ECLI:NL:RBOVE:2024:5268

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
14 oktober 2024
Publicatiedatum
14 oktober 2024
Zaaknummer
84.267929.21
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een 72-jarige man voor het vervoeren en ontdoen van drugsafval met een taakstraf en voorwaardelijke gevangenisstraf

Op 14 oktober 2024 heeft de Rechtbank Overijssel een 72-jarige man veroordeeld tot een taakstraf van 180 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden, met een proeftijd van twee jaren. De verdachte was beschuldigd van het vervoeren en ontdoen van 45.420 liter drugsafval, wat ernstige milieuschade kon veroorzaken. De rechtbank oordeelde dat de verdachte opzettelijk handelingen had verricht met gevaarlijke afvalstoffen, in strijd met de Wet milieubeheer en de Wet vervoer gevaarlijke stoffen. Tijdens de zitting op 30 september 2024 werd de vordering van de officier van justitie besproken, evenals de verdediging van de verdachte, die stelde dat er onvoldoende bewijs was voor zijn wetenschap van de aanwezigheid van drugsafval. De rechtbank concludeerde dat de verdachte, als beroepschauffeur, had moeten weten dat zijn handelingen schadelijk waren voor het milieu. De rechtbank hield rekening met de overschrijding van de redelijke termijn in de strafprocedure, wat leidde tot een strafvermindering. De verdachte had geen vakbekwaamheidscertificaat voor het vervoer van gevaarlijke stoffen en de opslag van de vloeistoffen voldeed niet aan de veiligheidsvoorschriften. De rechtbank achtte de bewezenverklaring van de feiten op basis van de verzamelde bewijsmiddelen en de verklaringen van de verdachte en zijn mededaders.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige economische kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 84-267929-21 (P)
Datum vonnis: 14 oktober 2024
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1952 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres 1] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 30 september 2024.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie en van wat door verdachte en zijn raadsman mr. S. Kriekaard, advocaat in Arnhem, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte (telkens) al dan niet samen met anderen:
feit 1:drugsafval heeft opgeslagen en/of aanwezig heeft gehad in een loods en heeft vervoerd in een vrachtauto, waardoor nadelige gevolgen voor het milieu konden ontstaan of zijn ontstaan;
feit 2:zich heeft ontdaan van gevaarlijke afvalstoffen door die afvalstoffen af te geven aan een ander bij een loods aan de [adres 2] ;
feit 3:gevaarlijke stoffen niet op de voorgeschreven wijze heeft vervoerd.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1
hij in of omstreeks de periode van 18 mei 2019 tot en met 7 juni 2019, althans in of
omstreeks de maand(en) mei 2019 en/of juni 2019, althans in 2019, in de gemeente
Barneveld en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen of een
ander, althans alleen, opzettelijk, (een) handeling(en) met afvalstoffen heeft verricht
en/of nagelaten waarvan hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) wist(en) of
redelijkerwijs had(den) kunnen weten dat daardoor nadelige gevolgen voor het
milieu ontstonden en/of konden ontstaan, niet aan zijn / hun verplichting heeft /
hebben voldaan alle maatregelen te nemen die redelijkerwijs van hem en/of zijn
mededader(s) konden worden gevergd, teneinde die gevolgen zoveel mogelijk te
voorkomen en/of te beperken, immers
heeft / hebben hij verdachte en/of zijn mededader(s) toen in een loods /
opslagruimte aan de [adres 2]
- een aantal, althans één of meer IBC-vaten en/of
- een aantal, althans één of meer jerrycans en/of
- een aantal, althans één of meer (deksel)vaten
inhoudende (gevaarlijk) afval afkomstig van de vervaardiging / bereiding van
