ECLI:NL:RBOVE:2024:5104

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
30 september 2024
Publicatiedatum
2 oktober 2024
Zaaknummer
11183075 BH VERZ 24-2912
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
  • S.J.S. Groeneveld - Koekkoek
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag van bewindvoerder wegens tekortkomingen in de uitvoering van taken en benoeming van opvolgend bewindvoerder

In deze beschikking van de Rechtbank Overijssel, uitgesproken op 30 september 2024, heeft de kantonrechter de bewindvoerder ontslagen en een nieuwe bewindvoerder benoemd. De beslissing volgde op ernstige tekortkomingen in de uitvoering van de taken door de bewindvoerder, die onder meer bestonden uit het niet tijdig aanvragen van bijzondere bijstand en het onterecht in rekening brengen van hogere kosten. De rechtbank heeft vastgesteld dat de bewindvoerder in meerdere dossiers niet adequaat heeft gereageerd op verzoeken van de rechtbank en dat er structurele achterstanden waren in het aanleveren van gegevens. Dit leidde tot schade voor de rechthebbenden, die vaak al in een kwetsbare financiële positie verkeren. De kantonrechter heeft geconcludeerd dat het vertrouwen in de bewindvoerder is geschaad en dat ontslag op grond van gewichtige redenen gerechtvaardigd is. De nieuwe bewindvoerder, [bedrijf] B.V., is benoemd met ingang van 1 oktober 2024. Tevens is bepaald dat de ontslagen bewindvoerder geen eindrekening en -verantwoording hoeft af te leggen, maar wel aansprakelijk is voor de vergoeding van de intakekosten van de opvolgend bewindvoerder.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK OVERIJSSEL
Team Toezicht - Bewindsbureau
Zittingsplaats Zwolle
zaaknummer : 11183075 BH VERZ 24-2912
dossiernummer : BM 16050
datum : 30 september 2024
Ambtshalve beschikking in de zaak van:
[rechthebbende]
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1962
wonende [woonplaats]
hierna te noemen: rechthebbende
over wiens vermogen bewindvoerder is:
[bewindvoerder] B.V.
postadres: [adres 1]
[adres 1]
hierna te noemen: [bewindvoerder]

1.De procedure

1.1
Vanwege termijnoverschrijdingen in meerdere dossiers voor indiening van diverse stukken en na het versturen van herinneringen aan [bewindvoerder], heeft een medewerker van het bewindsbureau op 8 december 2023 contact opgenomen met de rechtbank Noord-Holland, de standplaatshouder van [bewindvoerder]. Hieruit bleek dat de rechtbank Noord-Holland termijnafspraken heeft gemaakt met [bewindvoerder] voor de indiening van stukken. Zo heeft [bewindvoerder] uitstel gekregen voor de indiening van de vijfjaarlijkse evaluaties tot
1 januari 2024 en voor de rekening- en verantwoordingen over het jaar 2022 tot
29 februari 2024. Vervolgens heeft de rechtbank Noord-Holland die laatste termijn op verzoek van [bewindvoerder] vanwege ziekteverzuim verlengd tot 20 maart 2024. De kantonrechter van de rechtbank Overijssel heeft besloten deze afspraken te volgen voor de Overijsselse dossiers.
1.2
Naar aanleiding van de controle van de rekening- en verantwoordingen over het jaar 2022 zijn er veel vragen gesteld aan [bewindvoerder]. In bijna alle dossiers is niet binnen de gestelde termijn gereageerd.
1.3
Vanwege de achterstanden en de aard van de bevindingen is [bewindvoerder] opgeroepen om te verschijnen ter zitting van 22 juli 2024 bij de rechtbank Overijssel. Namens [bewindvoerder] zijn mevrouw [naam 1], teammanager, en mevrouw [naam 2], bestuurder, verschenen. Ter zitting is het algemeen functioneren van [bewindvoerder] besproken. Tevens zijn alle rechthebbenden waarvan diens vermogen op dat moment onder bewind stond bij [bewindvoerder] uitgenodigd om te verschijnen ter zitting. De rechthebbenden hebben hun ervaringen met [bewindvoerder] als bewindvoerder ten overstaan van [bewindvoerder] en de kantonrechter gedeeld. In individuele gevallen is daarnaast beoordeeld of de bewinden nog moesten voortduren en zijn deze, daar waar de grondslag voor het bewind ontbrak, opgeheven.

