ECLI:NL:RBOVE:2024:5166

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
7 oktober 2024
Publicatiedatum
8 oktober 2024
Zaaknummer
11299912 \ CV EXPL 24-3245
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schorsing van concurrentie- en relatiebeding in kort geding tussen werknemer en werkgever

In deze zaak vordert de eiser, een werknemer van PPG Coatings Nederland B.V., schorsing van het concurrentie- en relatiebeding dat hij met zijn werkgever is overeengekomen. De eiser wil bij AkzoNobel in dienst treden, maar PPG houdt hem aan het beding. De kantonrechter wijst de vorderingen van de eiser af, oordelend dat PPG een gerechtvaardigd belang heeft bij handhaving van het concurrentiebeding. De kantonrechter concludeert dat de eiser niet onbillijk wordt benadeeld door het beding en dat er geen spoedeisend belang is bij schorsing van het relatiebeding. De procedure omvat een dagvaarding, conclusie van antwoord, en een mondelinge behandeling. De eiser heeft sinds februari 2023 bij PPG gewerkt en is in maart 2024 overgestapt naar een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd. De kantonrechter overweegt dat de belangen van PPG zwaarder wegen dan die van de eiser, vooral gezien de vertrouwelijke informatie die de eiser heeft en de mogelijke schade voor PPG bij een overstap naar een concurrent. De kantonrechter wijst de vorderingen af en veroordeelt de eiser in de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANKOVERIJSSEL
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Zwolle
Zaaknummer: 11299912 \ CV EXPL 24-3245
Vonnis in kort geding van 7 oktober 2024
in de zaak van
[eiser],
te [woonplaats],
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser],
gemachtigde: mr. S. Scheltinga,
tegen
PPG COATINGS NEDERLAND B.V.,
te Amsterdam,
gedaagde partij,
hierna te noemen: PPG,
gemachtigde: mr. H.C. Tonino.
Samenvatting
[eiser] vordert schorsing van het concurrentie- en relatiebeding dat hij met PPG is overeengekomen, zodat hij bij AkzoNobel in dienst kant treden. De kantonrechter wijst de vorderingen af. De kantonrechter oordeelt voorlopig dat PPG een gerechtvaardigd belang heeft bij handhaving van het concurrentiebeding en dat [eiser] hierdoor niet onbillijk wordt benadeeld. Bij schorsing van het relatiebeding ontbreekt een spoedeisend belang.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding met producties (1-8)
- de conclusie van antwoord met producties (1-7)
- de akte overlegging producties (9-15) tevens wijziging van eis
- de mondelinge behandeling van 20 september 2024 waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt
- de pleitnota van [eiser].

2.De feiten

2.1.
PPG is een is een leverancier van verven, coatings, fibre glass, glas en chemicaliën. PPG levert onder andere het merk Sigma Coatings.
2.2.
[eiser] werkt sinds februari 2023 bij PPG, laatstelijk in de functie van Sales Rep (vertegenwoordiger). In maart 2024 zijn partijen overeengekomen dat de aanvankelijk tijdelijke arbeidsovereenkomst wordt omgezet in een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd. De arbeidsovereenkomst bevat onder andere de volgende bepaling:
“2. Concurrentie- en/of relatiebeding
De werknemer zal met de uitoefening van diens specifieke werkzaamheden noodzakelijkerwijs kennismaken met relaties en/of opdrachtgevers van de werkgever en toegang hebben tot vertrouwelijke informatie en know how die voor de onderneming van de werkgever van doorslaggevend belang zijn. De werknemer is verkoopverantwoordelijk voor het Sigma Coatings voor de regio Oost-Noord, vestiging Zwolle en alle bijbehorende kopende klanten (en potentieel) van deze regio en de aangrenzende regio’s West-Noord, Midden en Oost-Zuid. De mate van concurrentie en het aantal concurrenten in de markt is hoog, zowel in de professionele markt als in de DIY markt. Als concurrenten in de regio Oost-Noord worden aangemerkt:
Verfgroothandels: [bedrijf 1], [bedrijf 2], Habeco, AGC, [bedrijf 3]
Verffabrikanten: AKZO ([bedrijf 4], [bedrijf 5], [bedrijf 6]), [bedrijf 7], [bedrijf 8], [bedrijf 9]
De werkgever is slechts bereid om de werknemer tot deze (potentiele) relaties en/of opdrachtgevers, informatie en knowhow toe te laten indien op passende wijze wordt voorkomen dat de werkgever daarmee in de toekomst oneerlijke concurrentie wordt aangedaan. De totale potentie aan schade is € 5 miljoen. Partijen zijn het erover eens dat het in dat licht noodzakelijk is dat het hierna opgenomen concurrentie- en relatiebeding wordt overeengekomen.
