ECLI:NL:RBOVE:2024:5083

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
30 september 2024
Publicatiedatum
1 oktober 2024
Zaaknummer
08-306409-23, 08-032163-22 (tul) en 21-000639-21 (tul) (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor mishandeling en meerdere diefstallen met gevangenisstraf en schadevergoeding

Op 30 september 2024 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan mishandeling en meerdere diefstallen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 maanden, met de verplichting tot het betalen van schadevergoeding aan de benadeelde partijen. De verdachte is schuldig bevonden aan het mishandelen van [slachtoffer 1] in de Albert Heijn in Almelo op 2 juli 2023, waar hij de aangever een trap in de buik gaf. Daarnaast heeft de verdachte inbraken gepleegd in een schuur en een garagebox, waarbij hij gereedschappen en een minibike heeft gestolen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich de toegang tot de plaatsen van de misdrijven heeft verschaft door middel van braak en inklimming. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van één van de ten laste gelegde feiten, maar achtte de overige feiten wettig en overtuigend bewezen. De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van de feiten, de recidive van de verdachte en de impact op de slachtoffers. De vorderingen van de benadeelde partijen zijn gedeeltelijk toegewezen, waarbij de rechtbank de verdachte hoofdelijk aansprakelijk heeft gesteld voor de schade.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Almelo
Parketnummers: 08-306409-23, 08-032163-22 (tul) en 21-000639-21 (tul) (P)
Datum vonnis: 30 september 2024
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1994 in [geboorteplaats],
wonende aan de [woonplaats].

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 16 september 2024.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van wat door verdachte en zijn raadsman mr. Y. Quint, advocaat in Eindhoven, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1:[slachtoffer 1] heeft mishandeld in de Albert Heijn in Almelo;
feit 2:heeft ingebroken in een schuur bij een woning in [plaats 2] en uit die schuur gereedschappen en een minibike heeft weggenomen;
feit 3: heeft ingebroken in een garagebox in Almelo en uit die garagebox tuingereedschappen heeft weggenomen;
feit 4: samen met een ander of alleen heeft ingebroken bij een bouwbedrijf in Almelo en daar een laser, kabel, slang en pompen heeft weggenomen;
feit 5: samen met een ander of alleen heeft ingebroken in een bedrijfsschuur bij een woning in [plaats 1] en uit die schuur vijf kettingzagen heeft weggenomen.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1
hij op of omstreeks 2 juli 2023 te Almelo, althans in Nederland, [slachtoffer 1] heeft
mishandeld door die [slachtoffer 1] een of meerdere malen te schoppen in/op/tegen
de buik(streek), althans het lichaam;
2
hij in of omstreeks de periode 28 augustus 2023 tot en met 29 augustus 2023 te [plaats 2], althans in Nederland, een of meerdere gereedschappen (van het merk Makita), te weten een accu boormachine en/of klopboormachine en/of slijpmachine en/of schroefmachine en/of decoupeerzaag en/of recoupeerzaag en/of zaklamp en/of slagboormachine en/of multitoolmachine en/of een of meerdere accu’s en/of opladers en/of een minibike (KTM), in elk geval enig goed/goederen, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3], in elk geval aan een ander dan aan verdachte toebehoorde(n), heeft weggenomen
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of die weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
3
hij op of omstreeks 2 oktober 2023 te Almelo, althans in Nederland, een of meerdere
goederen naar zijn gading, te weten onder meer een of meerdere (tuin)gereedschappen en/of een heggenschaar en/of een of meerdere bladblazer(s), in elk geval enig goed/goederen, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5], in elk geval aan een ander dan aan verdachte toebehoorde(n), heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of die weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
4
hij in of omstreeks de periode 2 november 2023 tot en met 3 november 2023 te Almelo, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een (bouw)laser en/of vuilwaterpomp en/of kloppomp en/of kabel en/of slang, in elk geval enig goed/goederen, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 6] en/of [bedrijf 1], in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of die weg te nemen goederen onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
5
hij of op omstreeks 19 november 2023 te [plaats 1], gemeente Stadskanaal, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een of meerdere (te weten vijf) motorzagen/kettingzagen (Stihl 501I en/of Husqvuarna 562XPG en/of Husqvuarna 572 XPG en/of Husqvuarna 592 XPG en/of Husqvuarna 3120), in elk geval enig goed/goederen, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 7] en/of [bedrijf 2], in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of die weg te nemen goederen onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming.

3.De bewijsmotivering

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte moet worden vrijgesproken van het onder feit 3 ten laste gelegde. Het onder feit 1, 2, 4 en 5 ten laste gelegde kan wettig en overtuigend bewezen worden verklaard.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte moet worden vrijgesproken van de ten laste gelegde feiten. Hierna zal het standpunt van de verdediging verkort worden weergegeven, voor zover relevant.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
3.3.1
Feit 3
De rechtbank is van oordeel, in navolging van het standpunt van de officier van justitie en de verdediging, dat niet bewezen kan worden verklaard dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de inbraak in een garagebox in Almelo zoals onder feit 3 is ten laste gelegd, zodat de rechtbank verdachte daarvan zal vrijspreken.
3.3.2
Feit 1
- Feiten en omstandigheden
De rechtbank stelt op grond van de inhoud van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting de volgende feiten en omstandigheden vast.
Op 2 juli 2023 was [slachtoffer 1] (hierna [slachtoffer 1]) in de Albert Heijn in Almelo. In het gangpad is hij met zijn arm in de elleboog van verdachte blijven haken. Verdachte is vervolgens, toen [slachtoffer 1] bij de kassa stond, op hem afgestapt, heeft hem aangesproken en - nadat een woordenwisseling was ontstaan - heeft hij hem in de buik getrapt.
- Overwegingen
Dat verdachte de hiervoor beschreven geweldshandeling heeft verricht baseert de rechtbank op de verklaring van [slachtoffer 1], die wordt ondersteund door de getuigenverklaring van
[getuige] (medewerkster bij de Albert Heijn), en op wat de rechtbank ter zitting op de camerabeelden heeft waargenomen. De rechtbank heeft waargenomen dat verdachte een trappende beweging in de richting van de buik van [slachtoffer 1] maakt waarna het lichaam van die [slachtoffer 1] iets terug beweegt. De rechtbank stelt op basis hiervan vast dat verdachte, anders dan de verdediging stelt, [slachtoffer 1] in de buik heeft getrapt.
- Conclusie
De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte het onder feit 1 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat hij [slachtoffer 1] één trap in de buik heeft gegeven.
