ECLI:NL:RBOVE:2024:5232

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
11 oktober 2024
Publicatiedatum
11 oktober 2024
Zaaknummer
08.067632.24 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval met dodelijke afloop door roekeloos rijgedrag onder invloed van alcohol

Op 11 oktober 2024 heeft de Rechtbank Overijssel een vonnis uitgesproken in een strafzaak tegen een 55-jarige man, die zich schuldig heeft gemaakt aan het veroorzaken van een ernstig verkeersongeval. De verdachte reed op 24 december 2023 in Enschede onder invloed van alcohol en met een snelheid tussen de 56 en 68 kilometer per uur in een 30-kilometerzone. Hij heeft daarbij een voetganger, [slachtoffer], aangereden, die twee dagen later aan zijn verwondingen overleed. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte roekeloos heeft gereden, waarbij hij de verkeersregels in ernstige mate heeft geschonden. De officier van justitie had een gevangenisstraf van twaalf maanden geëist, waarvan zes maanden voorwaardelijk, en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor drie jaren. De rechtbank heeft echter een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van twaalf maanden opgelegd, evenals een ontzegging van de rijbevoegdheid voor drie jaren. De rechtbank heeft hierbij rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, en de persoonlijke situatie van de verdachte. De verdachte heeft spijt betuigd en heeft verantwoordelijkheid genomen voor zijn daden. Het vonnis is openbaar uitgesproken door de meervoudige kamer van de rechtbank.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer: 08.067632.24 (P)
Datum vonnis: 11 oktober 2024
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1968 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 27 september 2024.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie en van wat door verdachte en zijn raadsman mr. J. Vlug, advocaat in Deventer, naar voren is gebracht.
Ook heeft de rechtbank kennis genomen van de door [kleindochter van slachtoffer] , nabestaande (kleindochter) van het slachtoffer [slachtoffer] (hierna ook: [slachtoffer] ), voorgedragen slachtofferverklaring.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1, primair:een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft veroorzaakt waardoor [slachtoffer] is komen te overlijden;
feit 1, subsidiair:opzettelijk de verkeersregels in ernstige mate heeft geschonden, waardoor levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor anderen te duchten was;
feit 1, meer subsidiair:gevaar op de weg heeft veroorzaakt;
feit 2:onder invloed van meer dan de bij wet toegestane hoeveelheid alcohol een personenauto heeft bestuurd.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1
hij op of omstreeks 24 december 2023 te Enschede in de gemeente Enschede,
als bestuurder van een voertuig (personenauto),
komende uit de richting van de Van Diemenstraat, gaande in de richting van de Hogelandsingel, daarmede heeft gereden over de Brinkstraat,
roekeloos, althans zeer dan wel aanmerkelijk, onvoorzichtig, onoplettend en/of onachtzaam heeft gereden, hierin bestaande dat verdachte,
na het gebruik van alcoholhoudende drank is gaan rijden en/of
terwijl hij ter plaatse bekend was en/of
terwijl het donker was en/of
terwijl de straat-/wegverlichting brandend was en/of
terwijl het voorwaartse zicht van verdachte ter plaatse niet werd belemmerd,
beperkt of gehinderd en/of
terwijl een voetganger overstak, althans doende was om over te steken,
heeft gereden met een (aanzienlijk) hogere snelheid dan de ter plaatse voor dat voertuig toegestane maximumsnelheid van 30 kilometer per uur, in elk geval met een (aanzienlijk) hogere snelheid dan die voor een veilig verkeer ter plaatse geboden was, namelijk met een snelheid gelegen tussen de 56 kilometer per uur en de 68 kilometer per uur en/of
niet of in onvoldoende mate heeft gelet en/of is blijven letten op het/de direct voor hem, verdachte, gelegen weggedeelte(n) van die weg (de Brinkstraat) en/of het zich daarop bevindende verkeer en/of
in strijd met het gestelde in artikel 19 van het Reglement Verkeersregels en Verkeerstekens 1990 de snelheid van de door hem bestuurde voertuig (personenauto) niet zodanig heeft geregeld dat hij in staat was de personenauto tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij die weg kon overzien en waarover deze vrij was en/of
