ECLI:NL:RBOVE:2024:5213

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
9 oktober 2024
Publicatiedatum
9 oktober 2024
Zaaknummer
C/08/298874 / HA ZA 23-251
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot teruggave en ontruiming van bedrijfsterrein en schadevergoeding door onrechtmatig gebruik

In deze zaak zijn de eisers, eigenaren van een bedrijfsterrein, van mening dat de gedaagde dit terrein onrechtmatig in gebruik heeft genomen. De eisers vorderen teruggave en ontruiming van het terrein, alsook een financiële vergoeding voor de periode waarin de gedaagde het terrein heeft bezet, kosten voor een bodemonderzoek, saneringskosten en het aanbrengen van een afrastering. De gedaagde voert verweer en stelt dat hij een huurovereenkomst met de eisers heeft gesloten, waardoor zijn gebruik rechtmatig zou zijn. Hij ontkent ook dat hij de bodem heeft vervuild en dat er een afrastering was toen hij het terrein in gebruik nam.

De rechtbank heeft de vorderingen van de eisers afgewezen. De eisers hebben niet betwist dat de gedaagde het terrein inmiddels heeft verlaten en er geen spullen van hem meer op het terrein aanwezig zijn. Hierdoor hebben de eisers geen belang meer bij hun vorderingen tot teruggave en ontruiming. De gevorderde schadevergoeding is afgewezen omdat de eisers onvoldoende bewijs hebben geleverd van geleden schade. Ook de vorderingen voor bodemonderzoek en saneringskosten zijn afgewezen, omdat de eisers niet hebben aangetoond dat de gedaagde verantwoordelijk was voor de vervuiling. Tot slot is de vordering tot het aanbrengen van een afrastering en het overhandigen van de sleutel afgewezen, omdat de eisers niet hebben aangetoond dat de gedaagde verantwoordelijk was voor het verwijderen van de afrastering.

De rechtbank heeft de eisers in de proceskosten veroordeeld, omdat zij in het ongelijk zijn gesteld. De proceskosten zijn vastgesteld op € 1.837,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving.

Uitspraak

RECHTBANK Overijssel

Civiel recht
Zittingsplaats Almelo
Zaaknummer: C/08/298874 / HA ZA 23-251
Vonnis van 9 oktober 2024
in de zaak van

1.[eiser 1],

te [woonplaats 1],
2.
[eiser 2],
te [woonplaats 2],
3.
[eiser 3],
te [woonplaats 3],
eisende partijen,
hierna samen te noemen: [eisers],
advocaat: mr. D.P. Kant,
tegen
[gedaagde],
te [woonplaats 4],
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde],
advocaat: mr. D.F. Briedé.

1.Samenvatting

1.1.
[eisers] zijn eigenaar van een bedrijfsterrein. Zij stellen dat [gedaagde] dit bedrijfsterrein onrechtmatig in gebruik heeft genomen. Zij vorderen dat [gedaagde] wordt veroordeeld tot teruggave en ontruiming van het terrein, betaling van een vergoeding voor de periode dat hij het terrein heeft bezet en gebruikt, betaling van de kosten van een bodemonderzoek en eventuele saneringskosten en het aanbrengen van een afrastering en overhandigen van de sleutel van de (nieuwe) toegangspoort. [gedaagde] voert verweer. Hij voert aan dat hij een huurovereenkomst met [eisers] heeft gesloten althans zou gaan sluiten en dat hij dus rechtmatig gebruik heeft gemaakt van het terrein. Daarnaast ontkent hij dat hij de bodem heeft vervuild en dat er een afrastering was toen hij het bedrijfsterrein in gebruik nam. Volgens hem moeten de vorderingen daarom worden afgewezen.
1.2.
De vorderingen worden afgewezen. [eisers] hebben namelijk niet betwist dat [gedaagde] het terrein inmiddels heeft verlaten en nergens blijkt uit dat er nog spullen van [gedaagde] op het terrein aanwezig zijn. Zij hebben daarom geen belang meer bij hun vorderingen tot teruggave en ontruiming van het bedrijfsterrein. De gevorderde vergoeding wordt afgewezen, omdat [eisers] onvoldoende hebben onderbouwd dat zij schade hebben geleden die [gedaagde] moet vergoeden. Ten slotte volgt uit de stellingen van [eisers] dat de voormalige huurder (en dus niet [gedaagde]) de bodem heeft vervuild en de afrastering en toegangspoort heeft weggehaald. Er bestaat daarom geen aanleiding om [gedaagde] te veroordelen tot betaling van een bodemonderzoek en eventuele saneringskosten en het terugplaatsen van een afrastering.