amfetamine / synthetische drugs opgeslagen / aanwezig gehad / afgeleverd, terwijl
er geen sprake was van scheiding tussen stoffen die met elkaar kunnen reageren
en/of was (waren) er geen brandbestrijdingssyste(e)m(en) en/of
brandbeveiligingssyste(e)m(en) aanwezig, althans waren voornoemde stoffen
opgeslagen in een loods die hiervoor onvoldoende veilig was ingericht en/of
heeft / hebben hij verdachte en/of zijn mededader(s) toen
- een aantal, althans één of meer IBC-vaten en/of
- een aantal, althans één of meer jerrycans en/of
- een aantal, althans één of meer (deksel)vaten
inhoudende (gevaarlijk) afval afkomstig van de vervaardiging / bereiding van
amfetamine / synthetische drugs vervoerd en/of aanwezig gehad in een vrachtauto,
althans een vervoermiddel, terwijl er geen sprake was van scheiding tussen stoffen
die met elkaar kunnen reageren;
2
hij op één of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 februari 2019 tot
en met 27 juni 2019 in Voorthuizen en/of de gemeente Barneveld, althans in
Nederland,
tezamen en in vereniging met één of meer anderen, althans alleen,
zich al dan niet opzettelijk, van bedrijfsafvalstoffen en/of gevaarlijke afvalstoffen, te
weten:
- een hoeveelheid van circa 39.000 liter in 39 stuks IBC-vaten, en/of
- een hoeveelheid van circa 2420 liter in 99 jerrycans, en/of
- een hoeveelheid van circa 4000 liter in 21 (deksel)vaten,
met een sterk zure en/of basische en/of alkalische waterige vloeistof, afkomstig van
de vervaardiging/bereiding van amfetamine en/of MDMA en/of methamfetamine,
althans drugs,
althans een grote hoeveelheid van circa 45.420 liter vloeistoffen (afvalstoffen),
heeft ontdaan
door afgifte aan een ander in/bij een loods, te weten loods [nummer] aan de
[adres 2] ;
3
hij op één of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 februari 2019 tot
en met 27 juni 2019 in Voorthuizen en/of de gemeente Barneveld, althans in
Nederland,
tezamen en in vereniging met één of meer anderen, althans alleen,
al dan niet opzettelijk, handelingen als bedoeld in artikel 2 lid 1 van de Wet vervoer
gevaarlijke stoffen heeft verricht ten aanzien van gevaarlijke stoffen en met
vervoermiddelen, die zijn aangewezen ingevolge artikel 3, onderdeel b van
genoemde wet, anders dan met inachtneming van de in dat onderdeel bedoelde
regels,
immers heeft/hebben hij en/of zijn mededader(s) met een of meerdere
motorrijtuig(en), zijnde een transporteenheid (vrachtwagen met kenteken
[kenteken 1] en/of bakwagen met kenteken [kenteken 2] ) een hoeveelheid gevaarlijke
stoffen vervoerd, althans heeft doen vervoeren,
althans genoemd(e) motorrijtuig(en), waarin of waarop zich gevaarlijke stoffen
en/of resten daarvan bevonden, laten staan en/of laten liggen, te weten:
- een hoeveelheid van circa 39.000 liter in 39 stuks IBC-vaten, en/of
- een hoeveelheid van circa 2420 liter in 99 jerrycans, en/of
- een hoeveelheid van circa 4000 liter in 21 (deksel)vaten,
met een sterk zure en/of basische en/of alkalische waterige vloeistof, afkomstig van
de vervaardiging/bereiding van amfetamine en/of MDMA en/of methamfetamine,
althans drugs,
althans een grote hoeveelheid van circa 45.420 liter vloeistoffen (afvalstoffen),
zonder inachtneming van de regels/voorschriften gesteld in bijlage A behorende bij
de Europese overeenkomst voor het internationale vervoer van gevaarlijke goederen
over de weg (ADR) versie 2019, aangezien
- in strijd met het bepaalde in voorschrift 5.2.1.1 en het gestelde in 5.2.1.4 de
vervoerde voorwerpen, stoffen, IBC’s met een inhoud van meer dan 450 liter en/of
grote verpakkingen niet waren voorzien van de vereiste etiketten en/of van de
voorgeschreven UN-nummers, en/of
- in strijd met het bepaalde in voorschrift 8.1.2.2 onder b en/of 8.2.1.1 de chauffeur
niet in bezit was van een vakbekwaamheidscertificaat zoals voorgeschreven in 8.2.1
en/of deze (aldus) niet werd meegevoerd in de transporteenheid.