2.De feiten

2.1
Bij beschikking van 7 februari 2020 is een bewind ingesteld over het vermogen van rechthebbende wegens verkwisting of het hebben van problematische schulden. Nu is [bewindvoerder] bewindvoerder.

3.De beoordeling

3.1
De kantonrechter is belast met het toezicht op het gevoerde bewind en dient er actief op toe te zien dat een curator, bewindvoerder en mentor, in algemene zin, uitvoering geeft aan zijn taken. Bij onder meer de controle van de rekening- en verantwoordingen toetst de kantonrechter of die taak naar behoren wordt vervuld. Bij de controle van de door [bewindvoerder] overgelegde rekening- en verantwoordingen zijn onregelmatigheden geconstateerd. De kantonrechter heeft om die reden onderzocht of [bewindvoerder] de belangen van haar cliënten op een deugdelijke manier behartigt en zo niet, of haar ontslag is gerechtvaardigd wegens gewichtige redenen als bedoeld in artikel 1:448 lid 2 BW. In dit onderzoek zijn ook de dossiers betrokken waarvan [bewindvoerder] in 2024 nog bewindvoerder was, maar die vanwege diverse redenen inmiddels zijn opgeheven. [bewindvoerder] is thans nog bewindvoerder over de vermogens van zes rechthebbenden in Overijssel. [bewindvoerder] heeft nog meer zaken die vallen onder het toezicht van andere rechtbanken, maar deze uitspraak heeft alleen betrekking op de Overijsselse dossiers.
3.2
Ter zitting van 22 juli 2024 heeft de kantonrechter de geconstateerde tekortkomingen aan [bewindvoerder] voorgehouden en opgemerkt dat geen sprake is van een enkele fout, maar dat in vrijwel alle lopende dossiers één of meer fouten zijn geconstateerd. De kantonrechter zal de bevindingen van een aantal dossiers bespreken. Deze bevindingen zijn dus slechts een greep uit alle bevindingen.
Bevindingen rekening- en verantwoordingen
3.3
In het dossier BM 15657 is aan [bewindvoerder] onder meer gevraagd waarom rechthebbende in 2022 geen bijzondere bijstand heeft ontvangen voor de bewindvoerderskosten, terwijl [bewindvoerder] haar beloning in dat jaar wel bij rechthebbende in rekening heeft gebracht. In haar reactie laat [bewindvoerder] enkel het volgende weten: “
De bijzondere bijstand is in 2022 helaas niet aangevraagd”.
Rechthebbende heeft gelet op zijn inkomen en vermogen echter wel recht op bijzondere bijstand. Hoewel [bewindvoerder] verzuimd heeft bijzondere bijstand aan te vragen, heeft zij rechthebbende hiervoor niet gecompenseerd. In plaats daarvan heeft zij summier antwoord gegeven, zonder daarbij een voorstel te doen tot vergoeding van de schade. De kantonrechter vindt het kwalijk dat [bewindvoerder] haar fout niet (uit eigen beweging) rechtzet door de schade aan rechthebbende te vergoeden, zelfs niet nadat zij hierop is gewezen.
3.4
In het dossier BM 16050 is geen bijzondere bijstand aangevraagd voor de bewindvoerderskosten over de periode van 1 februari 2023 tot en met 30 september 2023. In de beschikking van de gemeente van 12 december 2023 tot toekenning van bijzondere bijstand over de periode daaraan voorafgaand staat het volgende:
“Uw bewindvoerder heeft de bijzondere bijstand op 5 december 2023 bij ons aangevraagd. U vorige toekenning liep tot en met 31 januari 2023. Bij grote uitzondering kunnen wij kosten tot maximaal 8 weken voor aanvraagdatum beoordelen. Er moet dan een goede reden zijn waarom de aanvraag niet eerder is ingediend. Uw bewindvoerder heeft geen goede reden aangegeven. Omdat wij vinden dat u niet de dupe mag worden van het verzuim van aanvragen van uw bewindvoerder maken wij deze uitzondering. Daardoor kunnen wij de kosten met terugwerkende kracht per 1 oktober 2023 vergoeden. Wij vinden dat de bewindvoerder de periode 1 februari 2023 tot en met 30 september 2023 niet bij u in rekening mag brengen. Uw bewindvoerder heeft verzuimd de aanvraag te doen, ook nadat wij hen daar meerdere keren op hebben gewezen. U kan en mag hier niet de dupe van zijn, volgens ons. Uw bewindvoerder heeft ondertussen ook per mail (d.d. 24 november 2023) bevestigd dat zij deze kosten voor hun rekening zullen nemen.”
