ECLI:NL:RBOVE:2024:5139

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
11 september 2024
Publicatiedatum
7 oktober 2024
Zaaknummer
302011_beschikking_11092023.docx
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
  • mr. A. Flos
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige in het kader van de jeugdzorg

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Overijssel op 11 september 2023 een beschikking uitgesproken met betrekking tot de ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [minderjarige]. De kinderrechter heeft vastgesteld dat er sprake is van een ernstige ontwikkelingsbedreiging van [minderjarige], die niet door de ouders kan worden weggenomen in het vrijwillig kader. De moeder van [minderjarige] is pedagogisch onmachtig om met het gedrag van [minderjarige] om te gaan, en ook de vader is niet in staat om de noodzakelijke opvoedsituaties te bieden. De minderjarige verblijft momenteel in een netwerkpleeggezin, waar hij positieve ontwikkelingen laat zien. De kinderrechter heeft besloten om de ondertoezichtstelling van [minderjarige] voor de duur van een jaar te verlengen en een machtiging tot uithuisplaatsing voor de duur van zes maanden te verlenen. Dit is noodzakelijk voor de verzorging en opvoeding van [minderjarige]. De kinderrechter heeft ook benadrukt dat de betrokkenheid van de gecertificeerde instelling (GI) essentieel is om de doelen van de raad te waarborgen en om de moeder te ondersteunen in haar opvoedershandelen. De kinderrechter heeft er vertrouwen in dat de GI zal werken aan contactherstel tussen [minderjarige] en zijn ouders, en dat de moeder de nodige hulpverlening zal ontvangen om haar opvoedvaardigheden te verbeteren.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

locatie Almelo
team familie- en jeugdrecht
zaakgegevens: C/08/302011 / JE RK 23-1678
datum uitspraak: 11 september 2023

beschikking ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing

in de zaak van

raad voor de kinderbescherming,

hierna te noemen de raad,
gevestigd te Almelo,
betreffende

[minderjarige] , geboren op [geboortedatum] 2010 te [geboorteplaats] , hierna te noemen [minderjarige] .

De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[de moeder] ,

hierna te noemen de moeder,
wonende op een geheim adres,
advocaat: mr. M.H.J. Booijink,

[minderjarige] , en

Stichting Jeugdbescherming Overijssel,

de gecertificeerde instelling,
hierna te noemen de GI,
gevestigd te Hengelo (Ov).
De kinderrechter merkt als informant aan:

[de vader] ,

hierna te noemen de vader,
wonende te [woonplaats] ,
advocaat: mr. R.W. de Gruijl.

Het procesverloop

Op 5 september 2023 heeft de kinderrechter met [minderjarige] gesproken. Van dit gesprek zijn aantekeningen gemaakt.
Op 6 september 2023 is het verzoek met bijlagen van de raad ingekomen bij de griffie.
Op 7 september 2023 is een e-mailbericht van mr. de Gruijl ingekomen bij de griffie.
De mondelinge behandeling van de zaak heeft op 11 september 2023 met gesloten deuren plaatsgevonden, gelijktijdig met het verzoek van de GI met zaaknummer C/08/298936 / JE RK 23-1273, waarvan afzonderlijk bij beschikking is beslist. Verschenen en gehoord zijn:
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
- de vader, bijgestaan door zijn advocaat per videoverbinding;
- [naam 1] namens de raad; en
- [naam 2] namens de GI.

De feiten

Het ouderlijk gezag over [minderjarige] wordt uitgeoefend door de moeder.
[minderjarige] verblijft in een netwerkpleeggezin.
Bij beschikking van 20 juni 2023 is de voorlopige ondertoezichtstelling van [minderjarige] verlengd tot 13 september 2023. De kinderrechter heeft bij diezelfde beschikking ook de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] op het adres van opa moederszijde of van een ander persoon uit het brede netwerk van de moeder of de vader verlengd voor de duur van de voorlopige ondertoezichtstelling.