3. De bewijsmotivering [1]
3.1
Inleiding
Op 27 juni 2019 zijn vaten en jerrycans met in totaal 45.420 liter vloeistoffen aangetroffen in loods [nummer] van het mobilisatiecomplex (MOB-complex) aan de [adres 2] . [2] De vloeistoffen stonden in de boxen [boxnummers] van de loods en waren opgeslagen in jerrycans, dekselvaten en IBC-vaten. [3]
Verdachte heeft op 30 mei 2019 (Hemelvaarsdag) en 7 juni 2019 met een vrachtwagen IBCvaten (1000 liter) vervoerd vanaf de [adres 3] naar de [adres 2] . [4] Op 30 mei 2019 heeft verdachte de vaten vervoerd in een vrachtwagen met het kenteken [kenteken 1] met een oplegger. [5] Op 7 juni 2019 om 21.06 uur heeft verdachte de vaten vervoerd in een bakwagen met het kenteken [kenteken 2] . [6]
Verdachte is beroepschauffeur. [7] Verdachte heeft geen vakbekwaamheidscertificaat voor het vervoer van gevaarlijke goederen. [8]
3.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat alle ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend kunnen worden bewezen verklaard.
3.3
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich primair op het standpunt gesteld dat verdachte van alle ten laste gelegde feiten moet worden vrijgesproken, omdat niet kan worden bewezen dat verdachte wetenschap had van de aanwezigheid van drugsafval tijdens de transporten op 30 mei 2019 en 7 juni 2019. Subsidiair heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat niet kan worden bewezen dat verdachte verantwoordelijk is voor de volledige hoeveelheid afvalstoffen die op 27 juni 2019 is aangetroffen, omdat ook andere personen dan verdachte toegang hadden tot de loods.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij niet betaald kreeg voor zijn werkzaamheden en dat hij per transport 50 euro kreeg als brandstofvergoeding. [9]
3.4
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt op grond van de inhoud van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting de volgende feiten en omstandigheden vast.
De vloeistoffen
Van de vloeistoffen in de loods in de loods zijn monsters genomen. In de monsters is de aanwezigheid van amfetamine, methamfetamine, MDMA, BMK, apaan, PMK en aceton aangetoond. [10] Amfetamine, methamfetamine en MDMA zijn vermeld op lijst I van de Opiumwet; de overige stoffen staan op de lijst van drugsprecursoren van Verordening (EG) nummer 111/2005 betreffende voorschriften voor het toezicht op de handel tussen de Gemeenschap en derde landen in drugsprecursoren.
Een deel van de stoffen betrof licht ontvlambare oplosmiddelen en was afkomstig van de vervaardiging van MDMA. De overige vloeistoffen waren sterk zure en/of alkalische/waterige vloeistoffen die afkomstig zijn van de productie van amfetamine. [11] Deze stoffen zijn aan te merken als afvalstoffen en de stoffen kunnen leiden tot bodem- of waterverontreiniging. [12]
De monsters die zijn genomen uit de IBCvaten bevatten (zeer sterk) zure vloeistoffen met een pH-waarde van 1 tot 3, neutrale vloeistoffen met resten van amfetamine, of aceton. [13] De vloeistoffen zijn aan te merken als gevaarlijke stoffen in de zin van de Overeenkomst betreffende het internationale vervoer van gevaarlijke goederen over de weg (ADR). [14] Op de IBCvaten ontbraken (juiste) etiketten of opschriften van de inhoud. [15]
De wijze van opslag en vervoer
De vloeistoffen zaten in 99 jerrycans van verschillende formaten, 21 klemdekselvaten (120 tot 220 liter) en 39 IBC-vaten die naast elkaar in de loods stonden. [16] Een deel van de vaten was afgedekt met kledingvodden. Op de betonvloer, voor de jerrycans, lag een plas bruine vloeistof. [17] Uit een IBC-vat was vloeistof gelekt, waardoor de betonvloer was aangetast. [18]
De loods waarin de vloeistoffen stonden is niet voorzien van een vloeistofdichte vloer. De zure en basische stoffen waren niet van elkaar gescheiden. [19] Voor loods [nummer] aan de [adres 2] was geen vergunning voor de opslag van gevaarlijke afvalstoffen afgegeven. [20]
De transporten op 30 mei 2019 en 7 juni 2019 voldeden niet aan de voorschriften van de ADR. [21] Gevaarlijke stoffen moeten zijn voorzien van de in de ADR voorgeschreven opschriften, kenmerken en etiketten, en van de juiste UNnummers (gevaaretiket). [22] Verdachte heeft geen vermelding in het landelijke register van inzamelaars, handelaars of bemiddelaars in gevaarlijke afvalstoffen. [23]
Overwegingen
Op grond van de voorgaande bewijsmiddelen overweegt de rechtbank als volgt.
