ECLI:NL:RBOVE:2024:5078

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
1 oktober 2024
Publicatiedatum
1 oktober 2024
Zaaknummer
08.149106.24 en 08.077905.22 (tul) (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Oplegging van een ISD-maatregel voor diefstal met recidive

Op 1 oktober 2024 heeft de Rechtbank Overijssel in Almelo uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die schuldig is bevonden aan diefstal. De verdachte, geboren in 1984, werd beschuldigd van het stelen van flessen drank bij een Jumbo-supermarkt op 1 mei 2024. Tijdens de openbare terechtzitting op 17 september 2024 heeft de rechtbank de vordering van de officier van justitie en de verdediging gehoord. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat zij bevoegd was om de zaak te behandelen. De verdachte heeft het feit bekend, en de rechtbank heeft op basis van de beschikbare bewijsmiddelen, waaronder een aangifte van Jumbo, het feit wettig en overtuigend bewezen geacht.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (ISD-maatregel) voor de duur van twee jaren. De officier van justitie had deze maatregel gevorderd, terwijl de verdediging pleitte voor een lichtere straf, gezien de geringe ernst van het feit en de omstandigheden van de verdachte. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de ISD-maatregel noodzakelijk was om de maatschappij te beschermen tegen de verdachte, die een lange geschiedenis van recidive heeft en als een zeer actieve veelpleger wordt beschouwd.

De rechtbank heeft ook de schorsing van de voorlopige hechtenis opgeheven, omdat de gronden voor de voorlopige hechtenis nog steeds aanwezig waren. De beslissing is genomen met inachtneming van de ernst van het gepleegde feit en de impact op de betrokken winkelier. De rechtbank heeft de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerdere voorwaardelijke straf afgewezen, gezien de op te leggen ISD-maatregel. Het vonnis is uitgesproken door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en is openbaar gemaakt op dezelfde dag.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Almelo
Parketnummers: 08.149106.24 en 08.077905.22 (tul) (P)
Datum vonnis: 1 oktober 2024
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1984 in [geboorteplaats],
ingeschreven in de BRP op het adres
[woonplaats]
.

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 17 september 2024.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie en van wat door verdachte en zijn raadsman mr. P.T.P. van der Made, advocaat in Rotterdam, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte op 1 mei 2024 flessen drank heeft gestolen bij Jumbo [locatie].
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
hij op of omstreeks 1 mei 2024 te Hengelo, gemeente Hengelo (O) een of meerdere flessen drank, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan Jumbo [locatie], in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsmotivering

4.1
Het oordeel van de rechtbank
Evenals de officier van justitie en de verdediging acht de rechtbank het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen.
De rechtbank komt tot een bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank - nu verdachte dit feit heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit - conform artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering (Sv), zal volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen [1] .
1. het proces-verbaal van de terechtzitting van 17 september 2024 voor zover inhoudende de bekennende verklaring van verdachte;
2. het proces-verbaal van aangifte namens Jumbo [locatie] van 1 mei 2024 (pag. 5 t/m 8).
4.2
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de opgegeven bewijsmiddelen waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 1 mei 2024 te Hengelo, gemeente Hengelo (O), meerdere flessen drank die aan Jumbo [locatie] toebehoorden, heeft weggenomen met het oogmerk om die zich wederrechtelijk toe te eigenen.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in artikel 310 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op het misdrijf:
diefstal.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezenverklaarde feit.
7. De op te leggen straf of maatregel
7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (hierna: ISD-maatregel) voor de duur van twee jaren.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht verdachte geen ISD-maatregel op te leggen. Hoewel strikt genomen aan de vereisten voor de oplegging van de ISD-maatregel is voldaan, staat deze maatregel niet in redelijke verhouding tot het bewezenverklaarde feit en de geringe hoeveelheid feiten die verdachte de afgelopen jaren heeft gepleegd. De ISD-maatregel moet gezien worden als een ultimum remedium. Verdachte kan zich vinden in het advies van de reclassering om een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met daaraan gekoppeld de bijzondere voorwaarden zoals geformuleerd in haar rapport van 3 september 2024. Gezien de geringe ernst van het bewezenverklaarde feit – eenvoudige diefstal – in combinatie met de tijd die verdachte reeds in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht – circa tweeënhalve maand –, zou als voorwaardelijk strafdeel een gevangenisstraf voor de duur van een dag opgelegd kunnen worden, aldus de raadsman.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een winkeldiefstal en heeft daarmee overlast veroorzaakt voor de betrokken winkelier. De rechtbank rekent verdachte dit aan.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het over verdachte door mevrouw [naam] opgemaakte reclasseringsadvies van 3 september 2024 van Reclassering Nederland. Hieruit volgt dat verdachte staat geregistreerd als zeer actieve veelpleger en stelselmatige dader. Hij is echter nooit goed in beeld geweest bij de reclassering omdat hij in het verleden doorgaans zijn medewerking weigerde. Sinds de huidige schorsing van de voorlopige hechtenis werkt verdachte mee aan het reclasseringstoezicht dat onderdeel is van de opgelegde schorsingsvoorwaarden. De reclassering ziet criminogene factoren op alle leefgebieden, waarbij de praktische zaken (inkomen en huisvesting) de boventoon voeren samen met het middelengebruik en het psychosociaal functioneren.
Daarnaast zijn er positieve factoren zoals de houding en responsiviteit die verdachte op dit moment laat zien. Ook is het positief dat verdachte de intentie heeft om te gaan werken.
Niettemin is de kans op recidive hoog, zeker zolang er op praktisch gebied nog van alles geregeld moet worden en verdachte inkomen noch onderdak heeft.
De reclassering heeft het opleggen van een (deels) voorwaardelijke gevangenisstraf met de bijzondere voorwaarden van meldplicht, ambulante behandeling, begeleid wonen of maatschappelijke opvang, dagbesteding, meewerken aan schuldhulpverlening en meewerken aan middelencontrole, geadviseerd.
Gezien de positieve inzet van verdachte in het kader van het reclasseringstoezicht tijdens de schorsing, heeft de reclassering er uiteindelijk niet voor gekozen om een ISD-maatregel te adviseren. Een voorwaardelijke ISD-maatregel zou overwogen kunnen worden.
Ter terechtzitting heeft mevrouw [naam], reclasseringswerker, een toelichting op het reclasseringsadvies gegeven. Zij heeft verklaard dat nog steeds gekeken wordt naar welke invulling van de opgelegde schorsingsvoorwaarden het best passend is voor verdachte. Het is lastig in te schatten of het beter zou zijn dat verdachte eerst klinisch wordt opgenomen ten behoeve van de behandeling van zijn verslaving, voorafgaand aan een ambulant traject. Een passende plek is nog niet gevonden, maar een aanmelding bij Transfore zou voor de hand liggen. Evenwel is nog niet duidelijk welke hulp verdachte precies nodig heeft en onverkort speelt nog dat verdachte geen inkomsten en huisvesting heeft, hetgeen ook voor een goede uitvoering van het reclasseringstoezicht van groot belang is.
Uit het advies van het Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie en Psychologie (NIFP) van 15 mei 2024 blijkt dat er geen contra-indicaties zijn voor het opleggen van een ISD-maatregel.
De rechtbank stelt vast, mede gelet op het uittreksel uit de justitiële documentatie van
16 augustus 2024 betreffende verdachte, dat is voldaan aan de voorwaarden die artikel 38m van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) aan het opleggen van de ISD-maatregel stelt. Ook is voldaan aan de eisen die de “Richtlijn voor Strafvordering bij meerderjarige veelplegers” van het Openbaar Ministerie stelt.
De rechtbank is van oordeel dat aan verdachte de ISD-maatregel dient te worden opgelegd. De rechtbank is zich bewust van de impact van de ISD-maatregel, maar is – alles
afwegende – van oordeel dat het belang van de maatschappij om tegen verdachtes handelen te worden beschermd, zwaarder moet wegen dan het mogelijke belang van verdachte bij een lichtere straf of maatregel. Waar verdachte ter zitting heeft toegelicht nu gemotiveerd te zijn voor hulp en steun van de reclassering, acht de rechtbank de kans dat met het opleggen van de bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering geadviseerd, het als hoog ingeschatte recidiverisico voldoende kan worden beperkt, zeer klein. Verdachte heeft ter zitting weinig inzicht getoond in de oorzaak van zijn zeer uitgebreide delictverleden. Zijn uitgebreide strafblad van 23 pagina’s – met veroordelingen voor onder meer diefstallen, mishandeling, vernieling, wapenbezit, overtredingen van de Opiumwet en verkeersdelicten – heeft hij afgedaan als ‘baldadigheid’. Hoewel het middelengebruik van verdachte een vruchtbare voedingsbodem is voor het plegen van vermogensdelicten en kan worden gezien als rode draad in zijn omvangrijke justitiële documentatie, ziet verdachte het problematische van zijn middelengebruik niet in en is hij niet van plan daarmee te stoppen. De rechtbank kan zich niet aan de indruk onttrekken dat de recente bereidwilligheid van verdachte tot reclasseringscontact voornamelijk lijkt te zijn ingegeven door de dreiging van een op te leggen ISD-maatregel.
Het reclasseringscontact is er nog maar kort en er is nog veel nodig voordat verdachte een stabiele leefomgeving heeft; hij heeft geen inkomen, geen huisvesting, hij ziet het problematische van zijn drugsgebruik niet in en bagatelliseert zijn uitgebreide strafrechtelijke loopbaan. Weliswaar wordt aan huisvesting en inkomen gewerkt (door de reclassering), maar het is nog onzeker of verdachte een uitkering wordt verstrekt en of hij binnen afzienbare tijd huisvesting heeft. Beide zijn evenwel nodig als goede basis voor verdere hulpverlening. Daar komt bij dat naar het oordeel van de rechtbank de geformuleerde voorwaarden weinig concreet zijn.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de conclusie dat het maatschappelijke belang niet op een andere wijze in voldoende mate kan worden beschermd dan door oplegging van de ISD-maatregel. Zonder langdurige behandeling van verdachte moet er ernstig rekening mee worden gehouden dat verdachte zijn huidige levenswijze niet vrijwillig kan en zal veranderen en ook in de toekomst misdrijven zal blijven plegen. De beveiliging van de maatschappij en de beëindiging van verdachtes criminele recidive eisen het opleggen van de maatregel.
De ISD-maatregel zal worden opgelegd voor de duur van twee jaren. De rechtbank is van oordeel dat het van belang is dat aan verdachte een langdurige en intensieve behandeling en begeleiding wordt geboden om de kans op recidive te beperken en de kans op gedragsbeïnvloeding te vergroten.
Gelet op de noodzaak van een langdurige interventie ziet de rechtbank geen reden om de tijd die verdachte reeds in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht in mindering te brengen op de duur van de maatregel.
7.4
Voorlopige hechtenis
Op de terechtzitting van 12 juli 2024 is de voorlopige hechtenis van verdachte onder voorwaarden voor onbepaalde tijd geschorst. Gezien het bewezenverklaarde feit, de aard en duur van de aan verdachte opgelegde ISD-maatregel en het feit dat de gronden voor de voorlopige hechtenis naar het oordeel van de rechtbank nog steeds aanwezig zijn, zal de rechtbank de schorsing van de voorlopige hechtenis opheffen. De rechtbank acht het maatschappelijk niet aanvaardbaar als verdachte een (eventueel) hoger beroep in vrijheid zou mogen afwachten.

