ECLI:NL:RBOVE:2024:5099

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
6 september 2024
Publicatiedatum
1 oktober 2024
Zaaknummer
24-007158, 24-007191, 24-007184 en 24-007189
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beklag over kennisneming en gebruik van in beslag genomen gegevens in strafrechtelijk onderzoek met betrekking tot verschoningsrecht

In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 6 september 2024 uitspraak gedaan in een beklagprocedure op grond van artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering (Sv). De zaak betreft de kennisneming en het gebruik van gegevens die tijdens doorzoekingen in beslag zijn genomen in het strafrechtelijk onderzoek 'Ballycastle'. De beslagenen, die allen als verdachte zijn aangemerkt, hebben geklaagd dat hun verschoningsrecht onvoldoende is gewaarborgd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de filtering van de in beslag genomen gegevens niet deugdelijk is uitgevoerd, waardoor het risico bestaat dat geprivilegieerde gegevens zijn achtergebleven in de dataset. De rechtbank heeft de data in handen van de rechter-commissaris gesteld voor een nadere filtering, waarbij de rechter-commissaris de betrokken raadslieden en het Openbaar Ministerie zal betrekken. De rechtbank benadrukt het belang van het verschoningsrecht en de noodzaak om dit recht te waarborgen in het kader van strafrechtelijke procedures. De beslissing is gegrond verklaard, en de rechtbank heeft de termijn voor het Openbaar Ministerie en de beslagenen vastgesteld voor het indienen van verdere verzoeken.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Zittingsplaats Zwolle
raadkamernummers : 24-007158, 24-007191, 24-007184 en 24-007189
datum : 6 september 2024
beslissing van de meervoudige raadkamer op het beklag op grond van artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van:

[beslagene 1] (24-007158),

[beslagene 2](24-007191),
[beslagene 3] BV(24-007184), en
[beslagene 4] BV(24-007189),
hierna te noemen: de beslagenen.
Zij worden alle bijgestaan door mr. M.A. de Mik en mr. S.R. Van Breukelen, advocaten in Amsterdam.

Procedure

De klaagschriften zijn op 15 en 19 maart 2024 ter griffie van deze rechtbank ontvangen.
Het Openbaar Ministerie heeft op voorhand zijn standpunt (d.d. 23 april 2024) schriftelijk kenbaar gemaakt.
De rechtbank heeft op 12 juli 2024 het klaagschrift in openbare raadkamer behandeld. Daarbij zijn mrs. De Mik en Van Breukelen en de officier van justitie, mr. J. Mul, gehoord. De beslagenen zijn, hoewel daartoe correct opgeroepen, niet in raadkamer verschenen.
Met instemming van de advocaten en de officier van justitie zijn voornoemde klaagschriften gezamenlijk behandeld, en volgt ten aanzien van de door de klagers afzonderlijk ingediende klaagschriften één beschikking.
Naast hetgeen in raadkamer naar voren is gekomen, heeft de rechtbank in deze zaak kennis genomen van de stukken die door en namens de beslagenen zijn overgelegd (waaronder de beschikking van de rechter-commissaris van 1 maart 2024 en van het proces-verbaal van de geheimhoudersfunctionaris (AMB-005) (hierna: het proces-verbaal) en van de e-mail van de officier van justitie van 1 juli 2024.
De rechtbank heeft vastgesteld dat zij bevoegd is kennis te nemen van het beklag.

Inleiding

In strafrechtelijk onderzoek ‘Ballycastle’ hebben op 30 juni 2022 op diverse locaties (netwerk)doorzoekingen plaatsgevonden. Daarbij zijn meerdere gegevensdragers met daarop omvangrijke digitale bestanden in beslag genomen. Ook zijn historische administratieve gegevens gevorderd. Deze data tezamen vormen ‘de dataset’. De dataset bestaat uit vele miljoenen bestanden. [1] In onderzoek ‘Ballycastle’ zijn de beslagenen allen als verdachte aangemerkt. In dit onderzoek is ook de heer [naam] als verdachte aangemerkt. De dataset bestaat (voor zover bekend) uit data die bij de beslagenen en de heer [naam] in beslag is genomen. Omwille van de leesbaarheid worden zij hierna de beslagenen genoemd.
Door de beslagenen, aan wie geen verschoningsrecht toekomt, is aangevoerd dat een verschoningsgerechtigde de bevoegdheid tot verschoning kan uitoefenen ten aanzien van onder hen in beslag genomen bescheiden, brieven of andere stukken, stukken of gegevens die door hen zijn uitgeleverd ter inbeslagneming dan wel gegevens die op de voet van artikel 125i Sv zijn vastgelegd.
Onder leiding van de rechter-commissaris is de dataset gefilterd, met als doel het verwijderen van mogelijk geprivilegieerde gegevens. De rechter-commissaris heeft de raadslieden van de beslagenen daarbij betrokken: zij hebben een lijst aangeleverd met zoektermen die betrekking zouden kunnen hebben op digitale bestanden/documenten waar een verschoningsgerechtigde mogelijk de bevoegdheid tot verschoning over zou kunnen uitoefenen.
Na die filtering hebben de raadslieden van de beslagenen steekproeven verricht in de overgebleven digitale bestanden. Daarbij stuitten zij op gegevens van mogelijk verschoningsgerechtigden. Naar aanleiding daarvan heeft de geheimhoudersfunctionaris opnieuw gefilterd.
Na een regiebijeenkomst bij de rechter-commissaris zijn alle bestanden (ook bestanden van niet-verschoningsgerechtigden) van vóór 2014 zoveel als mogelijk integraal verwijderd.
In november 2023 heeft de rechter-commissaris de filterwerkzaamheden beëindigd. Bij beschikking van 1 maart 2024 heeft de rechter-commissaris de officier van justitie toegestaan kennis te nemen van de na filtering overgebleven fysieke en digitale bestanden c.q. documenten.
Tegen die beslissing richt het klaagschrift zich.

