ECLI:NL:RBOVE:2024:524

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
31 januari 2024
Publicatiedatum
31 januari 2024
Zaaknummer
C/08/308721 / KG RK 24/34
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van wrakingsverzoek tegen rechter in kinderzaak

Op 31 januari 2024 heeft de Rechtbank Overijssel, zittingsplaats Zwolle, uitspraak gedaan in een wrakingsverzoek van een verzoeker in een kinderzaak. Het verzoek tot wraking was gericht tegen mr. Flos, de rechter die belast was met de behandeling van een machtiging tot uithuisplaatsing. De verzoeker had op 16 januari 2024 het wrakingsverzoek ingediend, maar de wrakingskamer oordeelde dat dit verzoek niet tijdig was gedaan. De verzoeker had eerder, tijdens een mondelinge behandeling, al kennis genomen van de feiten en omstandigheden die zijn wrakingsverzoek onderbouwden. De wrakingskamer stelde vast dat de verzoeker pas twee jaar na de relevante opmerkingen van mr. Flos, en na meerdere behandelingen, zijn verzoek indiende. Dit was in strijd met artikel 37 lid 1 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, dat vereist dat een wrakingsverzoek onmiddellijk na het bekend worden van de feiten wordt ingediend.

De wrakingskamer concludeerde dat de verzoeker niet-ontvankelijk moest worden verklaard in zijn verzoek, omdat de feiten en omstandigheden die hij aanvoerde al eerder bekend waren. Bovendien was het wrakingsverzoek niet gericht tegen de juiste persoon, aangezien het alleen kan worden ingediend tegen de individuele rechter die de zaak behandelt. De wrakingskamer verklaarde het verzoek zonder verdere behandeling ter zitting niet-ontvankelijk, op basis van artikel 5 lid 2 van het Wrakingsprotocol van de rechtbank. De beslissing werd openbaar uitgesproken en er stond geen rechtsmiddel open tegen deze uitspraak.

Uitspraak

beslissing

RECHTBANK OVERIJSSEL

Wrakingskamer
Zittingsplaats Zwolle / Almelo / Enschede
zaaknummer: C/08/308721 / KG RK 24/34
Beslissing van 31 januari 2024
in de zaak van
[verzoeker 1],
wonende te [woonplaats],
verzoeker tot wraking.

1.De procedure

1.1.
Op 16 januari 2024 heeft (achter gesloten deuren) de mondelinge behandeling van het verzoek om een machtiging tot uithuisplaatsing plaatsgevonden in de zaak die is geregistreerd onder nummer C/08/306760 / JE RK 23-2252.
1.2.
Bij gelegenheid van die behandeling heeft verzoeker het verzoek tot wraking van mr. Flos, rechter in deze rechtbank en in zijn hoedanigheid van kinderrechter belast met de behandeling van de zaak, gedaan, zoals blijkt uit het proces-verbaal van het wrakingsverzoek van 16 januari 2024.
1.3.
Mr. Flos heeft niet berust in de wraking. Bij brief van 26 januari 2024 heeft gereageerd op het wrakingsverzoek.

2.De beoordeling

2.1.
De wrakingskamer stelt voorop dat zij van oordeel is dat verzoeker het wrakingsverzoek heeft kunnen indienen omdat hij in de procedure betreffende het verzoek om een machtiging uithuisplaatsing vooralsnog is aangemerkt als belanghebbende.
2.2.
Aan het wrakingsverzoek legt verzoeker - samengevat weergegeven - ten grondslag gelegd dat:
  • mr. Flos tijdens een eerdere mondelinge behandeling die ongeveer 2 jaar geleden plaatsvond, heeft gezegd dat hij verzoeker niet zou geloven, dat deze opmerking onjuist was en dat mr. Flos daar, ondanks dat verzoeker bij een latere mondelinge behandeling kenbaar heeft gemaakt dat hem dat zou sieren, nooit excuses voor heeft gemaakt;
  • mr. Flos meegaat met alles wat de gecertificeerde instelling (GI)/Jeugdbescherming doet of schrijft. Daarbij wordt verwezen naar de vorige mondelinge behandeling;
  • het beleid van deze rechtbank bij ondertoezichtstellingen zo is dat altijd de kant van de moeder wordt gekozen en er niet wordt ingegaan op de kritische rapporten van Ambiq. Een andere kinderrechter van deze rechtbank heeft hem het gezag ontnomen, terwijl deze andere kinderrechter tijdens de mondelinge behandeling heeft gezegd dat hij het dossier niet kende. Dit zegt genoeg over de rechterlijke macht en deze rechtbank, aldus verzoeker.
2.3.
Volgens artikel 37 lid 1 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) moet een wrakingsverzoek worden gedaan zodra de feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden aan de verzoeker bekend zijn geworden. Dit voorschrift strekt ertoe te verzekeren dat de procedure direct nadat die feiten of omstandigheden zich hebben voorgedaan wordt geschorst door de indiening van een wrakingsverzoek en niet pas op een later tijdstip nadat er mogelijk al verdere proceshandelingen zijn verricht. De wrakingskamer constateert dat de aangevoerde feiten en omstandigheden voor de wraking onder (1) en (2) zich tijdens of vlak na eerdere mondelinge behandelingen verzoeker bekend zijn geworden of redelijkerwijs behoorden te zijn. Verzoeker heeft pas op 16 januari 2024 een wrakingsverzoek op grond van die feiten en omstandigheden ingediend. Dat is te laat, zodat verzoeker in zoverre niet-ontvankelijk verklaard moet worden in zijn verzoek. Aan een inhoudelijke behandeling van deze onderdelen van het verzoek komt de wrakingskamer daarom niet toe. Dat er in de ogen van verzoeker sprake is van een optelsom, maakt dit niet anders.
2.4.
Uit artikel 36 Rv volgt dat een wrakingsgrond gelegen moet zijn in feiten en omstandigheden die de persoon van de rechter betreffen. Hieruit volgt dat een wrakingsverzoek alleen kan worden ingediend tegen de individuele rechter die de zaak behandelt, in dit geval mr. Flos. Voor zover het wrakingsverzoek is gericht tegen (alle andere leden van) de rechtbank of een andere individuele rechter, die niet het verzoek om machtiging tot uithuisplaatsing behandelt, is dus geen sprake van een wrakingsverzoek in de zin van de wet. Dit betekent dat verzoeker ook niet-ontvankelijk is betreffende het hiervoor onder (3) omschreven onderdeel van zijn wrakingsverzoek.
2.5.
Deze beslissing is gebaseerd op artikel 5 lid 2 van het Wrakingsprotocol van deze rechtbank. Dat betekent dat de wrakingskamer zonder behandeling ter zitting het wrakingsverzoek aanstonds niet-ontvankelijk verklaart.

3.De beslissing

De wrakingskamer
3.1.
verklaart verzoeker niet-ontvankelijk in zijn verzoek tot wraking.
Deze beslissing is gegeven door de mrs. A.E. Zweers, voorzitter, A. van Holten en
J.H.M. Hesseling, in tegenwoordigheid van de griffier mr. I.A.M. Booijink en in openbaar uitgesproken op 31 januari 2024.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.