8.De vordering tenuitvoerlegging in parketnummer 08.077905.22

8.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering af te wijzen vanwege de gevorderde ISD-maatregel.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdachte heeft gesteld dat hij de opgelegde voorwaardelijke straf al heeft uitgezeten en heeft daartoe een brief van de directeur van de PI Veenhuizen van 19 juli 2024 overgelegd.
De raadsman heeft zich primair onder verwijzing naar de inhoud van de brief, gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Subsidiair heeft de raadsman verzocht de vordering af te wijzen of de proeftijd te verlengen.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank kan op basis van de genoemde brief niet vaststellen dat onderhavige straf al is geëxecuteerd. De rechtbank is evenwel van oordeel dat gelet op de op te leggen ISD-maatregel de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde straf niet opportuun is, zodat de vordering zal worden afgewezen.

9.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op het hiervoor genoemde wetsartikel. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 38m en 38n Sr.

10.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
het misdrijf:
diefstal;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het bewezen verklaarde;
maatregel
- legt aan verdachte op de maatregel tot
plaatsing in een inrichting voor stelselmatige dadersvoor de duur van
twee jaren;
voorlopige hechtenis
- heft op de schorsing van de voorlopige hechtenis (deze beslissing is afzonderlijk opgemaakt);
tenuitvoerlegging voorwaardelijke straf met parketnummer 08.077905.22
-
wijst afde vordering tot tenuitvoerlegging.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.J. Berends, voorzitter, mr. E. Venekatte en
mr. M.S. de Waard, rechters, in tegenwoordigheid van mr. W.J. van der Leest, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 1 oktober 2024.
Mr. De Waard is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s zijn dit pagina’s uit het dossier van de politie eenheid Oost-Nederland met nummer 2024198791. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.