2.1
Het is werknemer verboden om gedurende een periode van één jaar na beëindiging van
deze overeenkomst – direct of indirect – zelfstandig, krachtens arbeidsovereenkomst of
anderszins, werkzaam te zijn voor en/of financiële belangen te hebben in een
onderneming die gevestigd is binnen de regio’s Oost-Noord, West-Noord, Midden en
Oost-Zuid die zich bezighoudt met activiteiten die in de ruimste zin van het woord
concurrerend zijn met die van de werkgever.
2.2
Na beëindiging van de arbeidsovereenkomst zal de werknemer zich er voor een periode
van één jaar strikt van onthouden om relaties en/of opdrachtgevers van de werkgever –
direct of indirect – te benaderen en/of met hen – op welke wijze dan ook - zaken te doen
en/of contacten te onderhouden. Voorts is het de werknemer verboden om binnen de
genoemde periode bij hen in dienst te treden.
2.3
Onder ‘relaties en/of opdrachtgevers’ van de werkgevers wordt in dit verband tevens
verstaan de in het offertebestand van de werkgever en/of in het SAP CRM bestand
voorkomende potentiele relaties en/of opdrachtgevers, alsmede die relaties en/of
opdrachtgevers waarmee de werkgever onderhandelingen voert omrent mogelijke
toekomstige opdrachten.
2.4
Daarnaast is het de werknemer na beëindiging van de arbeidsovereenkomst strikt
verboden om te trachten, direct of indirect, personeel van de werkgever – of van een
met de werkgever gelieerde onderneming – er toe bewegen in dienst te treden bij (een
onderneming van) de werknemer dan wel bij een andere werkgever.
2.5
In geval van schending van het hierboven in dit artikel sub 1 t/m 4 bepaalde zal de
werknemer aan de werkgever verbeuren een onmiddellijke opeisbare boete van
€ 5.000,00 voor iedere overtreding, vermeerderd met een bedrag van € 500,00 voor elke
dag dat de overtreding voortduurt, zulks uitdrukkelijk in afwijking van het bepaalde in
artikel 7:650 BW. Het voorgaande laat onverlet het recht van de werkgever om in plaats
van de boete de werkelijk geleden schade op werknemer te verhalen.”
2.3.
[eiser] heeft bij AkzoNobel de functie van Accountmanager [bedrijf 5] aangeboden gekregen. [eiser] heeft met PPG contact gehad over een mogelijke overstap naar AkzoNobel. PPG heeft [eiser] laten weten dat het overeengekomen concurrentie- en relatiebeding aan een overstap in de weg staat en zij [eiser] aan dit beding houdt.

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert (na wijziging van eis) dat de kantonrechter bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I. Het concurrentiebeding zoals opgenomen in artikel 2.1 van de arbeidsovereenkomst schorst met onmiddellijke ingang dan wel subsidiair matigt voor wat betreft de duur en/of de reikwijdte van het beding dan wel gedeeltelijk schorst dan wel matigt, zodat het [eiser] vrijstaat (als dan niet onder voorwaarden) om in dienst te treden bij AkzoNobel om aldaar de functie van Account Manager [bedrijf 5] te vervullen;
II. Het relatiebeding zoals opgenomen in artikel 2.2 en 2.3 van de arbeidsovereenkomst gedeeltelijk schorst met onmiddellijk ingang dan wel gedeeltelijk, voor zover het ziet op relaties buiten het werkgebied van [eiser], evenals PPG veroordeelt tot het overeggen van een lijst met relaties;
III. PPG veroordeelt tot betaling van de proceskosten, met inbegrip van de nakosten, één en ander te vermeerderen met de wettelijke rente.
