ECLI:NL:RBOVE:2024:505

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
30 januari 2024
Publicatiedatum
30 januari 2024
Zaaknummer
71.150315.22 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor opzettelijk handelen in drugs en vuurwapens met gevangenisstraf en verbeurdverklaring van in beslag genomen goederen

Op 30 januari 2024 heeft de Rechtbank Overijssel in Zwolle uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van opzettelijk handelen in drugs en het voorhanden hebben van vuurwapens. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan het opzettelijk handelen in methamfetamine, MDMA, amfetamine, cocaïne, hasj en het voorhanden hebben van een vuurwapen van het type Colt. 45. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van 10 juli 2020 tot en met 9 november 2022 betrokken was bij de handel in deze verdovende middelen en wapens, waarbij hij samen met anderen handelde. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie jaren en de in beslag genomen GSM-telefoons zijn verbeurd verklaard. De rechtbank heeft in haar overwegingen rekening gehouden met de ernst van de feiten, de rol van de verdachte in de drugshandel en het gevaar dat dit met zich meebrengt voor de volksgezondheid. De rechtbank heeft ook het strafblad van de verdachte in overweging genomen, maar heeft geen strafverzwarende omstandigheden gevonden. De uitspraak is gedaan na een openbare terechtzitting op 16 januari 2024, waar de rechtbank de vordering van de officier van justitie en de argumenten van de verdediging heeft gehoord.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 71.150315.22 (P)
Datum vonnis: 30 januari 2024
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1999 in [geboorteplaats],
nu verblijvende in de P.I. Sittard te Sittard.

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 16 januari 2024.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officieren van justitie
mr. Y. Oosterhof en mr. drs. M.R.A. IJzendoorn, en van wat door verdachte en zijn raadslieden mr. B.G. Janssen en mr. P.W. Szymkowiak, beiden advocaat in Maastricht, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er na wijziging van de tenlastelegging als bedoeld in artikel 314a van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van 9 mei 2023, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1:in de periode van 10 juli 2020 tot en met 9 november 2022 al dan niet samen met anderen heeft gehandeld in methamfetamine en/of MDMA en/of amfetamine en/of cocaïne;
feit 2:in de periode van 10 juli 2020 tot en met 9 november 2022 al dan niet samen met anderen heeft gehandeld in hasj;
feit 3:in de periode van 4 januari 2022 tot en met 9 november 2022 al dan niet samen met anderen (vuur)wapens en/of munitie voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1.
Hij (op een of meer tijdstippen) in of omstreeks de periode van 10 juli
2020 tot en met 9 november 2022,
te Soesterberg, en/althans (ook elders) in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer ander(en), althans alleen,
meermalen, althans eenmaal,
(telkens) opzettelijk,
A) opzettelijk binnen of buiten het grondgebied van Nederland heeft
gebracht (als bedoeld in artikel 1 lid 4/5 van de Opiumwet), en/of
B) heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of
verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, en/of
C) (althans in elk geval) aanwezig heeft gehad, en/of
D) heeft vervaardigd
(telkens)
-een of meerdere (grote) hoeveelhe(i)d(en) ‘ijs’ en/of ‘ice’, althans een of
meer hoeveelhe(i)d(en) (van een materiaal bevattende)
methamfetamine, en/of
-200.000 pillen en/of 100.000 pillen en/of 50.000 pillen, althans een of
meerdere hoeveelhe(i)d(en) (van een materiaal bevattende) MDMA
en/of amfetamine, en/of
-50 blokken cocaïne en/of 4 blokken cocaïne, en/of 10 blokken cocaïne
en/of meerdere blokken, althans in elk geval een of meerdere
hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende cocaïne,
en/althans (telkens) een hoeveelheid harddrugs als bedoeld in de bij de
Opiumwet behorende lijst I,
zijnde methamfetamine en/of MDMA en/of amfetamine en/of cocaïne
(telkens) (een) middel(en) als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende
lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die
wet;
2.
