Zij heeft 8 dagen in twee ziekenhuizen gelegen. Voor de klaplong moest een thoraxdrain bij haar worden geplaatst en het heeft vijf maanden geduurd voordat zij weer volledig kon werken. [14]
De rechtbank is op basis van het voorgaande van oordeel dat het letsel moet worden aangemerkt als zwaar lichamelijk letsel.
3.3.4.
Conclusie
De rechtbank is op grond van het voorgaande van oordeel dat wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de opgegeven bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 19 juni 2023 te Zwolle als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (bedrijfsauto (bestelauto)), daarmede rijdende over de weg, de A28, aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend heeft gereden, hierin bestaande dat verdachte,
- zijn aandacht gedurende enige tijd in onvoldoende mate op het overige verkeer en de verkeerssituatie ter plaatse heeft gericht en
- geen gevolg heeft geven aan een verkeersteken dat een gebod of verbod inhoudt, immers in strijd met een bord A1 van bijlage I bij het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 - op welk bord een maximumsnelheid van 100 km/uur was aangegeven - heeft gereden met een snelheid, van ongeveer 131 km/uur, in elk geval met een aanzienlijk hogere snelheid dan die voor een veilig verkeer ter plaatse geboden was en
- in aanrijding is gekomen met een voor hem, verdachte, uit rijdend voertuig (personenauto),
en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor een ander te weten [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel werd toegebracht.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 6 en 175 WVW. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
primair
het misdrijf:
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht.

5.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezenverklaarde feit.

6.De op te leggen straf of maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd om aan verdachte op te leggen een taakstraf voor de duur van 120 uren, subsidiair 60 dagen hechtenis, en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van zes maanden, waarvan drie maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.
6.2
Het standpunt van de verdediging
Bij een bewezenverklaring van het meer subsidiair ten laste gelegde heeft de raadsman bepleit te volstaan met de oplegging van een geheel voorwaardelijke geldboete en een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid, omdat verdachte bij een (deels) onvoorwaardelijke ontzegging zijn baan kwijt zou raken.
Ter onderbouwing hiervan heeft de raadsman twee verklaringen van de werkgever van verdachte overgelegd.
6.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
De ernst van het feit
Verdachte heeft als bestuurder van een bestelauto op 19 juni 2024 een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval veroorzaakt, als gevolg waarvan de bijrijder van de auto waartegen hij is aangereden, [slachtoffer] , zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen. Blijkens haar slachtofferverklaring heeft het ongeval zeer ingrijpende gevolgen voor haar gehad. Vanuit het niets werd de auto waarin zij met haar gezin zat van achteren aangereden. Naast de lichamelijke gevolgen die dit voor haar heeft gehad, heeft zij door het ongeval grote angst voor autorijden gekregen. Zij heeft hiervoor hulp gezocht en gekregen. Ook zijn voertuigen van andere verkeersdeelnemers door het ongeval beschadigd geraakt.
Hoewel de gevolgen ernstig zijn, moet niet uit het oog worden verloren dat verdachte deze gevolgen nooit heeft gewild. Verdachte heeft ter zitting zijn excuses aan [slachtoffer] aangeboden.
De persoon van verdachte
Uit het strafblad van verdachte van 2 september 2024 volgt dat hij op 2 augustus 2005 een transactie heeft aanvaard ter zake van een overtreding van de Wegenverkeerswet, maar dat hij verder niet met politie en/of justitie in aanraking is geweest.
Verder is gebleken dat verdachte als zelfstandig werkend servicemonteur met een vast contract werkzaam is in Duitsland. Verdachte heeft zijn rijbewijs nodig om voor zijn werk naar locaties in Nederland, België en Duitsland te reizen.
De strafoplegging
In dit geval betreft de schuld in de zin van artikel 6 WVW binnen de kaders van de geschonden norm de minst zware vorm van schuld. Dat komt tot uitdrukking in de strafmaat, waarbij de rechtbank de door het LOVS (Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht) geformuleerde oriëntatiepunten als uitgangspunt neemt. Nu geen strafverzwarende omstandigheden aanwezig zijn, zal de rechtbank de in die oriëntatiepunten genoemde taakstraf als straf opleggen. De rechtbank zal daarnaast een ontzegging van de rijbevoegdheid opleggen, maar zal deze, in afwijking van voornoemde oriëntatiepunten, voorwaardelijk opleggen. De rijontzegging zal voorwaardelijk zijn, mede omdat verdachte voor zijn inkomen afhankelijk is van zijn rijbewijs.
Alles afwegend is de rechtbank van oordeel dat een taakstraf van 120 uren en een geheel voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van zes maanden, met een proeftijd van twee jaren, passend en geboden is.