3.2.
[eiser] heeft de vorderingen gegrond op artikel 7:653 lid 2 BW. Hij stelt dat PPG geen gerechtvaardigd belang heeft bij handhaving van het overeengekomen concurrentiebeding, althans dat zijn belang bij schorsing van het concurrentiebeding, om zodoende de overstap naar AkzoNobel te kunnen maken, zwaarder weegt dan het belang van PPG om hem aan het concurrentiebeding te houden. Ten aanzien van het relatiebeding geeft hij aan dat hij dit beding in volle omvang zal respecteren voor zover het de relaties betreft die hij gedurende zijn dienstverband bij PPG heeft bediend, maar dat het ondoenlijk is om het beding ook te respecteren voor alle relaties die in artikel 2.3 van de arbeidsovereenkomst zijn aangeduid.
3.3.
PPG voert verweer. PPG concludeert tot afwijzing van de vorderingen van [eiser], met veroordeling van [eiser] in de kosten van deze procedure.
3.4.
PPG heeft als verweer naar voren gebracht dat haar belang bij handhaving van het concurrentie- en relatiebeding zwaarder weegt dat het belang van [eiser] bij schorsing van het beding. PPG voert aan dat haar bedrijfsdebiet wordt aangetast als [eiser] als accountmanager in dienst treedt bij AkzoNobel.
3.5.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Het gaat hier om een in kort geding gevorderde voorlopige voorziening. De kantonrechter moet daarom eerst beoordelen of [eiser] ten tijde van dit vonnis bij die voorziening een spoedeisend belang heeft. [eiser] wenst per 1 november 2024 in dienst te treden van AkzoNobel. De kantonrechter is daarom van oordeelt dat [eiser] een spoedeisend belang heeft bij zijn vorderingen, omdat hij vóór die datum moet weten of het concurrentie-en relatiebeding aan de indiensttreding in de weg staat.
4.2.
Daarnaast geldt dat de kantonrechter in dit kort geding moet beoordelen of de vorderingen in de bodemprocedure een zodanige kans van slagen hebben, dat vooruitlopend daarop toewijzing van de voorlopige voorziening gerechtvaardigd is. Als uitgangspunt geldt bovendien dat in deze procedure geen plaats is voor bewijslevering. De beoordeling in dit kort geding geldt als een voorlopig oordeel over het geschil tussen partijen. Om deze reden kunnen de vorderingen voor zover deze zien op gehele of gedeeltelijke matiging van het concurrentie- en/of relatiebeding niet worden toegewezen, omdat toewijzing hiervan een definitief oordeel inhoudt en daarvoor is in een kort geding geen plaats.
Geen schorsing concurrentiebeding
4.3.
In dit kort geding moet in de eerste plaats worden beoordeeld of het concurrentiebeding moet worden geschorst, zodat [eiser] in dienst kan treden van AkzoNobel. Partijen zijn het erover eens dat artikel 2 aanhef en artikel 2.1 van de arbeidsovereenkomst in de weg staat aan de indiensttreding van [eiser] bij AkzoNobel. De kantonrechter kan het concurrentiebeding geheel of gedeeltelijk schorsen als op voorhand voldoende aannemelijk is dat de bodemrechter het concurrentiebeding op grond van artikel 7:653 lid 3 sub b BW (gedeeltelijk) zal vernietigen op de grond dat de werknemer, in verhouding tot het te beschermen belang van de werkgever, door dat beding onbillijk wordt benadeeld. De kantonrechter oordeelt dat dit hier niet het geval is en licht dat hierna toe.
-
De belangen van [eiser]
4.4.
