ECLI:NL:RBOVE:2024:5230

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
9 oktober 2024
Publicatiedatum
10 oktober 2024
Zaaknummer
C/08/301604 / HA ZA 23-331
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schadevergoeding voor ondeugdelijk schilderwerk aan houten geveldelen

In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 9 oktober 2024 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen eiser H.O.D.N. [bedrijf] en gedaagde WTP WORLD TIMBER PRODUCTS B.V. De rechtbank oordeelde dat eiser geslaagd is in zijn bewijsopdracht dat WTP ondeugdelijk schilderwerk heeft geleverd aan de houten geveldelen van de woning van de familie [naam 1]. Eiser heeft niet aangetoond dat de houten geveldelen vervangen moeten worden, maar WTP is wel verplicht om een schadevergoeding te betalen aan eiser voor de kosten van het opnieuw aanbrengen van een beitslaag op de houten geveldelen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de herstelkosten, zoals vermeld in het expertiserapport, op € 4.876,30 (exclusief btw) zijn geraamd, maar dat eiser hogere kosten heeft opgevoerd. De rechtbank heeft geoordeeld dat de kosten voor het schuren en beitsen van de bestaande geveldelen, zoals opgenomen in de offerte van [naam 3], toewijsbaar zijn. Daarnaast zijn de expertisekosten en buitengerechtelijke kosten voor vergoeding vatbaar. WTP is als in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten. De rechtbank heeft de vorderingen van eiser toegewezen en WTP veroordeeld tot betaling van de schadevergoeding, expertisekosten, buitengerechtelijke kosten en proceskosten.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Zwolle
zaaknummer / rolnummer: C/08/301604 / HA ZA 23-331
Vonnis van 9 oktober 2024
in de zaak van
[eiser] H.O.D.N. [bedrijf],
wonende te [woonplaats],
eiser,
advocaat mr. J. [naam 2] te Tilburg,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
WTP WORLD TIMBER PRODUCTS B.V.,
gevestigd te Hardenberg,
gedaagde,
advocaat mr. D. Groos-Greve te Zoetermeer.
Partijen zullen hierna [eiser] en WTP genoemd worden.

1.Samenvatting

1.1.
De rechtbank is van oordeel dat [eiser] geslaagd is in de opdracht om te bewijzen dat WTP ondeugdelijk schilderwerk geleverd heeft aan de houten geveldelen, die [eiser] aangebracht heeft op de woning van de familie [naam 1]. [eiser] heeft niet aangetoond dat de houten geveldelen vervangen moeten worden. WTP moet slechts een schadevergoeding aan [eiser] betalen ter hoogte van de kosten van het opnieuw aanbrengen van een beitslaag op de houten geveldelen.

2.De procedure

2.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 20 maart 2024
  • de akte van [eiser] van 15 mei 2024, waarbij [eiser] foto’s behorend bij het na te noemen expertiserapport en een offerte in het geding gebracht heeft
  • het proces-verbaal van getuigenverhoor van 9 juli 2024
  • de conclusie na getuigenverhoor van [eiser]
  • de conclusie na getuigenverhoor tevens antwoordakte van WTP.
2.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