Hij (op een of meer tijdstippen) in of omstreeks de periode van 10 juli
2020 tot en met 9 november 2022,
te Soesterberg, en/althans (ook elders) in Nederland,
tezamen en in verenging met een of meer ander(en), althans alleen,
meermalen, althans eenmaal,
(telkens) opzettelijk,
A) opzettelijk binnen of buiten het grondgebied van Nederland heeft
gebracht (als bedoeld in artikel 1 lid 4/5 van de Opiumwet), en/of
B) heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of
verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, en/of
C) (althans in elk geval) aanwezig heeft gehad, en/of
D) heeft vervaardigd
(telkens)
-10 blokken hasj, en/of meerdere blokken, en/althans een of meerdere
hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende hash,
-en/althans (telkens) een hoeveelheid van een middel als bedoeld in de
bij de Opiumwet behorende lijst II,
zijnde hash/hasjiesj (telkens) een middel als bedoeld in de bij de
Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde
lid van artikel 3a van die wet;
3.
Hij in of omstreeks de periode van 4 januari 2022 tot en met 9 november
2022,
te Soesterberg, althans (ook elders) in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer ander(en), althans alleen,
een of meer (onderdelen van) wapen(s) en/of munitie van categorie II
en/of categorie III, voorhanden heeft gehad, en/of heeft overgedragen,
te weten:
- een (hand)vuurwapen van het merk en type Colt. 45, althans een
vuurwapen, en/of een gevulde patroonhouder en/of een of meer losse
patronen, en/of
-2 althans een of meer M4 automatisch(e) wapen(s), althans een
automatisch vuurwapen, en/of
-3 volle (bijbehorende) magazijnen met munitie, en/of
-een doos granaten, en/of
-een glock 19, althans een (hand)vuurwapen, en/of
-2 doosjes munitie, en/of
-6 granaten.

3.De bewijsmotivering

3.1
Inleiding
Onderzoek Nailsea is gestart op 18 februari 2022 naar aanleiding van informatie van het Team Criminele Inlichtingen (TCI). Het onderzoeksteam heeft ontsleutelde berichten van PGP (Pretty Good Privacy) aanbieder Sky-ECC ontvangen (uit het onderzoek Argus) en deze maken deel uit van het dossier. Na onderzoek aan die berichten zijn [verdachte] (hierna: verdachte) en later [medeverdachte] (hierna: [medeverdachte]) aangemerkt als verdachten van onder andere bezit en handel in harddrugs, softdrugs en wapens.
3.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen.
3.3
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de wijze waarop de encrypted Sky-ECC-berichten zijn verkregen onrechtmatig is geweest, omdat de Franse opsporingsdiensten zonder rechtsgeldige toestemming het toestel van verdachte op Nederlands grondgebied zijn binnengedrongen en daaraan onderzoek hebben verricht. De Franse opsporingsdiensten waren op grond van het internationale recht gehouden daarvoor toestemming te vragen aan de Nederlandse autoriteiten, die – alvorens toestemming te verlenen – de inzet hadden moeten toetsen naar Nederlands recht. De verdediging verbindt daar in dit stadium uitdrukkelijk niet de conclusie aan dat bewijsuitsluiting moet volgen.
De verdediging heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank voor wat betreft de bewezenverklaring van het voorhanden hebben van elf blokken hasj, zoals onder 2 ten laste gelegd. Van het overige onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft de verdediging vrijspraak bepleit en daartoe aangevoerd dat daarvoor onvoldoende wettig bewijs voorhanden is. Met betrekking tot het voorhanden hebben van de Colt. 45 en de bijbehorende patronen heeft de raadsman gesteld dat dit kan worden bewezen en van het overige onder 3 ten laste gelegde heeft hij vrijspraak bepleit.
3.4
Het oordeel van de rechtbank
Onrechtmatig verkregen bewijs?
De rechtbank heeft – mede in het licht van de prejudiciële beslissing van de Hoge Raad op vragen van de rechtbanken Noord-Nederland en Overijssel van 13 juni 2023 – op dit moment geen aanleiding om aan te nemen dat de hack van Sky-ECC heeft plaatsgevonden onder verantwoordelijkheid van Nederland, zodat niet kan worden gesteld dat de inzet had moeten worden getoetst naar Nederlands recht. Het interstatelijke vertrouwensbeginsel brengt mee dat het niet aan de Nederlandse rechter is om de rechtmatigheid van een onder verantwoordelijkheid van de Franse autoriteiten uitgevoerde opsporingsactiviteit te toetsen.
