ECLI:NL:RBOVE:2024:5098

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
1 oktober 2024
Publicatiedatum
1 oktober 2024
Zaaknummer
71.317434.23 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorbereiding en aanwezigheid van verdovende middelen in chalet

Op 1 oktober 2024 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het voorbereiden van de handel in drugs. De verdachte, geboren in Libanon en momenteel verblijvend in een kliniek, werd beschuldigd van het opzettelijk aanwezig hebben van 31.050 gram amfetamine en het voorbereiden van de handel in MDMA en amfetamine. De rechtbank heeft het onderzoek op de openbare terechtzitting op 10 september 2024 gesloten en op 1 oktober 2024 het vonnis uitgesproken. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 7 november 2023 samen met een medeverdachte een chalet bezocht, waar bij een doorzoeking op 8 november 2023 een aanzienlijke hoeveelheid amfetamine en diverse voorwerpen die gebruikt kunnen worden voor het verpakken van drugs zijn aangetroffen. De verdachte heeft verklaard dat hij het chalet huurde voor onderhoud en dat de pillen daar al lagen, maar de rechtbank oordeelde dat hij verantwoordelijk kan worden gehouden voor de aangetroffen voorwerpen en dat hij wist dat deze bestemd waren voor de handel in verdovende middelen. De rechtbank sprak de verdachte vrij van de beschuldiging van het aanwezig hebben van amfetamine, maar achtte de voorbereidingshandelingen wettig en overtuigend bewezen. De officier van justitie had een taakstraf en een voorwaardelijke gevangenisstraf geëist, maar de rechtbank legde uiteindelijk een voorwaardelijke gevangenisstraf van vier maanden op met een proeftijd van drie jaar, rekening houdend met de psychische toestand van de verdachte en zijn verleden.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 71.317434.23 (P)
Datum vonnis: 1 oktober 2024
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1959 in [geboorteplaats] (Libanon),
wonende aan de [woonplaats],
nu verblijvende in de Mentrum kliniek [locatie 1].

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 10 september 2024. Het onderzoek is op 1 oktober 2024 gesloten.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie en van wat door zijn gevolmachtigde raadsvrouw mr. T.E. Korff, advocaat in Amsterdam, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte, samen met anderen of alleen:
feit 1:31.050 gram amfetamine aanwezig heeft gehad;
feit 2:voorwerpen voorhanden heeft gehad en/of een chalet ter beschikking heeft gesteld als inpaklocatie voor de uitvoer en/of handel in verdovende middelen.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1
Hij in of omstreeks 7 en 8 november 2023, te [plaats], althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk aanwezig heeft gehad,
31050 gram amfetamine, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende
amfetamine, zijnde amfetamine (telkens) een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2
Hij in of omstreeks de periode 16 maart 2023 tot en met 8 november 2023 te [plaats], althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden en/of te bevorderen, te weten
- het opzettelijk binnen en/of buiten het grondgebied van Nederland brengen,
- het opzettelijk telen, bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken en/of vervoeren
van een (grote) hoeveelheid MDMA (XTC) en/of amfetamine, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA (XTC) en/of amfetamine, zijnde MDMA (XTC) en/of amfetamine een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet,
-zich en/of een ander gelegenheid, middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat feit heeft getracht te verschaffen, door een chalet te huren en/of dat chalet als (inpak/opslag)locatie ter beschikking te stellen
-voorwerpen, vervoermiddelen, en/of stoffen voorhanden heeft gehad, te weten onder meer
- een weegschaal, en/of
- meerdere rollen tape, en/of
- werkhandschoenen, en/of
- rollen lood, en/of
- rollen zwarte folie, en/of
- een sealapparaat, en/of
- meerdere cilinders (koolstoffilters),
waarvan verdachte en/of zijn mededader(s), wist(en) of ernstige reden had(den) om te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van dat feit.