is gebotst tegen, althans in aanrijding is gekomen met, die (overstekende) voetganger,
terwijl hij verkeerde in de toestand als bedoeld in artikel 8, eerste of tweede lid van de Wegenverkeerswet 1994,
en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor een ander ( [slachtoffer] ) werd gedood;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 24 december 2023 te Enschede in de gemeente Enschede,
als bestuurder van een voertuig (personenauto),
komende uit de richting van de Van Diemenstraat, gaande in de richting van de Hogelandsingel, daarmede heeft gereden over de Brinkstraat,
na het gebruik van alcoholhoudende drank is gaan rijden en/of
terwijl hij ter plaatse bekend was en/of
terwijl het donker was en/of
terwijl de straat-/wegverlichting brandend was en/of
terwijl het voorwaartse zicht van verdachte ter plaatse niet werd belemmerd, beperkt of gehinderd en/of
terwijl een voetganger overstak, althans doende was om over te steken,
heeft gereden met een (aanzienlijk) hogere snelheid dan de ter plaatse voor dat voertuig toegestane maximumsnelheid van 30 kilometer per uur, in elk geval met een (aanzienlijk) hogere snelheid dan die voor een veilig verkeer ter plaatse geboden was, namelijk met een snelheid gelegen tussen de 56 kilometer per uur en de 68 kilometer per uur en/of
niet of in onvoldoende mate heeft gelet en/of is blijven letten op het/de direct voor hem, verdachte, gelegen weggedeelte(n) van die weg (de Brinkstraat) en/of het zich daarop bevindende verkeer en/of
in strijd met het gestelde in artikel 19 van het Reglement Verkeersregels en Verkeerstekens 1990 de snelheid van de door hem bestuurde voertuig (personenauto) niet zodanig heeft geregeld dat hij in staat was de personenauto tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij die weg kon overzien en waarover deze vrij was en/of
is gebotst tegen, althans in aanrijding is gekomen met, die (overstekende) voetganger,
terwijl hij verkeerde in de toestand als bedoeld in artikel 8, eerste of tweede lid van de Wegenverkeerswet 1994,
en aldus in strijd met het in artikel 5a van de WVW94 gestelde verbod, zich opzettelijk zodanig in het verkeer heeft gedragen dat voormelde verkeersregels in ernstige mate werden geschonden, waardoor daarvan levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor (een) ander(en) te duchten was;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 24 december 2023 te Enschede in de gemeente Enschede,
als bestuurder van een voertuig (personenauto),
komende uit de richting van de Van Diemenstraat, gaande in de richting van de Hogelandsingel, daarmede heeft gereden over de Brinkstraat,
na het gebruik van alcoholhoudende drank is gaan rijden en/of
terwijl hij ter plaatse bekend was en/of
terwijl het donker was en/of
terwijl de straat-/wegverlichting brandend was en/of
terwijl het voorwaartse zicht van verdachte ter plaatse niet werd belemmerd, beperkt of gehinderd en/of
terwijl een voetganger overstak, althans doende was om over te steken,
heeft gereden met een (aanzienlijk) hogere snelheid dan de ter plaatse voor dat voertuig toegestane maximumsnelheid van 30 kilometer per uur, in elk geval met een (aanzienlijk) hogere snelheid dan die voor een veilig verkeer ter plaatse geboden was, namelijk met een snelheid gelegen tussen de 56 kilometer per uur en de 68 kilometer per uur en/of
niet of in onvoldoende mate heeft gelet en/of is blijven letten op het/de direct voor hem, verdachte, gelegen weggedeelte(n) van die weg (de Brinkstraat) en/of het zich daarop bevindende verkeer en/of
in strijd met het gestelde in artikel 19 van het Reglement Verkeersregels en Verkeerstekens 1990 de snelheid van de door hem bestuurde voertuig (personenauto) niet zodanig heeft geregeld dat hij in staat was de personenauto tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij die weg kon overzien en waarover deze vrij was en/of
is gebotst tegen, althans in aanrijding is gekomen met, die (overstekende) voetganger,
terwijl hij verkeerde in de toestand als bedoeld in artikel 8, eerste of tweede lid van de Wegenverkeerswet 1994,