Feiten 1 en 2
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of verdachte handelingen heeft verricht of nagelaten met afvalstoffen waren, waarvan hij wist of redelijkerwijs had kunnen weten daardoor nadelige gevolgen voor het milieu ontstonden of konden ontstaan. De rechtbank overweegt als volgt.
Verdachte heeft op 30 mei 2019 en op 7 juni 2019 IBCvaten met vloeistoffen vervoerd met een vrachtwagen. Verdachte voerde de transporten uit op een feestdag of ’s avonds en hij kreeg daarvoor naar eigen zeggen enkel een brandstofvergoeding. Verdachte is beroepschauffeur en van hem mag daarom worden verwacht dat hij de wet- en regelgeving kent en zich daaraan houdt. Verdachte beschikte echter niet over een vrachtbrief, had geen vakbekwaamheidscertificaat voor het vervoer van gevaarlijke stoffenen heeft er niet ervoor gezorgd dat hij op de hoogte was van de inhoud van de IBCvaten voordat hij deze vervoerde en afleverde bij de loods aan de [adres 2] .
Gelet op voorgaande bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien, kan tot geen ander oordeel gekomen worden dat er sprake is geweest van het zich ontdoen van stoffen. Voor de uitleg van het begrip ‘afvalstoffen’ in de Wet milieubeheer moet worden aangesloten bij de in artikel 3 lid 1 van de Richtlijn 2008/98/EG gegeven omschrijving, te weten: elke stof of elk voorwerp waarvan de houder zich ontdoet, voornemens is zich te ontdoen of zich moet ontdoen. Daarmee staat naar het oordeel van de rechtbank vast dat er sprake is van een afvalstof.
Naar het oordeel van de rechtbank had verdachte redelijkerwijs kunnen weten dat door het vervoer en het afleveren van de afvalstoffen nadelige gevolgen voor het milieu konden ontstaan. De rechtbank acht gelet op de bewijsmiddelen ook bewezen dat verdachte opzettelijk de IBCvaten met gevaarlijke afvalstoffen heeft afgegeven aan een ander bij loods [nummer] aan de [adres 2] .
In het economisch strafrecht moet de term opzet worden uitgelegd als kleurloos opzet. Dit betekent dat het opzet alleen gericht moet zijn op de verweten gedraging, en niet op de wederrechtelijkheid daarvan. Gezien voornoemde omstandigheden mocht van verdachte worden verwacht dat hij onderzoek had ingesteld naar de hoedanigheid van de door hem vervoerde en afgeleverde vloeistoffen. In het nalatig handelen van verdachte, ligt naar het oordeel van de rechtbank het opzet op de verweten gedragingen besloten.
Medeplegen
Om tot medeplegen te kunnen komen, moet sprake zijn geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen ten minste twee personen. Daarnaast moet de intellectuele of materiële bijdrage van de medepleger(s) van voldoende gewicht zijn. De rechtbank is van oordeel dat verdachte een wezenlijke materiële bijdrage heeft geleverd, door de vaten te vervoeren van [adres 3] naar de loods in [adres 2] en daar af te leveren en af te geven aan een ander en dat daarbij sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking met ander(en).
Partiële vrijspraak feit 1
Op basis van het dossier acht de rechtbank niet bewezen dat verdachte jerrycans en (deksel)vaten heeft vervoerd en afgeleverd bij de loods. De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van dit deel van de tenlastelegging.
Feit 3
Op grond van voorgaande bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien, en gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, komt de rechtbank tot het oordeel dat verdachte samen met anderen opzettelijk een aantal IBCvaten met gevaarlijke stoffen heeft vervoerd terwijl verdachte niet in bezit was van het vereiste vakbekwaamheidscertificaat en zonder dat die IBCvaten waren voorzien van de vereiste etiketten en/of de voorschreven UNnummers.
