ECLI:NL:RBOVE:2024:518

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
30 januari 2024
Publicatiedatum
30 januari 2024
Zaaknummer
C/08/305804 / KG ZA 23-255
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot nakoming van een koop/aannemingsovereenkomst en oplevering van bedrijfsunits

In deze zaak vorderde eiser, een B.V., nakoming van een koop/aannemingsovereenkomst die op 26 september 2021 was gesloten met gedaagden, twee B.V.'s, voor de bouw van twee bedrijfsunits. Eiser stelde dat gedaagden in gebreke waren gebleven met de oplevering van het werk, dat aanvankelijk op 5 november 2021 zou plaatsvinden. Ondanks herhaalde verzoeken om informatie en een sommatie om de units uiterlijk op 15 september 2023 op te leveren, reageerden gedaagden niet. Eiser vorderde in kort geding dat gedaagden het werk binnen 48 uur na het vonnis zouden hervatten en opleveren, onder verbeurte van een dwangsom van € 5.000 per dag tot een maximum van € 100.000. De voorzieningenrechter oordeelde dat er sprake was van een spoedeisend belang en dat gedaagden hun verplichtingen uit de overeenkomst niet waren nagekomen. De vorderingen van eiser werden toegewezen, en gedaagden werden hoofdelijk veroordeeld om het werk te hervatten en de proceskosten te betalen. De voorzieningenrechter achtte het redelijk om een dwangsom op te leggen, gezien de eerdere vertragingen en het gebrek aan communicatie van gedaagden. Het vonnis werd uitgesproken op 30 januari 2024.

Uitspraak

RECHTBANK Overijssel

Civiel recht
Zittingsplaats Almelo
Zaaknummer: C/08/305804 / KG ZA 23-255
Vonnis in kort geding van 30 januari 2024
in de zaak van
[eiser] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats 1],
eisende partij,
hierna te noemen [eiser],
advocaat: mr. J.M.R. Balkenende (ARAG Rechtsbijstand),
tegen

1.[gedaagde 1] B.V.,

gevestigd te [vestigingsplaats 2],
2.
[gedaagde 2] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats 3],
gedaagde partijen,
hierna samen te noemen [gedaagden] en afzonderlijk [gedaagde 1] en [gedaagde 2],
telefonisch verschenen in de persoon van [naam], (indirect) bestuurder van de gedaagde partijen,

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding met producties van [eiser],
- de mondelinge behandeling van 16 januari 2024, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt. [eiser] heeft ter zitting gebruik gemaakt van spreekaantekeningen met producties.
1.2.
Vervolgens is vonnis bepaald op vandaag.

2.Inleiding

2.1.
In deze procedure gaat het om het antwoord op de vraag of [gedaagden] moeten worden veroordeeld tot nakoming van een koop/aannemingsovereenkomst en het Werk moeten hervatten en opleveren op straffe van een dwangsom.
2.2.
De voorzieningenrechter wijst de vorderingen van [eiser] toe op straffe van de gevorderde dwangsom. [gedaagden] worden hoofdelijk veroordeeld in de proceskosten.