Nu de verdediging niet tot bewijsuitsluiting heeft geconcludeerd, zal de rechtbank met deze opmerking volstaan en niet verder ingaan op het verweer.
Het bewijs [1]
De rechtbank stelt op basis van de inhoud van het dossier en hetgeen op de terechtzitting is
besproken de volgende feiten en omstandigheden vast. In de voetnoten in het vonnis zal worden verwezen naar de voor de bewezenverklaring redengevende bewijsmiddelen.
Identificatie van de Sky-ECC-accounts.
De vraag die allereerst moet worden beantwoord, is of de verdachte is te identificeren als de gebruiker van bepaalde crypto-accounts. Voor de beoordeling van de aan de verdachte ten laste gelegde feiten is (enkel) de identificatie van de gebruikers van de hieronder genoemde accounts van belang.
Sky-ID [accountnaam 1]
De rechtbank stelt, op grond van de feiten en omstandigheden die door de politie zijn opgenomen in het proces-verbaal van identificatie van [verdachte] als gebruiker van het Sky-ID [accountnaam 1] [2] , vast dat verdachte de gebruiker is geweest van de dit Sky-ECC-account en dat alle berichten van deze accounts aan hem zijn toe te schrijven. De enkele stelling van verdachte dat hij die telefoon ook weleens aan anderen heeft uitgeleend, zonder daarbij concreet te verklaren wanneer hij en aan wie hij de telefoon heeft uitgeleend, maakt dit niet anders.
Feit 1
Op 28 maart 2022 heeft het onderzoeksteam Sky-ECC chatgesprekken van het Sky-account [accountnaam 1] ontvangen. Er is in de Sky-ECC chatgesprekken een chatgesprek aangetroffen dat plaatsvond op 30 juli 2020 tussen verdachte en een onbekend gebleven persoon, met de gebruikersnaam [accountnaam 2]. In het chatgesprek stuurt verdachte twee afbeeldingen met op de ene een half wit blok met daarnaast poeder en op de andere is een kwart van een wit blok te zien. Gebruiker [accountnaam 2] zegt dan dat hij het er op de eerste foto niet zo mooi uit vindt zien, maar op de tweede foto wel. [accountnaam 2] vraagt vervolgens of het
“colo”is en of hij de foto’s moet doorsturen naar Breda als verdachte ze wil wegdoen. Hierop antwoordt verdachte
“Ja colo en 1 bolli”en
“Nee ik heb ze gehaald voor de buurt”. Vervolgens wordt de prijstoename van verdovende middelen besproken en verdachte zegt daarover
“In fr zijn blokken 38/39”. Direct daarop zegt verdachte
“Heb 10 stuks die kant op gestuurd”en twee seconden daarna
“Dus eigelijk 8 stuks”. [3] De politie stelt ambtshalve vast dat “
colo” en “
bolli” in het criminele circuit bekende en gangbare benamingen zijn voor Colombiaanse en Boliviaanse cocaïne en verder dat met “
38/39” vermoedelijk 38 à 39 duizend wordt bedoeld. [4] In een ander aangetroffen chatgesprek tussen verdachte en gebruiker [accountnaam 2], dat plaatsvond op 3 augustus 2020 zegt verdachte
“Jo bro ben nu onderweg naar monbeuge in fr dus word wel laat”. [5] De politie stelt vast dat monbeuge als stad niet bestaat, maar dat via google en maps.google.nl met deze zoekterm direct wordt verwezen naar de plaats Maubeuge in Frankrijk, welke tegen de Belgische grens is gelegen. [6]
Op 2 augustus 2020 wordt in een chat tussen verdachte en gebruiker [accountnaam 3] door laatstgenoemd gezegd “
Heb wat bolli neef.” En vervolgens
“ K heb geen profijt er aan snapt u neef, heles gaan groothnadel weg en dan bewaar ik er een paar om te breken, kan u gewoon weer eenhalve geven neef” [7] .