3.De verdere beoordeling

3.1.
Bij vonnis van 20 maart 2024 heeft de rechtbank [eiser] opgedragen te bewijzen dat WTP tekortgeschoten is in de nakoming van haar verplichtingen bij het aanbrengen van coating op de door [eiser] tegen de woning van [naam 1] aangebrachte houten geveldelen.
3.2.
[eiser] heeft één getuige laten horen, te weten [getuige], de bouwkundige, die het TOP expertiserapport d.d. 5 april 2022 opgesteld heeft, dat [eiser] als zijn productie 13 in het geding heeft gebracht. Deze getuige heeft onder meer verklaard dat hij in april 2022 het expertiserapport opgesteld heeft en dat hij daaraan voorafgaand een bezoek aan de woning van [naam 1] gebracht heeft.
3.3.
De getuige heeft ook verklaard:
“Toen ik ter plaatse kwam zag ik diverse verweringen in het hout. Ik zag dat de beitslaag vrij dik aangebracht was en ik zag ook dat er uitlopers waren. Ik denk dat op 15% van beide gevels van het behandelde hout verweringen te zien waren. Dat was verspreid over het geheel. Het aanbrengen van de dikke laag beits heeft betrekking op beide gevels. (…) Er was wel sprake van vlekvorming, je kunt op een foto zien dat er ergens een vlek op een plek zit. Dat heb ik op meerdere plaatsen gezien. Ik denk dat het om 10% van het totale oppervlak ging waar we over vlekvorming praten. Dat is iets anders dan de verwering. Ik kan dus niet zeggen of die vlekvorming komt door het onvoldoende afschaven of door iets anders. (…) Met betrekking tot de dikke laag merk ik nog op dat je een regelmatige beitslaag aan moet brengen en dat er geen dikke onregelmatige beitslaag aangebracht mag worden. Daar was wel sprake van. Dit was over het gehele houtwerk. Ik heb toen ook foto’s van het houtwerk gemaakt. (…) Mr. [naam 2] geeft aan dat de foto’s die bij latere akte, productie 1 in het geding zijn gebracht, de betreffende foto’s zijn. Mr. [naam 2] laat mij de foto’s zien en ik zeg u dat dit de foto’s zijn die ik gemaakt heb. Foto 1 is de foto van de woning. Op foto 2 ziet u uitlopers. Op foto 3 staan ook uitlopers. Op foto 4 staat een vlek. Op foto 5 zijn vlekken te zien evenals op foto 6 en 7. Op foto 10 is zowel vlekvorming als verwering te zien. U zegt mij dat in het rapport als gebrek ook onregelmatige intrekking van beits vermeld staat. Dat is inderdaad een afzonderlijk gebrek dat ik vastgesteld heb. Er is vettig hout gebruikt dat betekent dat je op een goede manier voor moet bewerken en op en goede manier na moet bewerken. Ik heb die voor-en nabewerking niet gezien maar ik heb wel vastgesteld dat er onregelmatigheid was bij intrekking van de beits. Daar heb ik het dus bij moeten laten. Die onregelmatige intrekking was vrij fors, ik vind het lastig om het percentage van het geheel in te schatten waar dit zich voordeed. (…) De oorzaak van de verwering die ik genoemd heb is vochtintreding. De oorzaak daarvan zou kunnen zijn dat er al een verwering in zat voor dat ze gebeitst werden. Het kan zijn zeker bij de kopse kanten dat de planken niet voldoende gebeitst zijn maar dat is door mij niet vast te stellen. Een derde oorzaak zou kunnen zijn het niet aanbrengen van voldoende beits waardoor het weer in het hout treedt of dat er beits is gebruikt met onvoldoende pigment.”
3.4.
De rechtbank merkt hierbij op dat, zoals ook vermeld is in het vonnis van 20 maart 2024, WTP zowel in 2020 als in 2021 herstelwerkzaamheden uitgevoerd heeft. De rechtbank stelt vast dat de waarnemingen waarnaar de getuige verwijst waarnemingen zijn die hij nadien gedaan heeft.
3.5.
WTP is van mening dat [eiser] er niet in geslaagd is de tekortkoming aan de zijde van WTP te bewijzen. Zij vindt dat [getuige] geen informatie verstrekt die nog niet opgenomen was in het expertiserapport. Daarin volgt de rechtbank WTP niet. [eiser] heeft voorafgaand aan het verhoor foto’s in het geding gebracht, die nog geen deel uitmaakten van het dossier. Tijdens zijn verhoor heeft de getuige een verklaring afgelegd die mede zag op wat op de foto’s vastgelegd is. Het door [eiser] geleverde bewijs is dus een aanvulling op wat hij al eerder in het geding gebracht had.
3.6.
WTP wijst er ook op dat de getuige verklaard heeft dat de beitslaag vrij dik was aangebracht om vervolgens te verklaren dat er meerdere oorzaken zijn voor de verwering in het hout, waaronder het niet aanbrengen van voldoende beits waardoor het weer in het hout treedt. Volgens WTP heeft de getuige dus niet kunnen vaststellen wat de oorzaak van de verweringen is. De rechtbank is echter van oordeel dat uit de verklaring van de getuige genoegzaam blijkt dat, wat de oorzaak ook van de verwering moge zijn, deze samenhangt met een tekortschieten van WTP bij de uitvoering van de schilderwerkzaamheden.
3.7.