3.De feiten

3.1.
[eiser] heeft op 26 september 2021 met [gedaagden] een koop/aannemingsovereenkomst (verder: de overeenkomst) gesloten voor de bouw van twee bedrijfsunits. In de overeenkomst wordt [gedaagde 1] aangeduid als verkoper, [gedaagde 2] als aannemer en [eiser] als Koper.
3.2.
In de overeenkomst is verder, voor zover thans van belang, het volgende opgenomen:
“(…) Verkoop en koop, aanneming van werkArtikel 1
Verkoper verkoopt aan Koper, die koopt van Verkoper:het appartementsrecht, kadastraal bekend gemeente Hengelo sectie K nummer 3773 (dan wel een daarvoor in de plaats te stellen nummer), appartementsindex 21 en 22, welk appartementsrecht omvat:
het recht op het uitsluitend gebruik van de bedrijfsunit (unitaanduidingBEDRIJFSUNIT 21 en 22)plaatselijk bekend Ketelmakerij (nog ongenummerd) te Hengelo; en
een onverdeeld aandeel in de gemeenschap bestaande uit het perceel grond met het daarop te stichten bedrijfsverzamelgebouw “Hengelo Business Box”, staande en gelegen in Hengelo, plaatselijk bekend Ketelmakerij (nog ongenummerd) (…)
(…) De Koper geeft als deelgerechtigde in het Project aan de aannemer de opdracht, die deze opdracht aanvaardt, om op het Verkochte, bedrijfsunit(s) met bedrijfsunit aanduidingen 21 en 22 (af) te (laten) bouwen, alsmede het voltooien van de aanleg dan wel het aanleggen van de (toegangs)weg (…)
Levering
Artikel 2
De levering van het registergoed zal geschieden bij de leveringsakte op een door de notaris te bepalen tijdstip, zo spoedig mogelijk, doch binnen vier (4) weken na de dag waarop vaststaat dat deze overeenkomst niet meer op een van de gronden genoemd in artikel 18 van deze overeenkomst kan worden ontbonden. (…)
Het Werk
Artikel 7
1.
De Verkoper is verplicht het Werk uit te (laten) voeren conform de in artikel 1 bedoelde bescheiden (…)
UitvoeringsduurArtikel 8
1.
De Verkoper streeft ernaar om het Werk uiterlijk op 5 november 2021 aan de Koper op te leveren, behoudens overeengekomen termijnverlenging in verband met bestek wijzigingen, meerwerk en dergelijke. (…)
3.3.
De levering van de appartementsrechten heeft plaatsgevonden per notariële akte
d.d. 10 februari 2022.
3.4.
[gedaagden] hebben voor de (uitvoering van de) feitelijke bouwwerkzaamheden, onder meer, onderaannemer [bedrijf] B.V. (verder: [bedrijf]) ingeschakeld.
3.5.
[eiser] heeft een totaalbedrag van € 110.090,25 (inclusief btw) voldaan, waarvan conform de overeenkomst een bedrag van € 56.133,80 is voldaan via de notaris en een bedrag van € 53.956,45 rechtstreeks aan [gedaagde 1].
3.6.
[eiser] heeft [gedaagden] daaropvolgend enkele malen gevraagd naar de oplevering van het werk. De oplevering zou aanvankelijk in december 2022 plaatsvinden, maar werd vertraagd.
3.7.
[gedaagden] stuurden de kopers op 20 januari 2023 de planning van [bedrijf] door, waaruit kon worden afgeleid dat de oplevering vanuit [bedrijf] aan [gedaagden] zou plaatsvinden op 6 maart 2023.
3.8.
[bedrijf] berichtte de kopers op 2 maart 2023 dat verdere vertraging van de oplevering werd veroorzaakt door [gedaagden], nu zij in gebreke bleven met het leveren en monteren van (overhead)deuren, waardoor [bedrijf] niet verder kon met haar werkzaamheden.
3.9.
De kopers van de bedrijfsunits gezamenlijk hebben op 5 april 2023 een bericht gestuurd naar [gedaagden] met het verzoek hen te informeren over de stand van zaken en op korte termijn tot oplevering over te gaan. [gedaagden] hebben hierop niet gereageerd.
3.10.
De gemachtigde van [eiser] heeft [gedaagden] op 6 juli 2023 en 25 juli 2023 een sommatie respectievelijk herinnering gestuurd, met sommatie de bedrijfsunits uiterlijk op
15 september 2023 op te leveren.
3.11.
De (overhead)deuren zijn in september 2023 geplaatst. [gedaagden] hebben niet op de sommatie van 5 april 2023 noch op de herinnering van 6 juli 2023, gereageerd. Ook zijn zij niet overgegaan tot oplevering van de bedrijfsunits.

4.Het geschil

4.1.
[eiser] vordert dat de voorzieningenrechter bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagden] hoofdelijk veroordeelt:
I. om het Werk (zoals gedefinieerd in randnummer 5 van de dagvaarding) conform overeenkomst te hervatten binnen 48 uur na het te wijzen vonnis, en zonder opschorting dan wel onderbreking anderszins die werkzaamheden goed en deugdelijk binnen twee maanden na de datum van het te wijzen vonnis voltooid te hebben en het Werk op te leveren;
II. tot betaling van een dwangsom van € 5.000,00 voor elke dag of deel daarvan dat zij niet aan de hoofdveroordeling voldoen, tot een maximum van € 100.000,00 is bereikt;
III. in de proces- en nakosten, te vermeerderen met wettelijke rente.
4.2.
[eiser] legt aan de vordering het volgende ten grondslag. Zij vordert nakoming van de overeenkomst. [gedaagden] zijn uit hoofde van de overeenkomst gehouden het Werk op te leveren. Gezien de omstandigheid dat [gedaagden] nergens op reageren, acht [eiser] het noodzakelijk en redelijk dat aan bovenstaande vorderingen tot nakoming van de overeenkomst een dwangsom wordt verbonden.
4.3.
[gedaagden] voeren verweer tegen de vorderingen van [eiser].
4.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