3.De bewijsmotivering

3.1
Inleiding
[verdachte] is één van de verdachten die betrokken zijn bij het opsporingsonderzoek van de landelijke recherche genaamd ‘26Alblas’. Dit onderzoek vangt aan nadat er op 2 en 3 juni 2023 vier postpakketten, alle bestemd voor hetzelfde adres in Maleisië, op Schiphol zijn gecontroleerd. De pakketten bleken in totaal 72 kilogram MDMA-pillen te bevatten. Na verder onderzoek is medeverdachte [medeverdachte] door een verbalisant op camerabeelden herkend als verzender van een van deze postpakketten. [medeverdachte] is na deze onderzoeksbevindingen vanaf 2 oktober 2023 enige tijd geobserveerd. Op 7 november 2023 bezocht hij samen met [verdachte] een chalet in [plaats]. In het chalet is bij een doorzoeking in dit onderzoek op 8 november 2023 ongeveer 21 kilogram amfetamine aangetroffen en daarnaast troffen de verbalisanten voorwerpen aan die gebruikt kunnen worden bij het verpakken van verdovende middelen. Op 5 december 2023 is [verdachte] buiten heterdaad aangehouden.
3.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat [verdachte] van feit 1 vrijgesproken moet worden. Feit 2 kan volgens de officier wel wettig en overtuigend bewezen worden.
3.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw stelt dat [verdachte] van beide feiten vrijgesproken moet worden.
3.4
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt op basis van de in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen de volgende feiten vast.
[verdachte] is de huurder van het chalet in [plaats]. Hij bezocht het chalet op 7 november 2023 samen met [medeverdachte]. In het chalet zijn op 8 november 2023 ongeveer 21 kilogram amfetamine in tabletvorm aangetroffen (de 31050 gram genoemd in de tenlastelegging betreft een mistelling). Daarnaast lagen er een weegschaal, meerdere rollen tape, werkhandschoenen, rollen lood, rollen zwarte folie, een sealapparaat en meerdere cilinders (koolstoffilters) in het chalet. Deze voorwerpen lagen in het woongedeelte van het chalet, in het zicht. [verdachte] verklaart dat hij in het chalet komt voor onderhoud en dat hij pillen in het chalet heeft zien liggen. Deze pillen lagen er al een tijd en waren van een Duitse vriend. Die vriend heeft hem verteld dat het pillen waren voor paarden en kamelen. Deze pillen lagen er volgens hem ook op 7 november 2023. [verdachte] verklaart dat nog meer mensen de sleutel van het chalet hadden.
De rechtbank overweegt dat als uitgangspunt geldt dat een huurder van een woning geacht kan worden bekend te zijn met alles wat zich in die woning bevindt en daarover ook de beschikking heeft. Van dit uitgangspunt kan in bijzondere gevallen worden afgeweken, maar zo’n bijzonder geval doet zich hier niet voor. De verklaring dat meer mensen een sleutel van het chalet hadden, is niet door [verdachte] onderbouwd door bijvoorbeeld het noemen van namen en volgt ook verder niet uit het dossier. De pillen die [verdachte] heeft gezien, betroffen amfetamine tabletten. Hoewel niet vaststaat dat [verdachte] wist dat het amfetamine betrof, is de rechtbank van oordeel dat de wetenschap van aanwezigheid van de hoeveelheid pillen in combinatie met de aangetroffen specifieke voorwerpen, maken dat deze voorwerpen bestemd waren voor het verpakken en het verhandelen van verdovende middelen. Het kan niet anders dan dat [verdachte], die vaker zegt binnen te zijn geweest, zelfs nog op 7 november 2023 met [medeverdachte], wist dat er verboden pillen verpakt werden om vervolgens verhandeld te worden. [verdachte] stelde het door hem gehuurde chalet daarvoor ter beschikking. De rechtbank concludeert dat [verdachte] in strafrechtelijke zin verantwoordelijk kan worden gehouden voor de aangetroffen voorwerpen in het chalet. De rechtbank acht daarom -kort gezegd- de strafbare voorbereidingshandelingen wettig en overtuigend bewezen. Dat ligt anders voor feit 1. De rechtbank acht het voorgaande onvoldoende om te stellen dat verdachte wist dat de pillen die op 8 november 2023 zijn aangetroffen in het chalet, amfetamine betrof, nu niet duidelijk is geworden of deze pillen dezelfde zijn als de pillen waar verdachte over spreekt. Daarom zal de rechtbank [verdachte] vrijspreken van feit 1.
3.5
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 2 ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat:
2
hij op 8 november 2023 te [plaats], om een feit, bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden, te weten: het opzettelijk verkopen, afleveren, verstrekken en/of vervoeren van een hoeveelheid MDMA en/of amfetamine, zijnde een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I,
-
zich en/of een ander gelegenheid en/of middelen tot het plegen van dat feit heeft getracht te verschaffen, door een chalet te huren en/of dat chalet als (inpak/opslag)locatie ter beschikking te stellen, en
- voorwerpen, voorhanden heeft gehad, te weten
- een weegschaal, en
- meerdere rollen tape, en
- werkhandschoenen, en
- rollen lood, en
- rollen zwarte folie, en
- een sealapparaat, en
- meerdere cilinders (koolstoffilters),
waarvan verdachte, wist of ernstige reden had om te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van dat feit.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