Enkele minuten later op 2 augustus 2020 wordt in de chat tussen verdachte en gebruiker [accountnaam 2] weer over
“boli”gesproken en verdachte zegt dan
“En bro heb weer halve boli liggen puur nog”. [8]
In een ander chatgesprek dat is aangetroffen heeft verdachte contact met de onbekend gebleven gebruiker van het account [accountnaam 4]. Verdachte vraagt op 13 november 2020 aan hem
“Neef kan u trouwens aan pillen komen? 30/40k ofzo”, waarop wordt geantwoord dat het pas woensdag klaar kan zijn. [9] Op 16 november 2020 vraagt gebruiker [accountnaam 4] aan verdachte of het woensdag nog doorgaat en hij vraagt verdachte welk stempel hij wil, waarna hij op 17 november 2020 naar verdachte stuurt
“Er staan morgen 40dznd klaar 200netto donald trump stempel”. [10] Verdachte vraagt op 18 november 2020
“Saff neef, kan het gebracht worden maar [adres]?”en hij stuurt enkele minuten later op de vraag of hij een adres heeft
“[adres]”en direct daarna
“Ja zeker neef, ik pak die spullen uit ze auto dan moet ie ff wachten 10min dan breng ik m ze pap”. [11]
Overwegingen en conclusies
De rechtbank acht het op grond van de voornoemde berichten, in onderling verband en samenhang bezien, wettig en overtuigend bewezen dat verdachte ergens in de periode van 10 juli 2020 en 30 juli 2020 in elk geval acht blokken cocaïne naar Frankrijk (en daarmee buiten het grondgebied van Nederland) heeft gebracht en dat hij in die periode ook een hoeveelheid cocaïne voorhanden heeft gehad. Daarnaast acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte in elk geval 40.000 pillen (MDMA en/of amfetamine) heeft verkocht.
De rechtbank heeft geen enkele reden om aan deze conclusies te twijfelen, nu uit alle zich in het dossier bevindende chatgesprekken blijkt dat verdachte een groot deel van zijn tijd bezig was met praten over transacties ten aanzien van harddrugs. De rechtbank leidt uit de gebruikte bewoordingen in de hiervoor bedoelde gevallen af dat die transacties ook daadwerkelijk hebben plaatsgevonden of dat verdachte de cocaïne ook echt voorhanden had.
Feit 2
Op 9 november 2022 is verdachte aangehouden op verdenking van het voorhanden hebben en het overdragen van een vuurwapen en de (voorbereiding) van de handel in verdovende middelen en onder is hem is een mobiele telefoon van het merk iPhone XR in beslag genomen. [12] De politie heeft verdachte geïdentificeerd als de gebruiker van de telefoon en verdachte heeft ter zitting ook verklaard dat hij gebruik heeft gemaakt van de telefoon en het daarop aangetroffen Signalaccount [accountnaam 5]. [13] Op de telefoon werd een Signal chatgesprek van 10 augustus 2022 aangetroffen tussen [accountnaam 5] en de gebruiker [accountnaam 6], die is geïdentificeerd als [medeverdachte]. [14] In het gesprek vraagt verdachte aan [medeverdachte] of hij iets kan met Spaanse haze. [medeverdachte] reageert dat hij er wel mee kan werken als het goed spul is en vraagt naar de prijs en hoe het transport geregeld is. Verdachte zegt daarop dat hij het met zijn contactpersoon zal bespreken en dat de contactpersoon het transport regelt. Vervolgens stuurt verdachte foto’s van de hasj die hij heeft aan [medeverdachte] met de tekst
“dit zijn die spullen”,waarna [medeverdachte] zegt dat hij het er goed vindt uitzien, maar hij wil de foto’s nog doorsturen om te kijken wat iemand anders er van vindt. Ongeveer 10 minuten later stuurt [medeverdachte] dan naar verdachte
“Mijn mattie zegt Top handel dus goed gekeurt”.[medeverdachte] legt voor hoe ze het verder kunnen doen, waarop verdachte reageert met
“Ok top, ik ga nu met hem kijken hoe we gaan doen”.
