ECLI:NL:RBOVE:2024:5159
Rechtbank Overijssel
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Bevoegdheid van de rechtbank in geschil over coulancevergoeding voor schade aan woning door werkzaamheden aan kanaal Almelo-De Haandrik
In deze zaak heeft eiser, wonende aan de [adres], een beroep ingesteld tegen de beslissing van het college van Gedeputeerde Staten van Overijssel, die hem een coulancevergoeding van € 2.222,77 had toegekend voor schade aan zijn woning, die hij toeschrijft aan werkzaamheden aan het kanaal Almelo-De Haandrik. Eiser had eerder een schadeclaim ingediend, die door verweerder was afgewezen. Na een aantal besluiten en een bezwaarprocedure, waarin verweerder zijn eerdere besluiten handhaafde, heeft eiser beroep ingesteld. De rechtbank heeft de zaak zonder zitting behandeld, waarbij zowel eiser als verweerder om een uitspraak vroegen.
De rechtbank heeft beoordeeld of zij bevoegd was om van het beroep kennis te nemen. Verweerder stelde dat de toekenning van de coulancevergoeding een civielrechtelijke beslissing was, terwijl eiser meende dat het een publiekrechtelijke rechtshandeling betrof. De rechtbank concludeert dat de toekenning van de coulancevergoeding moet worden aangemerkt als een besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), waardoor er bezwaar en beroep mogelijk is. Echter, omdat eiser beroep had ingesteld tegen een besluit dat niet meer in behandeling kon worden genomen, verklaart de rechtbank zich onbevoegd. Eiser moet zijn beroep als bezwaar indienen tegen het besluit van 12 september 2023, waarin verweerder weigerde om terug te komen op het eerdere besluit.
De rechtbank heeft geen aanleiding gezien om het griffierecht te vergoeden, omdat eiser ten onrechte beroep had ingesteld in plaats van bezwaar. De rechtbank heeft de zaak dus niet inhoudelijk behandeld, maar heeft verweerder opgedragen het beroep als bezwaar te behandelen.