2.De procedure

2.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 27 juni 2023, waarin de zaak is verwezen naar de kamer voor handelszaken van de rechtbank Overijssel,
- het herstelexploot hernieuwde oproeping,
- de brief waarin een mondelinge behandeling is bepaald,
- de mondelinge behandeling van 12 juni 2024, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.
2.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

3.De (verdere) beoordeling

Teruggave en ontruiming van het bedrijfsterrein
3.1.
[eisers] zijn eigenaar van het bedrijfsterrein aan de [adres]. Zij stellen dat [gedaagde] dit bedrijfsterrein in oktober 2017 onrechtmatig in gebruik heeft genomen en vorderen teruggave en ontruiming van het terrein.
3.2.
[gedaagde] erkent dat hij gebruik heeft gemaakt van het bedrijfsterrein. Volgens hem was er echter geen sprake van onrechtmatig gebruik. In zijn conclusie van antwoord heeft hij aangevoerd dat hij een huurovereenkomst met [eisers] had. Op de mondelinge behandeling heeft zijn advocaat namens hem aangevoerd dat er nog geen huurovereenkomst was, maar dat [eisers] en [gedaagde] mondelinge afspraken hebben gemaakt, dat [gedaagde] het terrein vast mocht gebruiken en dat er nog een schriftelijke huurovereenkomst zou komen. Deze is er echter nooit gekomen. [gedaagde] heeft verklaard dat hij het bedrijfsterrein inmiddels heeft verlaten.
3.3.
Aangezien [eisers] niet hebben ontkend dat [gedaagde] het bedrijfsterrein al heeft verlaten en nergens uit is gebleken dat er nog spullen van [gedaagde] op het terrein aanwezig zijn, hebben [eisers] geen belang meer bij hun vorderingen tot teruggave en ontruiming van het bedrijfsterrein. Deze vorderingen worden dan ook afgewezen.
Financiële vergoeding gebruik bedrijfsterrein
3.4.
[eisers] vorderen betaling van een financiële vergoeding voor het bezetten en gebruiken van het bedrijfsterrein door [gedaagde]. [eisers] stellen namelijk dat er geen huurovereenkomst is gesloten, dat [gedaagde] onrechtmatig heeft gehandeld en dat zij daarom recht hebben op schadevergoeding. Volgens Lohuis hebben zij door de bezetting van het terrein zelf namelijk geen gebruik kunnen maken van het terrein. Als gevolg daarvan hebben [eisers] geen gebruiksvergoeding kunnen realiseren. Zij hebben hun schade begroot aan de hand van de huurprijs die zij bij hun vorige huurder, de heer [naam], in rekening brachten, namelijk € 1.150,00 per kwartaal. Zij stellen dat [gedaagde] het bedrijfsterrein vanaf oktober 2017 tot oktober 2022 heeft gebruikt en dat hun schade daarom € 23.000,00 (20 kwartalen x € 1.150,00) bedraagt.
3.5.
Indien er, in navolging van de stellingen van [eisers], veronderstellenderwijze vanuit wordt gegaan dat [gedaagde] zonder recht of titel het bedrijfsterrein heeft gebruikt, leidt dat niet tot de conclusie dat [gedaagde] enige vergoeding (door [eisers] ‘gebruiksvergoeding’ genoemd) verschuldigd is aan [eisers] Anders dan [eisers] stellen, volgt uit de enkele omstandigheid dat een persoon zonder recht of titel van andermans zaak gebruik maakt, nog niet dat deze persoon een gebruiksvergoeding verschuldigd is aan de eigenaar van die zaak. Desgevraagd hebben [eisers] ter zitting naar voren gebracht dat de grondslag van de gebruiksvergoeding (ook) gevonden zou kunnen worden in de regel dat degene die een onrechtmatige daad pleegt, gehouden is de schade te vergoeden die daarvan het gevolg is. [eisers] c.s. hebben echter onvoldoende gesteld om te kunnen aannemen dat indien [gedaagde] het terrein niet in gebruik zou hebben gehad, [eisers] enige ‘gebruiksvergoeding’ zouden hebben kunnen realiseren, laat staan voor eenzelfde prijs als zij het terrein hebben verhuurd aan de eerdere huurder. Ook die grondslag leidt dus niet tot toewijzing van enig deel van het gevorderde.
