7.3De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een winkeldiefstal en heeft daarmee overlast veroorzaakt voor de betrokken winkelier. De rechtbank rekent verdachte dit aan.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het over verdachte door mevrouw [naam] opgemaakte reclasseringsadvies van 3 september 2024 van Reclassering Nederland. Hieruit volgt dat verdachte staat geregistreerd als zeer actieve veelpleger en stelselmatige dader. Hij is echter nooit goed in beeld geweest bij de reclassering omdat hij in het verleden doorgaans zijn medewerking weigerde. Sinds de huidige schorsing van de voorlopige hechtenis werkt verdachte mee aan het reclasseringstoezicht dat onderdeel is van de opgelegde schorsingsvoorwaarden. De reclassering ziet criminogene factoren op alle leefgebieden, waarbij de praktische zaken (inkomen en huisvesting) de boventoon voeren samen met het middelengebruik en het psychosociaal functioneren.
Daarnaast zijn er positieve factoren zoals de houding en responsiviteit die verdachte op dit moment laat zien. Ook is het positief dat verdachte de intentie heeft om te gaan werken.
Niettemin is de kans op recidive hoog, zeker zolang er op praktisch gebied nog van alles geregeld moet worden en verdachte inkomen noch onderdak heeft.
De reclassering heeft het opleggen van een (deels) voorwaardelijke gevangenisstraf met de bijzondere voorwaarden van meldplicht, ambulante behandeling, begeleid wonen of maatschappelijke opvang, dagbesteding, meewerken aan schuldhulpverlening en meewerken aan middelencontrole, geadviseerd.
Gezien de positieve inzet van verdachte in het kader van het reclasseringstoezicht tijdens de schorsing, heeft de reclassering er uiteindelijk niet voor gekozen om een ISD-maatregel te adviseren. Een voorwaardelijke ISD-maatregel zou overwogen kunnen worden.
Ter terechtzitting heeft mevrouw [naam], reclasseringswerker, een toelichting op het reclasseringsadvies gegeven. Zij heeft verklaard dat nog steeds gekeken wordt naar welke invulling van de opgelegde schorsingsvoorwaarden het best passend is voor verdachte. Het is lastig in te schatten of het beter zou zijn dat verdachte eerst klinisch wordt opgenomen ten behoeve van de behandeling van zijn verslaving, voorafgaand aan een ambulant traject. Een passende plek is nog niet gevonden, maar een aanmelding bij Transfore zou voor de hand liggen. Evenwel is nog niet duidelijk welke hulp verdachte precies nodig heeft en onverkort speelt nog dat verdachte geen inkomsten en huisvesting heeft, hetgeen ook voor een goede uitvoering van het reclasseringstoezicht van groot belang is.
Uit het advies van het Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie en Psychologie (NIFP) van 15 mei 2024 blijkt dat er geen contra-indicaties zijn voor het opleggen van een ISD-maatregel.
De rechtbank stelt vast, mede gelet op het uittreksel uit de justitiële documentatie van
16 augustus 2024 betreffende verdachte, dat is voldaan aan de voorwaarden die artikel 38m van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) aan het opleggen van de ISD-maatregel stelt. Ook is voldaan aan de eisen die de “Richtlijn voor Strafvordering bij meerderjarige veelplegers” van het Openbaar Ministerie stelt.
De rechtbank is van oordeel dat aan verdachte de ISD-maatregel dient te worden opgelegd. De rechtbank is zich bewust van de impact van de ISD-maatregel, maar is – alles
afwegende – van oordeel dat het belang van de maatschappij om tegen verdachtes handelen te worden beschermd, zwaarder moet wegen dan het mogelijke belang van verdachte bij een lichtere straf of maatregel. Waar verdachte ter zitting heeft toegelicht nu gemotiveerd te zijn voor hulp en steun van de reclassering, acht de rechtbank de kans dat met het opleggen van de bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering geadviseerd, het als hoog ingeschatte recidiverisico voldoende kan worden beperkt, zeer klein. Verdachte heeft ter zitting weinig inzicht getoond in de oorzaak van zijn zeer uitgebreide delictverleden. Zijn uitgebreide strafblad van 23 pagina’s – met veroordelingen voor onder meer diefstallen, mishandeling, vernieling, wapenbezit, overtredingen van de Opiumwet en verkeersdelicten – heeft hij afgedaan als ‘baldadigheid’. Hoewel het middelengebruik van verdachte een vruchtbare voedingsbodem is voor het plegen van vermogensdelicten en kan worden gezien als rode draad in zijn omvangrijke justitiële documentatie, ziet verdachte het problematische van zijn middelengebruik niet in en is hij niet van plan daarmee te stoppen. De rechtbank kan zich niet aan de indruk onttrekken dat de recente bereidwilligheid van verdachte tot reclasseringscontact voornamelijk lijkt te zijn ingegeven door de dreiging van een op te leggen ISD-maatregel.
Het reclasseringscontact is er nog maar kort en er is nog veel nodig voordat verdachte een stabiele leefomgeving heeft; hij heeft geen inkomen, geen huisvesting, hij ziet het problematische van zijn drugsgebruik niet in en bagatelliseert zijn uitgebreide strafrechtelijke loopbaan. Weliswaar wordt aan huisvesting en inkomen gewerkt (door de reclassering), maar het is nog onzeker of verdachte een uitkering wordt verstrekt en of hij binnen afzienbare tijd huisvesting heeft. Beide zijn evenwel nodig als goede basis voor verdere hulpverlening. Daar komt bij dat naar het oordeel van de rechtbank de geformuleerde voorwaarden weinig concreet zijn.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de conclusie dat het maatschappelijke belang niet op een andere wijze in voldoende mate kan worden beschermd dan door oplegging van de ISD-maatregel. Zonder langdurige behandeling van verdachte moet er ernstig rekening mee worden gehouden dat verdachte zijn huidige levenswijze niet vrijwillig kan en zal veranderen en ook in de toekomst misdrijven zal blijven plegen. De beveiliging van de maatschappij en de beëindiging van verdachtes criminele recidive eisen het opleggen van de maatregel.
De ISD-maatregel zal worden opgelegd voor de duur van twee jaren. De rechtbank is van oordeel dat het van belang is dat aan verdachte een langdurige en intensieve behandeling en begeleiding wordt geboden om de kans op recidive te beperken en de kans op gedragsbeïnvloeding te vergroten.
Gelet op de noodzaak van een langdurige interventie ziet de rechtbank geen reden om de tijd die verdachte reeds in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht in mindering te brengen op de duur van de maatregel.