3.3Het oordeel van de rechtbank
Feit 1
De rechtbank stelt op grond van de inhoud van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting de volgende feiten en omstandigheden vast.
De doorzoeking van de loods
Op 30 maart 2022 heeft de Fiscale inlichtingen- en opsporingsdienst (FIOD) een loods aan de [adres] te [plaats] doorzocht.De loods bevindt zich bij de woning waar verdachte sinds 1999 met zijn echtgenote woont. De woning en de loods zijn eigendom van de echtgenote van verdachte.In de loods zijn pallets met daarop dozen met sloffen sigaretten aangetroffen.Er stonden 50 pallets met in totaal 1.750 dozen.De dozen bevatten in totaal 6.550.000 sigaretten met de merknaam Richmond en 10.937.400 sigaretten met de merknaam Marlboro.De sigaretten waren niet voorzien van Nederlandse accijnszegels.De [adres] te [plaats] is niet aangewezen als accijnsgoederenplaats.
De tabaksgeur bij de loods
Een opsporingsambtenaar die bij de doorzoeking aanwezig was, heeft geconstateerd dat op vijf meter afstand van de loods een tabaksgeur waarneembaar was. In de loods stond een geopende doos waarin sloffen sigaretten van het merk Richmond zaten. De geopende doos was qua kleur, vorm en grootte hetzelfde als de overige dozen die op pallets in de loods stonden.
De camerabeelden
Aan de achterzijde van de [adres] te [plaats] heeft de politie een camera geplaatst, die was gericht op de roldeur van de loods. Op de camerabeelden is het volgende te zien.
Op 14 februari 2022 is de lading van een vrachtwagen gelost bij de loods. De lading bestond uit 34 pallets met daarop kartonnen dozen, die waren gewikkeld in plastic folie. Daarbij is een deel van de lading los gekomen en was een slof sigaretten zichtbaar.
Op 15 maart 2022 heeft verdachte stukken karton uit de loods gehaald en verbrand in een ton op het erf. Ook heeft verdachte plastic verpakkingsmateriaal vanuit de loods buiten neergelegd, waarna het is opgehaald door een vuilniswagen.
Op 23 maart 2022 was verdachte aanwezig bij het lossen van een vrachtwagen. Verdachte bestuurde de heftruck waarmee de pallets zijn gelost en in de loods zijn geplaatst.
De toegang tot de loods
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij toegang had tot de loods, dat hij de loods heeft opgeruimd, dat hij heeft geholpen bij het lossen van goederen en dat hij zelf ook gebruik maakte van de loods voor de opslag van zijn gereedschap. Ook heeft verdachte verklaard dat hij de loods had verhuurd aan de zoon van één van de twee mannen die aanwezig waren bij het lossen van vrachtwagens bij de loods. Verdachte heeft de mannen ontmoet bij een bouwproject en later in een bouwmarkt, waar zij hem vroegen of hij opslagruimte beschikbaar had. Verdachte heeft verklaard dat hij de naam van de huurder niet wil noemen uit angst voor represailles en dat het huurcontract op zijn computer was opgeslagen.
In het eerste verhoor bij de FIOD heeft verdachte verklaard dat hij de loods had verhuurd en dat het huurcontract op zijn bureau lag.In het tweede verhoor heeft verdachte zich beroepen op zijn zwijgrecht toen hem werd voorgehouden dat er geen huurcontract is aangetroffen tijdens de doorzoeking. Op de vragen wie de loods heeft gehuurd en wat de huurvoorwaarden waren, heeft verdachte ook gebruik gemaakt van zijn zwijgrecht.Op de inbeslaggenomen gegevensdragers van verdachte zijn geen relevante gegevens aangetroffen.
Overwegingen
Aan verdachte is tenlastegelegd dat hij opzettelijk de onveraccijnsde sigaretten voorhanden heeft gehad als bedoeld in artikel 5, eerste lid onder b, van de Wet op de accijns.
Op grond van artikel 5 lid 1 onder b van de Wet op de accijns is het niet toegestaan om accijnsgoederen voorhanden te hebben die niet overeenkomstig de bepalingen van de Wet op de accijns in de heffing zijn betrokken. Het begrip voorhanden hebben moet Unierechtelijk worden uitgelegd, omdat de Wet op de accijns een implementatie is van een EG-richtlijn. Die uitleg is ruimer dan in het gewone spraakgebruik. Niet alleen de persoon die de feitelijke beschikkingsmacht over de accijnsgoederen heeft, maar ook enig ander persoon die bij het voorhanden hebben betrokken is kan worden aangemerkt als degene die accijnsgoederen voorhanden heeft.Niet vereist is dat de persoon die de accijnsgoederen voorhanden had wist of redelijkerwijs had moeten weten dat voor die goederen accijns was verschuldigd.
De rechtbank ziet zich gelet op het voorgaande eerst voor de vraag gesteld of verdachte de sigaretten voorhanden heeft gehad in de zin van de Wet op de accijns. Indien die vraag bevestigend wordt beantwoord, dient de rechtbank de vraag te beantwoorden of verdachte opzettelijk heeft gehandeld.