Het verzoek

De raad heeft de ondertoezichtstelling van [minderjarige] verzocht voor de duur van een jaar.
Tevens wordt een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een netwerkpleeggezin verzocht voor de duur van zes maanden.
Ter onderbouwing van zijn verzoek voert de raad het volgende aan. [minderjarige] verblijft sinds
21 juni 2023 (weer) bij de heer en mevrouw [naam 3] in [locatie] (vrienden mz) omdat opa (mz) de plaatsing van [minderjarige] bij hem thuis niet meer aan kon. De heer en mevrouw [naam 3] kennen [minderjarige] (en de moeder) al vanaf dat ze beiden klein zijn. Mevrouw [naam 3] was bevriend met oma (mz). De raad stelt dat er zorgen naar voren zijn gekomen over de situatie waarin [minderjarige] opgroeit en zijn gedrag. [minderjarige] liet in de thuissituatie bij de moeder gedragsproblemen zien, zoals het niet houden aan de regels en afspraken, een grote mond geven, fysiek worden bij aansturing en/of begrenzing, niet kunnen concentreren op school en niet gemotiveerd zijn om naar school te gaan. Ook had [minderjarige] moeite met het aangaan en onderhouden van positief contact met leeftijdsgenootjes. De moeder is op dit moment pedagogisch onmachtig om met het gedrag van [minderjarige] om te gaan. Ook de vader is niet in staat (gebleken) om [minderjarige] de veilige en voorspelbare opvoedsituaties te bieden die hij nodig heeft. Sinds het verblijf van [minderjarige] in het netwerkpleeggezin van de heer en mevrouw [naam 3] wordt gezien dat de duidelijke aanpak binnen dit gezin [minderjarige] rust geeft en hij zijn schoolresultaten heeft weten op te halen. Het contact met de moeder is weer gestart en dit verloopt positief. [minderjarige] heeft (nog) geen contact met zijn vader. De gedragsproblemen van [minderjarige] zouden (gedeeltelijk) verklaard kunnen worden doordat hij in zijn jonge leven tot nu toe geconfronteerd is geweest met geweld tussen zijn ouders, het horen en zien van conflicten tussen ouders en het belast worden met volwassenzaken. In de communicatie lukt het de ouders al geruime tijd niet om op een adequate manier met elkaar te overleggen over [minderjarige] . Gezien wordt dat [minderjarige] kiest voor contact met een van zijn ouders en de andere ouder afwijst. Gesproken kan worden van een loyaliteitsconflict.
Hoe meer [minderjarige] zich onder druk gezet voelt te moeten kiezen tussen zijn ouders, hoe groter het innerlijke conflict en hoe groter de kans dat hij emotioneel klem komt te zitten. Op dit moment zijn de ouders onvoldoende bereid en in staat onder eigen verantwoordelijkheid de ontwikkelingsbedreiging van [minderjarige] weg te nemen en hulpverlening te accepteren, doordat de vader aangeeft niet te willen meewerken met de hulpverlening en de moeder ondanks de aangeboden hulpverlening de zorg rondom [minderjarige] niet lijkt aan te kunnen. Het is noodzakelijk dat de huidige plaatsing van [minderjarige] in het netwerkpleeggezin gewaarborgd blijft. Aldaar krijgt [minderjarige] de noodzakelijke veiligheid, voorspelbaarheid en rust geboden die hij nodig heeft om zich verder te ontwikkelen.

Het standpunt van de moeder, [minderjarige] en de GI

De moeder kan zich vinden in een ondertoezichtstelling voor de duur van een jaar. Wel hoopt zij dat de GI op zeer korte termijn start met het opbouwschema alsmede de inzet van intensieve hulpverlening in de vorm van Gezinsfact. Wat de moeder betreft kan dit starten per 1 november 2023. Dit alles met als doel om [minderjarige] na zes maanden weer – gefaseerd – thuis te laten wonen. De moeder acht het passend dat [minderjarige] gedurende de komende zes maanden in het netwerkpleegezin van de heer en mevrouw [naam 3] verblijft. Zij stelt dat uit het onderzoek van de raad is gebleken dat het beter gaat met [minderjarige] (zoals op school) vanaf het meest recente moment dat hij weer bij de heer en mevrouw [naam 3] is gaan wonen. Tot slot wenst de moeder op te merken dat zij er niet principieel op tegen is dat [minderjarige] contact heeft met zijn vader. De moeder wenst [minderjarige] niet het contact met zijn vader te ontnemen maar acht het van belang dat er een grens aan wordt gesteld. Naar de mening van de moeder is die grens inmiddels door de vader overschreden. Het contact tussen [minderjarige] en zijn vader dient een normaal karakter te hebben, waarbij het moet gaan over alledaagse dingen. De vader is volgens de moeder niet in staat gebleken om [minderjarige] niet te belasten met volwassenzaken. Zij acht het daarom passend dat het contact tussen beiden op dit moment wordt stilgelegd. Het is van belang dat [minderjarige] de huidige stijgende lijn kan doorzetten waarbij rust en regelmaat het allerbelangrijkste zijn. Op de vraag of de vader in deze procedure als belanghebbende moet worden aangemerkt stelt de advocaat zich op het standpunt dat de vader als informant moet worden aangemerkt. Te meer er geen sprake is van omgang en de vader evenmin gezag heeft. Ten aanzien van het nog openstaande verzoek van de GI tot toestemming wijziging in het verblijf (zaaknummer: C/08/298936 / JE RK 23-1273) wordt verzocht om afwijzing nu reeds door de raad onderhavig verzoek is ingediend.
[minderjarige] heeft in het gesprek met de kinderrechter verteld dat hij geen meerwaarde ziet in een ondertoezichtstelling. Hij vindt het wel prettig dat hij op dit moment in het netwerkpleeggezin van de heer en mevrouw [naam 3] kan wonen en weer normaal naar school kan gaan. Het liefste zou [minderjarige] weer bij zijn moeder wonen, maar hij begrijpt dat dat op dit moment (nog) niet kan. [minderjarige] is het daarom eens met zijn verblijf in het netwerkpleeggezin. Tot slot stelt [minderjarige] dat hij de situatie tussen zijn ouders vervelend vindt. Hij probeert naar eigen zeggen in het midden te blijven, maar vindt dat soms wel moeilijk.
De GI stelt dat het goed gaat met [minderjarige] in het netwerkpleeggezin van de heer en mevrouw [naam 3] . [minderjarige] doet het erg goed op school en is overgegaan met bepaalde voorwaarden. Ook gaat [minderjarige] met plezier naar Outdoor Care waar hij contact heeft met leeftijdsgenootjes en veel dingen leert. [minderjarige] wil het liefst dat het ruziën tussen zijn ouders stopt. Hij wil rust en zichzelf kunnen zijn. Volgens de GI heeft [minderjarige] aangegeven wel (weer) contact met zijn vader te willen, maar wel op een rustige manier. De GI wil daarom eerst met de vader in gesprek om bepaalde afspraken omtrent de omgang te maken. Volgens de GI weigert de vader dat. De GI heeft begrip voor vaders standpunt, echter het belang van [minderjarige] dient voorop te staan. Zolang de vader blijft vasthouden aan zijn eigen standpunt omtrent omgang met [minderjarige] , ziet de GI niet in hoe er omgang kan worden opgestart. Te meer de GI van mening is dat eerste omgangsmomenten tussen de vader en [minderjarige] onder begeleiding moeten plaatsvinden. Tot slot stelt de GI te zullen kijken naar de wens van [minderjarige] voor het hebben van omgang met opa en oma (vz). Wellicht dat dit kan plaatsvinden op een neutrale plek.