Uit de rekening en verantwoording over 2023 is echter niet gebleken dat [bewindvoerder] deze kosten al vergoed heeft, terwijl zij haar beloning 2023 wel maandelijks heeft geïnd. Over het verzuim van de aanvraag voor bijzondere bijstand werd door [bewindvoerder] enkel het volgende opgemerkt: “
Over de periode van februari tot en met september 2023 is er geen bijzondere bijstand ontvangen”. Hoewel dit wel op de weg van [bewindvoerder] had gelegen, wordt niet ingegaan op het waarom en hoe. Evenmin is gebleken dat [bewindvoerder] rechthebbende heeft gecompenseerd voor de schade. Overigens heeft rechthebbende onder meer hierover in zijn brief van 22 september 2023 ook al geklaagd bij [bewindvoerder], welke brief door rechthebbende ter kennisgeving aan de rechtbank is gezonden.
3.5
In het dossier BM 18423 heeft [bewindvoerder] verzuimd tijdig bijzondere bijstand aan te vragen voor de bewindvoerderskosten, waardoor rechthebbende over de periode van
21 juni 2022 tot en met 31 augustus 2022 bijzondere bijstand is misgelopen voor in totaal
€ 379,03. [bewindvoerder] was bewindvoerder per 21 juni 2022, maar heeft de aanvraag bijzondere bijstand pas op 18 oktober 2022 gedaan. Weliswaar heeft [bewindvoerder] de schade aan rechthebbende vergoed, maar dit is pas in januari 2024 gebeurd, ongeveer anderhalf jaar nadat rechthebbende schade heeft geleden.
3.6
In de rekening en verantwoording over de jaren 2022 en 2023 is in dossier
BM 16722 opgemerkt dat rechthebbende niet in staat is om het verslag te begrijpen en te beoordelen en dat het verslag niet is besproken met rechthebbende. De kantonrechter is echter naar aanleiding van de zitting van 22 juli 2024 waar rechthebbende is verschenen van oordeel dat rechthebbende wel in staat is om het verslag te beoordelen. De kantonrechter vindt het zorgelijk dat [bewindvoerder] de rekening- en verantwoordingen niet heeft besproken met rechthebbende.
3.7
In het dossier BM 15573 is in de eindrekening en verantwoording over de periode van 1 juli 2022 tot en met 1 februari 2024 door [bewindvoerder] opgemerkt dat het minnelijke schuldentraject met schone lei is geëindigd per 1 maart 2023. Dit betekent dat rechthebbende vanaf dat moment niet meer het hogere schuldentarief is verschuldigd aan [bewindvoerder], maar in plaats daarvan het lagere reguliere tarief. [bewindvoerder] heeft het hogere schuldentarief echter wel bijna een jaar lang ten onrechte geïnd bij rechthebbende. Pas op verzoek van het bewindsbureau heeft [bewindvoerder] op 28 maart 2024 het verschil tussen het reguliere en het hogere schuldentarief van in totaal € 408,02 aan rechthebbende terugbetaald.
3.8
In het dossier BM 16054 is opgevallen dat in de periode van 1 juli 2022 tot en met 31 december 2022 veel dubbele, onnodige of onjuiste betalingen zijn verricht aan onder meer Vitens, Interpolis, Zilveren Kruis en de woningstichting. Weliswaar zijn de betalingen teruggestort, maar dit getuigt niet van zorgvuldig financieel beheer.
