ECLI:NL:RBOVE:2024:5236

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
14 oktober 2024
Publicatiedatum
14 oktober 2024
Zaaknummer
08.017075-24 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een man voor overval op een kapperszaak met bedreiging

Op 14 oktober 2024 heeft de Rechtbank Overijssel een 29-jarige man veroordeeld tot een gevangenisstraf van 30 maanden en schadevergoedingen van in totaal € 2511,22. De man heeft zich schuldig gemaakt aan een overval op een kapperszaak in Zwolle op 17 maart 2023, waarbij hij de werknemers met een mes heeft bedreigd. Tijdens de overval heeft hij een telefoon en een betaalpas van een van de slachtoffers gestolen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte de feiten heeft begaan, zoals ten laste gelegd, en heeft de vordering van de officier van justitie om de verdachte te veroordelen tot de gevorderde straf toegewezen. De rechtbank heeft ook de schadevergoedingen aan de benadeelde partijen toegewezen, die voortvloeien uit de bewezen verklaarde feiten. De rechtbank heeft rekening gehouden met de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn strafblad en eerdere veroordelingen voor vermogensdelicten. De rechtbank heeft geoordeeld dat de opgelegde straf passend is, gezien de impact van de overval op de slachtoffers en de onveiligheid die dergelijke misdrijven in de samenleving veroorzaken.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08.017075-24 (P)
Datum vonnis: 14 oktober 2024
Verstekvonnis in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1994 in [geboorteplaats] ,
BRP-adres: [adres] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 30 september 2024.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie.
Ook heeft de rechtbank kennis genomen van de namens [slachtoffer 1] voorgedragen slachtofferverklaring en van wat namens de benadeelde partijen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] door [naam] van Slachtofferhulp Nederland is aangevoerd.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en bondig, op neer dat verdachte op 17 maart 2023 in Zwolle onder (dreiging met) geweld een telefoon en betaalpas van [slachtoffer 2] heeft weggenomen (
feit 1) en heeft geprobeerd [slachtoffer 2] , [slachtoffer 1] en [slachtoffer 3] af te persen (
feit 2).
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
feit 1hij op of omstreeks 17 maart 2023 te Zwolle, althans in Nederland, een telefoon (van het merk Xiaomi) en/of een betaalpas van de rabobank (op naam van [slachtoffer 2] ), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 3] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken, en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door:- een stiletto, althans een mes, in de hand te nemen en/of uit te klappen en/of deze (uitgeklapte) stiletto, althans dit mes, dreigend voor/in de richting van voornoemde [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 3] (omhoog) te houden en/of- tegen die voornoemde [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 3] dreigend de woorden toe te voegen: “Ik ga jullie niets doen, ik heb een kind. Ik wil jullie geld, ik heb geld nodig” en/of- (met het uitgeklapte mes in de hand) meermalen achter voornoemde [slachtoffer 3] aan te lopen en/of [slachtoffer 3] te (achter)volgen,althans woorden en/of feitelijkheden van gelijke strekking;feit 2hij op of omstreeks 17 maart 2023 te Zwolle, althans in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 3] te dwingen tot de afgifte van een geldbedrag, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan (de bedrijven van) van die [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 3] en/of een derde toebehoorde(n),
- een stiletto, althans een mes, in de hand heeft genomen en/of uitgeklapt en/of deze (uitgeklapte) stiletto, althans dit mes, dreigend voor/in de richting van voornoemde [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 3] (omhoog) heeft gehouden en/of- tegen die voornoemde [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 3] dreigend de woorden heeft toegevoegd: “Ik ga jullie niets doen, ik heb een kind. Ik wil jullie geld, ik heb geld nodig” en/of- (met het uitgeklapte mes in de hand) meermalen achter voornoemde [slachtoffer 3] is aangelopen en/of heeft (achter) volgt, althans woorden en/of feitelijkheden van gelijke strekking, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.