Standpunt van de beslagenen

De beslagenen stellen zich kort en zakelijk weergegeven op het standpunt dat de verrichte filtering niet deugdelijk en afdoende is geweest, waardoor het redelijk vermoeden bestaat dat de vrijgegeven data nog geprivilegieerde gegevens bevatten. Primair verzoeken zij het beklag daarom gegrond te verklaren en de stukken in handen van de rechter-commissaris te stellen voor een aanvullende filtering. Subsidiair (en meer subsidiair en uiterst subsidiair) verzoeken zij de behandeling aan te houden, om inzage te laten geven in de vrijgegeven data, een overzicht te laten opstellen van de door de geheimhoudersfunctionaris ontoegankelijk gemaakte gegevens, dan wel het nader horen van deskundigen van FORCYD (over onder meer de deugdelijkheid van de filtermethode en filter- en softwaremogelijkheden).

Standpunt van het Openbaar Ministerie

De officier van justitie stelt zich kort en zakelijk weergegeven op het standpunt dat het redelijk vermoeden bestaat dat nog geprivilegieerde gegevens aanwezig zijn in de al gefilterde data. Om die reden dient het klaagschrift gegrond te worden verklaard en dient opnieuw te worden gefilterd.

Beoordeling

De beslagenen beklagen zich op grond van artikel 552a Sv over de kennisneming of het gebruik van de tijdens de doorzoeking in beslag genomen gegevens, omdat – kort gezegd – het verschoningsrecht onvoldoende zou zijn gewaarborgd.
Het verschoningsrecht is een fundamenteel rechtsbeginsel in het Nederlandse rechtssysteem. De belangen die met het verschoningsrecht zijn gemoeid, maken het noodzakelijk dat politie en justitie doen wat nodig is om inbreuken van het verschoningsrecht
zo veel mogelijkte voorkomen, zodra het redelijk vermoeden bestaat dat het (deels) geprivilegieerde gegevens betreft (ECLI:NL:HR:2024:375, r.o. 7.1.2). Voor zover in een strafprocedure zal blijken dat er desondanks gebruik is gemaakt van geprivilegieerde gegevens voor het onderzoek of het vormen van het procesdossier, zijn de rechtmatigheid én de eventuele gevolgen daarvan een discussie die in het kader van de inhoudelijke procedure dient te worden gevoerd.
De raadslieden hebben tijdens de behandeling in raadkamer naar voren gebracht dat zij tijdens hun inzage op 30 maart 2023 op basis van een zoekslag met de bij de rechter-commissaris bekende zoektermen geprivilegieerde gegevens hebben aangetroffen van verschoningsgerechtigden, van wie de namen en overige relevante informatie aan de rechter-commissaris waren doorgegeven. Of die gegevens vervolgens zijn uitgefilterd is de raadslieden niet bekend, omdat zij na de laatste filtering niet opnieuw een steekproef hebben mogen doen.
Uit het proces-verbaal blijkt dat de geheimhoudersfunctionaris aan de hand van een lijst met zoektermen inhoudende bedrijfsnamen en achternamen van de verschoningsgerechtigden – welke lijst door de raadslieden is aangeleverd – steekproefsgewijs heeft beoordeeld of het geprivilegieerde gegevens betrof. De rechtbank begrijpt uit dit proces-verbaal, dat de geheimhoudersfunctionaris – in weerwil van de opdracht van de rechter-commissaris die luidde dat alle door zoektermen getroffen documenten (‘hits’) moesten worden verwijderd – alleen de bestanden heeft uitgefilterd die als hit op de (door de raadslieden) opgegeven zoekterm (een bedrijfsnaam of achternaam van een verschoningsgerechtigde) naar voren kwam én die door de geheimhoudersfunctionaris vervolgens in zijn steekproef zijn geopend én die hij vervolgens als potentieel geprivilegieerde gegevens heeft bestempeld. [2] Dat betekent dat bestanden die wel als hit naar voren kwamen op de door de raadslieden opgegeven zoekterm met de bedrijfsnaam of achternaam van een verschoningsgerechtigde, maar in de steekproef niet zijn geopend (en beoordeeld), in de dataset zijn achtergebleven.
Dat wordt bevestigd door de omstandigheid dat de raadslieden in de al gefilterde data diverse adviezen van en correspondentie met advocaten die voorkwamen op de zoektermenlijst als ook ‘legal opinion’ hebben aangetroffen tijdens hun inzage op 30 maart 2023. Uit het proces-verbaal [3] blijkt dat laatstgenoemd document wel als hit naar voren kwam bij een zoekslag op de bedrijfsnaam (die door de raadslieden was opgegeven), maar niet was geopend in de steekproef van de geheimhoudersfunctionaris en daarom in de dataset was achtergebleven.