5.De beoordeling

5.1.
Het gaat hier om een in kort geding gevorderde voorlopige voorziening. De rechter moet daarom eerst beoordelen of [eiser] ten tijde van dit vonnis bij die voorziening een spoedeisend belang heeft. Daarnaast geldt dat de rechter in dit kort geding moet beoordelen of de vorderingen in een bodemprocedure een zodanige kans van slagen zouden hebben, dat vooruitlopend daarop toewijzing van de voorlopige voorziening gerechtvaardigd is. Als uitgangspunt geldt bovendien dat in deze procedure geen plaats is voor bewijslevering.
5.2.
[eiser] vordert nakoming van de overeenkomst. Uit de vaststaande feiten volgt dat de bedrijfsunits thans niet zijn opgeleverd en dat meerdere opleverings(streef)data niet zijn gehaald. Daarmee is het spoedeisend karakter gegeven. Verder staat vast dat [eiser] aan haar verplichtingen voortvloeiende uit de overeenkomst (door nagenoeg volledige betaling van de koopsom) heeft voldaan. Dit betekent dat ook [gedaagden] gehouden zijn hun verplichtingen uit hoofde van de overeenkomst na te komen.
5.3.
Voor zover [gedaagden] hebben aangevoerd dat het Werk voor 95% is afgerond en dat enkel het straatwerk nog dient te worden afgerond, voordat kan worden overgegaan tot oplevering van het werk zodat, naar de voorzieningenrechter begrijpt, [eiser] geen belang heeft bij toewijzing van haar vorderingen op straffe van een dwangsom, wordt het volgende overwogen.
5.4.
Uit de vaststaande feiten volgt dat de oplevering, waarvoor in de overeenkomst de streefdatum 5 november 2021 werd genoemd, thans nog steeds niet heeft plaatsgevonden. Verder volgt daaruit dat [gedaagden] voordat deze procedure werd ingeleid geen, althans volstrekt onvoldoende actie, hebben ondernomen. De voorzieningenrechter acht een financiële prikkel tot nakoming dan ook redelijk en noodzakelijk, te meer nu [gedaagden] ter zitting te kennen hebben gegeven dat het haalbaar is c.q. moet zijn het Werk binnen 48 uur te hervatten en binnen twee maanden na de datum van dit vonnis tot oplevering van het Werk over te gaan.
5.5.
De conclusie van het voorgaande is dat de vordering tot veroordeling van
[gedaagden] om de werkzaamheden te hervatten toewijsbaar is. De gevorderde dwangsom zal eveneens worden toegewezen, nu de hoogte de voorzieningenrechter niet onredelijk voorkomt.
5.6.
[gedaagden] zijn de partijen die ongelijk krijgen en zij zullen daarom, zoals gevorderd, hoofdelijk in de proceskosten worden veroordeeld. Tot aan dit vonnis worden de proceskosten aan de zijde van [eiser] als volgt vastgesteld:
- dagvaarding € 138,98
- griffierecht € 688,00
- salaris gemachtigde € 697,00
- nakosten €
173,00(plus eventuele verhoging)
Totaal € 1.696,98
5.7.
De veroordelingen worden hoofdelijk uitgesproken. Dat betekent dat iedere veroordeelde kan worden gedwongen het hele bedrag te betalen. Als de één (een deel) betaalt, hoeft de ander dat (deel van het) bedrag niet meer te betalen.

6.De beslissing

De voorzieningenrechter:
6.1.
veroordeelt [gedaagden] hoofdelijk om het Werk (zoals gedefinieerd in randnummer 5 van de dagvaarding) conform overeenkomst te hervatten binnen 48 uur na dit vonnis, en zonder opschorting dan wel onderbreking anderszins die werkzaamheden goed en deugdelijk binnen twee maanden na de datum van dit vonnis voltooid te hebben en het Werk op te leveren;
6.2.
veroordeelt [gedaagden] hoofdelijk om aan [eiser] een dwangsom te betalen van € 5.000,00 voor iedere dag of gedeelte daarvan dat zij niet aan de hoofdveroordeling voldoen, tot een maximum van € 100.000,00 is bereikt,
6.3.
veroordeelt [gedaagden] hoofdelijk in de proceskosten, aan de zijde van [eiser] tot dit vonnis vastgesteld op € 1.696,98, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Als [gedaagden] niet tijdig aan de veroordelingen voldoen en het vonnis daarna wordt betekend, dan moeten zij € 90,00 extra betalen, plus de kosten van betekening;
6.4.
veroordeelt [gedaagden] hoofdelijk in de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 Burgerlijk Wetboek over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn voldaan.
6.5.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.E. Zweers en in het openbaar uitgesproken op 30 januari 2024. (TD)