[eiser] heeft aangevoerd dat hij, naast het onbelemmerd gebruik willen kunnen maken van zijn recht op vrijheid van arbeidskeuze, een zwaarwegend belang heeft bij indiensttreding bij AkzoNobel, omdat zijn positie daar aanzienlijk zal verbeteren: zijn jaarsalaris zal stijgen met ruim veertien procent plus een dertiende maand en er zal meer aandacht zijn voor zijn persoonlijke ontwikkeling en er zijn meerdere doorgroeimogelijkheden. PPG heeft hier tegenin gebracht dat AkzoNobel slechts een jaarcontract heeft aangeboden en dat een loonstijging met veertien procent nergens uit blijkt. Volgens haar bedraagt het huidige salaris van [eiser] meer dan dat [eiser] doet voorkomen, omdat hij ook bij PPG een dertiende maand ontvangt en nog een dagvergoeding van elf euro per gewerkte dag. Bovendien zal volgens PPG het loon van [eiser] bij PPG naar verwachting stijgen, omdat PPG hem de functie van accountmanager in het vooruitzicht heeft gesteld. Ook legt PPG – zo heeft zij tijdens de mondelinge behandeling toegelicht – in het begin van een dienstverband veel nadruk op opleiding, waarbij het salaris ten opzichte van concurrerende werkgevers eerst mogelijk iets achterblijft, maar wat zich wel vertaalt in een goed opgeleide werknemer. Ten aanzien van de ontwikkelingsmogelijkheden bij PPG heeft PPG aangevoerd dat zij hierover meerdere gesprekken met [eiser] heeft gevoerd en dat hierin al meerdere handreikingen aan [eiser] zijn gedaan, waaronder het vooruitzicht dat hij accountmanager bij PPG kan worden en het aanbod om op kosten van PPG naast het volgen van een NIMA A opleiding ook een NIMA B opleiding te volgen.
4.5.
De kantonrechter stelt aan de hand van productie 10 van [eiser] vast dat het aanbod van AkzoNobel aan [eiser] een jaarcontract behelst met een proeftijd van een maand. Ten opzichte van het vaste contract dat hij nu heeft bij PPG betekent dat een achteruitgang van zijn positie. Wat betreft het salaris is aannemelijk dat [eiser] bij AkzoNobel op korte termijn meer gaat verdienen dan bij PPG, maar niet dat die salarisverhoging veertien procent bedraagt. [eiser] heeft niet weersproken dat hij in de berekening van het huidige salaris niet de vaste dagvergoeding en de dertiende maand heeft meegenomen. Ook heeft hij niet weersproken dat de loonschalen van PPG in 2024 hoger liggen dan de in productie 12 vermelde loonschalen van 2023. De kantonrechter kan dan ook niet op voorhand vaststellen dat [eiser] bij AkzoNobel significant meer gaat verdienen dat bij PPG. Ten aanzien van ontwikkelingsmogelijkheden heeft PPG naar het oordeel van de kantonrechter voldoende aannemelijk gemaakt dat voor [eiser] ook bij PPG ruime mogelijkheden bestaan om zich verder te ontwikkelen, bijvoorbeeld door het volgen van een NIMA A en een NIMA B opleiding of het doorgroeien naar accountmanager. Ook op dit vlak staat niet op voorhand vast dat zijn positie bij AkzoNobel aanzienlijk beter zal zijn dan bij PPG.
-
De belangen van PPG
4.6.
PPG stelt dat zij bij een overstap van [eiser] naar AkzoNobel wordt aangetast in haar bedrijfsdebiet. Volgens haar bezit [eiser] kennis over essentiële bedrijfsinformatie. Zo heeft hij volgens PPG vanuit zijn functie toegang tot het CRM- systeem en het Sales dashboard. In het CRM-systeem staan allerlei klantgegevens, inclusief klantspecifieke bonus- jaar- en maatwerkafspraken en in het Sales dashboard staan op klantniveau de landelijke omzetgegevens voor de merken Sigma Coatings, Glidden en Pro Gold. Daarnaast beschikt [eiser] over relevante informatie over marketingcampagnes van PPG. Zo is hij op de hoogte van de marketingkalender en de strategie van PPG op het gebied van duurzaamheid. Volgens PPG kan AkzoNobel deze informatie gebruiken om PPG concurrentie aan te doen. Zo weet hij bijvoorbeeld wat de marketingcampagne van PPG voor Sigma is. Die informatie kan hij meenemen in zijn marktbewerkingsplan voor het merk [bedrijf 5] en er zo voor zorgen dat klanten voortaan [bedrijf 5] kopen bij AkzoNobel in plaats van Sigma bij PPG.