Anders dan uit de beschikking van de rechter-commissaris lijkt te volgen [4] , zijn dus niet alle door de zoektermen geselecteerde bestanden verwijderd zonder inhoudelijk te controleren of het daadwerkelijk geprivilegieerde gegevens betreft.
De rechtbank heeft oog voor de zeer grote hoeveelheid data die gefilterd diende te worden (met een systeem dat wellicht traag en gebruiksonvriendelijk is) en ziet ook het belang van de voortgang van het opsporingsonderzoek en het daarmee samenhangende recht van de verdachte op berechting binnen een redelijke termijn. Daartegenover staan echter de belangen die met het verschoningsrecht zijn gemoeid. De rechtbank is van oordeel dat onder de gegeven omstandigheden het verschoningsrecht in deze procedure onvoldoende is gewaarborgd. Er bestaat een voldoende concrete aanleiding voor het redelijk vermoeden dat zich mogelijk geprivilegieerde gegevens in de gefilterde data bevinden. Gelet daarop moet een nadere filtering onder leiding van de rechter-commissaris plaatsvinden. De rechtbank stelt de data om die reden in handen van de rechter-commissaris voor een onder zijn leiding uit te voeren nadere filtering.
Gelet op hetgeen tijdens de behandeling in raadkamer naar voren is gekomen, geeft de rechtbank daarbij de rechter-commissaris in overweging om – na het eventueel houden van een regiebijeenkomst – te (laten) filteren op de eerder door de raadslieden en tijdens de behandeling in raadkamer door de officier van justitie voorgestelde wijze. Die komt erop neer de data eerst te filteren op basis van zoektermen van het Openbaar Ministerie (verband houdend met het strafrechtelijk onderzoek) en die gefilterde data vervolgens opnieuw te filteren met door de raadslieden opgegeven zoektermen (verband houdend met mogelijk geprivilegieerde gegevens).
Anders dan de procedure op grond van artikel 98 Sv, is in de huidige wetgeving bij een beklag tegen de kennisneming en het gebruik van in beslag genomen gegevens (als bedoeld in artikel 552a Sv) – met uitzondering van de zittingsrechter die achteraf toetst – geen rechtsbescherming voor een belanghebbende die zich op het standpunt stelt dat het filterproces niet deugdelijk is verlopen. In tegenstelling tot een beslissing ex artikel 98 Sv is er namelijk geen wettelijke grondslag die de opsporing ervan weerhoudt kennis te nemen van de door de rechter-commissaris vrijgegeven data, terwijl artikel 98 lid 8 Sv bepaalt dat de opsporing alleen na het onherroepelijk worden van de beslissing van de rechter-commissaris kennis mag nemen van inbeslaggenomen data.
In onderhavig geval leidt dat niet tot een onherstelbaar vormverzuim als bedoeld in artikel 359a Sv, nu de officier van justitie heeft medegedeeld dat de opsporing geen kennis heeft genomen van de data en ook niet zal nemen in afwachting van de uitkomst van deze procedure en er geen reden is om daaraan te twijfelen. Ten aanzien van toekomstige gevallen waarin dit mogelijk anders kan zijn, is het wenselijk dat de rechter-commissaris, ter voorkoming van een situatie waarin de opsporing al kennis neemt van data waarvan achteraf blijkt dat die ten onrechte is achtergebleven in de vrijgegeven set, in zijn beslissing bepaalt per wanneer het de officier van justitie wordt toegestaan kennis te nemen van de na filtering overgebleven gegevens.

Beslissing

De rechtbank verklaart:
- het klaagschrift
gegronden stelt de data in handen van de rechter-commissaris voor een onder zijn leiding uit te voeren nadere filtering, zoals hiervoor omschreven.
Deze beschikking is gegeven door mr. M. Melaard, voorzitter, mr. S.K. Huisman en mr. M. van Berlo, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J.P. Ponsteen, griffier, ondertekend door de voorzitter en de griffier en in het openbaar uitgesproken op 6 september 2024.
Tegen de beslissing van deze rechtbank staat beroep in cassatie open, in te stellen bij de griffie van deze rechtbank:
- voor het Openbaar Ministerie binnen veertien (14) dagen na dagtekening van deze beslissing
- voor de beslagenen binnen veertien (14) dagen na betekening van deze beschikking.

Voetnoten

1.Pagina 14 van het proces-verbaal.
2.Pagina 13 van het proces-verbaal.
3.Pagina 14 van het proces-verbaal.
4.Pagina 3 van de beschikking.