3.3.3
Feit 2, feit 4
3.3.3.1 Betrouwbaarheid van de herkenningen
- Verweer
De verdediging heeft zich, kort samengevat, op het standpunt gesteld dat de herkenningen van verdachte door de verbalisanten onvoldoende betrouwbaar zijn om voor het bewijs te gebruiken. De raadsman verwijst naar literatuur en jurisprudentie waaruit volgt dat behoedzaam moet worden omgegaan met het gebruik van herkenningen als bewijs. De herkenningen zijn ten eerste gebaseerd op onduidelijke, onscherpe en zwart-wit beelden of stills van beelden. Daarbij komt dat geen specifiek onderscheidende persoonskenmerken zoals kenmerkende details in het gezicht op de (stills van de) beelden zichtbaar zijn omdat niet het volledige gezicht in beeld is en - in het geval van de beelden bij feit 2 – de persoon een capuchon draagt en op bepaalde momenten zelfs een hand voor zijn gezicht houdt. Ook zijn de gerelateerde herkenningspunten – het (slungelige) postuur en de lengte, haardracht en houding van de persoon op de beelden – te algemeen en niet onderscheidend. Verder wordt door een van de verbalisanten omschreven dat op de beelden bij feit 2 neusplooien zichtbaar zouden zijn, terwijl dit op de beelden en de stills van de beelden niet te zien is. Dit geldt - ten aanzien van alle (stills van de) beelden - ook voor de vorm en lengte van de neus. Tot slot zou op de beelden sprake zijn van een specifiek loopje, terwijl de persoon op de beelden slechts een paar stappen zet, zodat het herkennen van een looppatroon onmogelijk is.
- Overwegingen
De rechtbank stelt voorop dat behoedzaamheid geboden is bij de beoordeling van de betrouwbaarheid van een herkenning in het kader van het bewijs. Dit geldt te meer als een herkenning van doorslaggevend belang is om de betrokkenheid van een verdachte bij het hem ten laste gelegde aan te tonen. Het komt bij de beoordeling van het bewijs aan op een toetsing van de betrouwbaarheid van de door de verbalisant(en) gedane herkenning op basis van foto’s of beelden, mede in het licht van de overige omstandigheden, om al dan niet tot een bewezenverklaring te kunnen komen.
Voor de beoordeling van de betrouwbaarheid van een herkenning acht de rechtbank de volgende elementen van belang. In de eerste plaats moet worden beoordeeld of de camerabeelden of “stills” daarvan, voldoende duidelijk en helder zijn om een gezichtsherkenning op te kunnen baseren. Hierbij is van belang wat de mate van kwaliteit van de beelden is en in hoeverre hierop voldoende duidelijke, specifieke en onderscheidende persoonskenmerken zichtbaar zijn. Het tweede beoordelingselement staat daarmee in nauw verband, namelijk hoe goed de herkenner verdachte kent. Hoe beter men verdachte (visueel) kent, hoe minder visuele informatie nodig is voor een betrouwbare herkenning. Verder zijn de aard, frequentie en het tijdsverloop sinds de ontmoeting(en) van belang. Een derde beoordelingselement is het aantal in aanmerking komende herkenningen, die onafhankelijk van elkaar zijn gedaan. Hoe meer dat er zijn, hoe hoger de bewijskracht van de herkenning. Ten slotte dient de rechtbank te bekijken of er feiten en omstandigheden zijn die een herkenning mogelijk zouden kunnen falsificeren of onbetrouwbaar zouden (kunnen) maken.
Met inachtneming van het voorgaande overweegt de rechtbank het volgende.
De schuur bij de woning in [plaats 2] (feit 2) en het bouwbedrijf in Almelo (feit 4) waar de inbraken hebben plaatsgevonden, zijn voorzien van camera’s. Deze camera’s hebben bewegende beelden van de dader(s) opgenomen. Deze bewegende camerabeelden zijn de bron van diverse “stills”, die onderdeel van het dossier uitmaken. De bewegende camerabeelden en de “stills” hebben geleid tot verschillende herkenningen van verdachte door verbalisanten. De bewegende camerabeelden van zowel feit 2 als feit 4 zijn op de zitting bekeken. De rechtbank vindt, op basis van haar eigen waarneming, de camerabeelden van voldoende kwaliteit en voldoende duidelijk om als basis voor een herkenning te dienen. Het betreft bij feit 2 immers bewegende beelden waarop een persoon gedurende enige tijd in een schuur nagenoeg in zijn geheel en van dichtbij is te zien. Bij feit 4 is ook sprake van bewegende beelden waarop het gezicht van een persoon gedurende een aantal seconden duidelijk in beeld is.
Ten aanzien van de persoon die door de verbalisanten op de (stills van de) camerabeelden bij feit 2 wordt herkend als zijnde verdachte, constateert de rechtbank dat onderscheidende kenmerken van het gezicht zijn te zien, zoals de vorm van de neus en de oren. Ook zijn de lichaamsbouw en haardracht van deze persoon duidelijk waarneembaar. De persoon op de beelden draait zijn gezicht namelijk meerdere keren weg van de camera waardoor de zijkant van het gezicht - en daarmee zijn neus, oren en haardracht - duidelijk in beeld zijn.
De rechtbank stelt verder vast dat verdachte op de (stills van de) camerabeelden behorend bij feit 2 door meerdere verbalisanten is herkend, waaronder [verbalisant 1] en [verbalisant 2]. Zij herkennen ieder afzonderlijk verdachte onmiddellijk en zonder voorbehoud. Bovendien zijn de herkenningen door deze verbalisanten op basis van bewegende beelden gedaan en dus niet enkel op basis van de “stills” die zich in het dossier bevinden. Daar komt bij dat de verbalisanten inzichtelijk hebben gemotiveerd hoe zij tot de herkenning van verdachte zijn gekomen. Zij herkennen verdachte op basis van uiterlijke kenmerken zoals het postuur (lang), het kapsel (opgeschoren) en de neus (“lang”/ “groot”). De rechtbank acht de herkenningen van voornoemde verbalisanten specifiek en onderscheidend. In het verlengde hiervan overweegt de rechtbank dat de herkenningen zijn gedaan door verbalisanten die in het kader van hun functie als agent in de regio Twente veelvuldig en vrij recentelijk nog contact met verdachte hebben gehad. De verbalisanten hebben verdachte (meermaals) aangehouden of hem anderszins gezien of gesproken.
Ten aanzien van de persoon die door de verbalisanten op de (stills van de) camerabeelden bij feit 4 wordt herkend als zijnde verdachte, constateert de rechtbank dat onderscheidende kenmerken van het gezicht zijn te zien, waaronder de neus. Ook is de haardracht van deze persoon duidelijk waarneembaar. De persoon op de beelden kijkt op enig moment namelijk naar boven waardoor de gehele zijkant van het gezicht/hoofd - en daarmee zijn neus en haardracht - duidelijk in beeld zijn. De rechtbank stelt verder vast dat verdachte op de (stills van de) camerabeelden behorend bij feit 4 door meerdere verbalisanten is herkend, zoals door [verbalisant 3], [verbalisant 4] en [verbalisant 5]. Zij herkennen ieder afzonderlijk verdachte onmiddellijk en zonder voorbehoud. Bovendien zijn de herkenningen door de verbalisanten [verbalisant 4] en [verbalisant 5] op basis van bewegende beelden gedaan en dus niet enkel op basis van de “stills” die zich in het dossier bevinden. Daar komt bij dat de verbalisanten inzichtelijk hebben gemotiveerd hoe zij tot de herkenning van verdachte zijn gekomen. Zij herkennen verdachte op basis van uiterlijke kenmerken zoals het postuur (zijn lengte), het kapsel (opgeschoren) en de neus (groot, typerende vorm). De rechtbank acht de herkenningen van voornoemde verbalisanten specifiek en onderscheidend. In het verlengde hiervan overweegt de rechtbank dat de herkenningen zijn gedaan door verbalisanten die in het kader van hun functie als agent in de regio Twente veelvuldig en vrij recentelijk nog contact met verdachte hebben gehad.