en door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd;
2
hij op of omstreeks 24 december 2023 te Enschede,
als bestuurder van een motorrijtuig, (personenauto),
dit voertuig heeft bestuurd, na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte in zijn adem bij een onderzoek, als bedoeld in artikel 8, tweede lid, aanhef en onder a van de Wegenverkeerswet 1994, 480 microgram, in elk geval hoger dan 220microgram, alcohol per liter uitgeademde lucht bleek te zijn;

3.De bewijsmotivering

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de onder 1 primair en onder 2 ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend zijn bewezen. Het geheel van handelingen van verdachte onder feit 1 primair is volgens de officier van justitie als roekeloos te kwalificeren.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank wat betreft de bewijsvraag met dien verstande dat naar het oordeel van de verdediging geen sprake is van roekeloosheid.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
Vaststelling van de feiten en omstandigheden
De rechtbank stelt op basis van de hieronder opgegeven bewijsmiddelen en het verhandelde ter terechtzitting de volgende feiten en omstandigheden vast.
Op 24 december 2023 fietst verdachte naar de stad in Enschede om een kerstborrel te drinken. Verdachte nuttigt hierbij meerdere biertjes. Op het toilet bij horecagelegenheid [horeca] komt hij een oude klant van hem tegen, met wie hij onenigheid krijgt. Verdachte krijgt van hem een vuistslag in zijn gezicht en loopt hierbij een bloedende lip op. De politie wordt gewaarschuwd en komt ter plaatse en na een gesprek vertrekt verdachte op zijn fiets en keert huiswaarts. Nadat hij korte tijd thuis is geweest, vertrekt verdachte weer van huis. Dit keer met zijn auto, een RangeRover Velar. Verdachte verkeerde in een emotionele toestand. Het is op dat moment donker buiten en het regent. Wanneer verdachte, met een aanzienlijk hogere snelheid dan is toegestaan, over de Brinkstraat in Enschede binnen de bebouwde kom rijdt, ziet hij niet dat [slachtoffer] op dat moment vanaf de parkeerplaats bij de LIDL de Brinkstraat, ter hoogte van perceel 315, aan het oversteken is. Verdachte rijdt [slachtoffer] aan, die twee dagen later in het ziekenhuis aan zijn verwondingen overlijdt.
Schuld in de zin van artikel 6 WVW
Verdachte heeft bekend dat hij schuldig is aan een aan hem te wijten verkeersongeval waarbij [slachtoffer] is komen te overlijden. De rechtbank dient de vraag te beantwoorden of sprake is van schuld in de zin van artikel 6 WVW. Bij de beoordeling hiervan komt het aan op het geheel van gedragingen van de verdachte, de aard en de concrete ernst van de overtreding en de overige omstandigheden van het geval. Dat brengt mee dat niet in het algemeen valt aan te geven of één verkeersovertreding voldoende kan zijn voor de bewezenverklaring van schuld in de zin van genoemde bepaling. Voorts kan niet reeds uit de aard van de gevolgen van het verkeersgedrag dat in strijd is met één of meer gedragsregels in het verkeer worden afgeleid dat sprake is van schuld in de zin van artikel 6 WVW. Verdachte heeft als bestuurder van een personenauto onder invloed van een te hoog promillage alcohol gereden (waarvoor wordt verwezen naar de opgegeven bewijsmiddelen). Voorafgaand aan het ongeval heeft hij in een 30-kilometer zone een forse snelheidsovertreding begaan, waarbij hij met een snelheid van tussen de 56 en 68 kilometer per uur reed. Verdachte was zeer goed bekend met de situatie ter plaatse, nu hij naar eigen zeggen vaak op deze weg reed. De weginrichting liet een dergelijke snelheid absoluut niet toe. De Brinkstraat ligt binnen de bebouwde kom en verdachte heeft verklaard dat er drempels in de weg liggen. Het was bovendien duister en het regende. Als gevolg hiervan heeft verdachte een overstekende voetganger, [slachtoffer] , totaal over het hoofd gezien en is hij met hem in aanrijding gekomen. [slachtoffer] is aan de gevolgen van de aanrijding overleden. Uit het proces-verbaal snelheid op basis van videobeelden, dat is opgemaakt door [verbalisant 1] , volgt dat, indien verdachte zich had gehouden aan de maximaal toegestane snelheid van 30 km/u, het slachtoffer voldoende tijd had gehad om de weg over te steken.