3.5
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de opgegeven bewijsmiddelen waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
1
hij in de periode van 30 mei 2019 tot en met 7 juni 2019, in de gemeente
Barneveld, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk, handelingen met afvalstoffen heeft verricht en/of nagelaten waarvan hij, verdachte, en zijn mededaders redelijkerwijs hadden kunnen weten dat daardoor nadelige gevolgen voor het milieu konden ontstaan, niet aan hun verplichting hebben voldaan alle maatregelen te nemen die redelijkerwijs van hem en zijn mededaders konden worden gevergd, teneinde die gevolgen zoveel mogelijk te voorkomen en/of te beperken, immers
hebben hij verdachte en zijn mededaders toen in een loods/opslagruimte aan de [adres 2]
- een aantal IBC-vaten
inhoudende (gevaarlijk) afval afkomstig van de vervaardiging/bereiding van amfetamine/synthetische drugs afgeleverd, terwijl er geen sprake was van scheiding tussen stoffen die met elkaar kunnen reageren , althans waren voornoemde stoffen opgeslagen in een loods die hiervoor onvoldoende veilig was ingericht en
hebben hij verdachte en zijn mededaders toen
- een aantal IBC-vaten
inhoudende (gevaarlijk) afval afkomstig van de vervaardiging/bereiding van amfetamine/synthetische drugs vervoerd en/of aanwezig gehad in een vrachtauto, terwijl er geen sprake was van scheiding tussen stoffen die met elkaar kunnen reageren;
2
hij op in de periode van 30 mei 2019 tot en met 7 juni 2019 in Voorthuizen ,
tezamen en in vereniging met anderen,zich opzettelijk, van bedrijfsafvalstoffen en/of gevaarlijke afvalstoffen, te weten:
- een aantal IBC-vaten,
met een sterk zure en/of basische en/of alkalische waterige vloeistof, afkomstig van de vervaardiging/bereiding van amfetamine en/of MDMA en/of metamfetamine, althans drugs,
heeft ontdaan door afgifte aan een ander in/bij een loods, te weten loods [nummer] aan de
[adres 2] ;
3
hij op één of meerdere tijdstippen in de periode van 30 mei 2019 tot
en met 7 juni 2019 in de gemeente Barneveld ,
tezamen en in vereniging met anderen,
opzettelijk, handelingen als bedoeld in artikel 2 lid 1 van de Wet vervoer gevaarlijke stoffen heeft verricht ten aanzien van gevaarlijke stoffen en met vervoermiddelen, die zijn aangewezen ingevolge artikel 3, onderdeel b van genoemde wet, anders dan met inachtneming van de in dat onderdeel bedoelde regels,
immers hebben hij en zijn mededaders met motorrijtuigen, zijnde een transporteenheid (vrachtwagen met kenteken [kenteken 1] en bakwagen met kenteken [kenteken 2] ) een hoeveelheid gevaarlijke stoffen vervoerd
waarin of waarop zich gevaarlijke stoffen
en/of resten daarvan bevonden, laten staan en/of laten liggen, te weten:
- een aantal IBC-vaten, ,
met een sterk zure en/of basische en/of alkalische waterige vloeistof, afkomstig van
de vervaardiging/bereiding van amfetamine en/of MDMA en/of methamfetamine,
althans drugs,
zonder inachtneming van de regels/voorschriften gesteld in bijlage A behorende bij de Europese overeenkomst voor het internationale vervoer van gevaarlijke goederen over de weg (ADR) versie 2019, aangezien
- in strijd met het bepaalde in voorschrift 5.2.1.1 en het gestelde in 5.2.1.4 de vervoerde voorwerpen, stoffen, IBC’s met een inhoud van meer dan 450 liter en/of grote verpakkingen niet waren voorzien van de vereiste etiketten en/of van de voorgeschreven UN-nummers, en
- in strijd met het bepaalde in voorschrift 8.1.2.2 onder b en 8.2.1.1 de chauffeur niet in bezit was van een vakbekwaamheidscertificaat zoals voorgeschreven in 8.2.1 en deze (aldus) niet werd meegevoerd in de transporteenheid.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 10.1, eerste lid en derde lid, en 10.37 van de Wet milieubeheer, en artikel 5 van de Wet vervoer gevaarlijke stoffen, artikel 2 van het Besluit vervoer gevaarlijke stoffen en de artikelen 5.2.1.1, 5.2.1.4, 8.1.2.2 en 8.2.1.1 van Bijlage A van de ADR, in samenhang met de artikelen 1a, 2 en 6 van de Wet op de economische delicten. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1
het misdrijf:
medeplegen van overtreding van een voorschrift gesteld bij artikel 10.1, eerste lid, van de Wet milieubeheer, opzettelijk begaan, meermalen gepleegd;
feit 2
het misdrijf:
medeplegen van overtreding van een voorschrift gesteld bij artikel 10.37, eerste lid, van de Wet milieubeheer, opzettelijk begaan, meermalen gepleegd;
feit 3
het misdrijf:
medeplegen van overtreding van een voorschrift gesteld krachtens artikel 5 van de Wet vervoer gevaarlijke stoffen, opzettelijk begaan, meermalen gepleegd.

