ECLI:NL:RBOVE:2024:5067

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
30 september 2024
Publicatiedatum
30 september 2024
Zaaknummer
ak_24_1852
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursprocesrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen beslissing op informatieverzoek op grond van de Wet open overheid (WOO)

Op 30 september 2024 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een zaak waarin eisers beroep aantekenden tegen de beslissing van de minister van Klimaat en Groene Groei met betrekking tot hun verzoek om informatie op basis van de Wet open overheid (WOO). De rechtbank oordeelde dat het beroep ongegrond was. De minister had op 25 juli 2023 een primair besluit genomen, waarbij een deel van het verzoek was toegewezen, maar in het bestreden besluit van 22 december 2023 was een aantal documenten integraal geweigerd. De rechtbank benadrukte dat het bestuursorgaan volstaat met een algemene onderbouwing van de toepasselijkheid van uitzonderingsgronden en dat het aan de rechter is om te beoordelen of deze terecht zijn ingeroepen. De rechtbank concludeerde dat de persoonlijke levenssfeer en vertrouwelijke bedrijfs- en fabricagegegevens zwaarder wogen dan het belang van openbaarmaking. De rechtbank heeft de beroepsgronden van eisers, die onder andere stelden dat er sprake was van milieu-informatie, verworpen. De rechtbank oordeelde dat de documenten die door GGG aan de overheid waren verstrekt, vertrouwelijk waren en dat de uitzonderingsgronden van de WOO van toepassing waren. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond, waardoor het bestreden besluit in stand bleef en eisers geen griffierecht of proceskostenvergoeding ontvingen.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL
Zittingsplaats Zwolle
Bestuursrecht
zaaknummer: ZWO 24/1852

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser 1] en [eiser 2], uit [woonplaats], eisers,

(gemachtigde: mr. F.H. Damen)
en
de minister van Klimaat en Groene Groei(als rechtsopvolger van de minister voor Klimaat en Energie).
Als derde-partij neemt aan de zaak deel:
Groen Gas Goor B.V.(hierna: GGG) uit Goor
(gemachtigde: mr. M.W. Cobussen).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eisers tegen de beslissing op hun verzoek om informatie openbaar te maken op grond van de Wet open overheid (hierna: Woo).
1.1.
De minister heeft dit verzoek met het primaire besluit van 25 juli 2023 deels toegewezen. Met het bestreden besluit van 22 december 2023 heeft de minister het bezwaar van eisers deels gegrond verklaard. Twee integraal geweigerde documenten zijn alsnog gedeeltelijk openbaar gemaakt. De documenten die reeds gedeeltelijk openbaar waren gemaakt, zijn opnieuw (al dan niet gewijzigd/aangepast) gedeeltelijk openbaar gemaakt.
1.2.
De minister heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift. GGG heeft ook schriftelijk gereageerd op het beroepschrift. Eisers hebben op 2 september 2024 een reactie gegeven op het verweerschrift. GGG heeft op 2 september 2024 haar eerdere reactie op het beroepschrift aangevuld.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 13 september 2024 op zitting behandeld. Namens eisers zijn [eiser 2] en haar zoon [naam] verschenen. Hun gemachtigde is met kennisgeving niet verschenen. De minister heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. J. van Essen en ing. J.B. Agterhuis. GGG heeft zich met kennisgeving niet laten vertegenwoordigen.

Beoordeling door de rechtbank

Wettelijk kader
2. Het uitgangspunt van de Woo is dat iedereen recht heeft op toegang tot publieke informatie en dat alle overheidsinformatie in beginsel openbaar is behoudens bij de wet gestelde beperkingen. In artikel 5.1 van de Woo staan in het eerste lid de absolute en in het tweede lid de relatieve uitzonderingsgronden. Deze uitzonderingsgronden kunnen openbaarmaking in de weg staan. Bij een absolute uitzonderingsgrond blijft informatieverstrekking te allen tijde achterwege. Bij een relatieve uitzonderingsgrond maakt het bestuursorgaan een afweging tussen het vooropgestelde, algemene belang van openbaarheid en de belangen genoemd in artikel 5.1, tweede lid, van de Woo. De uitzonderingsgronden moeten restrictief worden uitgelegd.