Gelet op de verklaring van getuige [getuige] over de gebreken die hij (mede aan de hand van de foto’s [1] ) heeft afgelegd, komt de rechtbank tot de slotsom dat [eiser] erin is geslaagd om bewijs te leveren van de tekortkomingen van WTP bij het uitvoeren van de overeenkomst met [eiser]. Op grond daarvan is WTP gehouden de schade die [eiser] door de gebrekkige nakoming van de verplichtingen uit de overeenkomst geleden heeft te vergoeden.
3.8.
WTP voert als verweer dat [eiser] geen schade geleden heeft, omdat zijn klant, de familie [naam 1], hem niet aansprakelijk gesteld heeft voor schade die voortvloeit uit het gebrekkige schilderwerk van de houten geveldelen. In haar vonnis van 20 maart 2024 heeft de rechtbank al beslist dat de vraag naar de omvang van de schadevergoeding aan bod komt, indien [eiser] slaagt in de hem gegeven bewijsopdracht. Voor zover nog van belang overweegt de rechtbank dat uit de uitlatingen van [eiser] gedaan tijdens de mondelinge behandeling in samenhang met de inhoud van het expertiserapport
(“De bewoners hebben in september 2020 aan client gemeld dat er verwering en vlekvormig zichtbaar is op de houten geveldelen”)gebleken is dat de familie [naam 1] [eiser] weliswaar niet aansprakelijk gesteld heeft door hem te verzoeken geleden schade te vergoeden, maar wel dat de familie [naam 1] zich op het standpunt stelt het schilderwerk niet naar behoren verricht is, dat [eiser] zijn verplichtingen uit de overeenkomst jegens haar niet naar behoren nagekomen is en dat [eiser] voor de gevolgen daarvan verantwoordelijk is. Dit heeft WTP niet betwist. De rechtbank kan dat niet anders uitleggen dan dat de familie Van de Heuvel wenst dat het schilderwerk alsnog goed uitgevoerd wordt. Ook stelt de rechtbank vast dat [eiser] zijn aansprakelijkheid jegens de familie [naam 1] erkent. Ook dat betwist WTP niet. De conclusie die de rechtbank aan het voorgaande verbindt luidt dat [eiser] in beide gevallen gehouden is de schade te vergoeden die de familie [naam 1] lijdt en die bestaat uit de kosten van het herstel van het schilderwerk. Deze kosten bespreekt de rechtbank hieronder.
Schade bestaande uit herstelkosten
3.9.
In het expertiserapport zijn de herstelkosten geraamd op € 4.876,30 (exclusief btw). De herstelwerkzaamheden bestaan daarbij uit schuren van de houten geveldelen, beitsen van de houten geveldelen, steigerwerk en verfadvies. In de dagvaarding verwijst [eiser] voor de hoogte van de herstelkosten naar zijn productie 23, waarin een totaalbedrag vermeld is van € 26.167,82 (excl. btw). [eiser] stelt in de dagvaarding dat het wederom beitsen van de geveldelen niet meer mogelijk is. De kosten zijn dan ook hoger dan het in het expertiserapport genoemde bedrag, aldus [eiser].
3.10.
De rechtbank heeft [eiser] in haar vonnis van 20 maart 2024 in de gelegenheid gesteld de schade nader te onderbouwen, omdat in het expertiserapport staat dat herstel van de reeds geleverde geveldelen mogelijk is en TOP expertise dat bevestigd heeft in een e-mail aan [eiser] d.d. 19 september 2022.
3.11.
In zijn akte van 15 mei 204 vermeldt [eiser] dat TOP expertise in de e-mail van 19 september 2022 aangegeven heeft dat de kosten van het verwijderen en afvoeren van de bestaande houtdelen op € 1.250,00 geraamd worden en de kosten van het schilderen
op € 1.450,00. [eiser] verwijst voor de prijs van het nieuwe hout naar een offerte van 21 september 2022 waarin een bedrag van € 12.058,02 staat (bijlage 2 bij productie 15 van [eiser]). [eiser] telt bij die drie bedragen een bedrag van € 8.184,00 (montage) en een bedrag van € 691,00 (steigerhuur) op om uit te komen op een totaal van € 23.633,20 aan herstelkosten. [eiser] heeft daarnaast een offerte van [naam 3] in het geding gebracht voor het schuren en schilderen van de thans aangebrachte geveldelen. Het totaalbedrag van de offerte is € 12.000,60 (incl. btw).
3.12.
Volgens WTP is het door [eiser] in zijn akte van 15 mei 2024 vermelde bedrag in het licht van het oorspronkelijke bedrag van de opdracht ter hoogte van € 896,62 veel te hoog. Daarnaast vindt WTP dat zij niet aangesproken kan worden voor de kosten van volledige vervanging van de geveldelen, nu de getuige verklaard heeft dat slechts 15% daarvan door verweringen en slechts 10% daarvan door vlekvorming aangetast is. WTP vindt dat de grondslag van de bedragen van € 8.184,00 en € 691,00 niet duidelijk is. WTP betwist dat deze bedragen zo hoog liggen. Ook betwist WTP dat [eiser] de schade daadwerkelijk geleden heeft.
3.13.