Tot slot overweegt de rechtbank dat vier van de vijf van de hierboven genoemde verbalisanten als getuige bij de rechter-commissaris zijn gehoord en hebben verklaard bij hun herkenningen te blijven. [1] [2] [3] [4] Van feiten of omstandigheden die de herkenningen zouden kunnen falsificeren of onbetrouwbaar zouden kunnen maken, is de rechtbank niet gebleken. Tegen deze achtergrond is de rechtbank van oordeel dat de herkenningen door de hierboven genoemde verbalisanten betrouwbaar zijn. De rechtbank zal die herkenningen dan ook betrekken in het bewijs. Het verweer van de raadsman wordt verworpen.
3.3.3.2 Feit 2
-
Feiten en omstandigheden
De rechtbank stelt op grond van de inhoud van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting de volgende feiten en omstandigheden vast.
In de nacht van 28 op 29 augustus 2023 is ingebroken in een schuur bij een woning aan de [adres 1] in [plaats 2]. Daarbij is een ruit vernield en zijn gereedschappen en een minibike weggenomen.
Op de bewegende beelden van de beveiligingscamera is die nacht een man in de schuur te zien. Die man wordt door verbalisanten herkend als verdachte.
In de zittingszaal zijn de bewegende beelden van de beveiligingscamera getoond. De rechtbank heeft waargenomen dat de persoon op de camerabeelden voor wat betreft specifieke gezichtskenmerken zoals de vorm van de neus (spits en redelijk groot) en de stand van de oren alsook de haardracht (opgeschoren kapsel) sterke gelijkenis vertoont met verdachte.
- Overwegingen
De rechtbank acht op grond van de aangifte en de herkenningen van verdachte door de verbalisanten in samenhang met de eigen waarneming van de rechtbank, wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder feit 2 ten laste gelegde heeft begaan.
3.3.3.3 Feit 4
-
Feiten en omstandigheden
De rechtbank stelt op grond van de inhoud van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting de volgende feiten en omstandigheden vast.
Op 2 november 2023 is ingebroken bij een bouwbedrijf aan de [adres 2] in Almelo. Daarbij zijn uit een container - nadat deze open is gebroken - een laser, vuilwaterpomp, kloppomp, kabel en slang gestolen.
De bewegende beelden van de beveiligingscamera van het bouwbedrijf zijn door een verbalisant bekeken. Op deze beelden is te zien dat een persoon zich achter het bouwhek op het bouwterrein begeeft (persoon 1) en dat een ander persoon aan de andere kant van het bouwhek staat (persoon 2). Persoon 1 geeft een (zwaar) voorwerp aan persoon 2 waarna persoon 2 met dit voorwerp naar een auto loopt. Daarna loopt persoon 2 weer terug naar het bouwhek, pakt over het hek een voorwerp aan van persoon 1 en loopt daarmee naar de auto. Dit herhaalt zich hierna nog een keer. Korte tijd later vertrekt de auto.
Een van de mannen (persoon 1) wordt door verbalisanten herkend als verdachte.
In de zittingszaal zijn de bewegende beelden van de beveiligingscamera getoond. De rechtbank heeft waargenomen dat op de camerabeelden een persoon is te zien die voor wat betreft specifieke gezichtskenmerken zoals de vorm van de neus (redelijk groot), en de haardracht (opgeschoren) sterke gelijkenis vertoont met verdachte.
- Overwegingen
De rechtbank acht op grond van de aangifte en de herkenningen van verdachte door de verbalisanten in samenhang met de eigen waarneming van de rechtbank, wettig en overtuigend bewezen dat verdachte samen met een ander het onder feit 4 ten laste gelegde heeft begaan.
3.3.4
Feit 5
-
Feiten en omstandigheden
De rechtbank stelt op grond van de inhoud van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting de volgende feiten en omstandigheden vast.
Op 19 november 2023 om 01:38 uur werd een melding ontvangen dat twee onbekende personen rijdend in een blauwe Volvo V70 bij een woning in [plaats 3] rondliepen. Daar aangekomen, zagen de verbalisanten een blauwe Volvo V70 rijden. Zij gaven dit voertuig een stopteken en troffen in het voertuig naast twee mannen, [betrokkene] (hierna [betrokkene]) als bestuurder en verdachte als bijrijder, in de kofferbak vijf kettingzagen aan die gestolen bleken uit een schuur bij de woning aan de [adres 3] in [plaats 1].
De bewegende beelden van de beveiligingscamera van de schuur in [plaats 1] zijn door een verbalisant bekeken. Op deze beelden is te zien dat om 00:13 uur een auto, type stationwagen, richting de woning rijdt en dat om 00:20:43 uur een persoon door de tuin van de woning loopt. Een paar minuten later, om 00:41:05 uur, is een persoon te zien die in elke hand een kettingzaag vastheeft en daarmee in versnelde pas door de tuin langs de woning loopt en uit beeld verdwijnt. Kort daarna, rond 00:43:56 uur, loopt dezelfde persoon weer door de tuin langs de woning in de richting van de schuur. Enkele minuten later, om 00:57 uur, rijdt de stationwagen voor de woning langs.
- Verklaring verdachte
Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij rond 22:00 uur bij [betrokkene] in de auto is gestapt en dat zij samen vanuit Almelo naar Drachten zijn gereden. Verdachte zat al die tijd in de auto, maar weet niet hoe de kettingzagen in de kofferbak van de auto zijn terechtgekomen.
- Overwegingen
De rechtbank overweegt dat de omstandigheid dat verdachte midden in de nacht en nog geen uur nadat de kettingzagen uit de schuur in [plaats 1] zijn gestolen in een auto waarin die kettingzagen lagen, in de omgeving van [plaats 1], ver uit de buurt van waar hij en [betrokkene] woonachtig zijn, is aangetroffen terwijl hij al vanaf Almelo in de auto meereed, zodanig op de betrokkenheid van verdachte bij de diefstal van de kettingzagen wijzen, dat dit redengevend is voor het bewijs. Onder deze feiten en omstandigheden mag naar het oordeel van de rechtbank een aannemelijke, die redengevendheid ontzenuwende, verklaring van verdachte worden verlangd. Die verklaring is door hem niet gegeven. Gelet op het korte tijdsbestek tussen de inbraak en het aantreffen van de kettingzagen in de auto waarin verdachte (al vanaf Almelo) meereed en het uitblijven van een (aannemelijke) verklaring van verdachte hierover, kan de rechtbank niet anders dan concluderen dat verdachte zich samen met [betrokkene] schuldig heeft gemaakt aan de diefstal van de kettingzagen. De rechtbank acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder feit 5 ten laste gelegde heeft begaan.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder de feiten 1, 2, 4 en 5 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op
of omstreeks2 juli 2023 te Almelo
, althans in Nederland,[slachtoffer 1] heeft mishandeld door die [slachtoffer 1]
een of meerdere malente schoppen in
/op/tegen
de buik(streek)
, althans het lichaam;
2.