3.6.
In het verlengde hiervan moeten de gevorderde rente en de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten ook worden afgewezen.
Vergoeding kosten bodemonderzoek en saneringskosten
3.7.
[eisers] vorderen dat [gedaagde] wordt veroordeeld tot vergoeding van de nog te maken kosten van een bodemonderzoek en de eventuele saneringskosten van door [gedaagde] veroorzaakte, aantoonbare schade aan de grond van het bedrijfsterrein. [gedaagde] betwist dat hij de bodem van het bedrijfsterrein heeft vervuild en dat hij deze kosten moet betalen.
3.8.
[eisers] stelt dat [naam] in 2017 is veroordeeld voor milieudelicten en dat daarbij is gebleken dat hij het bedrijfsterrein heeft vervuild door daarop accu’s te verwerken zonder vloeistofdichte vloer. Volgens [eisers] heeft de gemeente Hengelo naar aanleiding daarvan geëist dat er een bodemonderzoek plaatsvindt. Uit deze stellingen volgt echter dat [naam] het bedrijfsterrein heeft vervuild en niet dat [gedaagde] dat heeft gedaan. Bovendien kan niet worden vastgesteld in welke staat [gedaagde] het terrein in gebruik heeft genomen. Er bestaat daarom geen aanleiding om [gedaagde] te veroordelen tot betaling van een bodemonderzoek en eventuele saneringskosten. Deze vorderingen worden dan ook afgewezen.
Aanbrengen afrastering bedrijfsterrein en overhandigen sleutel
3.9.
[eisers] vorderen veroordeling van [gedaagde] om ervoor te zorgen dat er weer een totale afrastering van het terrein wordt aangebracht en dat [gedaagde] de sleutels van de (nieuwe) toegangspoort overhandigt. Volgens [eisers] was er namelijk een grote afscheidingsmuur van betonblokken en een toegangspoort, maar is dit weggehaald. [gedaagde] voert aan dat het terrein geen afrastering of afscheiding had toen hij het in gebruik heeft genomen en betwist dat hij daarvoor moet zorgen.
3.10.
Aangezien [eisers] in de dagvaarding en in hun brief van 12 november 2018 aan [naam] stellen dat [naam] de afscheidingsmuur en toegangspoort heeft weggehaald, en nergens uit blijkt dat [gedaagde] dit (samen met [naam]) heeft gedaan, bestaat er geen verplichting voor [gedaagde] om deze terug te plaatsen. Deze vordering zal daarom worden afgewezen.
Proceskosten
3.11.
[eisers] zijn in het ongelijk gesteld en moeten daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. Omdat [gedaagde] heeft geprocedeerd op basis van een toevoeging, zullen [eisers] niet worden veroordeeld tot betaling van de betekeningskosten. De proceskosten van [gedaagde] worden begroot op:
- griffierecht
87,00
- salaris advocaat
1.572,00
(2 punten × € 786,00)
- nakosten
178,00
(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
totaal
1.837,00

4.De beslissing

De rechtbank
4.1.
wijst de vorderingen van [eisers] af,
4.2.
veroordeelt [eisers] in de proceskosten van € 1.837,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met € 92,00 als [eisers] niet tijdig aan de veroordelingen voldoen en het vonnis daarna wordt betekend,
4.3.
verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.W.G. Wijnands en in het openbaar uitgesproken op 9 oktober 2024.