5.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

6.De op te leggen straf of maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat rekening moet worden gehouden met de beperktere rol van verdachte bij de feiten en de forse overschrijding van de redelijke termijn.
6.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
De ernst van de feiten
Verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan het op illegale wijze vervoeren en ontdoen van een aanzienlijke hoeveelheidafvalstoffen, afkomstig van de productie van amfetamine en MDMA. Het bewust overtreden van de milieuregelgeving om de illegale productie van synthetische drugs te verhullen, levert grootschalige afvaldumpingen op en is een groot maatschappelijk probleem. Door het niet op reguliere wijze afvoeren van afvalstoffen ontstaat er een grote kans op milieuschade, zoals bodem- en waterverontreiniging. Ten slotte vormt de illegale afvoer van drugsafval een hoge kostenpost voor de overheid vanwege de – wettelijk verplicht gestelde – zorgvuldige verwijdering en verwerking van deze afvalstoffen.
De persoon van de verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie betreffende verdachte van 7 mei 2024. Hieruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor een soortgelijk strafbaar feit.
Ter zitting heeft verdachte verklaard dat hij een slechte gezondheid heeft. Vanwege gezondheidsproblemen werkt verdachte niet meer als vrachtwagenchauffeur.
De redelijke termijn
De rechtbank is van oordeel dat er rekening mee moet worden gehouden dat de redelijke termijn zoals bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens is overschreden. Op 26 oktober 2020 is verdachte in verzekering gesteld. Verdachte kon daaraan in redelijkheid de verwachting ontlenen dat door het Openbaar Ministerie een strafvervolging zou worden ingesteld. De rechtbank stelt aldus vast dat op 26 oktober 2020 de redelijke termijn, waarbinnen verdachte dient te worden berecht, is aangevangen. Als uitgangspunt heeft in deze zaak te gelden dat de behandeling ter terechtzitting moet worden afgerond met een eindvonnis binnen twee jaren nadat de redelijke termijn is aangevangen, tenzij sprake is van bijzondere omstandigheden. Van bijzondere omstandigheden is in deze zaak naar het oordeel van de rechtbank geen sprake. De datum van dit vonnis is 14 oktober 2024; dat betekent dat de redelijke termijn bijna twee jaren is overschreden. De rechtbank is van oordeel dat deze overschrijding moet leiden tot strafvermindering.
De strafmodaliteit en de hoogte daarvan
Gezien de ernst van de gepleegde feiten kan in beginsel niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Gelet op de persoon van verdachte en de forse overschrijding van de redelijke termijn, zal de rechtbank echter een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen. De rechtbank zal vanwege de ernst van de feiten daarnaast een onvoorwaardelijke taakstraf opleggen.
Alles afwegend is de rechtbank van oordeel dat een taakstraf voor de duur van 200 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden, met een proeftijd van twee jaren, passend en geboden is. Gelet op de overschrijding van de redelijke termijn, zal de rechtbank de taakstraf matigen tot 180 uren, met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering heeft doorgebracht.

7.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 57 Sr.

8. De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
strafbaarheid feiten
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1, het misdrijf:
medeplegen van overtreding van een voorschrift gesteld bij artikel 10.1, eerste lid, van de Wet milieubeheer, opzettelijk begaan;
feit 2, het misdrijf:
medeplegen van overtreding van een voorschrift gesteld bij artikel 10.37, eerste lid, van de Wet milieubeheer, opzettelijk begaan;
feit 3, het misdrijf:
medeplegen van overtreding van een voorschrift gesteld krachtens artikel 5 van de Wet vervoer gevaarlijke stoffen, opzettelijk begaan.