4.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is strafbaar gesteld in artikel 10a van de Opiumwet. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezen verklaarde levert op:
feit 2
meerdaadse samenloop van de misdrijven:
om een feit, bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden, zich/een ander gelegenheid/middelen tot het plegen van dat feit trachten te verschaffen
en
om een feit, bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden, voorwerpen voorhanden hebben, waarvan hij weet of ernstige reden heeft om te vermoeden dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit.

5.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte ten tijde van het ten laste gelegde feit uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezen verklaarde feit.

6.De op te leggen straf of maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte een taakstraf van 150 uren op te leggen. De tijd die verdachte in verzekering of voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, moet op de straf in mindering worden gebracht. Daarnaast vordert de officier van justitie oplegging van een voorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden met een proeftijd van drie jaar.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw verzoekt geen onvoorwaardelijke straf aan [verdachte] op te leggen, gezien zijn chronische psychische en lichamelijke klachten. Het is niet te verwachten dat hij na de behandeling die hij momenteel ondergaat voor zijn psychische problematiek, een taakstraf kan uitvoeren. Daarnaast is eerder geoordeeld dat [verdachte] detentieongeschikt is.
6.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen.
Aard en ernst van het strafbare feit
[verdachte] heeft zich schuldig gemaakt aan het voorbereiden van de handel in harddrugs. Het chalet dat hij huurde, was ingericht als verpakkingsruimte voor verdovende middelen.
Harddrugs vormen een gevaar voor de volksgezondheid en het gebruik ervan is bezwarend voor de samenleving, onder andere vanwege de criminaliteit die ermee gepaard gaat. Een aanmerkelijk deel van de criminaliteit vindt haar oorsprong direct of indirect in de productie, handel en het gebruik van drugs. Verdachte heeft daaraan een bijdrage geleverd.
Persoon van de verdachte
De rechtbank heeft bij de bepaling van de straf gelet op het strafblad van [verdachte] van
6 september 2024. Hij is niet eerder voor een soortgelijk misdrijf in Nederland veroordeeld.
De reclassering heeft op 27 augustus 2024 een rapport over [verdachte] opgemaakt. Uit het rapport volgt dat hij een zeer traumatische geschiedenis van oorlogen, verlies van dierbaren en politiek gevangenschap kent. Als gevolg hiervan kampt hij met een posttraumatische stressstoornis (PTSS). [verdachte] is op het moment van de inhoudelijke behandeling van zijn zaak ook met een zorgmachtiging opgenomen in een kliniek vanwege zijn psychische gesteldheid. De kans dat hij nog een keer strafbare feiten zal plegen, schat de rapporteur laag in. Hoewel de reclassering zorgen heeft over het psychosociaal functioneren van [verdachte] en over zijn levenswijze, ziet de reclassering geen noodzaak tot justitiële interventies ten behoeve van de beperking van het recidiverisico. [verdachte] kan op vrijwillige basis contact opnemen met hulpverleningsinstanties om maatschappelijke teloorgang te voorkomen en zich voor zijn PTSS-klachten te laten behandelen.
Strafoplegging
De rechtbank acht gelet op het voorgaande een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf van vier maanden met aftrek en een proeftijd van drie jaar passend en geboden.