De rechtbank is van oordeel dat [eiser] onvoldoende aangetoond heeft dat de geveldelen vervangen moeten worden. Wat in het expertiserapport staat over het herstel van de geleverde geveldelen heeft [eiser] niet weerlegd. Niet is vast komen te staan dat het feit dat de geveldelen geschaafd zijn bij eerder uitgevoerde herstelwerkzaamheden het nogmaals schaven van die geveldelen ter voorbereiding van het aanbrengen van een nieuwe beitslaag onmogelijk maakt. Dat betekent dat onder de herstelkosten niet de kosten van het aanbrengen van nieuwe geveldelen vallen. De te vergoeden kosten zijn de kosten van het schuren van de bestaande geveldelen en het vervolgens daarop aanbrengen van een nieuwe beits, zoals opgenomen in de offerte van [naam 3]. [eiser] heeft wel voldoende aangetoond dat alle geveldelen geheel van nieuwe beits voorzien moeten worden. De omstandigheid dat slechts een gedeelte van het houtwerk door verwering of door vlekvorming aangetast is betekent immers niet dat de geveldelen niet geheel schoongemaakt en van nieuwe beits voorzien moeten worden. In de offerte van [naam 3] is ook het verwijderen van alle verflagen opgenomen, waarna “het geheel van een 3 lagen transparant systeem met een pigment” voorzien wordt. Uitgangspunt voor het bepalen van de herstelkosten is het in de offerte van [naam 3] genoemde bedrag van € 12.000,60. Omdat [eiser] ondernemer is kan hij de hem in rekening gebrachte btw als voorbelasting in aftrek brengen. Het schadebedrag is dan de som van de in de offerte opgenomen arbeidskosten exclusief btw ter hoogte van € 8.170,00 en materiaalkosten exclusief btw ter hoogte van € 1.641,56, te weten een bedrag van € 9.811,56. Dat bedrag zal de rechtbank toewijzen. Het bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 7 februari 2023, de dag na het aflopen van de in de aan WTP gerichte brief van 23 januari 2023 genoemde betalingstermijn.
Overige schade
3.14.
De vorderingen van [eiser] die zien op vergoeding van expertisekosten en van buitengerechtelijke kosten zijn voor toewijzing vatbaar. De expertisekosten zijn redelijke kosten die gemaakt zijn om schade en aansprakelijkheid vast te stellen als bedoeld in artikel 6:96, twee lid, aanhef en onder b, BW. De buitengerechtelijke kosten dient WTP te vergoeden volgens het tarief van Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten waarbij als hoofdsom het bedrag van € 9.811,56 geldt.
WTP heeft als verweer gevoerd tegen deze vorderingen dat [eiser] een rechtsbijstandsverzekering heeft en dat [eiser] ter onderbouwing van de buitengerechtelijke kosten mede verwijst naar de expertise, zodat op dat laatste punt sprake is van een doublure. De rechtbank oordeelt echter dat de enkele verwijzing naar de expertise bij de onderbouwing van de buitengerechtelijke kosten nog niet betekent dat [eiser] tweemaal vergoeding van expertisekosten vraagt. De verwijzing kan immers duiden op de werkzaamheden van de advocaat van [eiser] in verband met het verrichten van de expertise. Terecht merkt [eiser] op dat dekking door de rechtsbijstandverzekering niet in de weg staat aan een vordering strekkende tot vergoeding van buitengerechtelijke kosten in deze procedure. WTP heeft verder ook onbesproken gelaten de stelling van [eiser] dat de voorwaarden van de verzekering inhouden dat bij verhaal van deze kosten op de wederpartij de verzekeraar daarvan betaald moet worden.
Proceskosten
3.15.
De rechtbank zal WTP als in het ongelijk gestelde partij veroordelen in de proceskosten aan de zijde van [eiser] tot op heden begroot op:
Explootkosten: € 132,42
Griffierecht: € 1.301,00
Salaris advocaat: 3,5 punten à € 521,00 € 1.823,50
Kosten getuige:
  • drie uur voorbereiding: 0,5 x 3 x € 125,00 € 187,50
  • reiskosten 111 retourkilometer - 4 retourkilometer =
107 retourkilometer x € 1,54 € 164,78
Nakosten € 135,00
Totaal: € 3.744,20
3.16.
De rechtbank zal WTP veroordelen tot het betalen van rente over de proceskosten zoals hierna onder de beslissing is vermeld.

4.De beslissing

De rechtbank
- veroordeelt WTP tot betaling binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis van een bedrag van € 9.811,56 aan [eiser], te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf 7 februari 2023;
- veroordeelt WTP tot betaling binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis van een bedrag van € 1.512,50 aan [eiser] als vergoeding van expertisekosten;
- veroordeelt WTP tot betaling binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis van een bedrag van € 865,58 aan [eiser] als vergoeding van buitengerechtelijke kosten;
- veroordeelt WTP in de proceskosten tot op heden aan de zijde van [eiser] begroot op € 3.744,20, te betalen binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis, te vermeerderen met € 92,00 plus de kosten van betekening en te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over het bedrag van € 3.744,20 , over het bedrag van € 92,00 plus de kosten van betekening vanaf de vijftiende dag na de betekening;
- verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
- wijst het anders of meer gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.A. de Beaufort en in het openbaar uitgesproken op 9 oktober 2024. [2]

Voetnoten

1.Akte van 15 mei 2024.
2.type: