Uitspraak
datum : 30 september 2024
postadres: [adres 1]
[adres 1]
hierna te noemen: [bewindvoerder]
1.De procedure
1 januari 2024 en voor de rekening- en verantwoordingen over het jaar 2022 tot
29 februari 2024. Vervolgens heeft de rechtbank Noord-Holland die laatste termijn op verzoek van [bewindvoerder] vanwege ziekteverzuim verlengd tot 20 maart 2024. De kantonrechter van de rechtbank Overijssel heeft besloten deze afspraken te volgen voor de Overijsselse dossiers.
2.De feiten
3.De beoordeling
De bijzondere bijstand is in 2022 helaas niet aangevraagd”.
Over de periode van februari tot en met september 2023 is er geen bijzondere bijstand ontvangen”. Hoewel dit wel op de weg van [bewindvoerder] had gelegen, wordt niet ingegaan op het waarom en hoe. Evenmin is gebleken dat [bewindvoerder] rechthebbende heeft gecompenseerd voor de schade. Overigens heeft rechthebbende onder meer hierover in zijn brief van 22 september 2023 ook al geklaagd bij [bewindvoerder], welke brief door rechthebbende ter kennisgeving aan de rechtbank is gezonden.
21 juni 2022 tot en met 31 augustus 2022 bijzondere bijstand is misgelopen voor in totaal
€ 379,03. [bewindvoerder] was bewindvoerder per 21 juni 2022, maar heeft de aanvraag bijzondere bijstand pas op 18 oktober 2022 gedaan. Weliswaar heeft [bewindvoerder] de schade aan rechthebbende vergoed, maar dit is pas in januari 2024 gebeurd, ongeveer anderhalf jaar nadat rechthebbende schade heeft geleden.
BM 16722 opgemerkt dat rechthebbende niet in staat is om het verslag te begrijpen en te beoordelen en dat het verslag niet is besproken met rechthebbende. De kantonrechter is echter naar aanleiding van de zitting van 22 juli 2024 waar rechthebbende is verschenen van oordeel dat rechthebbende wel in staat is om het verslag te beoordelen. De kantonrechter vindt het zorgelijk dat [bewindvoerder] de rekening- en verantwoordingen niet heeft besproken met rechthebbende.
BM 15572. Als dan wordt besloten om een proefperiode in te stellen tot 1 april 2024 en [bewindvoerder] wordt verzocht zich uit te laten over die proefperiode, reageert [bewindvoerder] niet. Op
19 april 2024 wordt aan [bewindvoerder] nogmaals per brief om haar reactie verzocht. Omdat niet wordt gereageerd, wordt vervolgens opnieuw een brief verstuurd aan [bewindvoerder] op 22 mei 2024. Vervolgens stuurt rechthebbende op 24 mei 2024 een e-mailbericht naar de rechtbank, dat zij moeite heeft om haar bewindvoerder te bereiken en dat een factuur niet is betaald. Bij brief van 29 mei 2024 reageert [bewindvoerder] dat het bewind kan worden opgeheven, maar zij laat zich niet uit over het verloop van de proefperiode. Vervolgens belt een medewerker van het bewindsbureau naar [bewindvoerder] op 3 juni 2024 met de vraag waarom zij niet gereageerd heeft op onze brieven en waarom [bewindvoerder] zich niet uitlaat over de proefperiode. Ook houdt zij [bewindvoerder] de inhoud van het e-mailbericht van rechthebbende voor. De medewerker van [bewindvoerder] weet niet waarom er niet gereageerd is en kon in het systeem zien dat rechthebbende de factuur van haar leefgeldrekening heeft betaald. Met [bewindvoerder] is vervolgens tijdens dat telefoongesprek afgesproken dat zij zich binnen twee werkdagen uitlaat over het verloop van de proefperiode. Vervolgens blijft een reactie van [bewindvoerder] uit.
Zeer kwalijk is eveneens dat [bewindvoerder] zonder tegenbericht niet is verschenen op de zittingen van 20 maart 2024 en 26 april 2024 waar het opheffingsverzoek en de klacht werden behandeld.
Verder is gebleken dat [bewindvoerder] niet of niet tijdig reageert op brieven van de rechtbank en dat zij in één dossier voor twee zittingen is opgeroepen en op beide zittingen zonder tegenbericht niet is verschenen. [bewindvoerder] miskent hiermee de rol van de kantonrechter en geeft geen gevolg aan de in de artikel 1:436 lid 5 BW opgelegde verplichting om te verschijnen.
eindrekening en -verantwoording af te leggen. Het belang van een vlotte overdracht van de dossiers naar de opvolgend bewindvoerder gaat boven het belang van het afleggen van de eindrekening en -verantwoording. Indien [bewindvoerder] ervoor kiest om
eindrekening en -verantwoording af te leggen dan mag zij hiervoor geen kosten in rekening brengen gelet op de reden van het ontslag.
- ontslaat ambtshalve
- bepaalt dat geen eindrekening en -verantwoording hoeft te worden afgelegd;
- benoemt met ingang van 1 oktober 2024
- bepaalt dat de opvolgend bewindvoerder voor zijn/haar (aanvangs)werkzaamheden en voor de met het bewind gemoeide kosten de in de Regeling beloning curatoren, bewindvoerders en mentoren vastgestelde forfaitaire tarieven ten laste van het vermogen van de rechthebbende mag brengen;
- bepaalt dat [bewindvoerder] de intakekosten van de opvolgend bewindvoerder dient te vergoeden aan rechthebbende.
Gerechtshof Arnhem - Leeuwarden.