hij in
of omstreeksde periode 28 augustus 2023 tot en met 29 augustus 2023 te [plaats 2],
althans in Nederland, een ofmeerdere gereedschappen (van het merk Makita), te weten een accu boormachine en
/ofklopboormachine en
/ofslijpmachine en
/ofschroefmachine en
/ofdecoupeerzaag en
/ofrecoupeerzaag en
/ofzaklamp en
/ofslagboormachine en
/ofmultitoolmachine en
/of een ofmeerdere accu’s en
/ofopladers en
/ofeen minibike (KTM),
in elk geval enig goed/goederen, dat/die
geheel of ten deleaan [slachtoffer 2] en/of
[slachtoffer 3]
, in elk geval aan een ander dan aan verdachtetoebehoorde
(n
), heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en
/ofdie weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft
/hebbengebracht door middel van braak
, verbrekingen
/ofinklimming;
4.
hij in
of omstreeksde periode 2 november 2023 tot en met 3 november 2023 te Almelo,
althans in Nederland,tezamen en in vereniging met een ander,
althans alleen,een (bouw)laser en
/ofvuilwaterpomp en
/ofkloppomp
en/of kabel en/of slang, in elk geval enig goed/goederen, dat/die
geheel of ten deleaan [slachtoffer 6]
en/of [bedrijf 1], in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s)toebehoorde
(n
)heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en
/ofzijn mededader
(s)zich de toegang tot de plaats van het misdrijf
heeft/hebben verschaft en
/ofdie weg te nemen goederen onder
zijn/hun bereik
heeft/hebben gebracht door middel van braak
, verbrekingen
/ofinklimming;
5.
hij
ofop
omstreeks19 november 2023 te [plaats 1], gemeente Stadskanaal,
althans in Nederland,tezamen en in vereniging met een ander,
althans alleen, een ofmeerdere (te weten vijf) motorzagen/kettingzagen (Stihl 501I en
/ofHusqvarna 562XPG en
/ofHusqvarna 572 XPG en
/ofHusquarna 592 XPG en
/ofHusqvarna 3120),
in elk geval enig goed/goederen, dat/die
geheel of ten deleaan [slachtoffer 7] en/of [bedrijf 2]
, in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s)toebehoorde
(n
)heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en
/ofzijn mededader
(s)zich de toegang tot de plaats van het misdrijf
heeft/hebben verschaft en
/ofdie weg te nemen goederen onder
zijn/hun bereik
heeft/hebben gebracht door middel van braak
, verbreking en/of inklimming.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd in de bewezenverklaring. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 300 en 311 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1
het misdrijf: mishandeling;
feit 2
het misdrijf: diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en inklimming;
feit 4
het misdrijf: diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en inklimming;
feit 5
het misdrijf: diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak.

5.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

6.De op te leggen straf of maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van achttien maanden met aftrek van de tijd die hij in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht om in het geval van een bewezenverklaring aan verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelijk aan de duur van het voorarrest op te leggen.
6.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
Ernst van de feiten
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan in totaal vier strafbare feiten.
Verdachte heeft in de Albert Heijn een man mishandeld. Hiermee heeft hij een inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van aangever en daarbij pijn bij hem veroorzaakt. Verdachte was, naar eigen zeggen, geïrriteerd omdat aangever hem - per ongeluk - had aangestoten en daar geen excuses voor had gemaakt. Verdachte is vervolgens achter aangever aangelopen en heeft hem geconfronteerd waarna verdachte aangever, zonder wezenlijke aanleiding en midden in een op dat moment drukbezochte supermarkt, eerst in het gezicht heeft gespuugd en daarna in de buik heeft getrapt. Dit handelen van verdachte getuigt van een grote mate van brutaliteit en agressie. De rechtbank acht bovendien de lichtvaardige wijze waarop verdachte tot dit intimiderende en gewelddadige handelen is gekomen, zeer zorgelijk.
Daarnaast heeft verdachte drie inbraken gepleegd. Hij heeft, al dan niet samen met een ander, uit een schuur bij een woning, een bedrijfspand en een afgesloten bouwcontainer op een bouwplaats een groot aantal gereedschappen gestolen. Verdachte heeft er blijk van gegeven geen enkel respect te hebben voor de eigendommen van anderen. Hij heeft zich kennelijk alleen laten leiden door financieel gewin, zonder stil te staan bij de impact en financiële schade die hij hiermee veroorzaakt bij de betrokkenen. Daarnaast zorgen dit soort feiten voor gevoelens van angst en onveiligheid in de maatschappij. De rechtbank rekent dit verdachte aan.
De rechtbank rekent het verdachte tot slot aan dat hij tijdens de zitting geen enkele verantwoordelijkheid heeft genomen voor wat hij, al dan niet samen met zijn medeverdachten, heeft gedaan. De rechtbank kan zich niet aan de indruk onttrekken dat verdachte met zijn verklaringen alleen heeft geprobeerd om zichzelf buiten schot te houden. Hij heeft daarmee laten zien geen enkel inzicht te hebben in de ernst van zijn gedragingen.
Persoon van verdachte
De rechtbank heeft kennisgenomen van een uittreksel uit de justitiële documentatie van verdachte van 13 augustus 2024. Verdachte heeft een omvangrijk strafblad en is veelvuldig veroordeeld voor vermogensdelicten, met name voor (pogingen tot) woninginbraken. Verdachte liep bovendien nog in twee proeftijden van eerder aan hem opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraffen voor woninginbraken en een poging tot zware mishandeling. De rechtbank rekent het verdachte aan dat hij opnieuw soortgelijke strafbare feiten heeft gepleegd. Verder houdt de rechtbank rekening met het bepaalde in artikel 63 Sr.
De rechtbank heeft ook rekening gehouden met het over verdachte opgemaakte reclasseringsrapport van 8 februari 2024. Hieruit volgt dat verdachte, gezien zijn lange geschiedenis met justitie, te boek staat als veelpleger. Eerdere straffen en reclasseringsbemoeienis hebben tot op heden niet geleid tot een (daadwerkelijke en blijvende) gedragsverandering bij verdachte. Verdachte heeft moeite om afspraken na te komen. Het psychosociale functioneren van verdachte en zijn houding kunnen als grootste criminogene factoren worden aangeduid. Verdachte vertoont voortdurend impulsief gedrag, maakt ondoordachte keuzes en heeft een beperkt vermogen om de gevolgen van zijn gedrag te overzien. Door de reclassering wordt de kans op recidive ingeschat als hoog. De reclassering ziet geen mogelijkheden om met interventies of toezicht in een ambulant kader de risico’s te beperken of het gedrag van verdachte te veranderen, zodat zij adviseert om aan verdachte een straf zonder bijzondere voorwaarden op te leggen.
Op te leggen straf
Gelet op de ernst van de gepleegde feiten en al het voorgaande, acht de rechtbank oplegging van een forse onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend en geboden.
Alles afwegende zal aan verdachte, conform de eis van de officier van justitie, een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van achttien maanden worden opgelegd, met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. De rechtbank is van oordeel dat een straf gelijk aan de duur van het voorarrest, zoals bepleit is door de verdediging, geen recht doet aan de ernst van de feiten, een en ander in het licht van de recidive zoals hiervoor weergegeven.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet.
Voorlopige hechtenis
De voorlopige hechtenis van verdachte is met ingang van 16 september 2024 geschorst tot aan het tijdstip van de einduitspraak van deze strafzaak. Dit betekent dat de schorsing van de voorlopige hechtenis van rechtswege eindigt en dat de voorlopige hechtenis herleeft.

7.De schade van benadeelden

7.1
De vorderingen van de benadeelde partij
Na te noemen personen hebben zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces en hebben gevorderd verdachte te veroordelen tot het betalen van schadevergoeding tot na te noemen bedragen.
[slachtoffer 2] (feit 2)
De gevorderde materiële schade bestaat uit de volgende post:
- aanschaf crossmotor € 4.870,00.
[slachtoffer 4] (feit 3)
De gevorderde materiële schade bestaat uit een tweetal posten.
[slachtoffer 7] (feit 5)
De gevorderde materiële schade bestaat uit de volgende post:
  • monteren nieuwe deur € 820,00;
  • inhuren extra mankracht € 495,00;
  • doen van aangifte en verzamelen beeldmateriaal € 600,00.
Aan immateriële schade wordt een bedrag van € 1.000,00 gevorderd.
Daarnaast wordt wegens gemaakte kosten in verband met het bijwonen van de zitting een vergoeding van proceskosten gevorderd ter hoogte van in totaal € 287,61, bestaande uit:
€ 47,61 reiskosten en € 240,00 gemiste werkuren.
[bedrijf 2] (feit 5)
De gevorderde schade met bijbehorende schadeposten is (nagenoeg) gelijk aan dat wat door de benadeelde partij [slachtoffer 7] wordt gevorderd, zoals hierboven is uiteengezet.
De benadeelde partijen vorderen vermeerdering van de gevorderde bedragen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
7.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het volgende standpunt gesteld. De vordering van
[slachtoffer 2] moet in zijn geheel worden toegewezen. [slachtoffer 4] dient in de vordering niet-ontvankelijk te worden verklaard vanwege de gevorderde vrijspraak voor
feit 3. De vordering van [slachtoffer 7] dient voor een gedeelte van € 2.415,00, bestaande uit € 1.915,00 materiële schade en € 500,00 immateriële schade te worden toegewezen. Voor het overige deel dat ziet op immateriële schade, moet [slachtoffer 7] in de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard. Door [bedrijf 2] wordt om vergoeding van dezelfde schade verzocht, zodat de benadeelde partij in de vordering niet-ontvankelijk moet worden verklaard.
7.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het volgende standpunt gesteld.
Primair moeten de benadeelde partijen in hun vorderingen niet-ontvankelijk worden verklaard vanwege de bepleite vrijspraken.
Subsidiair is de vordering van [slachtoffer 2] onvoldoende onderbouwd, zodat hij in de vordering niet-ontvankelijk moet worden verklaard. Dit geldt ook voor de vordering van
[slachtoffer 4], alsmede voor de vordering van [slachtoffer 7] voor zover deze ziet op materiële schade. Voor wat betreft de door [slachtoffer 7] gevorderde immateriële schade geldt dat geen sprake is van een aantasting in de persoon op andere wijze, zodat de benadeelde partij ook voor dit deel in de vordering niet-ontvankelijk moet worden verklaard. De gevorderde proceskosten zijn voor toewijzing vatbaar. [bedrijf 2] moet in de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard, omdat door de benadeelde partij dezelfde schade wordt gevorderd als de schade die door de benadeelde partij [slachtoffer 7] is gevorderd.
7.4
Het oordeel van de rechtbank
7.4.1
De vordering van [slachtoffer 4] (feit 3)
Deze vordering heeft betrekking op het onder feit 3 ten laste gelegde. Omdat verdachte van dit feit wordt vrijgesproken, wordt hem geen straf of maatregel opgelegd en zal de rechtbank de benadeelde partij op de voet van artikel 361, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering niet-ontvankelijk verklaren in de vordering.
7.4.2
De vordering van [slachtoffer 2] (feit 2)
De opgevoerde materiële schadepost (aanschaf crossmotor) is onvoldoende onderbouwd, terwijl de verdediging de omvang ervan gemotiveerd heeft betwist. Het in de gelegenheid stellen van de benadeelde partij om deze schadepost alsnog nader te onderbouwen, leidt tot een onevenredige belasting van de strafrechtelijke procedure, zodat de rechtbank de benadeelde partij die gelegenheid niet zal bieden. De benadeelde partij zal in de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard. De benadeelde partij kan de vordering in zoverre slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter.
7.4.3
De vorderingen van [slachtoffer 7] en [bedrijf 2] (feit 5)
- [slachtoffer 7]
Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat verdachte door het onder feit 5 bewezenverklaarde rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de benadeelde partij [slachtoffer 7].
Materiële schade
De opgevoerde schadepost “monteren nieuwe deur” is voldoende onderbouwd (aan de hand van een factuur) en ook aannemelijk. De rechtbank zal het gevorderde bedrag van € 820,00 daarom toewijzen.
Ook de schadepost “inhuren extra mankracht” van € 495,00 is naar het oordeel van de rechtbank voldoende onderbouwd (voorzien van een factuur) en aannemelijk. Op de terechtzitting heeft de benadeelde partij bovendien bevestigd dat hij de gestolen kettingzagen de dag na de inbraak pas aan het eind van de middag van de politie heeft teruggekregen, zodat hij (een) derde(n) heeft moeten inhuren om zaagwerkzaamheden te verrichten..
De opgevoerde schadepost “doen van aangifte en verzamelen beeldmateriaal” acht de rechtbank, hoewel zij begrijpt dat daarmee veel tijd is gemoeid, onvoldoende onderbouwd terwijl de omvang ervan gemotiveerd is betwist. Het in de gelegenheid stellen van de benadeelde partij om deze schadepost alsnog nader te onderbouwen, leidt tot een onevenredige belasting van de strafrechtelijke procedure, zodat de rechtbank de benadeelde partij die gelegenheid niet zal bieden. De benadeelde partij is daarom voor die kosten niet-ontvankelijk in zijn vordering. De benadeelde partij kan de vordering in zoverre slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter.
Immateriële schade
De rechtbank overweegt over de gevorderde immateriële schade als volgt.
In het geval geen sprake is van lichamelijk letsel, zoals hier aan de orde, kan op grond van artikel 6:106 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) slechts een vergoeding voor immateriële schade worden toegekend indien de benadeelde partij in zijn eer of goede naam is geschaad of op andere wijze in zijn persoon is aangetast. Van een aantasting in de persoon op andere wijze is sprake als de benadeelde geestelijk letsel heeft opgelopen. Dit geestelijk letsel moet naar objectieve maatstaven kunnen worden vastgesteld. Gevoelens van onveiligheid en wantrouwen zijn daarvoor onvoldoende en vallen niet onder het bereik van artikel 6:106 BW. Geestelijk letsel, als hiervoor bedoeld, is door de benadeelde partij niet gesteld en blijkt ook niet uit het dossier. Ook is geen sprake van een situatie waarin de aard en ernst van de normschending meebrengen dat de nadelige gevolgen daarvan zo voor de hand liggen dat aantasting in de persoon kan worden aangenomen. De gevoelens van onrust en onveiligheid van de benadeelde partij zijn weliswaar invoelbaar, maar zijn - gelet op het voornoemd strikte juridische kader - onvoldoende om een aantasting in de persoon ‘op andere wijze’ te kunnen vaststellen. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat het gevorderde vanwege het ontbreken van een wettelijke grondslag niet voor toewijzing vatbaar is. De rechtbank zal het deel van de vordering dat ziet op vergoeding van immateriële schade dan ook afwijzen.