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder 1, 2 en 3 bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
3 (drie) maanden;
- bepaalt dat deze gevangenisstraf
in zijn geheel niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien de verdachte voor het einde van de
proeftijd van 2 (twee) jarende navolgende algemene voorwaarde niet is nagekomen:
- stelt als
algemene voorwaardedat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- veroordeelt de verdachte tot een
taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid voor de duur van
180 (honderdtachtig) uren;
- beveelt, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, dat
vervangende hechteniszal worden toegepast voor de duur van
3 (drie) maanden;
- beveelt dat de tijd die de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de taakstraf in mindering wordt gebracht, waarbij als maatstaf geldt dat voor de eerste zestig dagen doorgebracht in verzekering twee uren per dag aftrek plaatsvindt.
Dit vonnis is gewezen door mr. D. ten Boer, voorzitter, mr. G.H. Meijer en mr. R.P. van Campen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A. Lautenbag, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 14 oktober 2024.
Buiten staat
Mr. Ten Boer en mr. Van Campen zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de politie eenheid Oost-Nederland, Team Milieu, met nummer ONRBA20002 (onderzoek Pieterman). Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
2.Het procesverbaal van bevindingen van de Landelijke Faciliteit Ontmantelen (LFO) van 9 december 2020 (PIE57), pagina’s 1328-1331.
3.Het procesverbaal van bevindingen van LFO van 9 december 2020 (PIE57), pagina 1328.
4.Het procesverbaal van bevindingen uitwerking beelden van de toegangspoort van 18 augustus 2019 (PIE07010), pagina’s 736, 738741, 746750; het procesverbaal van de terechtzitting van 30 september 2024, voor zover inhoudende de verklaring van verdachte.
5.Het procesverbaal van bevindingen uitwerking beelden van de toegangspoort van 18 augustus 2019 (PIE07010), pagina 736.
6.Het procesverbaal van bevindingen uitwerking beelden van de toegangspoort van 18 augustus 2019 (PIE07010), pagina 746.
7.Het procesverbaal van verhoor verdachte [verdachte] van 27 oktober 2020 (PIE17), pagina 297.
8.Het procesverbaal van verhoor verdachte [verdachte] van 27 oktober 2020 (PIE17), pagina 304.
9.Het procesverbaal van de terechtzitting van 30 september 2024, voor zover inhoudende de verklaring van verdachte.
10.Een geschrift, te weten een rapport Drugsonderzoek aan materialen aangetroffen op 29 juni 2019 aan de [adres 2] van het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) van 28 oktober 2019, pagina 859.
11.Het procesverbaal van bevindingen van de LFO van 9 december 2020 (PIE57), pagina 1332; een geschrift, te weten de standaardverklaring van het NFI over milieu- en gezondheidsrisico’s voor het achterlaten, lozen en vervoer van (afval)stoffen van de productie van MDMA, amfetamine en metamfetamine (PIE07149), pagina 968.
12.Een geschrift, te weten de standaardverklaring van het NFI over milieu- en gezondheidsrisico’s voor het achterlaten, lozen en vervoer van (afval)stoffen van de productie van MDMA, amfetamine en metamfetamine (PIE07149), pagina 972.
13.Het procesverbaal Wet vervoer gevaarlijke stoffen (PIE49), pagina 1235; het procesverbaal van bevindingen van de LFO van 9 december 2020 (PIE57), pagina’s 13301331.
14.Het procesverbaal Wet vervoer gevaarlijke stoffen (PIE49), pagina’s 12391240.
15.Het procesverbaal van bevindingen van de LFO van 9 december 2020 (PIE57), pagina 1332.
16.Het procesverbaal van bevindingen van de LFO van 9 december 2020 (PIE57), pagina’s 1328-1331.
17.Het procesverbaal van bevindingen van de LFO van 9 december 2020 (PIE57), pagina 1328; geschriften, te weten foto’s 59, pagina’s 1336-1338.
18.Het procesverbaal van bevindingen van de LFO van 9 december 2020 (PIE57), pagina 1329; geschriften, te weten foto’s 35-36, pagina 1351.
19.Het procesverbaal van aangifte van [aangever] namens de gemeente Barneveld van 6 augustus 2019 (PIE07001), pagina 628.
20.Pagina 13731374.
21.Het procesverbaal Wet vervoer gevaarlijke stoffen (PIE49), pagina’s 12421243.
22.Het procesverbaal Wet vervoer gevaarlijke stoffen (PIE49), pagina’s 1239, 12411242.
23.Het procesverbaal van bevindingen Raadplegen NIWO van 7 januari 2021, pagina 1377.