De rechtbank is van oordeel dat de bewezenverklaarde gedragingen van verdachte het ongeval hebben veroorzaakt en maken dat verdachte schuld heeft aan het verkeersongeval in de zin van artikel 6 WVW.
Zeer onvoorzichtig, onoplettend en onachtzaam
Op basis van de bewijsmiddelen kan worden vastgesteld dat verdachte onder invloed van alcohol een forse snelheidsovertreding heeft begaan, met als gevolg de aanrijding met [slachtoffer] . Hij heeft daarmee in ernstige mate verkeersregels geschonden. Voor beantwoording van de vraag of dit leidt tot de conclusie dat er sprake is van roekeloos rijgedrag dient te kunnen worden vastgesteld dat er bij verdachte sprake was van opzet op het in ernstige mate schenden van de verkeersregels. Daarbij dient gekeken te worden naar de aard en het samenstel van de gedragingen, de omstandigheden waaronder deze werden verricht en alle overige feitelijke omstandigheden van het geval. Daaruit moet kunnen worden afgeleid dat de gedragingen, die elk op zich een overtreding van een verkeersregel inhouden en in veel gevallen niet anders dan opzettelijk kunnen worden begaan, in samenhang bezien naar hun uiterlijke verschijningsvorm op opzettelijke ernstige overschrijding van de verkeersregels gericht zijn. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verdachte wel zeer onvoorzichtig, onoplettend en onachtzaam gereden maar is geen sprake geweest van welbewust zeer gevaarlijk rijgedrag. Daarmee kan het opzet op het in ernstige mate schenden van de verkeersregels en daarmee roekeloos rijgedrag niet worden vastgesteld.
Feit 1 primair en feit 2
De rechtbank komt tot een bewezenverklaring van de onder 1 primair, impliciet subsidiair, en onder 2 ten laste gelegde feiten op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank - nu verdachte deze feiten heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit - conform artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering (Sv), zal volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen. [1]
Het proces-verbaal van de terechtzitting van 27 september 2024, voor zover inhoudende, de bekennende verklaring van verdachte;
het proces-verbaal aanrijding misdrijf, opgemaakt door [verbalisant 2] van 22 februari 2024, pagina’s 7 tot en met 11;
een geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, onder 3, het resultaat van het ademonderzoek, pagina 13;
het proces-verbaal snelheid op basis van videobeelden, opgemaakt door [verbalisant 1] van 16 februari 2024, pagina’s 28 tot en met 46;
het proces-verbaal forensisch overlijdensonderzoek persoon [slachtoffer] , opgemaakt door [verbalisant 3] en [verbalisant 4] van 27 december 2023, pagina’s 77 en 78.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de opgegeven bewijsmiddelen waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
1
hij op 24 december 2023 te Enschede in de gemeente Enschede,
als bestuurder van een voertuig (personenauto),
komende uit de richting van de Van Diemenstraat, gaande in de richting van de Hogelandsingel, daarmede heeft gereden over de Brinkstraat,
zeer onvoorzichtig, onoplettend en onachtzaam heeft gereden, hierin bestaande dat verdachte,
na het gebruik van alcoholhoudende drank is gaan rijden en
terwijl hij ter plaatse bekend was en
terwijl het donker was en
terwijl de straat-/wegverlichting brandend was en
terwijl het voorwaartse zicht van verdachte ter plaatse niet werd belemmerd, beperkt of gehinderd en
terwijl een voetganger overstak, , heeft gereden met een aanzienlijk hogere snelheid dan de ter plaatse voor dat voertuig toegestane maximumsnelheid van 30 kilometer per uur, namelijk met een snelheid gelegen tussen de 56 kilometer per uur en de 68 kilometer per uur en