Een overzicht van de voor deze zaak relevante bepalingen is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
Voorliggende besluitvorming
3. In een brief van 5 mei 2023 hebben eisers, onder verwijzing naar de Woo, de minister verzocht om openbaarmaking van de navolgende informatie: een afschrift van de SDE-beschikking met kenmerk/projectnummer [nummer] aan GGG alsmede alle daaraan ten grondslag liggende en alle daarbij behorende en aanverwante stukken, informatie en correspondentie, waaronder, maar niet uitputtend, de aanvraag voor subsidie (inclusief daarbij behorende stukken) en de correspondentie daarover. Indien en voor zover er na de SDE-beschikking nog correspondentie met GGG is geweest en/of er anderszins stukken en/of beschikkingen zijn, willen eisers daarvan ook een afschrift.
4. GGG is in de gelegenheid gesteld een zienswijze te geven op het verzoek om openbaarmaking van de gevraagde informatie. GGG heeft een zienswijze gegeven en daarbij de documentnummers genoemd die zij niet openbaar gemaakt wil hebben.
5. In het primaire besluit van 25 juli 2023 heeft de minister aangegeven dat hij op basis van de zoekslag 175 documenten heeft aangetroffen. Een (klein) aantal documenten is reeds openbaar. Van een deel van de documenten is de openbaarmaking integraal geweigerd. Het grootste deel van de documenten is gedeeltelijk openbaar gemaakt. Bij deze besluitvorming is de zienswijze van GGG meegenomen/meegewogen.
Deze documenten zijn opgenomen op een inventarislijst, gevoegd bij het primaire besluit.
6. In het bestreden besluit van 22 december 2023 heeft de minister twee documenten waarvan in primo de openbaarmaking integraal was geweigerd, alsnog gedeeltelijk openbaar gemaakt. Dat betreft documenten 160 en 169 (oud). De in primo gedeeltelijk openbaar gemaakte documenten zijn, al dan niet aangepast/gewijzigd, allemaal wederom (gedeeltelijk) openbaar gemaakt. Deze aanpassing/wijziging ziet op het meer openbaar maken door weglakkingen te verwijderen en het wijzigen van de toegepaste uitzonderingsgronden.
Deze documenten zijn opgenomen op een inventarislijst, gevoegd bij het bestreden besluit.
Beoordeling van de beroepsgronden
Algemene overwegingen / wijze van beoordeling door de rechtbank
7. De nummering van de documenten op de inventarislijst bij het bestreden besluit komt niet overeen met de nummering van de documenten op de inventarislijst bij het primaire besluit. Volgens eisers is hierdoor onnavolgbaar en oncontroleerbaar of bepaalde informatie alsnog in bezwaar openbaar is gemaakt en of het bestreden besluit in overeenstemming is met de alsnog openbaar gemaakte informatie. In het bestreden besluit heeft de minister immers toegezegd dat hij bepaalde informatie alsnog openbaar zou gaan maken. Of de minister dit inderdaad heeft gedaan, is niet te verifiëren. Ook heeft de minister volstaan met stellingen over wat hij heeft weggelakt, zonder dit nader te motiveren. Dit zijn volgens eisers zorgvuldigheids- en motiveringsgebreken.
8. De rechtbank overweegt hierover het volgende.
8.1.
De rechtbank stelt vast dat deze stellingen samenhangen met beroepsgronden die zijn gebaseerd op een onjuiste lezing van het bestreden besluit. Zo gaan eisers ervan uit dat in het bestreden besluit staat dat in alle documenten meer informatie openbaar is gemaakt. Dat is niet juist. Alle documenten zijn opnieuw beoordeeld en opnieuw openbaar gemaakt, waarbij in sommige documenten minder is weggelakt dan wel de uitzonderingsgrond is gewijzigd. Ook is de stelling van eisers (opgenomen in de beroepsgronden, nummers 26 tot en met 34) dat in het bestreden besluit staat dat bepaalde informatie openbaar zal worden gemaakt, niet juist.
8.2.
Verder overweegt de rechtbank dat in beroep de beslissing op bezwaar (met de daarbij behorende al dan niet openbaar gemaakte documenten) ter beoordeling voorligt. Het primaire besluit (met de daarbij al dan niet openbaar gemaakte documenten) ligt niet ter beoordeling voor.
Het is inherent aan de systematiek van de Woo dat het bestuursorgaan volstaat met een algemene onderbouwing in het bestreden besluit dat en waarom een bepaalde uitzonderingsgrond van toepassing is, en dat het vervolgens aan de bestuursrechter is om te beoordelen of het bestuursorgaan al dan niet terecht tot (weigering van) openbaarmaking is overgegaan.
Deze beoordeling zal de rechtbank in deze uitspraak doen en de rechtbank zal haar beoordeling ook hiertoe beperken. De onjuiste aannames van eiseres, evenals het verwijzen naar besluitvorming/stukken die niet voorliggen (zoals de beslissing van Gedeputeerde Staten van Overijssel op een Woo-verzoek van eisers en controles op de naleving van de milieuvergunning, afkomstig van de Omgevingsdienst Twente) beoordeelt de rechtbank niet.
8.2.1.
De minister heeft bij het verweerschrift een conversietabel gevoegd. Hierdoor is relatief eenvoudig te achterhalen op welke documenten de (deels gewijzigde) besluitvorming in bezwaar ziet. Eisers hadden ten tijde van het formuleren van hun beroepsgronden nog niet de beschikking over deze conversietabel. Daarom hebben zij in hun beroepsgronden de nummering uit de inventarislijst bij het primaire besluit genoemd.
De rechtbank zal, in navolging van de minister in zijn verweerschrift, de nummering van de documenten uit het primaire besluit nader aanduiden met de toevoeging ‘(oud)’. Als een document behoort bij het bestreden besluit, zal de rechtbank dit expliciet aangeven en het documentnummer van de inventarislijst bij het bestreden besluit vermelden.
8.2.2.
Gelet op de hoeveelheid documenten waarop de besluitvorming ziet, zal de rechtbank werken met een steekproef. Dit betekent dat de rechtbank niet alle documenten die eisers hebben genoemd in hun beroepsgronden inhoudelijk zal beoordelen.
Volgorde van bespreking van de beroepsgronden
9. De beroepsgronden zien op de uitzonderingsgronden in artikel 5.1, eerste lid, onder c, en artikel 5.1, tweede lid, onder e, van de Woo. Ook hebben eisers aangevoerd dat sprake is van milieu-informatie die betrekking heeft op emissies in het milieu, zoals bedoeld in artikel 5.1, zevende lid, van de Woo.
De rechtbank zal eerst beoordelen of sprake is van milieu-informatie die betrekking heeft op emissies in het milieu. Immers, als hiervan sprake is, hoeven de beroepsgronden met betrekking tot de genoemde twee uitzonderingsgronden niet te worden besproken. De uitzonderingsgronden uit artikel 5.1, eerste en tweede lid, zijn immers niet van toepassing op milieu-informatie die betrekking heeft op emissies in het milieu. Dit staat expliciet in artikel 5.1, zevende lid, van de Woo.
Is sprake van milieu-informatie die betrekking heeft op emissies in het milieu?
10. In artikel 2.1 van de Woo staat dat in deze wet en de daarop berustende bepalingen onder milieu-informatie wordt verstaan: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 19.1a van de Wet milieubeheer.
In artikel 1.1 van de Wet milieubeheer staat dat in deze wet en de daarop berustende bepalingen onder emissie wordt verstaan: stoffen, trillingen, warmte, die of geluid dat direct of indirect vanuit een bron in de lucht, het water of de bodem worden, onderscheidenlijk wordt gebracht.
Uit de rechtspraak volgt dat onder de begrippen "emissies in het milieu" en "informatie over emissies in het milieu" niet alleen gegevens moeten worden begrepen die de daadwerkelijke uitstoot betreffen, maar ook de gegevens over de invloeden van die emissies op het milieu alsook de gegevens die het publiek in staat stellen te controleren of de beoordeling van de daadwerkelijke of voorzienbare emissies door het bestuursorgaan juist is. De begrippen "emissies in het milieu" en "informatie over emissies in het milieu" moeten niet restrictief worden uitgelegd. Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: de Afdeling) van 27 januari 2021, ECLI:NL:RVS:2021:153, rechtsoverweging 6.3. Hierbij is verwezen naar de uitspraak van de Afdeling van 16 augustus 2017, ECLI:NL:RVS:2017:2211.
In laatstgenoemde uitspraak heeft de Afdeling in rechtsoverweging 7.3 verwezen naar rechtsoverweging 81 van het Hof van Justitie in diens uitspraak van 23 november 2016. Deze rechtsoverweging luidt als volgt:
“81 Hoewel, zoals in punt 55 van het onderhavige arrest is uiteengezet, het begrip "informatie [die] betrekking heeft op uitstoot in het milieu" niet restrictief hoeft te worden uitgelegd, valt daarom echter nog niet alle informatie die om het even welk - zelfs direct - verband met emissies in het milieu vertoont, onder dat begrip. Zou dat begrip aldus worden opgevat dat het betrekking heeft op dergelijke informatie, zou het immers het begrip "milieu-informatie" in de zin van artikel 2, lid 1, onder d), van verordening nr. 1367/2006 grotendeels uithollen. Een dergelijke uitlegging zou aldus de in artikel 4, lid 2, eerste streepje, van verordening nr. 1049/2001 vastgestelde mogelijkheid voor de instellingen om te weigeren milieu-informatie openbaar te maken omdat een dergelijke openbaarmaking zou leiden tot de ondermijning van de bescherming van commerciële belangen van een bepaalde natuurlijke of rechtspersoon, elke nuttige werking ontnemen en een bedreiging vormen voor het evenwicht dat de Uniewetgever heeft willen verzekeren tussen de doelstelling van transparantie en de bescherming van die belangen. Zij zou ook op onevenredige wijze afbreuk doen aan de bescherming van de door artikel 339 VWEU gewaarborgde geheimhoudingsplicht.”
11. Eisers stellen, samengevat weergegeven, dat de minister zijn standpunt dat geen sprake is van emissies heeft gebaseerd op verouderde rechtspraak.
12. De minister stelt zich in het bestreden besluit, nader toegelicht ter zitting, op de navolgende standpunten. Er wordt subsidie verleend voor een hoeveelheid geproduceerde duurzame energie. Dit valt niet onder de omschrijvingen in artikel 19.1a, eerste lid, onder a tot en met f, van de Wet milieubeheer. Er is dus geen sprake van milieu-informatie. Enkel om te beoordelen of de in de subsidieaanvraag gestelde productie wel haalbaar is, vraagt de minister gegevens op wat er precies in de installatie wordt gestopt en of dit op basis van de milieuvergunning is toegestaan. Dit om te voorkomen dat er te veel subsidie wordt verleend. Het milieuspoor is voor de minister een gegeven. De minister kijkt niet naar de uitstoot/emissies en vraagt hier ook geen gegevens over op.
13. De rechtbank overweegt hierover het volgende.
13.1.
De door eisers gevraagde informatie ziet op een subsidieaanvraag van GGG en de besluitvorming hierop. De aangetroffen documenten hebben betrekking op gegevens die de minister nodig heeft om te kunnen beoordelen of de door GGG geraamde productie van duurzame energie, waarvoor subsidie wordt aangevraagd, haalbaar is. De rechtbank onderschrijft het standpunt van de minister dat het subsidiëren van het produceren van duurzame energie niet valt onder de omschrijving van gevallen/situaties in artikel 19.1a, eerste lid, van de Wet milieubeheer. Hierdoor is geen sprake van milieu-informatie in de zin van de Woo. Dit heeft tot gevolg dat ook geen sprake is van milieu-informatie die betrekking heeft op emissies in het milieu. Dat bij het vergunnen van het produceren van duurzame energie wellicht wel sprake is van milieu-informatie die betrekking heeft op emissies in het milieu, betekent nog niet dat hiervan ook sprake is bij het subsidiëren van deze productie.
13.2.
Vorenstaande betekent dat het bepaalde in artikel 5.1, zesde en zevende lid, van de Woo niet van toepassing is op de aangetroffen documenten. Dit heeft tot gevolg dat de uitzonderingsgronden in artikel 5.1, tweede lid, onder e, en artikel 5.1, eerste lid, onder c, van de Woo op deze documenten van toepassing kunnen zijn. Als dit het geval is, is sprake van een relatieve uitzonderingsgrond (artikel 5.1, tweede lid, onder e, van de Woo) en een absolute uitzonderingsgrond (artikel 5.1, eerste lid, onder c, van de Woo).
13.3.
De in dit kader aangevoerde beroepsgronden slagen niet.
Uitzonderingsgrond in artikel 5.1, tweede lid, onder e, van de Woo
14. In artikel 5.1, tweede lid, onder e, van de Woo staat dat het openbaar maken van informatie achterwege blijft voor zover het belang daarvan niet opweegt tegen het belang van de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer.
Uit vaste rechtspraak volgt dat op basis van deze uitzonderingsgrond persoonsgegevens niet openbaar worden gemaakt indien deze (in)direct zijn te herleiden tot een persoon, die niet vanwege zijn/haar functie in de openbaarheid treedt. Uit de uitspraak van de Afdeling van 7 oktober 2020, ECLI:NL:RVS:2020:2361, rechtsoverweging 4.2, volgt dat het beantwoorden van de vraag of een (rechts)persoon op basis van indirecte gegevens kan worden geïdentificeerd casuïstisch is. Hierbij kan een rol spelen of het unieke details zijn binnen het geheel van omstandigheden waarin de identificeerbare (rechts)persoon verkeert of heeft verkeerd, dan wel of het voldoende gegevens zijn die onmiskenbaar naar die (rechts)persoon verwijzen. Als criterium geldt dat de unieke details of herkenbaarheid met zich brengen, dat zij voor een ieder zonder onevenredige inspanning leiden tot identificatie van een (rechts)persoon of zijn bedrijf. Verder kan, ook als documenten worden geanonimiseerd, de kring van betrokkenen een rol spelen.
15. Eisers stellen dat in veel documenten het laatste deel van de e-mailadressen (het deel na het @-teken) en de functie van de afzender zijn weggelakt. Dit weglakken is enkel toegestaan als deze informatie (in)direct is te herleiden naar een persoon. Eisers betwijfelen of hiervan sprake is.
16. De minister heeft in zijn verweerschrift hierover opgemerkt dat in het bestreden besluit de (delen van) functienamen die niet (in)direct zijn te herleiden tot een persoon openbaar zijn gemaakt. De gestelde weggelakte laatste delen van e-mailadressen betreffen mogelijk geen e-mailadressen maar contactnamen.
17. De rechtbank stelt vast dat eisers in beroep hebben volstaan met de term ‘veel documenten’, zonder specifiek documenten te noemen. In het bestreden besluit wordt verwezen naar de in het bezwaarschrift genoemde documenten 31, 32, 35, 36, 40 en 80 (oud). Volgens de conversietabel komt dit overeen met de navolgende documenten bij het bestreden besluit: 24, 25, 28, 29, 34 en 57 (134).
17.1.
De rechtbank heeft als steekproef de documenten 24 en 34 beoordeeld met toepassing van artikel 8:29 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb).
- Document 24 bij het bestreden besluit is als document 31 opgenomen bij de ongelakte documenten. De rechtbank stelt vast dat de weggelakte ‘extensies’ geen extensies zijn maar namen van personen. Deze personen treden niet vanwege hun functie in de openbaarheid. De weggelakte delen van functies zijn, gelet op de weggelakte term, eenvoudig te herleiden tot een specifieke persoon.
- Document 34 bij het bestreden besluit is als document 40 opgenomen bij de ongelakte documenten. De rechtbank stelt vast dat hiervoor hetzelfde geldt als bij document 24.
17.2.
De rechtbank oordeelt dat de minister zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat de uitzonderingsgrond in artikel 5.1, tweede lid, onder e, van de Woo op de weggelakte delen van toepassing is. De minister heeft zich op het standpunt kunnen stellen dat het belang bij de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer zwaarder weegt dan het belang van openbaarmaking.
De in dit kader aangevoerde beroepsgronden slagen niet.
Uitzonderingsgrond in artikel 5.1, eerste lid, onder c, van de Woo
18. In artikel 5.1, eerste lid, onder c, van de Woo staat dat het openbaar maken van informatie ingevolge deze wet achterwege blijft voor zover dit bedrijfs- en fabricagegegevens betreft die door natuurlijke personen of rechtspersonen vertrouwelijk aan de overheid zijn meegedeeld.
19. Eisers stellen dat deze uitzonderingsgrond om twee redenen niet van toepassing is. Ten eerste is geen sprake van bedrijfs- en fabricagegegevens. Ten tweede zijn de gegevens door GGG niet (kenbaar) vertrouwelijk aan de overheid meegedeeld.
De rechtbank zal beide onderdelen hierna afzonderlijk bespreken.
Bedrijfs- en fabricagegegevens?
20. Volgens vaste rechtspraak is van bedrijfs- en fabricagegegevens slechts sprake indien en voor zover uit die gegevens wetenswaardigheden kunnen worden afgelezen of afgeleid met betrekking tot de technische bedrijfsvoering of het productieproces dan wel met betrekking tot de afzet van de producten of de kring van afnemers en leveranciers. De weigeringsgrond is bedoeld om te voorkomen dat de bedrijfs- en fabricagegegevens die bedrijven met het oog op concurrentie geheim willen houden, maar wel genoodzaakt zijn aan bestuursorganen te verstrekken, openbaar moeten worden gemaakt. Ook gegevens die uitsluitend de financiële bedrijfsvoering betreffen, kunnen onder omstandigheden worden aangemerkt als bedrijfs- en fabricagegegevens. Zie bijvoorbeeld de uitspraak van 4 november 2020, ECLI:NL:RVS:2020:2610, overweging 12.3.
Verder volgt uit de rechtspraak dat als documenten, nadat het bestuursorgaan toepassing heeft gegeven aan de uitzonderingsgronden van de Woo, slechts standaardgegevens, zoals de opmaak van een e-mailbericht, disclaimers en paginanummers, bevatten waaraan geen zelfstandige betekenis toekomt, deze informatie niet openbaargemaakt hoeft te worden. Zie de uitspraak van de Afdeling van 10 april 2024, ECLI:NL:RVS:2024:1497, overweging 12.1, waarin is verwezen naar de uitspraak van 27 februari 2019, ECLI:NL:RVS:2019:642.
21. Eisers stellen dat in primo openbaarmaking van verschillende documenten geheel of grotendeels is geweigerd op grond van artikel 5.1, eerste lid, onder c, van de Woo.
22. Eisers hebben in nummer 66 van hun beroepsgronden 13 documenten genoemd (nummering conform de inventarislijst bij het primaire besluit). Gelet op de titel van deze documenten betwijfelen eisers of de gehanteerde uitzonderingsgrond wel van toepassing is.
22.1.
De rechtbank heeft als steekproef vijf van de in nummer 66 van de beroepsgronden genoemde documenten beoordeeld met toepassing van artikel 8:29 van de Awb.
- Document 35 (oud) correspondeert met document 28 bij het bestreden besluit. De ongelakte versie is als document 36 door de minister aan de rechtbank overgelegd. De rechtbank stelt vast dat de weggelakte delen zien op de planning en financiering van een project.
- Document 40 (oud) correspondeert met document 34 bij het bestreden besluit. De ongelakte versie betreft document 40. De rechtbank stelt vast dat de weggelakte delen zien op productieramingen.
- Document 65 (oud) correspondeert met document 128 bij het bestreden besluit. De ongelakte versie betreft document 65. De beroepsgrond heeft betrekking op het blok onder subsidiegegevens en het blok onder vraag 1. De rechtbank stelt vast dat beide weggelakte delen zien op de financiering.
- Document 67 (oud) correspondeert met document 46 bij het bestreden besluit. De ongelakte versie betreft document 67. De rechtbank stelt vast dat het weggelakte deel een beschrijving van het productieproces bevat.
- Document 85 (oud) correspondeert met document 59 bij het bestreden besluit. De ongelakte versie betreft document 85. De beroepsgrond heeft betrekking op het blok onder de vragen over de raming, waarbij een toelichting wordt gevraagd over waarom moet worden afgeweken van het voorstel van RVO. De rechtbank stelt vast dat het weggelakte deel een berekening van de te verwachten jaarproductie betreft.
De rechtbank oordeelt dat de weggelakte delen bedrijfs- en fabricagegegevens in de zin van de rechtspraak betreffen.
23. In nummer 73 van hun beroepsgronden hebben eisers verwezen naar documenten 146, 149 t/m 162 en 171 t/m 175 waarvan de openbaarmaking in primo integraal is geweigerd op basis van deze uitzonderingsgrond. Eisers vragen zich af of deze uitzonderingsgrond inderdaad van toepassing is op de gehele documenten, dus of er inderdaad na weglakking geen bruikbare informatie overblijft.
23.1.
De rechtbank heeft als steekproef drie van de in nummer 73 van de beroepsgronden genoemde documenten beoordeeld met toepassing van artikel 8:29 van de Awb.
- Document 146 (oud) correspondeert met document 87 bij het bestreden besluit. De ongelakte versie betreft document 146. De rechtbank stelt vast dat het gehele document bestaat uit technische gegevens van de productie-installatie.
- Document 161 (oud) correspondeert met document 130 bij het bestreden besluit. De ongelakte versie betreft document 161. De rechtbank stelt vast dat het document een meetrapport is dat geheel bestaat uit meetgegevens.
- Document 171 (oud) correspondeert met document 88 bij het bestreden besluit. De ongelakte versie betreft document 171. De rechtbank stelt vast dat het gehele document uit cijfers over raming bestaat.
De rechtbank oordeelt dat de documenten geheel bestaan uit bedrijfs- en fabricagegegevens in de zin van de rechtspraak.
24. In nummer 75 van de beroepsgronden hebben eisers verwezen naar documenten 148 en 170, die in primo integraal waren geweigerd op grond van artikel 5.2, eerste lid, van de Woo. Deze documenten zijn in bezwaar integraal geweigerd op grond van artikel 5.1, eerste lid, onder c, van de Woo. Eisers betwijfelen of telefoonnotities bedrijfs- en fabricagegegevens bevatten.
24.1.
De rechtbank heeft documenten 148 en 170, genoemd in nummer 75 van de beroepsgronden, beoordeeld met toepassing van artikel 8:29 van de Awb.
- Document 148 (oud) correspondeert met document 97 bij het bestreden besluit. De ongelakte versie betreft document 148. De rechtbank stelt vast dat dit document een handgeschreven telefoonnotitie betreft, waarin bedrijfsaspecten worden besproken (afzetgegevens en financiële gegevens). Na weglakking van deze gegevens blijft er (nagenoeg) niets over.
- Document 170 (oud) correspondeert met document 164 bij het bestreden besluit. De ongelakte versie betreft document 170. De rechtbank stelt vast dat dit document een telefoonnotitie betreft waarin de bedrijfsfinanciën worden besproken. Na weglakking van deze gegevens blijft er (nagenoeg) niets over.
De rechtbank oordeelt dat de documenten geheel dan wel nagenoeg geheel bestaan uit bedrijfs- en fabricagegegevens in de zin van de rechtspraak.
25. Samenvattend oordeelt de rechtbank dat de weggelakte delen bedrijfs- en fabricagegegevens betreffen. Verder oordeelt de rechtbank dat bij de integraal geweigerde documenten na weglakking slechts standaardgegevens overblijven waaraan geen zelfstandige betekenis toekomt.
De in dit kader aangevoerde beroepsgronden slagen niet.
Vertrouwelijk aan de overheid meegedeeld?
26. Volgens de rechtspraak is voor de vraag of informatie vertrouwelijk is meegedeeld, voldoende dat de gegevens zijn verstrekt in een contact dat een onderneming redelijkerwijs als vertrouwelijk mocht beschouwen. Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van 4 augustus 2021, ECLI:NL:RVS:2021:1734, overweging 6.1. Hierbij is niet vereist dat bij het verstrekken van de gegevens de term vertrouwelijk of een synoniem ervan is gebruikt. Zie de uitspraak van de Afdeling 23 mei 2018, ECLI:NL:RVS:2018:1691, overweging 4.6, waarin sprake was van het moeten verstrekken van bedrijfs- en fabricagegegevens in het kader van een subsidieaanvraag.
27. In deze zaak is sprake van een subsidieaanvraag door GGG en de besluitvorming hierop. Omdat GGG in het kader van die aanvraag gegevens aan de overheid moest verstrekken, mocht GGG erop vertrouwen dat de minister hiermee vertrouwelijk zou omgaan. Zie met name de hiervoor aangehaalde uitspraak van de Afdeling van 23 mei 2018.
Deze beroepsgrond slaagt niet.
28. Samenvattend oordeelt de rechtbank dat de minister zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat sprake is van bedrijfs- en fabricagegegevens die door GGG vertrouwelijk aan de overheid zijn meegedeeld. De uitzonderingsgrond in artikel 5.1, eerste lid, onder c, van de Woo is dan ook van toepassing. Omdat sprake is van een absolute uitzonderingsgrond heeft de minister terecht geweigerd deze gegevens openbaar te maken.