Voorhanden hebben
Op grond van voorgaande feiten en omstandigheden stelt de rechtbank vast dat er op 30 maart 2022 17.493.000 sigaretten opgeslagen waren in een loods aan de [adres] in [plaats], terwijl die sigaretten niet overeenkomstig de Wet op de accijns in de heffing waren betrokken, en dat de loods aan de Stationstraat niet was aangewezen als accijnsgoederenplaats.
De rechtbank is van oordeel dat de verdachte de onveraccijnsde sigaretten voorhanden heeft gehad en overweegt daartoe als volgt.
Verdachte is woonachtig aan de [adres] te [plaats] en de loods is achter en aan de woning van verdachte gelegen. Uit de verklaring van verdachte ter zitting blijkt dat hij toegang had tot de loods, dat hij ook in de loods is geweest en dat hij heeft geholpen bij het lossen van goederen.
De rechtbank acht de verklaring van verdachte dat hij de loods had verhuurd ongeloofwaardig. Verdachte heeft aanvankelijk verklaard dat er een huurcontract op zijn bureau lag. Toen dat niet werd aangetroffen, heeft hij verklaard dat het huurcontract was opgeslagen op zijn computer. Op de inbeslaggenomen gegevensdragers is echter geen huurcontract aangetroffen, waarna verdachte zich op dit punt heeft beroepen op zijn zwijgrecht. Ter zitting heeft verdachte verklaard dat hij geen huurcontract wil overhandigen uit angst voor represailles, maar hij heeft ook verklaard dat hij sinds zijn aanhouding niet meer is benaderd door personen die betrokken waren bij de opslag van de sigaretten.
De verklaring van verdachte dat hij de loods had verhuurd, vindt geen steun in het dossier en verdachte heeft geen aanknopingspunten geboden voor nader onderzoek ter verificatie van zijn verklaring.
Ook acht de rechtbank het ongeloofwaardig dat een criminele organisatie ruim 17 miljoen sigaretten, met een waarde van miljoenen euro’s, opslaat bij een persoon die niet op de hoogte is van de aard van die goederen en die aldus ook geen voorzorgs- en beveiligings-maatregelen kan nemen om te voorkomen dat die waardevolle goederen ontvreemd worden.
Opzet
Vervolgens ziet de rechtbank zich voor de vraag gesteld of verdachte opzettelijk de onveraccijnsde goederen voorhanden heeft gehad. De rechtbank overweegt als volgt.
Uit de bewijsmiddelen volgt dat verdachte toegang had tot de loods waar al vanaf 14 februari 2022 dozen met sigaretten aanwezig waren. Op 30 maart 2022 stonden er 50 pallets met in totaal 1.750 dozen met mastercases sigaretten. De aanwezigheid van de pallets met de dozen in de loods kan de verdachte niet zijn ontgaan. Verdachte is meermalen in de loods geweest en in de loods stond een geopende doos met sloffen sigaretten. Die doos was qua kleur, vorm en grootte gelijk aan de ongeopende dozen. Voor verdachte moet dan ook duidelijk zijn geweest wat de inhoud van de ongeopende dozen was. Ook was er in de loods en buiten de loods een duidelijke tabaksgeur waarneembaar. Zijn verklaring dat hij dacht dat de dozen brandwerend materiaal bevatten, stelt de rechtbank dan ook als ongeloofwaardig terzijde. Uit camerabeelden blijkt dat verdachte op 23 maart 2022 heeft geholpen bij het lossen van een vrachtwagen en dat verdachte verpakkingsmaterialen heeft opgeruimd en verbrand. Verdachte moet naar het oordeel van de rechtbank dan ook op de hoogte zijn geweest van de hoedanigheid van de goederen die in de loods zijn aangetroffen.
De rechtbank is gelet op het voorgaande van oordeel dat de verdachte onder de gegeven omstandigheden minstgenomen bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat de sigaretten die hij voorhanden had, onveraccijnsd waren.
Feit 2
De rechtbank komt tot een bewezenverklaring van het onder 2 ten laste gelegde op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank – nu verdachte dit feit heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit – conform artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering (Sv), zal volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen:
- het procesverbaal van de terechtzitting van 12 augustus 2024, voor zover inhoudende de bekennende verklaring van verdachte;
- het procesverbaal aantreffen vuurwapens en munitie [adres] [plaats] ([code 1]), pagina 90;
- het procesverbaal betreffende onderzoek vuurwapens van 11 april 2022 ([code 2]), pagina 135.
Feit 3
De rechtbank komt tot een bewezenverklaring van het onder 2 ten laste gelegde op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank – nu verdachte dit feit heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit – conform artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering (Sv), zal volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen:
- het procesverbaal van de terechtzitting van 12 augustus 2024, voor zover inhoudende de bekennende verklaring van verdachte;
- het procesverbaal aantreffen vuurwapens en munitie [adres] [plaats] ([code 1]), pagina 90;
- het procesverbaal betreffende onderzoek vuurwapens van 11 april 2022 ([code 2]), pagina’s 133136.