7.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 14a, 14b, 14c en 57 van het Wetboek van Strafrecht.

8.De beslissing

De rechtbank:
vrijspraak
- verklaart niet bewezen dat verdachte het onder 1 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het onder 2 ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 2, meerdaadse samenloop van de misdrijven:
om een feit, bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden, zich/een ander gelegenheid/middelen tot het plegen van dat feit trachten te verschaffen
en
om een feit, bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden, voorwerpen voorhanden hebben, waarvan hij weet of ernstige reden heeft om te vermoeden dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder 2 bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur
vier maanden;
- bepaalt dat deze gevangenisstraf
in zijn geheel niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien de verdachte voor het einde van de
proeftijd van drie jarende navolgende algemene voorwaarde niet is nagekomen:
- stelt als
algemene voorwaardedat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Melaard, voorzitter, mr. M.J.A.L. Beljaars en mr. A.J. de Loor, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Y.W. van den Bosch, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 1 oktober 2024.
Buiten staat
Mr. M.J.A.L. Beljaars is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage bewijsmiddelen
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van politie landelijke eenheid, onderzoeksnaam 26Alblas, zaaksdossier 2 met kenmerk LEFCQ23005-297. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar pagina’s van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
Feit 2
1. Proces-verbaal van bevindingen observatie 7 november 2023, ZD02, bijlage 1, pagina's 1 t/m 4:
Wij zagen dat het voertuig een camping op reed in [plaats]. Wij zagen dat het voertuig parkeerde ter hoogte van chalet [nummer]. Wij zagen dat er een persoon uit het voertuig stapte welke als bijrijder in het voertuig zat. Wij zagen dat er een man uitstapte welke bestuurder was van het voertuig: [medeverdachte]. Wij zagen dat beide personen in de richting van chalet [nummer] liepen en uiteindelijk naar binnen gingen in deze chalet. Circa 5 minuten later, zagen wij dat beide mannen weer naar buiten kwamen en naar het voertuig toe liepen. Middels een rijbewijs foto herkenden wij de bijrijder als zijnde [verdachte] van 20 februari 1959.
2. Proces-verbaal van bevindingen huurder chalet [plaats], ZD02, bijlage 6, pagina 17:
De gegevens van de huurder van het chalet. [verdachte], Geboren op [geboortedatum] 1959 te [geboorteplaats], Libanon
3. Het proces-verbaal van 1e verhoor verdachte, PD03, bijlage 9, pagina’s 21 t/m 26
V: Op 7 november 2023 ben jij samen met een andere man bij recreatieoord de [locatie 2] aan de [adres] in [plaats] gezien.
A: Ja met [medeverdachte].
V: Wat doe je daar normaal?
A: Onderhoud.
Het chalet staat op mijn naam.
V: Je bent hier omdat de pillen in je caravan illegaal zijn. Je zei al eerder dat de pillen er voor november waren.
A: Ja dat klopt, al veel eerder.
V: Dus je hebt ze daar in de caravan zien liggen?
A: Ja ze lagen daar.
V: Ook nog op 7 november toen je met [medeverdachte] langs ging?
A: Ja, toen lagen ze daar ook nog.
4. Proces-verbaal bevindingen, ZD02, bijlage 10, pagina 51 t/m 63:
Het chalet wordt duidelijk gebruikt als verpakkingslocatie voor verdovende middelen. In het chalet worden onder andere een weegschaal, meerdere rollen tape, meerdere werkhandschoenen, een rol met lood, meerdere rollen met zwartkleurig folie en een sealapparaat aangetroffen. Deze goederen werden op zicht aangetroffen in het woongedeelte van het chalet.