In een aangetroffen gesprek dat plaatsvond op 9 augustus 2022 stuurt verdachte een afbeelding van een blok hasj naar [medeverdachte], met de tekst
“dit is die criti bro”. [medeverdachte] vraagt vervolgens naar de prijs en kwaliteit en verdachte zegt dan
“Is top ik heb m hier”.[medeverdachte] zegt dat hij wel geïnteresseerd is en zegt
“Miss zo ff oppikken”en even later vraagt [medeverdachte] aan verdachte
“Kan me Matti halen??”. [15]
In de periode van 24 tot en met 27 september 2022 heeft verdachte via zijn Signalaccount [accountnaam 5] weer een gesprek met [accountnaam 6]. [16] Het gesprek begint ermee dat [medeverdachte] zegt
“ik kan 10 boursin Weg doen”waarop verdachte reageert met
“je kan ophalen alvast 5stk”en
“dan kan je daar alvast mee bewegen”.Op 27 september 2022 vraagt verdachte aan [medeverdachte]
“Heeft ie je die afgesproken 10 gegeven?”, waarop [medeverdachte] bevestigend antwoordt. Verdachte heeft ter zitting verklaard dat dit gesprek gaat over tien blokken hasj met een “boursin”-opdruk en dat hij deze tien blokken heeft verkocht. [17]
Overwegingen en conclusies
De rechtbank acht het op grond van de voornoemde berichten, in onderling verband en samenhang bezien, wettig en overtuigend bewezen dat verdachte samen met medeverdachte [medeverdachte] in de periode van 1 augustus 2022 en 9 november 2022 tien blokken hasj heeft verkocht en dat hij in die periode ook een hoeveelheid van een materiaal bevattende hash voorhanden heeft gehad.
3.4.4
Ten aanzien van feit 3
De rechtbank acht op grond van de hierna opgesomde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte een vuurwapen van het type Colt. 45 met patronen voorhanden heeft gehad en heeft overgedragen. Voor wat betreft de overige ten laste gelegde wapens en munitie heeft de verdachte verklaard dat hij deze niet voorhanden heeft gehad en niet heeft overgedragen. De rechtbank kan op basis van berichten in het dossier vaststellen dat verdachte de in de tenlastelegging genoemde wapens en munitie heeft besteld, maar dat hij deze daadwerkelijk voorhanden heeft gehad of heeft overgedragen gekregen kan de rechtbank niet met voldoende zekerheid vaststellen. De rechtbank zal verdachte daarom van dat deel van de tenlastelegging vrijspreken.
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit, voor zover dit betrekking heeft op het voorhanden hebben en overdragen van de Colt. 45 met de bijbehorende patronen, op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank – nu verdachte dit deel van het feit heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit – conform artikel 359, derde lid, laatste volzin Sv, zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen.
1. Het proces-verbaal van de terechtzitting van 16 januari 2024, voor zover inhoudende de bekennende verklaring van verdachte;
2. het proces-verbaal onderzoek fotomateriaal van 24 januari 2023, met proces-verbaalnummer LEFCF22001-169;
3. het proces-verbaal zaaksdossier 02, met nummer LEFCF22001-84, pagina’s 13 en 14.
3.5
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de hiervoor opgegeven bewijsmiddelen waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij in de periode van 10 juli 2020 tot en met 9 november 2022, in Nederland, telkens opzettelijk,
A) buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht (als bedoeld in artikel 1 lid 5 van de Opiumwet), 8 blokken cocaïne, en
B) heeft verkocht 40.000 pillen van een materiaal bevattende MDMA en/of amfetamine, en
C) aanwezig heeft gehad een hoeveelheid cocaïne,
zijnde MDMA en/of amfetamine en cocaïne middelen als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
2.
hij in de periode van 1 augustus 2022 tot en met 9 november 2022, in Nederland,
tezamen en in verenging met een ander, telkens opzettelijk,
B) heeft verkocht 10 blokken hasj, en
C) aanwezig heeft gehad een hoeveelheid van een materiaal bevattende hash,
zijnde hash/hasjiesj een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II;
3.
hij in de periode van 4 januari 2022 tot en met 9 november 2022, in Nederland, een wapen en munitie van categorie III, voorhanden heeft gehad en heeft overgedragen, te weten een (hand)vuurwapen van het merk en type Colt. 45, en een gevulde patroonhouder en/of een of meer losse patronen.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

4.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is strafbaar gesteld in artikel 47 van het Wetboek van Strafrecht (Sr), artikel 10 van de Opiumwet en artikel 55 van de Wet Wapens en Munitie. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezen verklaarde levert op:
feit 1
het misdrijf: opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder A van de Opiumwet gegeven verbod
en
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod
en
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod;
feit 2
het misdrijf: medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod
en
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod;
feit 3
het misdrijf: handelen in strijd met artikel 31, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III
en
handelen in strijd met artikel 31, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.