4.7.
[eiser] erkent dat hij kennis heeft van opdrachtgevers en prijzen, maar voert aan dat kan AkzoNobel niets met die informatie kan, omdat die haar eigen prijzen en marges hanteert en haar eigen CRM-systeem heeft. Daarnaast heeft hij onder meer aangevoerd dat:
- hij eerst ingewerkt moet worden bij AkzoNobel en dat tegen de tijd dat hij is ingewerkt de kennis die hij bij PPG heeft opgedaan niet meer relevant is;
- hij gehouden is aan een relatie- en geheimhoudingsbeding, wat hem er van weerhoudt informatie van PPG met (klanten van) AkzoNobel te delen;
- hij nu weliswaar inzage heeft in het CRM-systeem PPG, maar niet langer als hij niet meer bij PPG werkt;
- hij nog maar kort bij PPG heeft gewerkt en
- er meer medewerkers de overstap van PPG naar AkzoNobel hebben gemaakt.
4.8.
De kantonrechter overweegt dat een concurrentiebeding bedoeld is om het bedrijfsdebiet van de werkgever – de opgebouwde knowhow en goodwill – te beschermen. Het beding is niet bedoeld om werknemers te binden. Het enkele feit dat een werknemer in de uitoefening van zijn functie kennis en ervaring heeft opgedaan, betekent nog niet dat de werkgever bij het vertrek van die werknemer, en ook niet bij het vertrek van die werknemer naar een concurrent, in zijn bedrijfsdebiet wordt aangetast. Het concurrentiebeding biedt geen bescherming tegen het vertrek van een ervaren werknemer en tegen de indiensttreding van die werknemer van een concurrent van de oude werkgever, maar alleen tegen de aantasting van het bedrijfsdebiet bij zo’n overstap. Van zo’n aantasting zal bijvoorbeeld sprake zijn wanneer de betrokken werknemer door zijn (sleutel-)functie op de hoogte is van essentiële relevante commerciële en technische informatie of van unieke werkprocessen en strategieën en hij deze kennis ten behoeve van zijn nieuwe werkgever kan gebruiken, waardoor de nieuwe werkgever in de concurrentieslag met de oude werkgever in het voordeel is, of bijvoorbeeld doordat de werknemer zo intensief samenwerkt met bepaalde klanten van de oude werkgever dat deze klanten overstappen naar dienst nieuwe werkgever.
4.9.
De kantonrechter oordeelt dat PPG voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat zij bij een overstap van [eiser] naar AkzoNobel wordt aangetast in haar bedrijfsdebiet. Niet ter discussie staat dat AkzoNobel een concurrent is van PPG. In de beoogde functie bij AkzoNobel zal [eiser] naar eigen zeggen als opdracht hebben om het merk [bedrijf 5] een betere positie op de markt te laten krijgen aan de hand van een marktbewerkingsplan, de uitvoering daarvan en het coachen/begeleiden van de vertegenwoordigers. PPG heeft voldoende duidelijk gemaakt dat [eiser] in deze functie de informatie die hij uit hoofde van zijn huidige functie bij PPG heeft verkregen over (de klanten van) PPG kan gebruiken om PPG te beconcurreren. Enerzijds is dat de informatie over marketingcampagnes van PPG en anderzijds de informatie uit het CRM-systeem en het Sales Dashboard. PPG heeft ter zitting nader uiteengezet dat [eiser] vanuit het CRM-systeem exact op de hoogte is van welk product voor welke prijs aan welke klant wordt verkocht. Hij is geïnformeerd welke kortingen en prijzen PPG per klant hanteert en welke jaar- en bonusafspraken zijn gemaakt. Vanuit het CRM-systeem en het Sales Dashboard weet hij volgens PPG wie haar relaties zijn. Volgens PPG kunnen haar relaties dan ook vanuit AkzoNobel worden benaderd en dan kan AkzoNobel haar producten net onder de prijs van PPG aanbieden, waardoor zij veel schade kan lijden. Dat het gaat om vertrouwelijke en gevoelige