Concluderend: de rechtbank zal de gevorderde materiële schade gedeeltelijk toewijzen, tot een bedrag van € 1.315,00, te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente over dat bedrag vanaf de datum waarop het feit is gepleegd. De gevorderde immateriële schade wordt door de rechtbank afgewezen.
Hoofdelijkheid
Verdachte is voor de schade naar burgerlijk recht met zijn mededader hoofdelijk aansprakelijk. Dit betekent dat verdachte tegenover de benadeelde partij voor het hele bedrag aansprakelijk is.
De schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij [slachtoffer 7] heeft verzocht en de officier van justitie heeft gevorderd de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De rechtbank zal de maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr opleggen, aangezien verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht mede aansprakelijk is voor de schade die door het onder feit 5 ten laste gelegde is toegebracht.
Als door verdachte niet volledig wordt betaald, kan deze verplichting worden aangevuld met 23 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
Proceskosten
De door [slachtoffer 7] gevorderde proceskosten voor zover het gaat om € 47,61 aan reiskosten acht de rechtbank voor toewijzing vatbaar. Deze kosten zijn door de verdediging niet betwist en naar het oordeel van de rechtbank voldoende onderbouwd. Het gevorderde bedrag van € 240,00 vanwege gemiste werkuren, acht de rechtbank niet voldoende onderbouwd. Het in de gelegenheid stellen van de benadeelde partij om deze kosten alsnog nader te onderbouwen, leidt tot een onevenredige belasting van de strafrechtelijke procedure, zodat de rechtbank de benadeelde partij die gelegenheid niet zal bieden. De benadeelde partij is daarom voor die kosten niet-ontvankelijk in zijn vordering. De benadeelde partij kan de vordering in zoverre slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter.
Concluderend: de gevorderde proceskosten worden gedeeltelijk toegewezen, namelijk tot een bedrag van € 47,61.
- [bedrijf 2]
In navolging van het standpunt van de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat de benadeelde partij in de vordering niet-ontvankelijk moet worden verklaard, omdat de opgevoerde schadeposten gelijk zijn aan die in de vordering van
[slachtoffer 7].
8. De vorderingen tenuitvoerlegging met parketnummers 08-032163-22 en 21-000639-21
8.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd beide vorderingen toe te wijzen.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft om afwijzing van beide vorderingen verzocht.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat beide vorderingen moet worden toegewezen. De rechtbank stelt vast dat verdachte zich voor het einde van de proeftijden schuldig heeft gemaakt aan nieuwe strafbare feiten en dat hij daarmee de algemene voorwaarde heeft overtreden.

9.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op artikel 57 Sr.

10.De beslissing

De rechtbank:
vrijspraak
- verklaart niet bewezen dat verdachte het onder feit 3 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het onder de feiten 1, 2, 4 en 5 ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders onder de feiten 1, 2, 4 en 5 is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feiten
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1, het misdrijf: mishandeling;
feit 2, het misdrijf: diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en inklimming;
feit 4, het misdrijf: diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en inklimming;
feit 5, het misdrijf: diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder de feiten 1, 2, 4 en 5 bewezenverklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
18 (achttien) maanden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
schadevergoeding
- bepaalt dat de benadeelde partijen
[slachtoffer 4](feit 3),
[slachtoffer 2](feit 2) en
[bedrijf 2](feit 5) in het geheel niet-ontvankelijk zijn in de vorderingen en dat de benadeelde partijen hun vorderingen slechts bij de burgerlijke rechter kunnen aanbrengen
- wijst de vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer 7](feit 5) toe tot een bedrag van € 1.315,00 bestaande uit materiële schade;
- veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling aan de benadeelde partij
[slachtoffer 7](feit 5) van een bedrag van € 1.315,00 te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 19 november 2023, voor zover dit bedrag niet door zijn mededader zal zijn voldaan;
- veroordeelt verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op € 47,61, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat verdachte verplicht is ter zake van het onder feit 5 bewezenverklaarde tot
hoofdelijke betalingaan de Staat der Nederlanden van een bedrag van
€ 1.315,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 19 november 2023 ten behoeve van de benadeelde, en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat gijzeling voor de duur van
23 dagenkan worden toegepast, een en ander voor zover dit bedrag niet door zijn mededader zal zijn voldaan. Tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
  • bepaalt dat de benadeelde partij [slachtoffer 7] voor het overige materiële deel niet-ontvankelijk is in de vordering, en dat de benadeelde partij de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
  • wijst af de door [slachtoffer 7] gevorderde immateriële schade;
tenuitvoerlegging voorwaardelijke straffen
- beveelt de
tenuitvoerleggingvan de bij vonnis van de rechtbank Overijssel van 3 juni 2022 voorwaardelijk opgelegde
gevangenisstrafvoor de duur van
3 (drie) maanden(parketnummer 08-032163-22);
- beveelt de
tenuitvoerleggingvan de bij arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 15 februari 2022 voorwaardelijk opgelegde
gevangenisstrafvoor de duur van
4 (vier) wekenparketnummer 21-000639-21).
Dit vonnis is gewezen door mr. P.M.F. Schreurs, voorzitter, mr. J. Wentink en
mr. N.P. Heisterkamp, rechters, in tegenwoordigheid van mr. S.R. Kuiper, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 30 september 2024.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van politie eenheid Oost-Nederland met nummer PL0600-2023448629. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar pagina’s van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
- Feit 1
1.
Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] van 2 juli 2023, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van aangever op pagina 18 e.v.:
Plaats delict: [adres 4]
Pleegdatum/tijd: 2 juli 2023
Op 2 juli was ik bij de Albert Heijn aan de [adres 4] om boodschappen te doen. In één van de gangpaden bleef ik met mijn arm haken achter de elleboog van een man. Daarna kwam de man weer naar mij toe. Ik zag dat de man zijn linkerknie optrok en vervolgens zijn been strekte. Ik zag dat hij mij in mijn buik trapte. Ik voelde een harde dreun in de rechterzijde van mijn buik. De pijn werd na het incident erger.
2.
Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige] van 2 juli 2023, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van getuige op pag. 21:
Ik werk bij de Albert Heijn in Almelo. Op 2 juli 2023 was ik aan het werk. Ik zag dat de man met de bodywarmer de andere man een trap gaf. De trap raakte zijn buik.
3.
Het proces-verbaal van de terechtzitting van 16 september 2024, onder meer inhoudende, zakelijk weergegeven:
De beelden met bestandsnaam “20230702_192829” worden, al dan niet vertraagd, afgespeeld en getoond.