Niet reageren/bereikbaarheid3.9 Gebleken is dat [bewindvoerder] regelmatig niet (tijdig) reageert op brieven van de rechtbank. Evenmin vraagt zij uitstel. Zo reageert [bewindvoerder] pas nadat zij hierover twee brieven heeft ontvangen op een door rechthebbende ingediend opheffingsverzoek in het dossier
BM 15572. Als dan wordt besloten om een proefperiode in te stellen tot 1 april 2024 en [bewindvoerder] wordt verzocht zich uit te laten over die proefperiode, reageert [bewindvoerder] niet. Op
19 april 2024 wordt aan [bewindvoerder] nogmaals per brief om haar reactie verzocht. Omdat niet wordt gereageerd, wordt vervolgens opnieuw een brief verstuurd aan [bewindvoerder] op 22 mei 2024. Vervolgens stuurt rechthebbende op 24 mei 2024 een e-mailbericht naar de rechtbank, dat zij moeite heeft om haar bewindvoerder te bereiken en dat een factuur niet is betaald. Bij brief van 29 mei 2024 reageert [bewindvoerder] dat het bewind kan worden opgeheven, maar zij laat zich niet uit over het verloop van de proefperiode. Vervolgens belt een medewerker van het bewindsbureau naar [bewindvoerder] op 3 juni 2024 met de vraag waarom zij niet gereageerd heeft op onze brieven en waarom [bewindvoerder] zich niet uitlaat over de proefperiode. Ook houdt zij [bewindvoerder] de inhoud van het e-mailbericht van rechthebbende voor. De medewerker van [bewindvoerder] weet niet waarom er niet gereageerd is en kon in het systeem zien dat rechthebbende de factuur van haar leefgeldrekening heeft betaald. Met [bewindvoerder] is vervolgens tijdens dat telefoongesprek afgesproken dat zij zich binnen twee werkdagen uitlaat over het verloop van de proefperiode. Vervolgens blijft een reactie van [bewindvoerder] uit.
3.1
In het dossier BM 15269 heeft [bewindvoerder] in het geheel niet gereageerd op een opheffingsverzoek en klacht van rechthebbende over de onbereikbaarheid van [bewindvoerder].
Zeer kwalijk is eveneens dat [bewindvoerder] zonder tegenbericht niet is verschenen op de zittingen van 20 maart 2024 en 26 april 2024 waar het opheffingsverzoek en de klacht werden behandeld.
3.11
De kantonrechter heeft rechthebbenden ter zitting van 22 juli 2024 de vraag gesteld of zij tevreden zijn over [bewindvoerder] als bewindvoerder. Vier van de zes rechthebbenden hebben
verklaard dat de bereikbaarheid van [bewindvoerder] niet goed is. Zij vertelden dat [bewindvoerder] moeilijk telefonisch bereikbaar is en dat er geen vast aanspreekpunt is. Dat [bewindvoerder] niet goed telefonisch bereikbaar is, heeft de rechtbank ook geconstateerd. Zo heeft een medewerker van het bewindsbureau op 18 juli 2024 tweemaal geprobeerd telefonisch contact te krijgen met [bewindvoerder]. Bij beide pogingen werd de verbinding na vier minuten in de wacht te hebben gestaan verbroken met de mededeling dat het te druk was om de telefoon aan te nemen. De kantonrechter vindt dit een zorgwekkend signaal.
Conclusie
3.12
De kantonrechter dient te beoordelen of [bewindvoerder] op grond van artikel 1:448 lid 2 BW ambtshalve dient te worden ontslagen wegens gewichtige redenen. De kantonrechter neemt een dergelijke beslissing niet lichtvaardig. Van belang is dat de geconstateerde tekortkomingen een totaalbeeld geven van het functioneren van de bewindvoerder.
3.13
In het merendeel van de dossiers die lopen bij de rechtbank Overijssel heeft [bewindvoerder] verzaakt haar taak als bewindvoerder naar behoren uit te voeren en dat heeft in meerdere dossiers geleid tot schade. Typerend zijn de dossiers waarin [bewindvoerder] verzuimd heeft (tijdig) bijzondere bijstand aan te vragen of waarin langdurig maandelijks het verkeerde tarief door [bewindvoerder] in rekening is gebracht. Eveneens is kenmerkend in deze dossiers dat de schade niet door [bewindvoerder] zelf wordt opgemerkt, maar dat zij de schade pas vergoedt, nadat zij hier op wordt geattendeerd. Deze zaken geven blijk van onzorgvuldig financieel beheer en zijn ernstig te noemen, te meer omdat de mensen die in aanmerking komen voor bijzondere bijstand vaak al een krap budget hebben.
Verder is gebleken dat [bewindvoerder] niet of niet tijdig reageert op brieven van de rechtbank en dat zij in één dossier voor twee zittingen is opgeroepen en op beide zittingen zonder tegenbericht niet is verschenen. [bewindvoerder] miskent hiermee de rol van de kantonrechter en geeft geen gevolg aan de in de artikel 1:436 lid 5 BW opgelegde verplichting om te verschijnen.