bedrijfsinformatie die [eiser] in zijn functie bij PPG heeft verkregen en dat PPG, zoals zij stelt, veel schade kan lijden als hij overstapt naar AkzoNobel, is voorshands dan ook voldoende komen vaststaan. De door [eiser] overgelegde, op het internet gepubliceerde prijslijst van Sigma maakt dat niet anders. Die lijst ziet immers naar PPG onbetwist heeft gesteld op de prijzen die schilders aan klanten in rekening brengen en niet op de prijsafspraken die PPG met haar afnemers heeft gemaakt. De kantonrechter volgt verder PPG in haar betoog dat het geheimhoudings- en relatiebeding in dit geval onvoldoende bescherming bieden, omdat wanneer [eiser] de informatie bewust of onbewust doorspeelt aan collega’s, het moeilijk te bewijzen zal zijn dat [eiser] het geheimhoudings- en/of relatiebeding heeft geschonden. Mede om deze reden is het ook niet van belang dat hij, zoals [eiser] stelt, slechts een functie op de achtergrond krijgt - dus niet in direct contact met klanten van AkzoNobel zal staan - en dat hij eerst nog ingewerkt moet worden. Ook de tegenwerping van [eiser] dat hij als hij uit dienst van PPG is niet meer in de systemen van PPG kan en dus niet meer over de informatie beschikt, neemt niet weg dat hij tijdens zijn dienstverband met PPG wel die informatie tot zich heeft kunnen nemen.
-
Belangenafweging
4.10.
Gelet op het voorgaande heeft PPG naar het voorlopige oordeel van de kantonrechter een gerechtvaardigd belang bij handhaving van het concurrentiebeding. Verder wordt voorlopig geoordeeld, in aanmerking nemende al hetgeen hiervoor in de rechtsoverwegingen 4.4. tot en met 4.9. is overwogen en beslist, dat het belang van [eiser] om per november 2024 in dienst te kunnen bij AkzoNobel niet zo zwaarwegend is dat hij in verhouding tot het belang van PPG onbillijk wordt benadeeld door handhaving van het concurrentiebeding. De enkele, verder niet onderbouwde stelling van [eiser] dat er eerder medewerkers van PPG zijn overgegaan naar AkzoNobel, kan daar niets aan afdoen. De kantonrechter acht het dan ook voldoende aannemelijk dat het concurrentiebeding in een eventuele bodemprocedure niet geheel of gedeeltelijk wordt vernietigd om zo de indiensttreding van [eiser] bij AkzoNobel mogelijk te maken. De vordering tot (gedeeltelijke) schorsing van het concurrentiebeding zal daarom worden afgewezen.
Geen (spoedeisend) belang bij schorsing relatiebeding
4.11.
Gelet op het voorgaande staat het concurrentiebeding in de weg aan de indiensttreding van [eiser] bij AkzoNobel per 1 november 2024 en zal de vordering tot schorsing tot dat beding worden afgewezen. De (gedeeltelijke) schorsing van het relatiebeding zou alleen van belang zijn geweest, wanneer [eiser] door schorsing van het concurrentiebeding wel bij AkzoNobel in dienst had kunnen treden. Nu dat niet aan de orde is, heeft [eiser] geen (spoedeisend) belang bij zijn vordering tot schorsing van het relatiebeding. Die vordering zal daarom worden afgewezen.
Proceskosten
4.12.
[eiser] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van PPG worden begroot op:
- salaris gemachtigde
814,00
- nakosten
135,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
949,00

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
wijst de vorderingen van [eiser] af,
5.2.
veroordeelt [eiser] in de proceskosten van € 949,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [eiser] niet tijdig aan de veroordeling voldoet en het vonnis daarna wordt betekend.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.J.C.M. Manders en in het openbaar uitgesproken op 7 oktober 2024.