3.De bewijsmotivering

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te veroordelen voor alle ten laste gelegde feiten.
3.2
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft bij de politie bekend dat hij de onder feit 1 en feit 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan en door of namens hem is ten aanzien daarvan geen vrijspraak bepleit. De rechtbank komt op grond van de inhoud van de bewijsmiddelen [1] tot een bewezenverklaring van het onder feit 1 en feit 2 ten laste gelegde, waarbij de rechtbank overeenkomstig artikel 359, lid 3, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering (Sv) zal volstaan met de volgende opsomming van de bewijsmiddelen:
het proces-verbaal van bevindingen van 27 juli 2023 (pagina’s 65 tot en met 67), voor zover inhoudende de bekennende verklaring van verdachte;
het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] van 17 maart 2023 (pagina's 15 tot en met 18);
het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] van 17 maart 2023 (pagina's 19 tot en met 22);
het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 3] van 17 maart 2023 (pagina's 23 tot en met 26).
3.3
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de opgegeven bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, te weten dat:
feit 1hij op 17 maart 2023 te Zwolle een telefoon (van het merk Xiaomi) en een betaalpas van de Rabobank (op naam van [slachtoffer 2] ), die aan [slachtoffer 2] toebehoorden, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, welke diefstal werd voorafgegaan van bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 2] ,
[slachtoffer 1] en [slachtoffer 3] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, door:- een mes in de hand te nemen en uit te klappen en dit mes, dreigend in de richting van voornoemde [slachtoffer 2] , [slachtoffer 1] en [slachtoffer 3] omhoog te houden, en,- die [slachtoffer 2] , [slachtoffer 1] en [slachtoffer 3] dreigend de woorden toe te voegen:
Ik ga jullie niets doen, ik heb een kind. Ik wil jullie geld, ik heb geld nodig’,
en,
- met het uitgeklapte mes in de hand meermalen achter [slachtoffer 3] aan te lopen en [slachtoffer 3] te achtervolgen;feit 2hij op 17 maart 2023 te Zwolle ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld [slachtoffer 2] , [slachtoffer 1] en [slachtoffer 3] te dwingen tot de afgifte van een geldbedrag, dat geheel of ten dele aan (de bedrijven van) van die [slachtoffer 2] ,
[slachtoffer 1] , [slachtoffer 3] toebehoorde,
- een mes, in de hand heeft genomen en uitgeklapt en dit mes, dreigend in de richting van voornoemde [slachtoffer 2] , [slachtoffer 1] en [slachtoffer 3] omhoog heeft gehouden, en,- die voornoemde [slachtoffer 2] , [slachtoffer 1] en [slachtoffer 3] dreigend de woorden heeft toegevoegd:
Ik ga jullie niets doen, ik heb een kind. Ik wil jullie geld, ik heb geld nodig,
en,
- met het uitgeklapte mes in de hand meermalen achter [slachtoffer 3] aan te lopen en [slachtoffer 3] te achtervolgen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezen verklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 45, 312 en 317 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezen verklaarde levert op:
feit 1:
het misdrijf:
diefstal, voorafgegaan van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken;
feit 2:
het misdrijf:
poging tot afpersing.

5.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezen verklaarde feiten.