De tegen de gehanteerde uitzonderingsgrond in artikel 5.1, eerste lid, onder c, van de Woo aangevoerde beroepsgronden slagen niet.
Extra grondslag in het bestreden besluit / artikel 3.3a van de Woo?
29. Uit vorenstaande blijkt dat de door de minister toegepaste uitzonderingsgronden de besluitvorming kunnen dragen. De beroepsgrond over de subsidiaire uitzonderingsgronden behoeft daarom geen bespreking.
Omdat de toegepaste uitzonderingsgronden aan openbaarmaking in de weg staan, is artikel 3.3a van de Woo niet van toepassing.

Conclusie en gevolgen

30. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat het bestreden besluit, waarbij de gevraagde informatie deels (geheel of gedeeltelijk) openbaar is gemaakt en openbaarmaking deels (integraal) is geweigerd, in stand blijft. Eisers krijgen daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgen ook geen vergoeding van hun proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.P.W. Esmeijer, rechter, in aanwezigheid van
mr. A.E.M. Lever, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
griffier rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving

Wet open overheid (Woo)
Artikel 2.1
In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
milieu-informatie: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 19.1a van de Wet milieubeheer;
Artikel 5.1
1. Het openbaar maken van informatie ingevolge deze wet blijft achterwege voor zover dit:
c. bedrijfs- en fabricagegegevens betreft die door natuurlijke personen of rechtspersonen vertrouwelijk aan de overheid zijn meegedeeld;
2. Het openbaar maken van informatie blijft eveneens achterwege voor zover het belang daarvan niet opweegt tegen de volgende belangen:
e.de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer;
6. Het openbaar maken van informatie blijft in afwijking van het eerste lid, onderdeel c, in geval van milieu-informatie eveneens achterwege voor zover daardoor het in het eerste lid, onderdeel c, genoemde belang ernstig geschaad wordt en het algemeen belang van openbaarheid van informatie niet opweegt tegen deze schade.
7. Het eerste en tweede lid zijn niet van toepassing op milieu-informatie die betrekking heeft op emissies in het milieu.
Artikel 5.3
Bij een verzoek om informatie die ouder is dan vijf jaar motiveert het bestuursorgaan bij een weigering van die informatie waarom de in artikel 5.1, tweede of vijfde lid, of artikel 5.2 bedoelde belangen ondanks het tijdsverloop zwaarder wegen dan het algemeen belang van openbaarheid.
Wet milieubeheer
Artikel 1.1
1. In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
emissie: stoffen, trillingen, warmte, die of geluid dat direct of indirect vanuit een bron in de lucht, het water of de bodem worden, onderscheidenlijk wordt gebracht;
Artikel 19.1a
1. In dit hoofdstuk en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder milieu-informatie: alle informatie, neergelegd in documenten, over:
a. de toestand van elementen van het milieu, zoals lucht en atmosfeer, water, bodem, land, landschap en natuurgebieden met inbegrip van vochtige biotopen, kust- en zeegebieden, biologische diversiteit en haar componenten, met inbegrip van genetisch gemodificeerde organismen, en de interactie tussen deze elementen;
b. factoren, zoals stoffen, energie, geluid, straling of afval, met inbegrip van radioactief afval, emissies, lozingen en ander vrijkomen van stoffen in het milieu die de onder a bedoelde elementen van het milieu aantasten of waarschijnlijk aantasten;
c. maatregelen, met inbegrip van bestuurlijke maatregelen, zoals beleidsmaatregelen, wetgeving, plannen, programma’s, milieuakkoorden en activiteiten die op de onder a en b bedoelde elementen en factoren van het milieu een uitwerking hebben of kunnen hebben, alsmede maatregelen of activiteiten ter bescherming van die elementen;
d. verslagen over de toepassing van de milieuwetgeving;
e. kosten-baten- en andere economische analyses en veronderstellingen die worden gebruikt in het kader van de onder c bedoelde maatregelen en activiteiten;
f. de toestand van de gezondheid en veiligheid van de mens, met inbegrip van de verontreiniging van de voedselketen, indien van toepassing, de levensomstandigheden van de mens, waardevolle cultuurgebieden en bouwwerken, voorzover zij worden of kunnen worden aangetast door de onder a bedoelde toestand van elementen van het milieu of, via deze elementen, door de onder b en c bedoelde factoren, maatregelen of activiteiten.