De beoordeling

Ten aanzien van de procespositie van de vader
Bij afzonderlijke beschikking van heden (zaaknummer: C/08/302011 / JE RK 23-1678) is een beslissing genomen op de procespositie van de vader. De kinderrechter heeft bepaalt dat de vader in deze fase van de procedure niet wordt aangemerkt als belanghebbende.
Ten aanzien van het verzoek tot ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing
Op basis van de stukken en hetgeen op de mondelinge behandeling is besproken is de kinderrechter van oordeel dat voldaan is aan het wettelijk criterium genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW). Er is sprake van een ernstige ontwikkelingsbedreiging van [minderjarige] die op dit moment niet door de ouders kan worden weggenomen in het vrijwillig kader. Ook is de kinderrechter van oordeel dat een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] noodzakelijk is in het belang van de verzorging en de opvoeding, zoals genoemd in artikel 1:265b BW. Alle belanghebbenden stemmen in met het door de raad verzochte.
Door de raad, de GI en de moeder is gesteld dat [minderjarige] een positieve ontwikkeling laat zien sinds zijn verblijf in het netwerkpleeggezin van de heer en mevrouw [naam 3] . De kinderrechter acht het dan ook in het belang van [minderjarige] dat zijn plaatsing in het netwerkpleeggezin van de heer en mevrouw [naam 3] gewaarborgd blijft. Het is noodzakelijk dat de GI in het komende jaar betrokken blijft om het belang van [minderjarige] te waarborgen en verder te kunnen werken aan de door de raad gestelde doelen. Zo is het onder meer van belang dat de moeder steviger wordt in haar opvoedershandelen en haar emoties rondom vader een plek leert te geven. Hiervoor is zij aangewezen op persoonlijke hulpverlening en dient er intensieve hulpverlening te worden ingezet in de thuissituatie van de moeder. Tijdens de mondelinge behandeling is gesproken over intensieve hulpverlening in de vorm van Gezinsfact. Door de GI is gesteld dat Gezinsfact rond november kan starten. Op die manier kan er op termijn worden toegewerkt naar een veilige terugplaatsing van [minderjarige] bij moeder op basis van een opbouwschema. Het is daarnaast van belang dat de GI in de komende periode de mogelijkheden voor contactherstel tussen [minderjarige] en de vader en [minderjarige] en familie (vz) onderzoekt. De kinderrechter heeft er vertrouwen in dat de GI daarmee voortvarend aan de slag zal gaan en hoopt dat het de vader lukt om het belang van [minderjarige] voorop te stellen en hij de samenwerking met de GI aangaat.
Gelet op het vorenstaande zal de kinderrechter [minderjarige] onder toezicht stellen voor de duur van een jaar en een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een netwerkpleeggezin verlenen voor de duur van zes maanden.
Op het verzoek van de GI tot toestemming wijziging in het verblijf (zaaknummer: C/08/298936 / JE RK 23-1273) is afzonderlijk bij beschikking van heden beslist.

De beslissing

De kinderrechter:
stelt [minderjarige] onder toezicht van Stichting Jeugdbescherming Overijssel voor duur van een jaar tot 11 september 2024;
verleent een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een netwerkpleeggezin voor de duur van zes maanden tot 11 maart 2024;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. A. Flos, kinderrechter, in tegenwoordigheid van A.G.M. Wispels als griffier en in het openbaar uitgesproken op 11 september 2023. De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 4 oktober 2023.

Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:

- door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshofArnhem-Leeuwarden