niet of in onvoldoende mate heeft gelet en is blijven letten op de direct voor hem, verdachte, gelegen weg (de Brinkstraat) en het zich daarop bevindende verkeer en
in strijd met het gestelde in artikel 19 van het Reglement Verkeersregels en Verkeerstekens 1990 de snelheid van de door hem bestuurde voertuig (personenauto) niet zodanig heeft geregeld dat hij in staat was de personenauto tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij die weg kon overzien en waarover deze vrij was en
in aanrijding is gekomen met, die overstekende voetganger,
terwijl hij verkeerde in de toestand als bedoeld in artikel 8, eerste of tweede lid van de Wegenverkeerswet 1994,
en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor een ander ( [slachtoffer] ) werd gedood;
2
hij op 24 december 2023 te Enschede,
als bestuurder van een motorrijtuig, (personenauto), dit voertuig heeft bestuurd,
na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte in zijn adem bij een onderzoek, als bedoeld in artikel 8, tweede lid, aanhef en onder a van de Wegenverkeerswet 1994, 480 microgram, alcohol per liter uitgeademde lucht bleek te zijn.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 6, 8, 175 en 176 WVW. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
de eendaadse samenloop van
feit 1
het misdrijf: overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander wordt gedood en terwijl de schuldige verkeerde in de toestand, bedoeld in artikel 8, tweede lid, onderdeel a, van deze wet;
en
feit 2
het misdrijf: overtreding van artikel 8, tweede lid, onderdeel a, van de Wegenverkeerswet 1994 (480 µg/l).

5.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

6.De op te leggen straf of maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van twaalf maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van drie jaren, waarvan één jaar voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat een gevangenisstraf en een onvoorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid in dit geval niet in de rede liggen. De raadsman verzoekt om rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte, zijn proceshouding en zijn betrokkenheid bij de nabestaanden van [slachtoffer] . Het rijbewijs heeft verdachte nodig vanwege zijn werkzaamheden voor zijn eigen bedrijf.
6.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
De ernst van de feiten
Bij deelname aan het verkeer kunnen verkeersfouten soms fatale gevolgen hebben waardoor het leven van verkeersdeelnemers en hun naasten onomkeerbaar verandert. Verdachte heeft door zijn rijgedrag een ernstig verkeersongeval met een overstekende voetganger veroorzaakt waarbij die voetganger, [slachtoffer] , is komen te overlijden. Daarmee is de nabestaanden onherstelbaar leed aangedaan. Namens de nabestaanden heeft de kleindochter van het slachtoffer het gemis indringend onder woorden gebracht in de ter terechtzitting voorgelezen slachtofferverklaring.
De persoon van verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie betreffende verdachte van 3 september 2024.
Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat hij psychische klachten ervaart als gevolg van het ongeval. Hij is niet meer langs de plek van het ongeval gereden en heeft last van slapeloosheid. Verdachte is hiervoor onder behandeling bij een praktijkondersteuner van de huisarts en slikt slaapmedicatie. Verdachte heeft na het ongeval contact onderhouden met de nabestaanden van [slachtoffer] . Ook ter terechtzitting heeft verdachte zich verantwoordelijk getoond voor zijn gedragingen.