6.De op te leggen straf of maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van 30 maanden.
6.2
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
De aard en de ernst van het feit
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een overval op een kapperszaak waarin slachtoffers [slachtoffer 2] , [slachtoffer 1] en [slachtoffer 3] aanwezig waren. Verdachte is deze zaak met een mes binnengelopen. Vervolgens heeft hij het mes dreigend in de richting van de slachtoffers omhoog gehouden met de bedoeling deze personen te dwingen tot afgifte van een geldbedrag. [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] konden spoedig na de bedreiging zichzelf opsluiten in het toilet achter in de zaak. [slachtoffer 3] is eerst nog achtervolgd door verdachte en kon zichzelf vervolgens eveneens opsluiten in het toilet. Terwijl zij zich in het toilet bevonden, heeft verdachte de bankpas en telefoon van een van de slachtoffers gestolen. Voor de slachtoffers is dit alles een zeer bedreigende en beangstigende situatie geweest. Dit blijkt mede uit wat namens hen ter zitting naar voren is gebracht. Daarnaast leiden overvallen tot gevoelens van onveiligheid en angst in de samenleving in het algemeen. Verdachte heeft met dit alles geen rekening gehouden en heeft slechts oog gehad voor zijn eigen financiële gewin. De rechtbank neemt hem dit zeer kwalijk.
De persoon van verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op het strafblad van verdachte van 30 augustus 2024. Hieruit blijkt dat verdachte in het verleden veelvuldig voor vermogensdelicten met politie en justitie in aanraking is geweest. De rechtbank houdt daarnaast op grond van artikel 63 Sr rekening met een op 11 augustus 2023 voor een winkeldiefstal aan verdachte opgelegde straf.
Ook heeft de rechtbank acht geslagen op de inhoud van het reclasseringsrapporten van
24 mei 2024 en 16 september 2024. Hierin staat onder meer dat verdachte driemaal een reclasseringstoezicht is opgelegd. Al deze periodes van reclasseringstoezicht zijn negatief beëindigd wegens het niet nakomen van de afspraken door verdachte. Bij verdachte is op vrijwel alle levensgebieden sprake van risico’s en instabiliteit. Zo kent verdachte een traumatisch verleden en heeft hij te maken gehad met een belast opvoedingsklimaat. Ook het ontbreken van een vaste woon- of verblijfplaats is een risicofactor. Verdachte heeft de afgelopen jaren meerdere begeleide woontrajecten en (klinische) behandelingen vroegtijdig afgebroken. De reclassering acht een klinische behandeling noodzakelijk om te komen tot gedragsverandering en vermindering van het recidivegevaar, maar gelet op de houding en de motivatie van verdachte heeft de reclassering grote twijfels over de haalbaarheid ervan. Meerdere ambulante en klinische trajecten zijn gestagneerd door het gedrag van verdachte. De reclassering adviseert daarom geen nieuw reclasseringstoezicht op te leggen.
De strafoplegging
De rechtbank is van oordeel dat vanwege de aard en de ernst van de feiten, zoals hiervoor is omschreven, en rekening houdend met straffen die in vergelijkbare gevallen door rechters zijn opgelegd, niet anders kan worden gereageerd dan met het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. In de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) wordt voor een winkeloverval met bedreiging met geweld een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van twee jaren genoemd. De rechtbank neemt dit als uitgangspunt. In strafverzwarende zin houdt de rechtbank er rekening mee dat verdachte zich in het verleden veelvuldig schuldig heeft gemaakt aan vermogensdelicten en hiervoor ook tot gevangenisstraffen is veroordeeld. Dit heeft hem er niet van weerhouden om opnieuw vermogensdelicten te plegen. De rechtbank acht de door de officier van justitie gevorderde onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 30 maanden passend en geboden.
De tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 Sv.