Daarnaast is sprake van structurele achterstanden in het aanleveren van gegevens, zoals ook uit het procesverloop blijkt. Hierdoor kan de kantonrechter geen adequaat toezicht houden. Tevens laat de (telefonische) bereikbaarheid van [bewindvoerder] te wensen over.
3.14
De kantonrechter heeft hierdoor geen vertrouwen meer in [bewindvoerder]. Immers is het vertrouwen in een bewindvoerder essentieel. De bewindvoerder behartigt namelijk de belangen van een zeer kwetsbare doelgroep en de bevindingen geven een weinig vertrouwenwekkend beeld. De kantonrechter komt daarom tot de conclusie dat [bewindvoerder] wegens gewichtige redenen als bedoeld in artikel 1:448 lid 2 BW moet worden ontslagen in alle bij deze rechtbank lopende dossiers. Vanwege de aard van het ontslag zal de kantonrechter niet meegaan in het voorstel van [bewindvoerder] om de dossiers bij een zusterorganisatie onder te brengen.
3.15
Desgevraagd heeft [bedrijf] B.V., [adres 2], zich bereid verklaard om tot opvolgend bewindvoerder te worden benoemd.
3.16
[bewindvoerder] zal worden vrijgesteld van de verplichting om
eindrekening en -verantwoording af te leggen. Het belang van een vlotte overdracht van de dossiers naar de opvolgend bewindvoerder gaat boven het belang van het afleggen van de eindrekening en -verantwoording. Indien [bewindvoerder] ervoor kiest om
eindrekening en -verantwoording af te leggen dan mag zij hiervoor geen kosten in rekening brengen gelet op de reden van het ontslag.
3.17
De kantonrechter zal tevens bepalen dat [bewindvoerder] de intakekosten moet vergoeden die rechthebbenden als gevolg van de wijziging moeten voldoen aan de opvolgend bewindvoerder. De reden voor ontslag en benoeming van een opvolgend bewindvoerder is immers geheel toe te rekenen aan de handelwijze van [bewindvoerder], waarbij in meerdere dossiers sprake is van schade zoals hiervoor genoemd. De kantonrechter is van oordeel dat [bewindvoerder] aansprakelijk is voor de vergoeding van die nog te lijden schade. Dit geldt ook voor de gevallen waarin de rechthebbenden mogelijk via de bijzondere bijstand de intakekosten vergoed zouden krijgen. De opvolgend bewindvoerder dient dan ook in die gevallen aan de gemeente te melden dat de kantonrechter heeft bepaald dat [bewindvoerder] de intakekosten moet vergoeden. Doorslaggevend is dat de intakekosten niet zouden zijn gemaakt indien [bewindvoerder] niet in haar taken zou zijn tekortgeschoten en niet zou zijn ontslagen (zie Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 20 oktober 2022, ECLI:NL:GHARL:2022:8994).
De beslissing
De kantonrechter:
  • ontslaat ambtshalve
  • bepaalt dat geen eindrekening en -verantwoording hoeft te worden afgelegd;
  • benoemt met ingang van 1 oktober 2024
[adres 2], tot opvolgend bewindvoerder;
- gelast [bewindvoerder] het papieren en digitale dossier van rechthebbende, alle elektronische en/of digitale gegevensdragers waarop zich gegevens van rechthebbende bevinden en alle inlogcodes en wachtwoorden die toegang bieden tot gegevens van rechthebbende over te dragen aan de opvolgend bewindvoerder;
  • bepaalt dat de opvolgend bewindvoerder voor zijn/haar (aanvangs)werkzaamheden en voor de met het bewind gemoeide kosten de in de Regeling beloning curatoren, bewindvoerders en mentoren vastgestelde forfaitaire tarieven ten laste van het vermogen van de rechthebbende mag brengen;
  • bepaalt dat [bewindvoerder] de intakekosten van de opvolgend bewindvoerder dient te vergoeden aan rechthebbende.
Deze beschikking is gegeven door mr. S.J.S. Groeneveld - Koekkoek, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 30 september 2024, in tegenwoordigheid van de griffier.
Tegen deze beschikking kan - uitsluitend door tussenkomst van een advocaat - hoger beroep worden ingesteld bij het
Gerechtshof Arnhem - Leeuwarden.
a. door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van deze beschikking (digitaal) is verstrekt of verzonden binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
b. door andere belanghebbenden binnen drie maanden na betekening daarvan of nadat deze beschikking hun op andere wijze bekend is geworden.