De strafmodaliteit en de hoogte daarvan
De rechtbank heeft bij de bepaling van de straf rekening gehouden met de geldende oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) en met wat in vergelijkbare gevallen doorgaans als straf wordt opgelegd. Daarin wordt gedifferentieerd naar de mate van schuld, de gevolgen voor het slachtoffer en de vraag of en, zo ja, in welke mate er sprake is van alcoholgebruik. In het geval zeer onvoorzichtig, onoplettend en onachtzaam gedrag bewezen is verklaard, zoals in deze zaak het geval is, kan aansluiting worden gezocht bij de categorieën ‘ernstige schuld’ en ‘zeer hoge mate van schuld’, waarbij onderscheid gemaakt kan worden in de strafmaat naar de mate van verwijtbaarheid. Bij een ‘zeer hoge mate van schuld’ kan gedacht worden aan gevallen die meer neigen naar de grenzen van roekeloosheid.
De LOVS gaan bij een ongeval waarbij het slachtoffer is overleden, er sprake is van ernstige schuld en waarbij sprake is van alcoholgebruik van minder dan 570 µg/l, uit van een gevangenisstraf van twaalf maanden en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van drie jaren. Bij een ‘zeer hoge mate van schuld’ geven de LOVS als oriëntatiepunt een gevangenisstraf voor de duur van drie jaren en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van vier jaren.
Hoewel de rechtbank zich realiseert dat verdachte dit ongeval op geen enkele manier gewild heeft, is het ongeval en daarmee het overlijden van [slachtoffer] , wel te wijten aan de schuld van verdachte. Verdachte is ontdaan thuis gekomen, is vervolgens, onder invloed van een te hoog promillage alcohol, achter het stuur gestapt , heeft aanzienlijk te hard gereden en zijn snelheid niet aangepast aan de verkeerssituatie. Daarmee heeft verdachte zich onvoldoende rekenschap gegeven van de verantwoordelijkheid die hij heeft als bestuurder van een motorvoertuig ten opzichte van andere verkeersdeelnemers. Gelet op deze gedragingen van verdachte is de rechtbank van oordeel dat er in casu sprake is van ‘ernstige schuld’ van verdachte, die neigt naar een ‘zeer hoge mate van schuld’. Het oriëntatiepunt van een gevangenisstraf voor de duur van twaalf maanden en ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van drie jaren, vormt daarmee de ondergrens. In het voordeel van verdachte weegt de rechtbank mee dat hij oprechte spijt heeft betuigd en het feit dat hij van meet af aan volledige verantwoordelijkheid voor zijn handelen en de gevolgen daarvan heeft genomen.
Alles afwegende acht de rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twaalf maanden en een onvoorwaardelijke ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen voor de duur van drie jaren, passend en geboden.
De rechtbank legt daarmee een hogere straf op dan door de officier van justitie is geëist. Gelet op de bewezenverklaarde gedragingen en de mate van schuld acht de rechtbank de door de officier van justitie geformuleerde eis, mede vanuit het oogpunt van generale preventie, niet passend.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet.

7.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op artikel 55 Wetboek van Strafrecht (Sr) en artikel 179 WVW.

8.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 primair, en onder 2 ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feiten
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
de eendaadse samenloop van
feit 1
het misdrijf: de overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander wordt gedood en terwijl de schuldige verkeerde in de toestand, bedoeld in artikel 8, tweede lid, onderdeel a, van deze wet;
en
feit 2
het misdrijf: overtreding van artikel 8, tweede lid, onderdeel a van de Wegenverkeerswet 1994 (480 µg/l)
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder 1 primair en onder 2 bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
12 (twaalf) maanden;
-
ontzegtde verdachte de
bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigenvoor de duur van
3 (drie) jaren.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.M. Rikken, voorzitter, mr. M.A.H. Heijink en mr. H.J. Berends, rechters, in tegenwoordigheid van mr. W.H. Bomans-Weekhout, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 11 oktober 2024.
Buiten staat
Mr. M.A.H. Heijink is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de politie eenheid Oost-Nederland met nummer PL0600-2023590850 van 4 maart 2024. Tenzij anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.