7.De schade van benadeelde

7.1
De vordering van de benadeelde partij
[naam 1] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van
€ 2.890,00 (tweeduizend achthonderd negentig euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop de schade is ontstaan. De gevorderde materiële schade bestaat uit de volgende posten:
- twee dagen niet kunnen werken als ZZP’er (16 x € 40,00 per uur): € 640,00;
- niet vergoede schade aan de auto: € 2.250,00.
Daarnaast vordert de benadeelde partij vergoeding van immateriële schade. Dit ter compensatie van het feit dat hij door het ongeval erg is geschrokken, hij de dood voor zich zag, hij niet goed heeft kunnen slapen en hij afwezig was in zijn doen en laten.
7.2
Het standpunt van de officier van justitie en de verdediging
De officier van justitie en de raadsman van verdachte hebben zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij geheel niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in zijn vordering, omdat de schadeposten onvoldoende zijn onderbouwd.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
De opgevoerde schade is onvoldoende komen vast te staan, omdat de gestelde schadeposten
onvoldoende zijn onderbouwd. Ten aanzien van de schade aan de auto overweegt de rechtbank dat uit de door de benadeelde partij overgelegde brief van Centraal Beheer van 9 juli 2024 is gebleken dat de schade die rechtstreeks door het ongeval is veroorzaakt reeds door de verzekering is vergoed en dat ten aanzien van de overige schade aan de auto door de benadeelde partij niet is onderbouwd dat deze schade rechtstreeks door het ongeval is veroorzaakt. De overige schadeposten zijn in het geheel niet onderbouwd.
Het in de gelegenheid stellen van de benadeelde partij om deze schadeposten alsnog nader te onderbouwen, levert een onevenredige belasting van het strafgeding op. De rechtbank zal de benadeelde partij die gelegenheid niet bieden.
De rechtbank zal de benadeelde partij daarom in de vordering niet-ontvankelijk verklaren en bepalen dat de benadeelde partij de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.

8.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d Sr en 179 WVW.

9.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
primair, het misdrijf:
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl
het een ongeval betreft waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht.
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het primair bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt de verdachte tot een
taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid voor de duur van
120 (honderdtwintig) uren;
- beveelt, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, dat
vervangende hechteniszal worden toegepast voor de duur van
60 (zestig) dagen;
-
ontzegtde verdachte de
bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigenvoor de duur van
6 (zes) maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren;
- bepaalt dat de voorwaardelijke rijontzegging
niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast omdat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit;
schadevergoeding
- bepaalt dat de benadeelde partij [naam 1] in het geheel niet-ontvankelijk is in de vordering, en dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
Dit vonnis is gewezen door mr. C.J. de Jong, voorzitter, mr. A. van Holten en mr. A.N. Neumann, rechters, in tegenwoordigheid van mr. H.R. Lageveen, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 15 oktober 2024.
Mr. A.N. Neumann is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van politie eenheid Oost-Nederland met nummer PL0600-2023276180. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar pagina’s van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
2.Het proces-verbaal FO verkeer met nummer PL0600-2023276180, pagina 4 en proces-verbaal aanrijding misdrijf, pagina 3
3.Het proces-verbaal FO verkeer met nummer PL0600-2023276180, pagina 12 en 13: “De maximumsnelheid bedroeg ter plaatse 100 km/u als gevolg van artikel 61 jo. Verkeersbord A1 van bjilage 1 van de RVV 1990”.
4.Het proces-verbaal FO verkeer met nummer PL0600-2023276180, pagina 9
5.Het proces-verbaal FO verkeer met nummer PL0600-2023276180, pagina 39
6.Het proces-verbaal FO verkeer met nummer PL0600-2023276180, pagina 8
7.Het proces-verbaal FO verkeer met nummer PL0600-2023276180, pagina 10 en 39.
8.Het proces-verbaal FO verkeer met nummer PL0600-2023276180, pagina 39
9.Het proces-verbaal van verhoor betrokkene, pagina 15
10.Een brief van [naam 2] , verpleegkundig specialist orthopedie/heelkunde van 26 juni 2023, pagina’s 38 en 39.
11.Een brief 22 juni 2023 van L. Boeve, physician assistant chirurgie mede namens dr. H.J.P. Fokkenrood, superviserend behandelaar, inhoudende: “1. Fractuur costa 7 en 8 (…) 2. pneumothorax rechts waarvoor drain. 3. Infiltratieve afwijkingen ROK en LOK op Xthorax welke expectatief 4. Contusie elleboog rechts wv drukverband”.
12.Bijlage 4 ‘PV analyse voertuigdata” bij het proces-verbaal FO verkeer PL0600-2023276180,
13.De door de verdachte ter terechtzitting van 1 oktober 2024 afgelegde verklaring.
14.De door [slachtoffer] ter terechtzitting van 1 oktober 2024 afgelegde schriftelijke slachtofferverklaring.