Verdachte deelt desgevraagd het volgende mee, zakelijk weergegeven.
Ik ben de man op de beelden met de bodywarmer.
De voorzitter deelt vervolgens het volgende mee, zakelijk weergegeven:
Rond 00:24 uur zie ik dat verdachte met zijn voet een beweging maakt waardoor zijn voet ter hoogte van de knie/bovenbeen van [slachtoffer 1] komt. Rond 00:26 uur zie ik dat het lijf van [slachtoffer 1] in de andere richting beweegt.
- Feit 2
4.
Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 3] van 29 augustus 2023, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van aangever op pagina 68 e.v.:
Omschrijving aangifte:
Plaats delict: [adres 1], [plaats 2]
Op 28 augustus 2023 om 23:00 uur heb ik de schuur afgesloten achtergelaten. Op 29 augustus 2023 om 06:45 uur kreeg ik op mijn telefoon meerdere meldingen binnen van de camerabewaking van de schuur. Ik zag toen ik de schuur opende dat er aan de achterzijde van de schuur een raam van het kunststof kozijn was vernield. Ik zag allemaal glas op de vloer van de schuur liggen dat afkomstig was van het raam. Ik zag dat er gereedschappen van de wand waren weggenomen. De gereedschappen waren allen van het merk Makita. Een accuboormachine. De ander gereedschappen waren: klopboormachine,
slijpmachine, schroefmachine, decoupeerzaag, recoupeerzaag, zaklamp, slagboormachine,
multitoolmachine. De accu's en de opladers voor deze gereedschappen waren ook weggenomen uit een kast. Ik zag dat een minibike van het merk KTM ook was weggenomen
5.
Het proces-verbaal van herkenning persoon door opsporingsambtenaar [verbalisant 1] van
29 augustus 2023, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als relaas van verbalisant op pagina 85:
Betreft meerdere inbraken in de gemeente [plaats 2], waarbij de verdachte op de
camerabeelden staan.
Ambtshalve herkende ik meteen de persoon op de camerabeelden als zijnde [verdachte]
. Ik herkende [verdachte], omdat ik [verdachte] eerder had aangehouden
en vaker op straat, tijdens dienst had gesproken. Ik herken [verdachte] meteen
aan zijn postuur, ongeveer 2.00 meter lang. Ik herken zijn kapsel, namelijk een
opgeschoren kapsel. Verder herkende ik [verdachte] aan zijn iets lange neus. Ik heb [verdachte]
twee tot drie maanden terug gezien in Almelo, omgeving Rembrandtlaan.
Ik herkende hem onmiddellijk toen ik de still zag.
6.
Het proces-verbaal van herkenning persoon door opsporingsambtenaar [verbalisant 2] van
29 augustus 2023, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als relaas van verbalisant op pagina 89 e.v.:
De persoon op still 1 en de persoon op still 2 herken ik als:
Achternaam: [verdachte]
Voornaam: [verdachte]
Ik ken hem vanuit mijn werkzaamheden als politieagent in Almelo. Tijdens mijn werkzaamheden als politieagent heb ik [verdachte] meermaals gezien en gesproken. Dit was tijdens diverse staande en/ of aanhoudingen. De laatste keer dat ik met hem sprak was op 3 juli 2023 omstreeks 20.00 uur.
De videobeelden heb ik ook bekeken. Aan zijn herkenning droegen de volgende specifieke kenmerken bij. De vorm van zijn gezicht, zijn grotere neus en de plooien in het gezicht naast zijn neus. Ook herkende ik zijn haardracht. Ik herkende hem onmiddellijk toen ik de stills zag.
Gemaakte stills vanuit de bewegende beelden. Datum: 29-08-2023.
7.
Het proces-verbaal van de terechtzitting van 16 september 2024, onder meer inhoudende, zakelijk weergegeven:
De beelden met bestandsnaam “[bestandsnaam]” worden, al dan niet vertraagd, afgespeeld en getoond.
De voorzitter deelt het volgende mee, zakelijk weergegeven:
Rond 4:12:27 - 4:12:35 uur zie ik de zijkant van het gezicht van een persoon. Ik zie een opgeschoren kapsel en een wat grotere, spitsere neus. Om 4:12:40 uur is nogmaals de wat grotere neus te zien.
De oudste rechter deelt het volgende, zakelijk weergegeven, mee.
Rond 4:12:38 uur zie ik de oren van de persoon in beeld. Ik stel vast dat de oren van verdachte gelijkenissen vertonen met de stand van de oren van de persoon op de beelden.
- Feit 4
8.
Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 6] van 6 november 2023, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van aangever op pagina 287 e.v.:
Omschrijving aangifte:
Pleegdatum/tijd: tussen 2 november 2023 om 16:30 en 3 november 2023 om 7:30 uur
Ik ben eigenaar van een bouwbedrijf. Bij een bouw van ons aan de [adres 2] is donderdag op vrijdag diefstal gepleegd (achterterrein). Men is over hek geklommen en heeft een afgesloten materiaal container losgeknipt. Hier zijn goederen uit gestolen.
De goederen:
- Kloppomp
- Bouwlaser en vuilwaterpomp
9.
Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 6] van 17 november 2023, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als relaas van verbalisant op pagina 289 e.v.:
Fragment 8: 2/11 20:01:00
Persoon 2 beweegt voor het bouwhek. Ik zie dat de man achter het hek iets overgeeft aan persoon 2. Persoon 2 pakt het voorwerp aan. Dit voorwerp is zwaar. Als persoon 2 hem aanpakt lijkt het of hij veel kracht moet zetten. Het voorwerp wordt hem over het bouwhek aangegeven. Persoon 2 loopt met het voorwerp naar de lichtgrijze auto. Hierna loopt persoon 2 weer naar het bouwhek en pakt weer een voorwerp aan die hem wordt aangegeven over het bouwhek. Persoon 2 strekt hierna zijn armen en pakt weer een voorwerp aan van de persoon achter het hek. Persoon 2 pakt het voorwerp en loopt weer naar de lichtgrijze auto.
Hierna tilt de persoon achter het hek een voorwerp op. Hierna wordt het voorwerp toch over het hek aangegeven. Persoon 2 pakt het voorwerp aan. Dit is weer een zwaar voorwerp. Als hij het aanpakt zet hij het meteen op de grond. Persoon 2 loopt vanaf het hek met een voorwerp in zijn handen, achter de lichtgrijze auto langs. Hij loopt ermee richting de bestuurderszijde van de lichtgrijze auto. Hierna hoor je het geluid van een dichtslaande portier. Even hierna hoor je het geluid van bouwhekken die tegen elkaar aankomen. Dit gestommel duurt enkele seconde waarna het startende geluid van een automotor te horen is. Om 20.03.50 uur gaan de lichten van de lichtgrijze auto aan. De auto verdwijnt uit beeld.
10.
Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 4] van 16 november 2023, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als relaas van verbalisant op pagina 311 e.v.:
Fragment 4
Ik zie van boven in beeld een voertuig aan komen rijden. Ik zie dat één van de mannen linksonder in beeld komt (man 1). Ik herken deze man als de mij ambtshalve bekende [verdachte]. Ik herken hem aan zijn postuur, de vorm van zijn hoofd en kapsel met opscheer en de (typerende) vorm van zijn neus.