5.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezen verklaarde feiten.

6.De op te leggen straf of maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van zes jaren, met aftrek van de tijd die hij in voorarrest heeft doorgebracht.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft gesteld dat, gelet op de door hun op onderdelen bepleitte vrijspraak, de bewezenverklaring de door de officier van justitie geëiste straf niet kan rechtvaardigen. De verdediging verzoekt primair de voorlopige hechtenis van verdachte op te heffen op grond van het bepaalde in artikel 67a lid 3 Sv en subsidiair om aan verdachte een gevangenisstraf op te leggen, waarvan het onvoorwaardelijk strafdeel niet groter is dan de tijd die verdachte tot nu toe in voorarrest heeft doorgebracht.
6.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
Verdachte heeft zich bij herhaling schuldig gemaakt aan het opzettelijk voorhanden hebben en handelen in hard- en softdrugs zoals cocaïne, MDMA pillen en hasj. Daarnaast heeft verdachte een vuurwapen met munitie voorhanden gehad en verkocht. Verdachte heeft met zijn handelen een bijdrage geleverd aan het faciliteren en het in stand houden van een afzetmarkt voor hard- en softdrugs. Uit het dossier volgt dat verdachte vrijwel dagelijks deelnam aan encrypted Sky-ECC-chatgesprekken die betrekking hadden op de handel in hard- en softdrugs. Uit de inhoud van de chats blijkt dat verdachte een coördinerende rol had en dat hij op een professionele manier en in georganiseerd verband handelde.
Het motief voor de strafbaarstelling van de handel in verdovende middelen is onder meer gelegen in het maatschappelijk belang van bescherming van de volksgezondheid. Het gebruik van in het bijzonder harddrugs is schadelijk voor de gezondheid en kan bijdragen aan het ontstaan van ernstige ontregeling van het maatschappelijk en mentaal functioneren van personen. De handel in cocaïne wordt bovendien zowel direct als indirect in verband gebracht met vele vormen van (zware) criminaliteit. Dat verdachte ook in het bezit is geweest van een vuurwapen en munitie en deze heeft verkocht, acht de rechtbank dan ook zeer zorgelijk. De rechtbank rekent het verdachte aan dat hij zich van dit alles geen rekenschap heeft gegeven en enkel ten behoeve van zijn eigen financiële gewin heeft gehandeld.
De rechtbank heeft gelet op het strafblad van verdachte van 16 januari 2024, waaruit blijkt dat verdachte eerder met politie en justitie en aanraking is geweest, maar nooit eerder voor druggerelateerde delicten. De rechtbank weegt dit strafblad daarom niet in strafverzwarende zin mee.
Voor wat betreft de persoon van verdachte heeft de rechtbank acht geslagen op het over hem opgemaakte reclasseringsadvies van 5 mei 2023. Uit dit rapport volgt dat verdachte een
uitvoerige justitiële voorgeschiedenis heeft, en dat eerder pogingen vanuit de (gedwongen) hulpverlening niet het gewenste effect hebben gehad. Hoewel verdachte zelf juist een beeld schetst van positieve veranderingen in zijn leven, waarbij hij afstand zou hebben genomen van oude contacten, is gaan samenwonen met zijn partner en een eigen onderneming heeft opgestart, zijn er nog altijd zorgen over het sociale netwerk van verdachte en met name zijn pro-criminele houding. Er zijn meerdere signalen die grote zorgen geven over zijn denk- en leefwijze en de kans op recidive en het is niet mogelijk om beschermende factoren te duiden. De reclassering ziet geen mogelijkheden om met interventies of toezicht de risico's te beperken of het gedrag van verdachte te veranderen en zij adviseren daarom in het geval van een veroordeling een straf zonder bijzondere voorwaarden op te leggen.
De rechtbank is van oordeel dat gelet op de aard en de ernst van de bewezen verklaarde feiten niet anders kan worden gereageerd dan met het opleggen van een forse onvoorwaardelijke gevangenisstraf. De rechtbank acht, alles afwegende, een gevangenisstraf voor de duur van drie jaren, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, passend en geboden. Van een situatie als bedoeld in artikel 67a lid 3 Sv, zoals door de verdediging bepleit, is naar het oordeel van de rechtbank derhalve sprake, zodat het verzoek de voorlopige hechtenis op te heffen wordt afgewezen.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.
6.4
De in beslag genomen voorwerpen
De officier van justitie heeft het standpunt ingenomen dat alle op de beslaglijst vermelde voorwerpen moeten worden verbeurdverklaard.
De raadsman heeft betoogd dat de iPhone XR aan verdachte dient te worden teruggegeven, nu deze ook is gebruikt door de vriendin van verdachte en er veel foto’s op staan die een emotionele waarde vertegenwoordigen. Verdachte heeft ter zitting afstand gedaan van de op de beslaglijst vermelde kentekenplaten.
De rechtbank is van oordeel dat de op de als bijlage bij dit vonnis aangehechte beslaglijst onder de nummers 1, 2, 5, 6, 7, 8 en 9 vermelde GSM-telefoons moeten worden verbeurdverklaard, omdat het voorwerpen betreffen die aan verdachte toebehoren en het voorwerpen betreffen met behulp van welke de feiten zijn begaan of voorbereid. Dat zich op één van de telefoons wellicht foto’s van een ander bevinden, leidt niet tot een ander oordeel.

7.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 33, 33a en 57 Sr.

8.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feiten
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1
het misdrijf:opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder A van de Opiumwet gegeven verbod
en
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod
en
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod;
feit 2
het misdrijf:medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod
en
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod;
feit 3
het misdrijf:handelen in strijd met artikel 31, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III
en
handelen in strijd met artikel 31, eerste lid, van de Wet wapens en munitie;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder 1, 2 en 3 bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
3 (drie) jaren;
- bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
de in beslag genomen voorwerpen
- verklaart verbeurd de als bijlage bij dit vonnis aangehechte beslaglijst genoemde GSM-telefoons onder de nummers 1, 2, 5, 6, 7, 8 en 9.
Dit vonnis is gewezen door, mr. M. Melaard voorzitter, mr. S.K. Huisman en
mr. M.J.A.L. Beljaars, rechters, in tegenwoordigheid van mr. H.J. Seuters, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 30 januari 2024.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de Landelijke Eenheid, onderzoek 26Nailsea met onderzoeksnummer LEFCF22001. Tenzij anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
2.Het proces-verbaal van identificatie [verdachte] als gebruiker van Sky-ID [accountnaam 1], pagina’s 11 tot en met 16 van het persoonsdossier [verdachte].
3.Proces-verbaal zaaksdossier 01, met nummer LEFCF22001-9, pagina’s 5, 6 en 7.
4.Proces-verbaal zaaksdossier 01, met nummer LEFCF22001-9, pagina 5.
5.Proces-verbaal zaaksdossier 01, met nummer LEFCF22001-9, pagina 14.
6.Proces-verbaal zaaksdossier 01, met nummer LEFCF22001-9, pagina 5.
7.Het proces-verbaal zaaksdossier 01, met nummer LEFCF22001-9, pagina 12.
8.Het proces-verbaal zaaksdossier 01, met nummer LEFCF22001-9, pagina 13.
9.Het proces-verbaal zaaksdossier 01, met nummer LEFCF22001-9, pagina 19.
10.Het proces-verbaal zaaksdossier 01, met nummer LEFCF22001-9, pagina 19.
11.Het proces-verbaal zaaksdossier 01, met nummer LEFCF22001-9, pagina 20.
12.Het proces-verbaal van bevindingen verantwoording inbeslagname iPhone XR
13.Proces-verbaalnummer LEFCF22001- 137, betreffende identificatie telefoon PL095-1.001, pagina’s 1 tot en met 3; Het proces-verbaal van de terechtzitting van 16 januari 2024, inhoudende de verklaring van verdachte.
14.Het proces-verbaal van bevindingen identificatie [accountnaam 6], pagina’s 4 t/m 7 van het persoonsdossier [medeverdachte].
15.Het proces-verbaal zaaksdossier 04, met nummer LEFCF22001-132, pagina 9.
16.Het proces-verbaal zaaksdossier 04, met nummer LEFCF22001-132, pagina’s 10 t/m 12.
17.Het proces-verbaal van de terechtzitting van 16 januari 2024, inhoudende de verklaring van verdachte.