7.De schade van benadeelden

7.1
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1]
heeft zich als benadeelde partij in dit strafproces gevoegd. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van
€ 1.219,69, bestaande uit materiële en immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop de schade is ontstaan en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De gevorderde materiële schade bestaat uit de zorgkosten van de psycholoog van € 319,69.
Ter vergoeding van immateriële schade wordt een bedrag van € 900,-- gevorderd.
7.2
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2]
heeft zich als benadeelde partij in dit strafproces gevoegd. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van € 1.291,53, bestaande uit materiële en immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop de schade is ontstaan en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De gevorderde materiële schade bestaat uit de volgende posten:
- mobiele telefoon Xiaomi € 222,53;
- beveiligingscamera's € 169,--.
Ter vergoeding van immateriële schade wordt een bedrag van € 900,-- gevorderd.
7.3
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vorderingen van de benadeelde partijen geheel toewijsbaar zijn, te vermeerderen met de daartoe geldende wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
7.4
Het oordeel van de rechtbank
De vorderingen van de benadeelde partijen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2]
De rechtbank stelt vast dat door het onder feit 1 en 2 bewezen verklaarde handelen verdachte onrechtmatig heeft gehandeld jegens benadeelde partijen en dat zij daardoor rechtstreeks schade hebben geleden.
Materiële schade
De rechtbank is van oordeel dat de opgevoerde materiële schadeposten, die overigens niet zijn betwist, voldoende met bewijsstukken zijn onderbouwd en aannemelijk zijn.
De rechtbank zal de door de benadeelde partijen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] gevorderde materiële schadeposten geheel toewijzen tot een bedrag van respectievelijk € 319,69 en
€ 391,53.
Immateriële schade
Op basis van artikel 6:106, eerste lid, aanhef en onder b, van het Burgerlijk Wetboek kan een benadeelde partij in een beperkt aantal gevallen aanspraak maken op vergoeding van andere schade dan vermogensschade. Een van deze gevallen doet zich voor wanneer de benadeelde partij door het onrechtmatig handelen op andere wijze in de persoon is aangetast. Gelet op de inhoud van de door benadeelde partijen overgelegde medische stukken, is de rechtbank van oordeel dat zij beiden op andere wijze in hun persoon zijn aangetast.
Uit de vorderingen van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] blijkt namelijk dat zij na de overval op 17 mei 2023 last hadden van gevoelens van angst en onveiligheid. Verder hebben zij EMDR-therapie gevolgd ter behandeling van de psychologische klachten die bij hen door de overval zijn ontstaan.
De rechtbank zal, rekening houdend met bedragen die door Nederlandse rechters in (enigszins) vergelijkbare gevallen zijn toegekend en gelet op de door benadeelde partijen gevorderde schade, de omvang van de immateriële schade naar billijkheid vaststellen op € 900,--.
Toe te wijzen schade
De rechtbank zal, op basis van het voorgaande, de door de benadeelde partijen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] gevorderde schadevergoeding geheel toewijzen tot een bedrag van in totaal respectievelijk € 1.219,69 en € 1.291,53, te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente vanaf de datum (17 maart 2023) waarop de schade is ontstaan.
De schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank zal de maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr opleggen, aangezien verdachte jegens de benadeelde partijen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door de bewezen verklaarde feiten is toegebracht.
Als door verdachte niet volledig wordt betaald, kan deze verplichting worden aangevuld met een aantal dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft. Het gaat zowel ten aanzien van de vordering van [slachtoffer 1] als de vordering van [slachtoffer 2] om 22 (tweeëntwintig) dagen gijzeling.

8.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op artikel 57 Sr.

9.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het onder feit 1 en feit 2 ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feiten
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1:
het misdrijf:
diefstal, voorafgegaan van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken;
feit 2:
het misdrijf:
poging tot afpersing;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder feit 1 en feit 2 bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
30 (dertig) maanden;
de vordering van de benadeelde partij[slachtoffer 1]
-
wijstde vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1]
toetot een bedrag van
€ 1.219,69(bestaande uit € 319,69 materiële schade en € 900,-- immateriële schade), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 17 maart 2023;
- veroordeelt de verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat de verdachte verplicht is ter zake van de bewezen verklaarde feit en tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 1.219,69, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 17 maart 2023 ten behoeve van de benadeelde, en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat gijzeling voor de duur van 22 dagen kan worden toegepast. Tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt daarbij dat met betaling aan de benadeelde partij in zoverre de betaling aan de
Staat der Nederlanden vervalt en omgekeerd;
de vordering van de benadeelde partij[slachtoffer 2]
-
wijstde vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2]
toetot een bedrag van

1.291,53(bestaande uit € 391,53 materiële schade en € 900 immateriële schade), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 17 maart 2023;
- veroordeelt de verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat de verdachte verplicht is ter zake van de bewezen verklaarde feit en tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 1.291,53, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 17 maart 2023 ten behoeve van de benadeelde, en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat gijzeling voor de duur van 22 dagen kan worden toegepast. Tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt daarbij dat met betaling aan de benadeelde partij in zoverre de betaling aan de
Staat der Nederlanden vervalt en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. D.E. Schaap, voorzitter, mr. S. Timmermans en
mr. A.N. Neumann, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.G. Drent, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 14 oktober 2024.
Buiten staat
mr. S. Timmermans en mr. A.N. Neumann buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de politie-eenheid Oost-Nederland met nummer 023119096 (onderzoek Felis/ON1R023020). Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.