11.
Het proces-verbaal van herkenning persoon door opsporingsambtenaar [verbalisant 5] van 12 november 2023, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als relaas van verbalisant op pagina 296 e.v.:
Herkenning
De persoon op still 1 en de persoon op still 2 herken ik als:
Achternaam: [verdachte]
Voornaam: [verdachte]
Ik ken verdachte vanuit mijn hoedanigheid als politieagent voor het Basisteam Twente-Noord. Ik heb de verdachte vaker getroffen tijdens mijn werkzaamheden als politieagent.
De laatste keer dat ik hem zag was op vrijdag 27 oktober 2023 om 14:40 uur. Op de bewegende beelden die ik heb gezien van het incident herkende ik de verdachte aan zijn opvallende loopje en zijn slungelige postuur. Ik herkende hem aan de volgende uiterlijke kenmerken.
- de verdachte heeft een grote neus;
- de verdachte heeft kort, aan de zijkanten opgeschoren, haar.
Ik herkende hem onmiddellijk toen ik de stills zag.
12.
Het proces-verbaal van herkenning persoon door opsporingsambtenaar [verbalisant 3] van 13 november 2023, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als relaas van verbalisant op pagina 301 e.v.:
Herkenning
De persoon op foto 1 en de persoon op still 1 herken ik als:
Achternaam: [verdachte]
Voornaam: [verdachte]
Ik herken de persoon vanuit mijn werk op straat. Ik ken de persoon goed. Ik ben de persoon meermaals tegengekomen in het afgelopen jaar. De laatste keer dat ik hem zag was op vrijdag 10 november 2023 om 11:00 uur. Ik herken de persoon aan zijn lengte, opvallend grote neus en haardracht. Ik herkende hem onmiddellijk toen ik de foto en still zag.
13.
Het proces-verbaal van de terechtzitting van 16 september 2024, onder meer inhoudende, zakelijk weergegeven:
De beelden met bestandsnaam “Fragment 4” worden afgespeeld en getoond.
De voorzitter deelt het volgende mee, zakelijk weergegeven:
Vanaf 19:50:54 uur zie ik een persoon in beeld. De persoon kijkt naar boven waardoor zijn gezicht duidelijk(er) zichtbaar is. Ik zie een wat grotere neus. Ook zie ik dat de personen opgeschoren haren heeft. Ik zie gelijkenissen tussen de persoon op de beelden en verdachte.
-
Feit 5
14.
Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 7] van 19 november 2023, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van aangever op pagina 335 e.v.:
Op 19 november 2023, omstreeks 03:45 uur, stond de politie bij mij aan de deur. In het politievoertuig zag ik vijf motorzagen staan. Ik herken alle motorzagen als mijn zagen. Het zijn namelijk de volgende zagen:
- Stihl 501i motorzaag
- Husqvuarna 562 XPG motorzaag
- Husqvarna 572 XPG motorzaag
- Husqvarna 592 XPG motorzaag
- Husqvarna 3120 Motorzaag.
De motorzagen lagen allemaal in deze schuur achter de woning, gevestigd aan [adres 3] te [plaats 1]. Van de schuur achter mijn woning waren twee deuren opengebroken. Op 10 november, omstreeks 23:15 a 23:30 uur, ben ik thuisgekomen. Toen heb ik de schuur nog gezien waar de zagen in lagen. Toen waren de deuren nog onbeschadigd.
15.
Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisanten [verbalisant 7] en [verbalisant 8] van 19 november 2023, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als relaas van verbalisanten op pagina 319 e.v.:
Op 19 november 2023 waren wij belast met een surveillancedienst in Ommelanden-Oost,
gemeentes Stadskanaal en Westerwolde. Die nacht, omstreeks 01.38 uur, werden wij, verbalisanten, door het Operationeel Centrum te Drachten, gestuurd naar [plaats 3]. Aldaar zouden 2 onbekende personen rond de woning lopen van de buurman en mogelijk een diefstal willen plegen. De verdachten zouden in een blauwe Volvo V70 gestapt zijn en weggereden in de richting van [plaats 1]. Hierop gingen wij, verbalisanten, via [plaats 1] richting [plaats 3]. Wij zagen een blauwe Volvo V70 voorbijrijden. Hierop gaven wij een stopteken waaraan de bestuurder uiteindelijk aan voldeed. Ik hoorde de bestuurder zeggen dat zijn naam PJH [betrokkene] is. De passagier stapte al uit. In de kofferbak van het voertuig voorzien lagen vijf motorkettingzaagmachines.
16.
Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 9] van 19 november 2023, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als relaas van verbalisanten op pagina 340 e.v.:
Voorzijde 19/11/2023 00:13 uur:
Een voertuig in beeld dat verder op in de straat rijdt, keert en vervolgens richting en langs de woning van aangever rijdt. Duidelijk is te zien dat het laatste genoemde voertuig een type stationwagen betreft.
Voorzijde 19/11/2023 00:20 uur:
Te 00.20.43 uur is te zien dat er een persoon naast de woning op het erf staat en om
het hoekje van de woning in de richting van de camera kijkt. Persoon loopt door de tuin/gras van de woning en verdwijnt rechtsonder in beeld.
Voorzijde 19/11/2023 00:40 uur:
Te 00.41.05 uur is te zien dat dezelfde persoon weer in beeld loopt komende vanuit
tegenover gestelde richting en gaande vermoedelijk richting de uit beeld geparkeerd
auto. In elke hand heeft de persoon een kettingzaag en loopt in versnelde pas hiermee
door de tuin langs de woning uit beeld.
Voorzijde 19/11/2023 00:43 uur:
Te 00.43.56 uur is te zien dat er een voertuig met de lichten aan wegrijdt uit de
richting van de woning van aangever. Zodra het voertuig uit beeld is springt de eerder genoemde persoon weer om het hoekje bij de woning in beeld. Hij heeft niks in zijn handen en loopt/rent weer door de tuin langs de woning naar vermoedelijk de loods waar de zagen liggen.
Voorzijde 19/11/2023 00:57 uur:
Te 00.57.59 uur is te zien dat er links van de woning lichten worden ontstoken en er
vervolgens een voertuig type station-wagen voor de woning langs rijdt, de bocht naar
links neemt gaat en boven in beeld rechtsaf slaat en uit beeld verdwijnt.
17.
Het proces-verbaal van de terechtzitting van 16 september 2024, onder meer inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van verdachte:
Ik zat op 19 november 2023 naast [betrokkene] in de auto toen we in de buurt van [plaats 1] werden aangehouden door de politie. We waren rond 22:00 uur met de auto uit Almelo vertrokken naar Drachten. Ik heb al die tijd in de auto gezeten.

Voetnoten

1.proces-verbaal van verhoor getuige [verbalisant 1] van 24 juni 2024
2.proces-verbaal van verhoor getuige [verbalisant 2] van 24 juni 2024
3.proces-verbaal van verhoor getuige [verbalisant 4] van 24 juni 2024
4.proces-verbaal van verhoor getuige [verbalisant 5] van 24 juni 2024